FEUILLETON
HET NIEUWE BEDRIJF.
WOENSDAG 3 OCTOBER 1928
HELING VAN EEN MOTORFIETS
OVERTREDING VAN DE
LEERPLICHTWET
MOTOR A ANRIJ DING
UITSPRAKEN
ROTT. RECHTBANK
VAN BUR1NK STAAT TERECHT
ZT.JN ORDEVERSTORING IN DEN
GEMEENTERAAD
„Een voorwaardelijke veroordeeling
kan ik niet dulden, want ik sta
boven alle critiek", zeg;
verdachte
In -de zitting van den Gemeenteraad van
Rotterdam op 2? Maart 1928, deed Ue loco-
burgemeester, mr. A. de Jong, als voorzitter
van den Raad, bet voorstel, het communisti
sche raadslid G. van Burink, voor dien dag
den toegang tot de raadszaal te ontzeggen.
Het voorstel werd door den Raad aangenomen,
maar de heer van Burink wilde niet. heen
gaan ondanks de herhaalde aanmaningen van
mr. de Jong. De voorzitter heeft daarop tegen
■het communistische raadslid een aanklacht in
gediend.
De dagvaarding.
De Rotterdamsche Rechtbank heeft nu gister
middag de strafzaak behandeld tegen het 37-
jarige communistische gemeenteraadslid G. v.
Burink, wien ten laste was gelegd, dat liij op
29 Maart, toen hij als lid van den Raad der
Gemeente Rotterdam, een openbare vergade
ring van dien raad bijwoonde, opzettelijk door
het verwekken van wanorde en het maken van
gedruisch, die geoorloofde openbare raadsver
gadering heeft gestoord, en aldaar ter plaatse,
alwaar de burgemeester, de secretaris en de
leden van den raad der gemeente Rotterdam
als ambtenaren in het openbaar in de recht
matige uitoefening hunner bedieningen werk
zaam waren, opschudding heeft veroorzaakt en
na het door den burgemeester gegeven bevel
zich niet heeft verwijderd, door opzettelijk, toen
een door hem, verdachte en het raadslid van
der Dungen ingediende motie, luidende: „De
raad der gemeente Rotterdam besluit geen
werkloozen naar huiten te sturen, indien niet
vaststaat dat voor het werk dier werkloozen
ten minste 75 ets. per uur wordt betaald" niet
•werd ondersteund en dus geen onderwerp van
beraadslaging kon uitmaken, zeer luid te in-
terrumpeeren, te schreeuwen en te schelden
en daarmede door te gaan, hoewel hij herhaal
delijk door den voorzitter tot de orde werd
geroepen en door vervolgens, toen de voorzit
ter naar aanleiding van het feit, dat hij, ver
dachte, niet wilde terugnemen, „dat de Rotter
damsche Raad geen respect had", bij den raad
het voorstel in stemming bracht om verdachte
den toegang tot en het verblijf ln de raadzaal
en de daarbij behoorende localiteiten voor den
29sten Maart 1928 te ontzeggen, luid te schel
den, te schreeuwen en te Interrumpeeren, zoo
dat de leden van dien raad en de voorzitter
hun stem niet anders verstaanbaar konden
maken dan door stemverheffing en sommige le
den ter uitbrenging van hun stem naar den
voorzitter en secretaris toekwamen en de se
cretaris zeer veel moeite had de uitgebrachte
stemmen op te nemen en door vervolgens, toen
dit voorstel door den raad was aangenomen,
zich niet onmiddellijk te verwijderen, nadat de
voorzitter hem herhaaldelijk had gelast zich
uit de Raadszaal en de daarbij behoorende loca
liteiten te verwijderen, maar is blijven zitten,
zelfs nadat de voorzitter de vergadering had
geschorst.
Als getuigen waren gedagvaard mr. A. de
Jong, wrn. burgemeester; mr. M. Smeding, ge
meentesecretaris; de raadsleden mr. J. Dutilh,
mr. W. F. C. Baars en mr. L. A. Doneker; ver
der de agenten van politie G. Alderluste en
G. van Nieuwpoort.
De verdediger was mr. J. J. Fokma.
Het verhoor van verdachte.
De president mT. Canes ging de dagvaarding
na en vroeg aan verdachte of hij accoord kon
gaan met hetgeen hem ten laste was gelegd.
De verdachte zeide, dat het niet heelemaai
juist, maar ook niet heelemaai onjuist was Hij
gaf toe dat hij meermalen luid had ge
ïnterrumpeerd. Maar dat hij geschreeuwd had,
daarmede kon hij zich niet verecnigen.
De president: U Is toch tot de orde geroepen?
Verdachte meende wel tot de orde te zijn
geroepen, doch waarom wist hij niet. Hij had
zijn plicht als raadslid gedaan. Maar het is
nu eenmaal een feit, zoo zeide hij, dat men
mij altijd heel anders behandelt dan de overige
raadsleden.
De woorden: de Rotterdamsche Raad heeft
geen respect, deze heeft hij gebruikt. Daarop
volgde het voorstel van den voorzitter, als in
de dagvaarding staat vermeld, toen verdachte
weigerde deze woorden in te trekken.
De president: Heeft u toen luid geschreeuwd?
Verdachte: Wat verstaat u onder schreeu
wen? Ik heb niet anders dan luid gesproken.
Zooals ik heb gesproken, spreek ik altijd.
De president zeide dat hij niet begreep,
waarom verdachte dit niet erkende. Spr. deed
voorlezing van hetgeen verdachte zelf daarover
had gezegd.
Verdachte maakte de opmerking hier niet
gebonden te zijn aan hetgeen hij in den Raad
zegt of doet. Verantwoording aldus verdacht?
ben ik alleen schuldig aan mijn kiezers.
Tenslotte gaf verdachte toe hetgeen in de
dagvaarding stond.
Ret getuigenverhoor.
Ais eerste getuige werd gehoord mr. A. de
Jo«g. Spr. gaf een uitvoerig relaas van het ge-
behrde op 29 Maart j.l. en zeide dat hij ver
dachte driemaal tot de orde heeft moeten
roepen. Even later maakte hij echter het raads
lid Dijk voor leugenaar uit. Als voorzitter
van den Raad heeft getuige van verdachte
geëischt het woord „leugenaar" terug te ne
men. Hij heeft het woord leugenaar terugge
nomen, doch even later zeide hij, dat de Rot
terdamsche Raad geen respect heeft. Daarna
Is de zaak verloopen, gelijk bekend is, maar
verdachte is niet door de politie verwijderd,
zooals hier en daar in de kranten gezegd 16
Op een vraag van het O.M. waargenomen
door mr. E. D. H. Schutter, zeide mr. de Jong,
dat zijn optreden verhand houdt met de be
paalde woorden, zoowel als met het voorgaand
gedrag van verdachte.
Als tweede getuige werd gehoerd mr. M.
Smeding, gemeentesecretaris. Deze zeide dat
het dien dag zeer rumoerig was geweest in den
Raad.
Op de vraag van den president: of het ru
moeriger was geweest dan andere zittingen,
antwoordde getuige bevestigend. Hij gebruikte
woorden cu uitlatingen tegen bekende sociaal
democraten die niet te pas kwamen. De voor
zitter van den Raad heeft hem herhaaldelijk
tot de orde geroepen, doch verdachte heeft zoo
staan schreeuwen, dat niemand zich meer ver
staanbaar kon maken.
Als derde getuige werd gehoord mr. W. F. C.
Baars.
President: U was op 29 Maart tegenwoordig?
Getuige antwoordde bevestigend.
President: Voor dat de motie ter sprake
kwam, was verdachte toen ai mmoerig.
Getuige verlriaaAle dat verdachte kort vóór
het voorstel in stemming werd gebracht ai
zeer druk was.
President: Waarin bestond het rumoer?
Getuige: Geschreeuw, voortdurend inter
rumpeeren. Verdachte was zeer heftig en opge
wonden.
President: Was hij heftiger dan anders?
Getuige zeide dat verdachte zich zoo hinder
lijk had gedragen, dat de leden elkaar niet
meer konden verstaan.
De vierde getuige was mr. J. Dutilh. Deze
verklaarde dat verdachte gedruisch heeft ge
maakt met luid te schreeuwen. Het was een
zeer stormachtige avond, die steeds in kracht
toenam.
Als laatste getuige werd gehoord mr. L. A.
Doneker.
President: Hoe was daar de atmosfeer?
Getuige: Zeer spannend. Het incident, zooals
altijd gebeurt, werd uitgelokt door verdachte.
President: Was het een meer dan gewoon
Incident?
Getuige deed hierop een omstandig relaas
van het gebeurde.
Verdachte: Ik kan niets verstaan, mijnheer
de president.
De president zeide verdachte iets dichter bij
te komen.
Verdachte zeide niet te zuilen uitweiden over
hetgeen de heer Doneker naar voren heeft
gebracht, want dan zou hij komen op politiek
terrein en dat is hier natuurlijk verboden.
President: Hebt u nog iets te zeggen?
Verdachte: Neen, dat vecht ik bij eei: andere
gelegenheid met den heer Doneker wel uit.
De officier, mr. E. D. H. Schutter, requisitoir
nemend, vulde de dagvaarding nog iets aan, n.-l.
door zijn bedreiging den geregelden gang van
zaken heeft belemmerd.
President: Erkent u dit 1
Verdachte zeide hierop niet te kunnen in
gaan. De houding der S.D.A.P. heeft de rel
opgezet-, zij vormen den ondergrond van
alles.
President: U is daar toch te keer gegaan
Verdachte: Ik heb niets buitengewoons ge
daan. Zoodra wanneer er in onzen Raad een
voorzitter is, die onpartijdig optreedt, dan gaat
de zaak goed en dan gebeurt er niets. Maar als
ik mijn mond open d-oe, dan grijpt de voor
zitter ai naar den hamer.
President: De voor en tegen stemmen kon
den niet worden opgenomen. Dan hebt u toch
gestoord
Verdachte zeide, dat er wel een regelmatige
stemming is geweest, want juist op grond van
deze „regelmatige" stemming wilde men hem
verwijderen.
De officier van het O.M. hield hierna een
juridische beschouwing, die voor het publiek
nu niet zoo heel gemakkelijk te volgen was.
Spr. had zijn dagvaarding opgebouwd op de
artikelen 144 en 185 van het Wetboek van
Strafrecht. Hij ging na of een Raadsvergade
ring wel openbaar was. Of de raadsleden amb
tenaren zijn. Of ook de burgemeester onder
ambtenaren kan worden gerekend en zeide
ten slotte, dat men hier te doen had met een
principieels zaak en eischte een boete van 50
cents.
Do verdediger mr. J. J. Fokma, heeft hierna
het gebeurde nog eens ln kleuren en geuren
besproken. Ook hij hield een juridische be
schouwing en haalde meerdere hooggeleerde
schrijvers aan, die op de immuniteit (onschend
baarheid) wezen van een gemeenteraadslid.
Verdachte is z.i. niet vervolgbaar voor hetgeen
hij in den Raad uitbrengt. Art. 144 is volgens
spr. juist geschreven ter bescherming. Niet
het openbaar Recht, maar de orde werd ge
schonden. De straf voor verdachte is derhalve
onvereenigbaar met de immuniteit. Men be
hoort wel degelijk onderscheid te maken. De
vraag zal komen: moet de burgemeester dan
alles over zijn kant geven hetgeen de raads
leden zeggen. Dat er geen verantwoordelijkheid
bestaat tegenover den strafrechter wil nog niet
zeggen, dat er geen andere maatregelen kun
nen getroffen worden.
Resumeerend zeide spr, dat èn de immuniteit
èn de historie geen strafrechterlijke aansprake
lijkheid geven. Mocht de Rechtbank deze mee
ning niet deelen, dan wil pleiter er nog op
wijzen, dat verdachte niet wist een straf
baar feit te hebben gepleegd en vroeg een voor
waardelijke straf.
Na re- en dupliek werd het weord gegeven
aan verdachte. Spr. zeide, dat hij feitelijk zelf
de zaak aanhangig heeft gemaakt. De zaak
moet nu eindelijk eens .uitgemaakt worden of
de burgemeester wel het recht heeft aldus op
te treden. Men wil mij nu straffen, omdat ik
lieh gescholden en geschreeuwd. De officier
van Justitie zegt dat men onder opschudding
niet alleen „leven" behoeft te verstaan. Ook
wanneer men de oorzaak is van rumoer. Wan
neer dat waar is, aldus spr., dan hadden de
leden van de S.D.A.P. hier in het strafbankje
moeten zitten. Aan de han 1 van het stenogra
fische verslag van de zitting van 29 Maart j.l.
zeide spr. lang niet zoo erg geïnterrumpeerd'
te hebben, als men we] aangeeft, althans niet
in het begin. Nogmaals, zoo zeide spr., ik heb
niet gescholden en wil ook niet hebben, dat
men dit van mij zegt. Maar. nu mij ten slotte
is gebleken, dat men deze zaak zuiver juridisch
heeft opgevat, heb ik geen aanleiding verder
op het een en ander in te gaan.
Ik zal in den Raad spreken, aldus verdachte,
zooals mijn kiezers dat wenschen Ik spreek
nu eenmaal hard en als de officier meent, dat
dit schreeuwen is en mij daarvoor wil vervol
gen, nu dan geloof ik nog dikwijls hier te zul
len staan.
Een voorwaardelijke veroordeeling. kan ik
natuurlijk niet dulden, want ik sta hoven alle
critiek. Trouwens veronderstel, dat ik mijn
speech, die ik in den Gemeenteraad wil houden,
eerst zou moeten gekeurd worden door man
nen b.v. van het Leger des Heils.
Hierna werd de zittin gesloten.
Uitspraak over 14 dagen.
In een uitgestelde zaak van J. T. A. N„ 30
jaar, chauffeur, gedetineerd uit anderen hoofde,
die zich te verantwoorden had terzake van
heiing van een motorrijwiel heeft het O.M.,
waargenomen door mr. C. F. J. Gombault 1 jaar
gevangenisstraf geëischt.
De motorfiets bleök ontvreemd te zijn ten
nadeele van A. Mook, die deze op het Hofpis.n
even onbeheerd had laten staan. Een onbeken
de man had verdachte gevraagd, of hij niet
„een gaatje" wist voor deze motorfiets, en
samen met dezen bad verdachte hef rijwiel
verkocht. Hij ontkende geweten te hebben, dat
de motorfiets van diefstal afkomstig was
Mr. C. Lourens, als verdediger optredend,
vroeg vrijspraak bij gebrek aan bewijs.
In een zaak van N. de W„ 50 jaar, bode te
Gouda, appèllant van een vonnis van den kan
tonrechter te Gouda, waarbij hij wegens over
treding van de leerplichtwet was veroordeeld
tot 10 dagen hechtenis, heeft het O.M., waar
genomen door mr. J. G. Holsteyn, vernietiging
gevraagd van het vonnis en een hechtenisstraf
van 7 dagen geëischt.
Het bleek, dat verdachte vader van 12
kinderen, waarvan er nog 6 thuis zijn zijn
13-jarig dochtertje ongeveer de geheele maand
Mei van school heeft thuisgehouden. Verdachte
is reeds drie malen terzake overtreding van de
leerplichtwet veroordeeld. De oorzaak van het
thuishouden van het kind zou gelegen zijn in
den kwakkelenden gezondheidstoestand van de
vrouw. De man had een bodedienst, was dus
den geheelen dag van huis. De vrouw moest
rust houden, maar verdacihte dreef ook een
aardappelzaak, en als moeder aardappels rond
bracht, dan moest 'net meisje op de kleinere
kinderen passen.
De huisdokter van verdachte verklaarde, dat
de vrouw in de maanden April en Mei rust
moest honden.
Het O M. merkte in zijn requisitoir op, dat
op de overtreding van de leerplichtwet een
maximum hechten isstraf van 7 dagen is gesteld,
zoodat geen straf van 10 dagen kon worden
opgelegd.
De verdediger, mr. L. A. Donker, meende dat
er voor verdachte een geldige reden was ge
weest om zijn dochtertje van school te houden
en pleitte ontslag van rechtsvervolging en in
dien de rechtbank van oordeel was dat ver
dachte moest worden gestraft, verzocht pleitet
oplegging van een clementere straf.
Da 21-jarige leerling-marconist J. R. had op
6 Mei te Nieuwenhoorn met zijn motorfiets den
wielrijder L. Bergen aangereden, die juist van
de linker, naar de rechterzijde van den weg
was overgestoken. De kantonrechter had ver
dachte tot 1 boete subs. 1 dag hechtenis ver
oordeeld Hij was van dit vonnis in appèl ge
gaan, niet om de boete, maar om bij vrijspraak
den fietser te kunnen aanspreken voor schade
vergoeding; hij had n.l. tengevolge van die aan
rijding een schedelbreuk bekomen en was een
maand verpleegd moeten worden.
Na het hooren van getuigen, vroeg het O.M.,
van oordeel dat verdachte niet verder naar links
had kunnen uithalen hij het passeeren van den
wielrijder, vernietiging van het vonnis van den
kantonrechter en verdaehte's vrijspraak.
EEN V ER 'i EET A CH TIG F S PO R WEG-
W ACHTERES
De spoorwegwaohteres A. T„ 55 jaar. huis
vrouw van T. J. A. had op 19 Januari de boomen
van den overweg aan den MaassluLcuen dijk
bij Vlaardingen vergeten te sluiten met het
gevolg dat de trein, die op tijd was door den
machinist voor de geopende hekkeu tot stilstand
werd gebracht, omdat deze het verzuim had
ontdekt en tevens had gezien dat een auto na
derde. De spoorweg-wachteres was door den
kantonrechter veroordeeld, en in hooger beroep
had do reehtbaiiK het vonnis bewestigd. Dit von
nis was bij verstek gewezen en nu was verdachte
in verzet gekomen. Als gemachtigde van ver-
dachte trad thans op mr. C. M. J. V, itlock, die
namens verdachte de in de dagvaarding gestelde
feilen toegaf, doch zich heriep op overmacht.
Gemachtigde wees op de dwaze bepaling in i>t.
7 der spoorwegwet, waarin den spoorwegover-
wegwachters wordt voorgeschreven, dat 3 minu
ten voor de aankomst van een trein <'J overweg
moet worden gesloten. Deze bepaling is niet
meer in overeenstemming te brengt n met de
eisohen van het moderne verkeer. Op drukke
wegen waar veel verkeer piaats heefen waar
ook veel treinen voorbij gaan kan men niet den
overweg telkens 3 minuten voor het passeeren
van een trein, sluiten, zonder het overige ver
keer geheel te desorganiseereu. Daarbij wordt
voorgeschreven, dat voor de sluiting niet ge
wacht kan worden op een kloksignaai maar dat
gesloten moet worden 3 minuten voor den
officieelen tijd in de dienstregeling.
De overwegwachters, die hef belang van het
overige verkeer beseffen zijn dus altijd in over
treding en daarom dringen zij er op aan dat dit
artikel zoo zal worden gewijzigd, dat de hekken
„tijdig" moeten worden gesloten. De overmacht
in dit geval bestond hierin, dat de overweg
slechts 1300 Meter van het station verwijderd
is. Ais de trein vertrekt wordt een kloksignaai
gegeven, maar reeds 2 minuten later is de trein
aan den overweg, zoodat het niet mogelijk is
de overweg 3 minuten te voren te sluiten.
Het O.M. waargenomen door mr. J. G. Hol-
stein meende, dat deze zaak zich slecht leent
voor een principieele beslissing. Het beroep op
overmacht gaat niet op omdat verdachte zelf
verklaard heeft tegen de politie, dat zij den
trein geheel vergeten had. Het O.M. vroeg be
vestiging van het vonnis.
De rèoiilbank heeft veroordeeld;
J. J. M., 32 jaar, reiziger, wegens oplichting
van M. Noordergraaf, wien hij een boterwijk zou
overdoen, waarbij hij in strijd met de waarheid,
had opgegeven dat hij wel 150 klanten had en
wekelijks 150 pond boter sleet, wat een netto
winst zou opleveren van 30.— per week, to-t
5 maanden gevangenisstraf.
Dezelfde wegens verduistering van een hand»
wagen, die hij van J. v. Vliet in bruikleen had,
doch dien hij tegelijk met de boterwijk had ver
kocht tot 1 maand gevangenisstraf.
J. A. C. de V., 26 jaar, opltooper, wegens
heling van eenige blokken soldeertin tot 200
boete subs, 40 dagen gevangenisstraf.
H. H., 30 jaar, riethewerker, wegens diefstal
van een bankbiljet van 10.uit het kantoortje
van den mandenmaker A. Toepoel, tot 2 maan
den gevangenisstraf voorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaar.
In de zaken van C. v. R., winkelier en H. P,
B„ winkelier, appellanten van vonnissen vau
den kantonrechter waarbij zij wegens overtre
ding van de verordening op de winkelsluiting
overtreding van de Zondagssluiting waren ver
oordeeld tot geldboete, heeft de rechtbank het
vonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende ver.
dachten ontslagen van rechtsvervolging, wegens
onverbindbaarheid der verordening.
Een industrie- en boerenvertelling
uit Munsterland
door AUG. WIBBELT, Pr.
(Uit 't Munsterlandsch dialekt vertaald)
15.
Net of er zes man staan te dorschen,
meende Bulters. Maar haar vader vond 't lang
nog niet genoeg; hij stond achter in 'n hoek
voortdurend haar aan te hitsen„Sterker
meer vuur meer furie goed zoo! Nog
wat meer En hij hitste haar zoodanig op,
dat ze op 't laatst spuwde en schuimde van
woede en mevrouw de kreizcommissarls zeide:
Deze uitbeelding overschrijdt toch de fij
ne grenzen der ware kunst; Hermine be-
heerscht zich zelf beter. Maar dat beteekende
allemaal nog niemendal! Dat was nog niks!
Maar toen het voetvolk optrad en de veldslag
begon mensehenkinderen, wat ging 't d'r
van langs!
De koster was de aanvoerder, hij sprong
in 't rond ais een krekel en riep voortdurend:
„Hoera! Voorwaars, marscli!" Wat ze eigen
lijk moesten doen, wisten ze niet precies; dok
ter Kruis had hun gezegd, dat ze, zoo natuur
lijk mogelijk, slag moesten leveren en dap
per zich gedragen en dat 't voornamelijk tegem
de Maagd ging. Nu, 't ging natuurlijk, gewel
dig natuurlijk, ze sloegen elkaar op de koppen
dat 't zoo bonsde. Sommigen werden inderdaad'
woedend en des te natuurlijker werd de zaak.
Daar kwam de Maagd van Orleans en nu
bereikte de natuurlijkheid haar toppunt. Her
mine kreeg links en rechts op haar zilveren
pantser, zoodat 't in 'n minimum van tijd in
flarden aan haar lichaam hing. Zij zelf dorsch-
te met haar zwaard ook flink eT op los, maar
dat zwaard was van bordpapier en in 'n mini
mum van tijd aan stukken, 't Ging er zoo wild
van langs, dat geen mensch meer wist, wie nu
Eigenlijk vijanden en vrienden waren.
De kreizcommissaris en z'n eega zaten ver
stijfd van schrik en wisten niet, wat ze zagen,
opeens begon mevrouw te schreeuwen:
Om Gods wil! Dat is oproer! Politie, po
litie! De zaal daverde van 't lachen en gillen,
zoodat geen mensch z'n eigen woorden meer
Jferstaan kon. Leeraar Huduppel wilde de orde
herstellen, sprong daarom 't tooneel af en riep:
Menschen! Mensehen! maar jawel, de
aartsbisschop kreeg ook 'n pak ransel.
Toen viel 't scherm en dokter Kruis lag
in 'n hoek z'n eigen dood te lachen.
Nou, nou! zei vrouw Boom tegen Engel,
toen ze samen naar huis gingen, 't is toch geen
gekheid comedie te moeten spelen. Ik dee 't
voor geen geld van de wereld! Zooveel slaag
heb ik niet eens van mijn man zaliger gekre
gen, toen ie nog leefde. Heb je ook gemerkt,
Engel, dat de dokter dronken was?
Vrouw Boom, zei Engel, geloof maar, dat
't me pijn doet tot ln mijn hart; 't is diep-
treurig maar de binnenste kern is nog
goed.
Het verwondert me, dat je d'r zoo kalm
bij blijft, Engel! Ik dacht, dat je hem wel eens
geducht de waarheid zoudt zeggen. Engel bleef
staan en zeide plechtstatig:
Vrouw Boom, ik wil je één ding zeggen:
Ik heb besloten, hem te redden! Maar nu zwijg
en zeg geen woord meer! Tot ln de woestijn
zal ik dit schaap volgen maar zonder eenig
vertoon, vrouw Boom, 't zijn inwendige aange
legenheden!
De boeren zaten bij elkaar en dronken n
glas.
'n Mooi stukkie, zei Bulters, jammer, dat
't zoo gauw uit was. Mijn Mina had zich zoo
mooi opgetakeld en nou is ze heelemaai niet
op de planken geweest.
Wie heit *t nou gewonnen? vroeg Holl,
de Engelschen of de Franschen?
Dat is 't 'm juist! riep Bolters, dat heb
ben ze heelemaai niet afgewacht
Da dorpsschout zette 'n hoogen borst op.
Zeg maar gerust, dat de Engelschen het
gewonnen hebben, want Louis stond aan hun
kant.
Hij heeft z'n eigen goed gehouden, zei
Holbrink, maar onze Alex is ook 'n pracht
kerel ik had 't heelemaai niet achter hem
gezocht.
En Ik dan! riep dokter Kruis, die juist
binnenkwam en ergens op 'n stoel neerviel.
Jandorie, 't was fameus! Daarop moeten
we champagne drinken! Louis, kom hier, je
ouwe heer heeft d'r niets tegen, hij lust ze zelf
ook graag! v
Na afloop gingen Louis en z'n vader gearmd
naar huis en Louis lalde voortdurend over de
jonge koningin. Wacht maar, zei de dorps
schout, zij z-zal je vr-vrouw worden L-louis!
Terzelfder tijd lag Alex te bed en sliep en
droomde van dezelfde jonge koningin. Als 'n
roosje stak haar lief kopje boven den blauwen
mantel uit en ze knikte hem toe en wenkte,
en Alex wilde naar haar toe en viel het
bed uit.
XIII.
ROZETUIL
De pastoor en de kapelaan liepen op en
neer in den pastorie-tuin. Over den muur ke
ken de lindeboomen, die om de kerk stonden,
en strooiden hun gele bloesems op 't tuinpad
en geurden zoo lekker, dat de groote boonen,
die ook in bloei stonden, ternauwernood er
tegen aan konden. En daarbij scheen de Juni
zon zoo heerlijk, alsof ze de heele wereld ver
gulden wilde. Maar de beide geestelijken had
den geen oog voor al die pracht; want ze had
den het hoofd vol ernstige gedachten en het
hart vol zorgen.
lederen dag komt er meer vreemd volk
in 't dorp, 'klaagde de pastoor, en daar zijn
er bij, die zich om God of Godsdienst niet bekom
meren. De jonge lui sluiten zich bij die slechte
elementen aan en gaan Zondags niet meer naar
de kerk. En gedronken wordt er tot diep in
den nacht 't is 'n ellende!
De kapelaan trok aan z'n lange pijp
U hebt gelijk, maar 't wordt nog erger,
hoe meer groeven we hier krijgen. Dit is nog
maar 't begin. Wacht nog maar 'ns 'n poosje!
Verleden Zondag, begon de pastoor weer,
moest ik nog laat naar 'n zieke toe de oude
Haspel maakt 't niet lang meer en toen ben
ik met het H. Sacrament twee dronken mannen
tegen gekomen, die gewoonweg in de goot
lagen.
't Wordt nog erger, mijnbeer pastoor, hoe
meer groeven we krijgen.
Ja maar, krijgen we er dan nog meer?
Nog veel meer! De oude Bulters heeft
nu ook 'n stuk grond vrijgegeven voor stron-
tianiet-delving, maar onder betere voorwaar
den dan de dovpsschout. Dl© beeft z'n eigen
laten beetnemen. Maar dat is nog niets! Nu
willen ze zelfs de boeren dwingen en dan be
gint 't pas goed! U zult nog wat beleven, hoo-
ge loonen en bandeloos leven! En als de boe
ren nu maar profiteerden van de winst! Maar
jawel, die steken anderen in d'r zak, ruinee
ren den grond en als alles er uitgezogen is,
trekken ze af!
Dwingen? Wie kan de boeren daartoe
dwingen? De pastoor schoof z'n calotje mis
troostig heen en weer en keek den kapelaan
aan. Deze trok 'n ernstig gezicht, wat anders
bij hem geen mode was.
Ik ben er 'ns voor gaan zitten en heb het
wetboek van mijnbouw 'n beetje bestudeerd.
Volgens de Pruisische wetgeving zijn mijn-
bouwTechteHjke mineralen: metalen, zout en
lnflammabillën. Daarvoor bestaat vrijheid van
delving, dat wil zeggen: de staat geeft de con
cessie (als de concessieaanvraag bewilligd
3?ordt), ?elfs tegen den yll jan gen grond-
eigenaar in. Deze moet eenvoudig, of hij wil
of niet, hij moet laten delven, als genoemde
mineralen zich in den grond bevinden. Tot dit
soort mineralen behoort niet strontianiet, maar
wel het zwavelkies en nu zeggen ze, dat ze
dat hier gevonden hebben. Zoo zit de zaak.
De pastoor bleef staan en sloeg z'n oogen
ten hemel.
Ook dat nog! Ach, die wereld, die wereld!
Zwavelkies wordt hier gevonden in het
strontianiet, zei de kapelaan, dat weet ik al
lang. Ik heb dat goedje dikwijls genoeg aan
de steenen zien glinsteren, dat duivelsgoedje.
Nou, nou, kapelaan!
Ja, mijnheer pastoor, duivelsgoedje ik
zeg 't nog eens. 't Is d'r, dat valt niet te ont
kennen, maar ik heb altijd gedacht in niet noe
menswaardige hoeveelheid, en ik geloof 't ook
nu nog, Hij trok weer aan z'n pijp. lil elk geval
moeten de boeren eerst maar daartegen pe-
titloneeren en 'n grondig onderzoek eischen.
Ik zal toch eens met den burgemeester erover
spreken.
Ja de burgemeester! hoofdschudde de
pastoor, met zijn tooneelvoorstelling nee,
nee! Die menschen, die menschen!
Nu meest de kapelaan toch lachen.
Dat was fameus! De koster heeft 't me
haarfijn verteld en de burgemeester heeft me
ook zijn leed geklaagd. Denk toch eens aan,
de Maagd van Orleans pruilt en mevrouw is
zoö kwaad als 'n spin! De arme burgemeester
is bij den kreizcommissaris aan huis geweest
en werd nog niet eens binnengelaten, omdat
de dames migraine hadden.
Dat is niet goed voor 'm, zei de pastoor,
hij moest zich kalm houden en niet zulke malle
dingen op touw zetten. Bij die gelegenheid is
er ook weer veel gedronken en Louis kan 't
al bijna even goed als z'n vader. Nee, nee!
Waar moet dat heen?
Louis heb ik eens goed onder handen
genomen, mijnheer pastoor, en geducht de
waarheid gezegd. Dat wordt op den duur n
bengel, loopt met den hoofdopzichter en is al
druk aan 't vrijen.
Ja zeker, onderbrak hem de pastoor, hij
loopt Agnes Maasman na en Jeanne beweert,
dat ze dat heel graag heeft en zoo vriendelijk
tegen hem lacht.
Jeanne, die moet d'r snavel maar houden,
mijnheer pastoor! Zou Agnes dan geen vroe-
geren schoolkameraad mogen groeten?
Lachen tegen hem? Nu ja, alle menschen
hebben God zij dank niet zoo'n azijngezicüt
als Jeanne.
Stil toch! Spreek niet zoo luid, kapelaan!
Och wat, laat ze 't voor mijn part hooren!
Nee, voor Agnes ben ik niet bang, die heeft
geen kwaad in d'r hartje en dweept voorlooplg
met haar Révéremde Mère, die ze om de veer
tien dagen '11 langen brief schrijft. En dat is
haar van harte gegund.
Juist dienzelfden namiddag zat Agues in
den tuin in het kamperfoelie-prieeltje en
schreef: „Zeergeëerde waarde moeder! Dage
lijks denk ik terug aan het liffve klooster en
ile heerlijke uren, die ik daar heb doorge
bracht en aan al het goede, dat de goede zus
ters, en in 't bijzonder u, Eerwaarde moeder,
mij bewezen bebben. Dikwijls bekruipt mij
heimwee naar den vrede der heilige eenzaam
heid en ais mijn dierbare ouders er niet meer
waren, dan zou de ijdele wereld met haar ge-
noegens mij niet kunnen vasthouden. Verleden
Zondag heb ik hier meegespeeld bij de opvoe
ring van de Maagd van Orleans. Helaas deden
zich op 't einde zeer storende misverstanden
voor. Aan muziek heb ik tot nu toe nog niet
\eel gedaan, maar ik zal van nu af vlijtig
zijn en mama vragen, of ik weer mot viool-be
geleiding spelen mag, namelijk mei
Opeens hield ze op met schrijven en keek
met haar vroolijke, blauwe kijkers in de hoog
te, waar tusschen de dunne takjes de kamper
foelie-bloemen hingen.
Ze is zoo penible, dacht ze en streek de
kroesharen weg, die langs haar gezicht geval
len waren. Hoe zal ze dat wel opnemen? Ach,
daar steekt toch niks geen kwaad in!
Ze schreef weer:
Met een jeugdvriend, met wieu ik vroeger
reeds veel gemusiceerd heb. Wij hebben tegelijk
onze eerste H. Communie gedaan.
Ziezoo, dacht ze, nu zal ze wol niets er
tegen hebben.
Ze doopte weer in, maar voordai ze weer aan
't schrijven ging, gleed 'n schaduw over haar
gezichtje, net alsof 'n wolkje voor d zon voor
bijtrekt. Hij is tot nu toe nog niet oij ons ge
weest, dat is eigenlijk onbeleefd. Nu lachte
ze weer, het wolkje was weg. Maar wat /.ag hij
er leuk uit op 't tooneel met dat snorretje!
Weer lachte ze.
En Louis met z'n rozen zoo u naus-
worst! O, ais m'n vriendinnen in het pensio
naat dat eens wisten! Die zouden het reuze-
interessant. vinden Nu trok ze d'r neus 'a
beetje op, alsof ze wilde spotten Die burge
meester, die spreekt ook even gemaakt :t
is waar hij is zeer beleefd en vriendelijk. En
juffrouw Hansworst, de Maagd van Orleans.
Ze lachte zoo helder als 'n zilverkb kje.
(Wordt vervolgd.)