ONZE L w u m „MOEDER HEEFT GEEN TIJD". HOE DE NAALDEN ONTSTONDEN VOOR ZWARE FIGUREN NIEUWE CORSAGES Onze reclame-patronen RECEPTEN. ALS 'T KORTE HAAR MOET GROEIEN DE CLIVIA V RIJD A G 5 OCTOBER 1928" DERDE BLAD r r T ^082 Wanneer we onze moeders en groot moeders hooren vertellen van hun huise lijke gewoonten in den „goeden ouden tijd", wanneer we hooren van al het met de hand genaaide ondergoed, alle zelf geborduurde strooken, wanneer we de Ingewikkelde gehaakte of gebreide spreien bekijken, die we soms bij drie of vier tegelijk van vorige generaties erfden, dan vinden we gewoonlijk maar één zinnetje om onze gemengde gevoelens: verbazing, meelij en bewondering uit te drukken „Wéér haalden die menschen den tijd vandaan? *t Is inderdaad bijna niet te gelooven! Allehuiswerk was handwerk; stofzuigers, gas, electrisch licht en honderd andere heerlijkheden, die ons, hoewel we ze nau welijks meer tellen, het werk toch zoo noeglijk beuzelen en rondhangen ner gens een plaatsje meer open is. We be seffen de waarde van den tijd tè scherp en te nuchter, we maken ons zwaar- geladen werkprogram tè lang vooruit om nog onbekommerd en zonder spijt te kun nen genieten van 'n half uurtje niets doen of van 'n pruts-bezigheidje, dat geen nuttig werken is. We vinden 't „zonde" en onze gedachten werken toch al weer vooruit en deelen in, verlangend naar uit voering. Dat zou allemaal erg practisch en ge schikt zijn als we niet anders waren dan arbeid-machines, als we geen andere roe ping hadden dan: zooveel mogelijk afge dane bezigheden op stapeltjes leggen, zooveel mogelijk tastbaar werk prestee- ren. Maar wanneer we behalve door-en- Overname uit dere rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden. enorm verlichten, waren ver te zoeken.door flinke en handige huisvrouwen, met Nu is het wel waar, dat :t in dien tijd j wie-weet hoeveel interessen en bezighe- veel gemakkelijker viel, er een of meer dienstboden op na te houden, maar denk eens aan de afwezigheid van naaimachi nes, aan de ongeloofelijk ingewikkelde onder- en bovenkleeding, aan de hand- gebreide kousen, aan de thuis behan delde wasch en den uitgebreiden inmaak, die noodzakelijk was, wilde men 's win ters ten minste smakelijk eten! We zou den bijna gaan gelooven, dat de dagen destijds tweemaal zoolang duurden als tegenwoordig, wanneer we die overgeble ven staaltjes bekijken van wat er toen werd afgedaan. En nu? We"" hebben duizend hulpmid delen en altijd tijd te kort! Wanneer we terugdenken aan zoo'n geluidloozen serre- of priëel-zomerdag van onze grootmoe ders, aan zoo'n winterschen lamp-avond van haar, dan lijken ons dat eindelooze tijdperken van rustige onbewogenheid, Völ mogelijkheden voor allerlei werk, echte lènge dagen, zooals we die ons nog wel uit onzen kindertijd herinneren, maar zooals we ze nu al lang niet meer ken nen. Onze morgens, middagen en avon den zijn korte, rommelige brokjes tijd we doen even dit en even dat, worden een oogenblikje opgehouden en ze zijn om. Dat bekende moderne jachtige gevoel, waardoor we ons bij geen enkel werk eigenlijk rust gunnen en altijd denken aan wat daarna weer gedaan moet wor den, dat onze grootmoeders volstrekt niet kenden hoe zijn we er eigenlijk mee behept geraakt? Komt het misschien doordat we de waarde van den. tijd beter hebben leeren kennen dan zij? Wanneer we overdenken, hoe zij alle, alle avonden van een heelen winter besteedden aan een en hetzelfde peuterborduurwerk, vin den we dat bijna een misdaad. Het werd een of ander prachtig ragfijn kleedje voor over een pronktafeltje, misschien tach tig centimeter in 't vierkant, bepaald een juweeltje. Maar wat is een kleedje en wat is een pronktafeltje in het groote leven? We kunnen ons niet meer vereeni gen met zoo naïef negeeren van alle ver houdingen. En toch, 't is bedenkelijk dat we dat alles niet meer kunnen, eenvoudig niet meer kénnen. We hoefden immers niet ons heele leven zoo door te brengen als we t nog maar konden, dat contem platief en volmaakt evenwichtig bezig zijn met 'n allerbedaardst werkje, dat onver stoorbaar „rustig zitten", bewust van 't langzaam verstrijken van den tijd zonder dat overmatig te betreuren. Zullen we nog ooit die oud-vaderlandsche trekschui ten-wijsheid van „kom ik er vandaag niet dan kom ik er morgen" kunnen appre- cieeren en in practijk brengen, zullen we nog ooit tot de ontdekking kunnen komen, dat de wijzers tegen onze ver wachting al naar vijf uur zijn geschoven, zonder dat die ontdekking 'n soort paniek bij ons teweegbrengt? We gunnen ons zelf dat behaaglijk tempo niet meer, dat elke bezigheid tot een genot maakt; we zien na een dag, waarop niet veel werd uitgericht, niet meer berustend naar onzen goeden wil, maar met onverzoenlijke onvoldaanheid naar 't poovere resultaat. We zijn streng voor ons zelf tegenwoordig; verzachtende omstandigheden nemen we niet in aan merking; de dingen hadden afgedaan dienen te worden, houden we ons zelf on verbiddelijk voor, al weten we dat het eigenlijk practisch onmogelijk voor ons was. Zoo hebben we ons die a.1 te zakelijke, al te systematische maniet van werken en werk-indeelen eigen gemaakt, een soort van. methode, waarbij geen snip pertje energie verloren gaat en voor ge- den nog buitenaf, ook moeders zijn, dan moeten we door onze leuze „opschieten en afdoen" een dikke streep halen, wil len we niet in plaats van uitmunten heel erg te kort schieten. Het opvoeden, het j opkweeken van een kind is geen program met duidelijk omschreven nummer, dat vlot en voortvarend afgewerkt kan wor den, geen reeks grijpbare karweitjes, die één voor één onderhanden genomen en dan met voldoening op het groeiend stapeltje der klaargemaakte stukken ge deponeerd kunnen worden als schoon, versteld waschgoed! De meer stoffelijke moederplichten kunnen op die gelief koosde manier achter elkaar en met een flink vaartje vervuld worden maar er is zooveel meer! En nu bedoel ik nog niet eens het diep gaand en vertrouwelijk bespreken van moeilijkheden met grootere kinderen, en zelfs niet het huiselijk godsdienstonder richt, het inplanten der eerste kennis en het geduldig uitleggen der geloofswaar heden in antwoord op kinderlijk vragen, maar voornamelijk het opkweeken van het heel-jonge en heel-teere gedachte- en gevoels-leven, een terrein, dat ondanks alle paedagogisch gerafel door de groote menschen en niet 't minst door de moeders nog altijd op klompen be treden wordt. 't Is heel jammer voor de moeders, die bovenal van opschieten houden, maar 't zieleleven van 'n klein kind van ook maar eenigszins gevoeligen aard kan een voudig niet gedijen in 'n atmosfeer van jachtige werklust en ononderbroken ac tiviteit, waar den heelen dag rokken vliegen en voeten stampen mot veel meer drukte-vertoon dan noodzakelijk is, waar zelfs de naaiende of schrijvende moeder uit vrees voor tijdverlies zóó sterk con centreert, dat alle „gezeur" haar onver draaglijk is. Een voortvarende, over-ener- gieke moeder is een ramp voor 'n klein loopertje dat is volstrekt niet te sterk uitgedrukt. Wat was 't véél beter gediend met de kalm-aan bordurende en mazende moeder van vroeger, die 't kon achterna dribbelen wanneer ze, zonder stofzuiger- gegier of vrees voor al te lang stroom verbruik, vreedzaam neuriënd met haar veger en stofdoek de kamer deed, die 't mocht „helpen" stoffen en ruimen, om dat ze niet bang was een paar minuten te verliezen aan die hulp-van-de-wal-in- de-sloot of met vroolijke grapjes. 't Zit werkelijk niet in het zich voort durend op het kind concentreeren, of in 'n opzij zetten van allerlei bezigheden, maar alleen in de koesterende vertroe teling van die rust-sfeer, die 't kleintje zoo broodnoodig heeft om zich harmo nisch en gezond te kunnen ontwikkelen. „Moeder heeft geen tijd" is een leelijke vloek, die in de huiskamer nooit gehoord mocht worden. En moeder mag niet al leen niet zoo hardop vloeken, ze mag zelfs niet laten merken, dat ze haast heeft, niet met gerimpeld voorhoofd en jachtige grijphanden van hier naar daar hollen. De vraag, of ze er morgen komt of vandaag, is van veel minder belang dan die, of de kleuters zitten spelen en peinzen en opmerken in 'n behaaglijke vredige omgeving, dan of ze misschien lijden onder die ellendige, egoïstische ac tiviteit van hun moeder, die resultaten wil zien en op praestaties moet kunnen bogen om haar levens- en werklust te kunnen behouden. Een met de peuters verbabbelde en verknutselde middag is geen verloren tijd, en een leuterende, treuzelende vrouw doet altijd nog tien maal nuttiger werk dan een jachtig-prac- tische, wanneer ze moeder van zulke peuters is! MACHTELD Het is van ouds af dat de vrouw zich met het vervaardigen van kleederen en naaldwerk bezig hield, en niet alleen voor het <hoodwendige, maar ook voor praal en versieringen. In de oude tijden, toen de kleeding zeer eenvoudig was en bijzonder lijk uit vellen bestond, was die arbeid nog al zwaar en het ging zoo gemakkelijk niet als thans met naai- en breimachinen te werken. De huidenkleeding vergde ook den fijnen naad; huiden werden samen gehecht met vezels en koordjes, die er doorgetrokken werden door middel van vooraf gemaakte gaatjes. Zeer oude naalden zijn er ontdekt, van hoorn en been vervaardigd. Zoo vindt men in de voorhistorische tij den naalden die uit gekloven beenderen gemaakt werden. Deze gekloven staafjes werden zeer fijn en glad geslepen of ge wreven, den eenen kant scherp en den achterkant met een gaatje doorboord, en zoo werd de naald tot gebruik gereed. De openingen door deze breede naald veroor zaakt, werden terug klein getrokken. Oorspronkelijk gebruikte men ook naal den vervaardigd uit doornen, vischgraten, hoorn, beenderen en hertsgewei. Het gebruik der metalen naalden was reeds bij de Babyloniërs, Grieken, Romei nen en Kelten bekend. Veel der eerste naalden hadden het oog in het midden, dit was bijzonder om op borduurramen te werken. De Romeinen gaven de benaming van „acus", zoowel aan de naainaalden als aan de spelden; zij werden, volgens be waarde afbeeldingen, in open vaasjes ge plaatst. In de elfde eeuw, toenJjet ijzer- draadtrekken uitgevonden was.piam het naalden maken toe. In 1370 bestond er te Neurenberg reeds een groote fabriek. Eerst in de 19e eeuw kwam deze tot groote volmaking door het uitvinden van auto matisch werkende machines. Naalden- en speldenmakers worden vermeld in de stadsboeken van 156515741578 en 1885. Vroeger schijnen de naalden niet zoo goedkoop geweest te zijn, een bewijs daar van is, dat er vroeger zeer mooie naalden kokers gemaakt werden die slechts ééne naald konden bergen. Deze bestonden reeds in de XVe eeuw en waren uit ivoor, hoorn of metaal vervaardigd. Zij dienden dan dikwerf als sieraad en werden aan de gordels gehangen. Violet-le-Duc geeft er een weder, die den vorm heeft van vrou wenbeeldje en in het midden opengaat. Tegenwoordig zijn er verschillende fa brieken, welke eene overgroote hoeveel heid naalden maken, daardoor kunnen zij tot zeer lage prijzen In den handel ge-J bracht worden. Vooraleer er eene naald geheel afge maakt is, gaat zij door 30 a 40 handen en er worden per dag ongeveer 720.000 in een fabriek vervaardigd. Deze drie modellen zijn zeer geschikt voor eenigszins corpulente dames, daar de geheele snit zoowel als de valling en het beloop der gameering er op berekend zijn, een zoo slank mogelijken indruk te maken. Als regel moeten de verticale lijnen de overhand hebben, zoodat het ge- wenscht is voor dergelijke kleeding de dwarsnaden en ceintuurs zoo weinig moge lijk te laten opvallen. T 4079 is een japon van foulardzijde De tuniek valt klokkend over den onder- rok. - T 402 is een tailleurmantel van Engel- sehe fantasiestof met een stolpplooi in den rug. T 4083 kan van wollen of zijden ribs ge maakt worden. De kraag en gameering zijn van bijpassende zijde gedacht. Zooals we laatst beschreven, bestaat de nieuwste corsage uit een bloempje of gar- neerseltje van dezelfde stof van den man tel of van de garneerende stof van den mantel gemaakt. Fig. I en II toonen ons een paar van die eenvoudige te maken corsages. Het is aardig fig. I van twee verschillende stof jes te maken, b.v. geruite en effen stof. Op onze teekening zien we, hoe de ver schillende figuurtjes op elkander gelegd worden. Fig. II zijn ronde cirkeltjes van stof, die reeds kleiner geknipt zijn; deze naaien we op elkaar met in 't midden b.v. een aardig fantasie-steentje. Nu knippen we alle lapjes in reepjes, zooals de teekening aangeeft. Voor deze corsage is het aardig de lapjes in verschillende harde kleuren te nemen. Cr. L. Van bovenstaande kostuum-modellen (met een T voor het nummer) zijn voor onze abonné's tegen den reclame-prijs van slechts 0.25 per stuk patronen ver krijgbaar. De patronen zijn voorradig in de ma ten 88, 96 en 104 c.M. bovenwijdte. Deze maat neemt men rondom het lichaam vlak onder de armen door; de centimeter moet glad om het lichaam liggen, dus zonder ruimten. Men bestelt dan het patroon, hetwelk het meest deze maat nabü komt; voor het verkleinen of ver- grooten kan men de bijgevoegde hand leiding raadplegen. Bij bestelling gelieve men duidelijk naam en adres, nummer en maat van het patroon op te geven en het bedrag in postzegels of per postwissel te vol doen aan PEREBOOM'S PATRONEN- HtriS, Rozengracht 236, Amsterdam C. Er waren ook naalden waarvan het oog gesplitst was, zoodat een blinde den draad in de naald kon steken. Deze naal den waren zeer practisch maar niet sterk; de oogen braken gemakkelijk, dit is mis schien de oorsaak dat ze niet in gebruik bleven. Op dit gebied heeft onze moderne indu strie niet veel vooruitgang gemaakt; vroe ger was men veel vernuftiger. Vroeger was er geen kans dat de bobijnen garen op den grond zouden vallen en tijd deden verliezen met zoeken. Evenmin bestond er verwarring in de verschillende kleuren en soorten van garen. Daar bestond een stel voor, waarin men alles samen aantrof. Men had ook geen helper noodig, om sa jet op te winden, daarvoor bestond reeds in de middeleeuwen de haspel, welke tot nu toe onverbeterd gebleven is. Voor den naad werden er niet alleen naalden gebruikt, maar wel naaimaehinen. De eerste naaimachine werd in 1790 door den Engelsehman Thomas Saint uitge vonden, maar genoot door hare onvol maaktheid weinig bijval. In 1804 waren het nogmaals Engelschen, Thomas Stone en James Henderson, die een volmaakte machine vervaardigden. Jo zef Madesnergen, van Weenen, vond een nieuw stelsel uit, doch ingewikkeld, bijge volg even onpractisch. De machine door Bartheld Thimonnier in 1829 met haak- nadel vervaardigd, was ook nog gebrekkig; verscheidene anderen brachten verbeterin gen aan, doch zonder werkelijk te slagen, tot eindelijk Elias Home van Spencer, in 1349 een volmaakte naaimachine ver vaardigde, dat sinds dan in algemeen ge bruik kwam. De latere verbeteringen en fabrikaten zullen wij niet verder vermel den. Aan het einde der XlXe eeuw zond Amerika reeds 1.500.000 naaimachines jaarlijks de wereld in. Na de naald komt de vingerhoed als een behoefte voor. Toch wordt er nergens over gesproken, maar zeker in de middeleeuwen bestond reeds de vingerhoed. De eersten waren boven open, later werden ze geheel gesloten. Voor zwaar werk zijn thans de naalden driekantig, de vingerhoed is dan vervangen door een band rond de hand bevestigd, waarin te midden van de hand een duwplaatje aangebracht is. Wanneer de schaar uitgevonden is, heb ik niet kunnen achterhalen. Vóór dat deze bestond gebruikte men zeer eenvoudig een mes, dat in vele gevallen de schaar ver vangen kan. De dubbele schaar bestond toch al in de middeleeuwen, maar was weinig gebruikt. De veerschaar is nu nog altijd en bij verschillende ambachten in gebruik. Vrouwen gebruikten ze voor hun fijn werk nog steeds bij het einde der XVIIe en den aanvang der XVIIIe eeuw. Deze waren zeer netjes gemaakt en verder bewaard in gegraveerde of ingelegde sta len kokertjes of scheden. 't Zijn meestal tyrannieke echtgenoo- ten of toekomstige echtgenooten, conser vatief zoowel wat hun smaak in vrouwe lijk schoon als wat hun opvatting over vrouwelijken onderwerpingsplicht betreft, die de oorzaak zijn van zulke problemen. Wie eenmaal kort haar heeft, verlangt soms wel eens, 't er met één slag weer te kunnen aanlijmen, maar waar dit nu eenmaal ondoenlijk blijkt, stellen we ons gewoonlijk voor, tot in onzen ouderdom en grijsheid met korte, desnoods zilver witte manen te blijven rondwandelen. De bijzonder onaantrekkelijke periode van aangroeien schrikt ons allen af, en zoo blijven we maar, met een kleine schei ding- en ponny-verandering jaar in en jaar uit de gevolgen dragen van wat we in een onbewaakt oogenblik zelf gekozen hebben. Wie echter toch heel moedig willen doorzetten, hetzij dan uit eigen verkiezing of op hoog bevel van een onpractischen heer en meester, komen soms voor lastige vraagstukken te staan, wanneer ze ten minste niet al te veel op vogelverschrik kers willen gaan lijken. De tegenwoordige zoogenaamde „lange shingle" (die hier echter nog niet zoo veel ingang heeft ge vonden als b.v. in Engeland) die ook gedragen wordt door dames, die niet de bedoeling hebben, het haar geheel te la ten aangroeien, kan hier een welkome uitkomst brengen. Het haar wordt daarbij achterover gekamd en achter de ooren weggestreken. Boven op het hoofd wordt het licht geonduleerd en laag in den nek sterk omgekruld. Op die manier kan men, onder steeds zorgvuldiger krullen, het haar zóó lang laten worden, dat het ten slotte om een van de bekende half-cir- kelvormige kammen gewikkeld kan wor den en zóó in een rol rondom het hoofd opgestoken. Voor wie niet houdt van die lange, om* den rand van den hoed opkrullende lok jes, zijn er nog wel andere mogelijkhe den. We houden het achterhaar gewoon kort en laten alleen de zijlokjes groeien, die we sterk opkrullen, zoodat ze niet opvallend laag hangen. Het overige haar moet dan natuurlijk óók geonduleerd zijn, oni niet te veel af te steken. We laten deze zijlokjes doorgroeien tot ze lang genoeg zyn om van achteren bijeen te komen, zonder dat we ze al te strak behoeven weg te trekken. Dan binden we ze daar met een bandje samen en bedekken dat met een langwerpige sierknip. Daaronder laten we dan het achterhaar rustig groeien, het geleidelijk oprollend en de pieken onder de speld wegwerkend tot we pet gewoon kunnen opmaken. Velen van ons hebben hun eigen afge knipte lokkenpracht zorgvuldig bewaard, en daar kunnen *we ook een dank baar gebruik van maken in de lastigs periode van het aangroeien. We laten het door den kapper bijeenvatten tot een stevigen bos; dit zelf te doen is niet ge raden, daar het dan toch telkens losraakt en er veel van verloren gaat. We binden ons achterhaar in 't midden tot een bosje bijeen, 't behoeft daarvoor in 't begin niet zoo heel veel langer te zijn dan we 't gewoonlijk dragen en maken er den bos oud haar aan vast. We maken dat op in een stijve, vrij lange rol van oor tot oor, die we meer met knippers dan met haarspelden bevestigen, heel stevig. De zijlokjes steken we naarmate ze groeien opzij bij, het achterhaar groeit onder de rol aan, die steeds gemakkelijker te be vestigen is, naarmate dit langer wordt. EVA v oxacooKnu nnnnci DAOX TUTEI' HOIXANDSCHE SAUS Roode poon is eind Augustus, Sep tember tot half October vrij overvloedig. Gekookt is ze zeer smakelijk en voed zaam. Maak de visch op de bekende wijze schoon en kook haaf met ruim kokend water met veel zout gaar, zooals schel - visch ook gekookt wordt. Voor de saus; 3 a 4 eidooiers 200 gram gesmolten boter VA d.L. bouillon zout - peper citroensap Bereiding: Roer de eidooiers flink met wat zout en peper. Voeg de gesmolten boter toe, de bouillon en Iaat ze samen au bain Ma rie, d.i. in een pan met kokend water, roerende dik worden. Maak de saus op smaak af met een paar druppeltjes ci troensap, zoo noodig nog zout en wat peper. RIJSTSCHOTELT JE MET LEVER EN TOMATEN 3 ons lever (kalfslever) 250 gram rijst l'A pond tomaten stukje boter een paar takjes peterselie een paar peperkorrels stukje foelie laurierblaadjes stukje ui paneermeel Bereiding; Wasch de lever, zet ze op met koud wri ter, breng dit aan de kook en giet het of rmjjifiuw on .met. ruim koud water, wat zout en alle kruiden haar gaar In pl.m. uur. Wasch de rijst, zet ze op met 'A bouillon van de lever en kook ze gaar, Wasch de tomaten, snijd ze in vieren en smoor ze gaar met een stukje boter. Wrijf ze vervolgens door een zeef van paardenhaar. Doe de tomaten bij de gaar gekookte rijst, eveneens de in dobbel steentjes gesneden lever. Voeg zoo onodig nog wat zout toe. Doe de massa in een vuurvasten schotel, strooi er paneermeel over, leg hier en daar een kluitje boter en laat er in den oven een lichtbruin korstje op komen. ROZIJNENTAART 250 gram zelfrijzend bakmeel 100 gram boter 150 gram suiker 125 gram sunmaid-rozijnen 3 eieren 1 d.L. melk Bereiding: Roer of klop de eidooiers lang met de suiker en iets «out, tot ze dik en luchtig zijn geworden. Voeg hierbij de gewas- schen en even gedroogde rozijnen, even eens de gesmolten maar afgekoelde bo ter. Vermeng in een paar slagen met deze massa de gezeefde bloem, vervolgens de melk en ten slotte het stijf geslagen eiwit, dat er luchtig doorheen geschept moet worden. Doe de massa over in een spring- of taartvorm, die met boter is ingesmeerd en met bloem bestrooid is en bak de taart in een matig warmen oven gedu rende al uur. CATHARINA Als de bladeren van de clivia geel wor den, is 't een bewijs, dat de plant niet in goede conditie is. Verdunde koemest is eten en drinken voor de plant. Vooral in de zomermaan- dan kan men den pot verscheidene keeren gieren (we gebruiken geen kunstmest». De koemest wordt met water verdund, omdat de plant anders zou verbranden. Als dit gieren eenige keeren herhaald wordt, zal de plant na eenigen tijd weer frisscher worden en beter groeien. Een goed gezonde clivia heeft donker groene en glimmende bladen. Bladen, die eenmaal geel zijn, vallen af. Heeft men echter de punt van een blad geknakt, dan kan dikwijls het ver dere blad nog behouden blijven, door de punt tot voorbij den knak af te knippen en het blad van onder naar boven tus- schen twee zachte doeken te drukken, totdat de sap aan het afgeknipte gedeel te komt. In den zomer krijgt de plant zoo ongeveer om de twee dagen water, de aarde mag geregeld vochtig zijn, maar vooral niet nat. Na October minder wa ter, totdat de bloemstengel zichtbaar wordt; dan geven we weer meer. Is de bloem uitgebloeid, dan laten we den stengel zitten, totdat deze slap wordt en trekken haar dan met een rukje uit. Als men stekken van de oude plant wil scheiden, dan haalt men de plant uit den pot, maakt de stengels bloot en breekt de stek van de moederplant af, zorgende dat er genoeg stengels aan de stek over blijven. Met zet de stek in een pot met nieuwe aarde (bladaard is goed) en ge ve haar geregeld water, later met koe mest gieren. Het is aan te raden de clivia om de drie jaar te verpotten, 's zomers in een licht, frisch vertrek en 's winters in een verwarmde kamer, niet te dicht bij de kachel te zetten en vooral oppassen voor vorst. Wil men de bladeren goed schoen hou den, dan lapt men eens in de week de bladen van onder naar boven met spons en zeem af. G. L. M A.k4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10