FEUILLETON HET NIEUWE BEDRIJF. WOENSDAG 3 OCTOBER 1928 HELING VAN EEN MOTORFIETS OVERTREDING VAN DE LEERPLICHTWET MOTOR A ANRIJ DING UITSPRAKEN ROTT. RECHTBANK VAN BUR1NK STAAT TERECHT ZT.JN ORDEVERSTORING IN DEN GEMEENTERAAD „Een voorwaardelijke veroordeeling kan ik niet dulden, want ik sta boven alle critiek", zeg; verdachte In -de zitting van den Gemeenteraad van Rotterdam op 2? Maart 1928, deed Ue loco- burgemeester, mr. A. de Jong, als voorzitter van den Raad, bet voorstel, het communisti sche raadslid G. van Burink, voor dien dag den toegang tot de raadszaal te ontzeggen. Het voorstel werd door den Raad aangenomen, maar de heer van Burink wilde niet. heen gaan ondanks de herhaalde aanmaningen van mr. de Jong. De voorzitter heeft daarop tegen ■het communistische raadslid een aanklacht in gediend. De dagvaarding. De Rotterdamsche Rechtbank heeft nu gister middag de strafzaak behandeld tegen het 37- jarige communistische gemeenteraadslid G. v. Burink, wien ten laste was gelegd, dat liij op 29 Maart, toen hij als lid van den Raad der Gemeente Rotterdam, een openbare vergade ring van dien raad bijwoonde, opzettelijk door het verwekken van wanorde en het maken van gedruisch, die geoorloofde openbare raadsver gadering heeft gestoord, en aldaar ter plaatse, alwaar de burgemeester, de secretaris en de leden van den raad der gemeente Rotterdam als ambtenaren in het openbaar in de recht matige uitoefening hunner bedieningen werk zaam waren, opschudding heeft veroorzaakt en na het door den burgemeester gegeven bevel zich niet heeft verwijderd, door opzettelijk, toen een door hem, verdachte en het raadslid van der Dungen ingediende motie, luidende: „De raad der gemeente Rotterdam besluit geen werkloozen naar huiten te sturen, indien niet vaststaat dat voor het werk dier werkloozen ten minste 75 ets. per uur wordt betaald" niet •werd ondersteund en dus geen onderwerp van beraadslaging kon uitmaken, zeer luid te in- terrumpeeren, te schreeuwen en te schelden en daarmede door te gaan, hoewel hij herhaal delijk door den voorzitter tot de orde werd geroepen en door vervolgens, toen de voorzit ter naar aanleiding van het feit, dat hij, ver dachte, niet wilde terugnemen, „dat de Rotter damsche Raad geen respect had", bij den raad het voorstel in stemming bracht om verdachte den toegang tot en het verblijf ln de raadzaal en de daarbij behoorende localiteiten voor den 29sten Maart 1928 te ontzeggen, luid te schel den, te schreeuwen en te Interrumpeeren, zoo dat de leden van dien raad en de voorzitter hun stem niet anders verstaanbaar konden maken dan door stemverheffing en sommige le den ter uitbrenging van hun stem naar den voorzitter en secretaris toekwamen en de se cretaris zeer veel moeite had de uitgebrachte stemmen op te nemen en door vervolgens, toen dit voorstel door den raad was aangenomen, zich niet onmiddellijk te verwijderen, nadat de voorzitter hem herhaaldelijk had gelast zich uit de Raadszaal en de daarbij behoorende loca liteiten te verwijderen, maar is blijven zitten, zelfs nadat de voorzitter de vergadering had geschorst. Als getuigen waren gedagvaard mr. A. de Jong, wrn. burgemeester; mr. M. Smeding, ge meentesecretaris; de raadsleden mr. J. Dutilh, mr. W. F. C. Baars en mr. L. A. Doneker; ver der de agenten van politie G. Alderluste en G. van Nieuwpoort. De verdediger was mr. J. J. Fokma. Het verhoor van verdachte. De president mT. Canes ging de dagvaarding na en vroeg aan verdachte of hij accoord kon gaan met hetgeen hem ten laste was gelegd. De verdachte zeide, dat het niet heelemaai juist, maar ook niet heelemaai onjuist was Hij gaf toe dat hij meermalen luid had ge ïnterrumpeerd. Maar dat hij geschreeuwd had, daarmede kon hij zich niet verecnigen. De president: U Is toch tot de orde geroepen? Verdachte meende wel tot de orde te zijn geroepen, doch waarom wist hij niet. Hij had zijn plicht als raadslid gedaan. Maar het is nu eenmaal een feit, zoo zeide hij, dat men mij altijd heel anders behandelt dan de overige raadsleden. De woorden: de Rotterdamsche Raad heeft geen respect, deze heeft hij gebruikt. Daarop volgde het voorstel van den voorzitter, als in de dagvaarding staat vermeld, toen verdachte weigerde deze woorden in te trekken. De president: Heeft u toen luid geschreeuwd? Verdachte: Wat verstaat u onder schreeu wen? Ik heb niet anders dan luid gesproken. Zooals ik heb gesproken, spreek ik altijd. De president zeide dat hij niet begreep, waarom verdachte dit niet erkende. Spr. deed voorlezing van hetgeen verdachte zelf daarover had gezegd. Verdachte maakte de opmerking hier niet gebonden te zijn aan hetgeen hij in den Raad zegt of doet. Verantwoording aldus verdacht? ben ik alleen schuldig aan mijn kiezers. Tenslotte gaf verdachte toe hetgeen in de dagvaarding stond. Ret getuigenverhoor. Ais eerste getuige werd gehoord mr. A. de Jo«g. Spr. gaf een uitvoerig relaas van het ge- behrde op 29 Maart j.l. en zeide dat hij ver dachte driemaal tot de orde heeft moeten roepen. Even later maakte hij echter het raads lid Dijk voor leugenaar uit. Als voorzitter van den Raad heeft getuige van verdachte geëischt het woord „leugenaar" terug te ne men. Hij heeft het woord leugenaar terugge nomen, doch even later zeide hij, dat de Rot terdamsche Raad geen respect heeft. Daarna Is de zaak verloopen, gelijk bekend is, maar verdachte is niet door de politie verwijderd, zooals hier en daar in de kranten gezegd 16 Op een vraag van het O.M. waargenomen door mr. E. D. H. Schutter, zeide mr. de Jong, dat zijn optreden verhand houdt met de be paalde woorden, zoowel als met het voorgaand gedrag van verdachte. Als tweede getuige werd gehoerd mr. M. Smeding, gemeentesecretaris. Deze zeide dat het dien dag zeer rumoerig was geweest in den Raad. Op de vraag van den president: of het ru moeriger was geweest dan andere zittingen, antwoordde getuige bevestigend. Hij gebruikte woorden cu uitlatingen tegen bekende sociaal democraten die niet te pas kwamen. De voor zitter van den Raad heeft hem herhaaldelijk tot de orde geroepen, doch verdachte heeft zoo staan schreeuwen, dat niemand zich meer ver staanbaar kon maken. Als derde getuige werd gehoord mr. W. F. C. Baars. President: U was op 29 Maart tegenwoordig? Getuige antwoordde bevestigend. President: Voor dat de motie ter sprake kwam, was verdachte toen ai mmoerig. Getuige verlriaaAle dat verdachte kort vóór het voorstel in stemming werd gebracht ai zeer druk was. President: Waarin bestond het rumoer? Getuige: Geschreeuw, voortdurend inter rumpeeren. Verdachte was zeer heftig en opge wonden. President: Was hij heftiger dan anders? Getuige zeide dat verdachte zich zoo hinder lijk had gedragen, dat de leden elkaar niet meer konden verstaan. De vierde getuige was mr. J. Dutilh. Deze verklaarde dat verdachte gedruisch heeft ge maakt met luid te schreeuwen. Het was een zeer stormachtige avond, die steeds in kracht toenam. Als laatste getuige werd gehoord mr. L. A. Doneker. President: Hoe was daar de atmosfeer? Getuige: Zeer spannend. Het incident, zooals altijd gebeurt, werd uitgelokt door verdachte. President: Was het een meer dan gewoon Incident? Getuige deed hierop een omstandig relaas van het gebeurde. Verdachte: Ik kan niets verstaan, mijnheer de president. De president zeide verdachte iets dichter bij te komen. Verdachte zeide niet te zuilen uitweiden over hetgeen de heer Doneker naar voren heeft gebracht, want dan zou hij komen op politiek terrein en dat is hier natuurlijk verboden. President: Hebt u nog iets te zeggen? Verdachte: Neen, dat vecht ik bij eei: andere gelegenheid met den heer Doneker wel uit. De officier, mr. E. D. H. Schutter, requisitoir nemend, vulde de dagvaarding nog iets aan, n.-l. door zijn bedreiging den geregelden gang van zaken heeft belemmerd. President: Erkent u dit 1 Verdachte zeide hierop niet te kunnen in gaan. De houding der S.D.A.P. heeft de rel opgezet-, zij vormen den ondergrond van alles. President: U is daar toch te keer gegaan Verdachte: Ik heb niets buitengewoons ge daan. Zoodra wanneer er in onzen Raad een voorzitter is, die onpartijdig optreedt, dan gaat de zaak goed en dan gebeurt er niets. Maar als ik mijn mond open d-oe, dan grijpt de voor zitter ai naar den hamer. President: De voor en tegen stemmen kon den niet worden opgenomen. Dan hebt u toch gestoord Verdachte zeide, dat er wel een regelmatige stemming is geweest, want juist op grond van deze „regelmatige" stemming wilde men hem verwijderen. De officier van het O.M. hield hierna een juridische beschouwing, die voor het publiek nu niet zoo heel gemakkelijk te volgen was. Spr. had zijn dagvaarding opgebouwd op de artikelen 144 en 185 van het Wetboek van Strafrecht. Hij ging na of een Raadsvergade ring wel openbaar was. Of de raadsleden amb tenaren zijn. Of ook de burgemeester onder ambtenaren kan worden gerekend en zeide ten slotte, dat men hier te doen had met een principieels zaak en eischte een boete van 50 cents. Do verdediger mr. J. J. Fokma, heeft hierna het gebeurde nog eens ln kleuren en geuren besproken. Ook hij hield een juridische be schouwing en haalde meerdere hooggeleerde schrijvers aan, die op de immuniteit (onschend baarheid) wezen van een gemeenteraadslid. Verdachte is z.i. niet vervolgbaar voor hetgeen hij in den Raad uitbrengt. Art. 144 is volgens spr. juist geschreven ter bescherming. Niet het openbaar Recht, maar de orde werd ge schonden. De straf voor verdachte is derhalve onvereenigbaar met de immuniteit. Men be hoort wel degelijk onderscheid te maken. De vraag zal komen: moet de burgemeester dan alles over zijn kant geven hetgeen de raads leden zeggen. Dat er geen verantwoordelijkheid bestaat tegenover den strafrechter wil nog niet zeggen, dat er geen andere maatregelen kun nen getroffen worden. Resumeerend zeide spr, dat èn de immuniteit èn de historie geen strafrechterlijke aansprake lijkheid geven. Mocht de Rechtbank deze mee ning niet deelen, dan wil pleiter er nog op wijzen, dat verdachte niet wist een straf baar feit te hebben gepleegd en vroeg een voor waardelijke straf. Na re- en dupliek werd het weord gegeven aan verdachte. Spr. zeide, dat hij feitelijk zelf de zaak aanhangig heeft gemaakt. De zaak moet nu eindelijk eens .uitgemaakt worden of de burgemeester wel het recht heeft aldus op te treden. Men wil mij nu straffen, omdat ik lieh gescholden en geschreeuwd. De officier van Justitie zegt dat men onder opschudding niet alleen „leven" behoeft te verstaan. Ook wanneer men de oorzaak is van rumoer. Wan neer dat waar is, aldus spr., dan hadden de leden van de S.D.A.P. hier in het strafbankje moeten zitten. Aan de han 1 van het stenogra fische verslag van de zitting van 29 Maart j.l. zeide spr. lang niet zoo erg geïnterrumpeerd' te hebben, als men we] aangeeft, althans niet in het begin. Nogmaals, zoo zeide spr., ik heb niet gescholden en wil ook niet hebben, dat men dit van mij zegt. Maar. nu mij ten slotte is gebleken, dat men deze zaak zuiver juridisch heeft opgevat, heb ik geen aanleiding verder op het een en ander in te gaan. Ik zal in den Raad spreken, aldus verdachte, zooals mijn kiezers dat wenschen Ik spreek nu eenmaal hard en als de officier meent, dat dit schreeuwen is en mij daarvoor wil vervol gen, nu dan geloof ik nog dikwijls hier te zul len staan. Een voorwaardelijke veroordeeling. kan ik natuurlijk niet dulden, want ik sta hoven alle critiek. Trouwens veronderstel, dat ik mijn speech, die ik in den Gemeenteraad wil houden, eerst zou moeten gekeurd worden door man nen b.v. van het Leger des Heils. Hierna werd de zittin gesloten. Uitspraak over 14 dagen. In een uitgestelde zaak van J. T. A. N„ 30 jaar, chauffeur, gedetineerd uit anderen hoofde, die zich te verantwoorden had terzake van heiing van een motorrijwiel heeft het O.M., waargenomen door mr. C. F. J. Gombault 1 jaar gevangenisstraf geëischt. De motorfiets bleök ontvreemd te zijn ten nadeele van A. Mook, die deze op het Hofpis.n even onbeheerd had laten staan. Een onbeken de man had verdachte gevraagd, of hij niet „een gaatje" wist voor deze motorfiets, en samen met dezen bad verdachte hef rijwiel verkocht. Hij ontkende geweten te hebben, dat de motorfiets van diefstal afkomstig was Mr. C. Lourens, als verdediger optredend, vroeg vrijspraak bij gebrek aan bewijs. In een zaak van N. de W„ 50 jaar, bode te Gouda, appèllant van een vonnis van den kan tonrechter te Gouda, waarbij hij wegens over treding van de leerplichtwet was veroordeeld tot 10 dagen hechtenis, heeft het O.M., waar genomen door mr. J. G. Holsteyn, vernietiging gevraagd van het vonnis en een hechtenisstraf van 7 dagen geëischt. Het bleek, dat verdachte vader van 12 kinderen, waarvan er nog 6 thuis zijn zijn 13-jarig dochtertje ongeveer de geheele maand Mei van school heeft thuisgehouden. Verdachte is reeds drie malen terzake overtreding van de leerplichtwet veroordeeld. De oorzaak van het thuishouden van het kind zou gelegen zijn in den kwakkelenden gezondheidstoestand van de vrouw. De man had een bodedienst, was dus den geheelen dag van huis. De vrouw moest rust houden, maar verdacihte dreef ook een aardappelzaak, en als moeder aardappels rond bracht, dan moest 'net meisje op de kleinere kinderen passen. De huisdokter van verdachte verklaarde, dat de vrouw in de maanden April en Mei rust moest honden. Het O M. merkte in zijn requisitoir op, dat op de overtreding van de leerplichtwet een maximum hechten isstraf van 7 dagen is gesteld, zoodat geen straf van 10 dagen kon worden opgelegd. De verdediger, mr. L. A. Donker, meende dat er voor verdachte een geldige reden was ge weest om zijn dochtertje van school te houden en pleitte ontslag van rechtsvervolging en in dien de rechtbank van oordeel was dat ver dachte moest worden gestraft, verzocht pleitet oplegging van een clementere straf. Da 21-jarige leerling-marconist J. R. had op 6 Mei te Nieuwenhoorn met zijn motorfiets den wielrijder L. Bergen aangereden, die juist van de linker, naar de rechterzijde van den weg was overgestoken. De kantonrechter had ver dachte tot 1 boete subs. 1 dag hechtenis ver oordeeld Hij was van dit vonnis in appèl ge gaan, niet om de boete, maar om bij vrijspraak den fietser te kunnen aanspreken voor schade vergoeding; hij had n.l. tengevolge van die aan rijding een schedelbreuk bekomen en was een maand verpleegd moeten worden. Na het hooren van getuigen, vroeg het O.M., van oordeel dat verdachte niet verder naar links had kunnen uithalen hij het passeeren van den wielrijder, vernietiging van het vonnis van den kantonrechter en verdaehte's vrijspraak. EEN V ER 'i EET A CH TIG F S PO R WEG- W ACHTERES De spoorwegwaohteres A. T„ 55 jaar. huis vrouw van T. J. A. had op 19 Januari de boomen van den overweg aan den MaassluLcuen dijk bij Vlaardingen vergeten te sluiten met het gevolg dat de trein, die op tijd was door den machinist voor de geopende hekkeu tot stilstand werd gebracht, omdat deze het verzuim had ontdekt en tevens had gezien dat een auto na derde. De spoorweg-wachteres was door den kantonrechter veroordeeld, en in hooger beroep had do reehtbaiiK het vonnis bewestigd. Dit von nis was bij verstek gewezen en nu was verdachte in verzet gekomen. Als gemachtigde van ver- dachte trad thans op mr. C. M. J. V, itlock, die namens verdachte de in de dagvaarding gestelde feilen toegaf, doch zich heriep op overmacht. Gemachtigde wees op de dwaze bepaling in i>t. 7 der spoorwegwet, waarin den spoorwegover- wegwachters wordt voorgeschreven, dat 3 minu ten voor de aankomst van een trein <'J overweg moet worden gesloten. Deze bepaling is niet meer in overeenstemming te brengt n met de eisohen van het moderne verkeer. Op drukke wegen waar veel verkeer piaats heefen waar ook veel treinen voorbij gaan kan men niet den overweg telkens 3 minuten voor het passeeren van een trein, sluiten, zonder het overige ver keer geheel te desorganiseereu. Daarbij wordt voorgeschreven, dat voor de sluiting niet ge wacht kan worden op een kloksignaai maar dat gesloten moet worden 3 minuten voor den officieelen tijd in de dienstregeling. De overwegwachters, die hef belang van het overige verkeer beseffen zijn dus altijd in over treding en daarom dringen zij er op aan dat dit artikel zoo zal worden gewijzigd, dat de hekken „tijdig" moeten worden gesloten. De overmacht in dit geval bestond hierin, dat de overweg slechts 1300 Meter van het station verwijderd is. Ais de trein vertrekt wordt een kloksignaai gegeven, maar reeds 2 minuten later is de trein aan den overweg, zoodat het niet mogelijk is de overweg 3 minuten te voren te sluiten. Het O.M. waargenomen door mr. J. G. Hol- stein meende, dat deze zaak zich slecht leent voor een principieele beslissing. Het beroep op overmacht gaat niet op omdat verdachte zelf verklaard heeft tegen de politie, dat zij den trein geheel vergeten had. Het O.M. vroeg be vestiging van het vonnis. De rèoiilbank heeft veroordeeld; J. J. M., 32 jaar, reiziger, wegens oplichting van M. Noordergraaf, wien hij een boterwijk zou overdoen, waarbij hij in strijd met de waarheid, had opgegeven dat hij wel 150 klanten had en wekelijks 150 pond boter sleet, wat een netto winst zou opleveren van 30.— per week, to-t 5 maanden gevangenisstraf. Dezelfde wegens verduistering van een hand» wagen, die hij van J. v. Vliet in bruikleen had, doch dien hij tegelijk met de boterwijk had ver kocht tot 1 maand gevangenisstraf. J. A. C. de V., 26 jaar, opltooper, wegens heling van eenige blokken soldeertin tot 200 boete subs, 40 dagen gevangenisstraf. H. H., 30 jaar, riethewerker, wegens diefstal van een bankbiljet van 10.uit het kantoortje van den mandenmaker A. Toepoel, tot 2 maan den gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. In de zaken van C. v. R., winkelier en H. P, B„ winkelier, appellanten van vonnissen vau den kantonrechter waarbij zij wegens overtre ding van de verordening op de winkelsluiting overtreding van de Zondagssluiting waren ver oordeeld tot geldboete, heeft de rechtbank het vonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende ver. dachten ontslagen van rechtsvervolging, wegens onverbindbaarheid der verordening. Een industrie- en boerenvertelling uit Munsterland door AUG. WIBBELT, Pr. (Uit 't Munsterlandsch dialekt vertaald) 15. Net of er zes man staan te dorschen, meende Bulters. Maar haar vader vond 't lang nog niet genoeg; hij stond achter in 'n hoek voortdurend haar aan te hitsen„Sterker meer vuur meer furie goed zoo! Nog wat meer En hij hitste haar zoodanig op, dat ze op 't laatst spuwde en schuimde van woede en mevrouw de kreizcommissarls zeide: Deze uitbeelding overschrijdt toch de fij ne grenzen der ware kunst; Hermine be- heerscht zich zelf beter. Maar dat beteekende allemaal nog niemendal! Dat was nog niks! Maar toen het voetvolk optrad en de veldslag begon mensehenkinderen, wat ging 't d'r van langs! De koster was de aanvoerder, hij sprong in 't rond ais een krekel en riep voortdurend: „Hoera! Voorwaars, marscli!" Wat ze eigen lijk moesten doen, wisten ze niet precies; dok ter Kruis had hun gezegd, dat ze, zoo natuur lijk mogelijk, slag moesten leveren en dap per zich gedragen en dat 't voornamelijk tegem de Maagd ging. Nu, 't ging natuurlijk, gewel dig natuurlijk, ze sloegen elkaar op de koppen dat 't zoo bonsde. Sommigen werden inderdaad' woedend en des te natuurlijker werd de zaak. Daar kwam de Maagd van Orleans en nu bereikte de natuurlijkheid haar toppunt. Her mine kreeg links en rechts op haar zilveren pantser, zoodat 't in 'n minimum van tijd in flarden aan haar lichaam hing. Zij zelf dorsch- te met haar zwaard ook flink eT op los, maar dat zwaard was van bordpapier en in 'n mini mum van tijd aan stukken, 't Ging er zoo wild van langs, dat geen mensch meer wist, wie nu Eigenlijk vijanden en vrienden waren. De kreizcommissaris en z'n eega zaten ver stijfd van schrik en wisten niet, wat ze zagen, opeens begon mevrouw te schreeuwen: Om Gods wil! Dat is oproer! Politie, po litie! De zaal daverde van 't lachen en gillen, zoodat geen mensch z'n eigen woorden meer Jferstaan kon. Leeraar Huduppel wilde de orde herstellen, sprong daarom 't tooneel af en riep: Menschen! Mensehen! maar jawel, de aartsbisschop kreeg ook 'n pak ransel. Toen viel 't scherm en dokter Kruis lag in 'n hoek z'n eigen dood te lachen. Nou, nou! zei vrouw Boom tegen Engel, toen ze samen naar huis gingen, 't is toch geen gekheid comedie te moeten spelen. Ik dee 't voor geen geld van de wereld! Zooveel slaag heb ik niet eens van mijn man zaliger gekre gen, toen ie nog leefde. Heb je ook gemerkt, Engel, dat de dokter dronken was? Vrouw Boom, zei Engel, geloof maar, dat 't me pijn doet tot ln mijn hart; 't is diep- treurig maar de binnenste kern is nog goed. Het verwondert me, dat je d'r zoo kalm bij blijft, Engel! Ik dacht, dat je hem wel eens geducht de waarheid zoudt zeggen. Engel bleef staan en zeide plechtstatig: Vrouw Boom, ik wil je één ding zeggen: Ik heb besloten, hem te redden! Maar nu zwijg en zeg geen woord meer! Tot ln de woestijn zal ik dit schaap volgen maar zonder eenig vertoon, vrouw Boom, 't zijn inwendige aange legenheden! De boeren zaten bij elkaar en dronken n glas. 'n Mooi stukkie, zei Bulters, jammer, dat 't zoo gauw uit was. Mijn Mina had zich zoo mooi opgetakeld en nou is ze heelemaai niet op de planken geweest. Wie heit *t nou gewonnen? vroeg Holl, de Engelschen of de Franschen? Dat is 't 'm juist! riep Bolters, dat heb ben ze heelemaai niet afgewacht Da dorpsschout zette 'n hoogen borst op. Zeg maar gerust, dat de Engelschen het gewonnen hebben, want Louis stond aan hun kant. Hij heeft z'n eigen goed gehouden, zei Holbrink, maar onze Alex is ook 'n pracht kerel ik had 't heelemaai niet achter hem gezocht. En Ik dan! riep dokter Kruis, die juist binnenkwam en ergens op 'n stoel neerviel. Jandorie, 't was fameus! Daarop moeten we champagne drinken! Louis, kom hier, je ouwe heer heeft d'r niets tegen, hij lust ze zelf ook graag! v Na afloop gingen Louis en z'n vader gearmd naar huis en Louis lalde voortdurend over de jonge koningin. Wacht maar, zei de dorps schout, zij z-zal je vr-vrouw worden L-louis! Terzelfder tijd lag Alex te bed en sliep en droomde van dezelfde jonge koningin. Als 'n roosje stak haar lief kopje boven den blauwen mantel uit en ze knikte hem toe en wenkte, en Alex wilde naar haar toe en viel het bed uit. XIII. ROZETUIL De pastoor en de kapelaan liepen op en neer in den pastorie-tuin. Over den muur ke ken de lindeboomen, die om de kerk stonden, en strooiden hun gele bloesems op 't tuinpad en geurden zoo lekker, dat de groote boonen, die ook in bloei stonden, ternauwernood er tegen aan konden. En daarbij scheen de Juni zon zoo heerlijk, alsof ze de heele wereld ver gulden wilde. Maar de beide geestelijken had den geen oog voor al die pracht; want ze had den het hoofd vol ernstige gedachten en het hart vol zorgen. lederen dag komt er meer vreemd volk in 't dorp, 'klaagde de pastoor, en daar zijn er bij, die zich om God of Godsdienst niet bekom meren. De jonge lui sluiten zich bij die slechte elementen aan en gaan Zondags niet meer naar de kerk. En gedronken wordt er tot diep in den nacht 't is 'n ellende! De kapelaan trok aan z'n lange pijp U hebt gelijk, maar 't wordt nog erger, hoe meer groeven we hier krijgen. Dit is nog maar 't begin. Wacht nog maar 'ns 'n poosje! Verleden Zondag, begon de pastoor weer, moest ik nog laat naar 'n zieke toe de oude Haspel maakt 't niet lang meer en toen ben ik met het H. Sacrament twee dronken mannen tegen gekomen, die gewoonweg in de goot lagen. 't Wordt nog erger, mijnbeer pastoor, hoe meer groeven we krijgen. Ja maar, krijgen we er dan nog meer? Nog veel meer! De oude Bulters heeft nu ook 'n stuk grond vrijgegeven voor stron- tianiet-delving, maar onder betere voorwaar den dan de dovpsschout. Dl© beeft z'n eigen laten beetnemen. Maar dat is nog niets! Nu willen ze zelfs de boeren dwingen en dan be gint 't pas goed! U zult nog wat beleven, hoo- ge loonen en bandeloos leven! En als de boe ren nu maar profiteerden van de winst! Maar jawel, die steken anderen in d'r zak, ruinee ren den grond en als alles er uitgezogen is, trekken ze af! Dwingen? Wie kan de boeren daartoe dwingen? De pastoor schoof z'n calotje mis troostig heen en weer en keek den kapelaan aan. Deze trok 'n ernstig gezicht, wat anders bij hem geen mode was. Ik ben er 'ns voor gaan zitten en heb het wetboek van mijnbouw 'n beetje bestudeerd. Volgens de Pruisische wetgeving zijn mijn- bouwTechteHjke mineralen: metalen, zout en lnflammabillën. Daarvoor bestaat vrijheid van delving, dat wil zeggen: de staat geeft de con cessie (als de concessieaanvraag bewilligd 3?ordt), ?elfs tegen den yll jan gen grond- eigenaar in. Deze moet eenvoudig, of hij wil of niet, hij moet laten delven, als genoemde mineralen zich in den grond bevinden. Tot dit soort mineralen behoort niet strontianiet, maar wel het zwavelkies en nu zeggen ze, dat ze dat hier gevonden hebben. Zoo zit de zaak. De pastoor bleef staan en sloeg z'n oogen ten hemel. Ook dat nog! Ach, die wereld, die wereld! Zwavelkies wordt hier gevonden in het strontianiet, zei de kapelaan, dat weet ik al lang. Ik heb dat goedje dikwijls genoeg aan de steenen zien glinsteren, dat duivelsgoedje. Nou, nou, kapelaan! Ja, mijnheer pastoor, duivelsgoedje ik zeg 't nog eens. 't Is d'r, dat valt niet te ont kennen, maar ik heb altijd gedacht in niet noe menswaardige hoeveelheid, en ik geloof 't ook nu nog, Hij trok weer aan z'n pijp. lil elk geval moeten de boeren eerst maar daartegen pe- titloneeren en 'n grondig onderzoek eischen. Ik zal toch eens met den burgemeester erover spreken. Ja de burgemeester! hoofdschudde de pastoor, met zijn tooneelvoorstelling nee, nee! Die menschen, die menschen! Nu meest de kapelaan toch lachen. Dat was fameus! De koster heeft 't me haarfijn verteld en de burgemeester heeft me ook zijn leed geklaagd. Denk toch eens aan, de Maagd van Orleans pruilt en mevrouw is zoö kwaad als 'n spin! De arme burgemeester is bij den kreizcommissaris aan huis geweest en werd nog niet eens binnengelaten, omdat de dames migraine hadden. Dat is niet goed voor 'm, zei de pastoor, hij moest zich kalm houden en niet zulke malle dingen op touw zetten. Bij die gelegenheid is er ook weer veel gedronken en Louis kan 't al bijna even goed als z'n vader. Nee, nee! Waar moet dat heen? Louis heb ik eens goed onder handen genomen, mijnheer pastoor, en geducht de waarheid gezegd. Dat wordt op den duur n bengel, loopt met den hoofdopzichter en is al druk aan 't vrijen. Ja zeker, onderbrak hem de pastoor, hij loopt Agnes Maasman na en Jeanne beweert, dat ze dat heel graag heeft en zoo vriendelijk tegen hem lacht. Jeanne, die moet d'r snavel maar houden, mijnheer pastoor! Zou Agnes dan geen vroe- geren schoolkameraad mogen groeten? Lachen tegen hem? Nu ja, alle menschen hebben God zij dank niet zoo'n azijngezicüt als Jeanne. Stil toch! Spreek niet zoo luid, kapelaan! Och wat, laat ze 't voor mijn part hooren! Nee, voor Agnes ben ik niet bang, die heeft geen kwaad in d'r hartje en dweept voorlooplg met haar Révéremde Mère, die ze om de veer tien dagen '11 langen brief schrijft. En dat is haar van harte gegund. Juist dienzelfden namiddag zat Agues in den tuin in het kamperfoelie-prieeltje en schreef: „Zeergeëerde waarde moeder! Dage lijks denk ik terug aan het liffve klooster en ile heerlijke uren, die ik daar heb doorge bracht en aan al het goede, dat de goede zus ters, en in 't bijzonder u, Eerwaarde moeder, mij bewezen bebben. Dikwijls bekruipt mij heimwee naar den vrede der heilige eenzaam heid en ais mijn dierbare ouders er niet meer waren, dan zou de ijdele wereld met haar ge- noegens mij niet kunnen vasthouden. Verleden Zondag heb ik hier meegespeeld bij de opvoe ring van de Maagd van Orleans. Helaas deden zich op 't einde zeer storende misverstanden voor. Aan muziek heb ik tot nu toe nog niet \eel gedaan, maar ik zal van nu af vlijtig zijn en mama vragen, of ik weer mot viool-be geleiding spelen mag, namelijk mei Opeens hield ze op met schrijven en keek met haar vroolijke, blauwe kijkers in de hoog te, waar tusschen de dunne takjes de kamper foelie-bloemen hingen. Ze is zoo penible, dacht ze en streek de kroesharen weg, die langs haar gezicht geval len waren. Hoe zal ze dat wel opnemen? Ach, daar steekt toch niks geen kwaad in! Ze schreef weer: Met een jeugdvriend, met wieu ik vroeger reeds veel gemusiceerd heb. Wij hebben tegelijk onze eerste H. Communie gedaan. Ziezoo, dacht ze, nu zal ze wol niets er tegen hebben. Ze doopte weer in, maar voordai ze weer aan 't schrijven ging, gleed 'n schaduw over haar gezichtje, net alsof 'n wolkje voor d zon voor bijtrekt. Hij is tot nu toe nog niet oij ons ge weest, dat is eigenlijk onbeleefd. Nu lachte ze weer, het wolkje was weg. Maar wat /.ag hij er leuk uit op 't tooneel met dat snorretje! Weer lachte ze. En Louis met z'n rozen zoo u naus- worst! O, ais m'n vriendinnen in het pensio naat dat eens wisten! Die zouden het reuze- interessant. vinden Nu trok ze d'r neus 'a beetje op, alsof ze wilde spotten Die burge meester, die spreekt ook even gemaakt :t is waar hij is zeer beleefd en vriendelijk. En juffrouw Hansworst, de Maagd van Orleans. Ze lachte zoo helder als 'n zilverkb kje. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 12