ONZE
L
w
u
m
„MOEDER HEEFT GEEN TIJD".
HOE DE NAALDEN ONTSTONDEN
VOOR ZWARE FIGUREN
NIEUWE CORSAGES
Onze reclame-patronen
RECEPTEN.
ALS 'T KORTE HAAR MOET GROEIEN
DE CLIVIA
V RIJD A G 5 OCTOBER 1928"
DERDE BLAD
r
r
T ^082
Wanneer we onze moeders en groot
moeders hooren vertellen van hun huise
lijke gewoonten in den „goeden ouden
tijd", wanneer we hooren van al het
met de hand genaaide ondergoed, alle
zelf geborduurde strooken, wanneer we de
Ingewikkelde gehaakte of gebreide spreien
bekijken, die we soms bij drie of vier
tegelijk van vorige generaties erfden, dan
vinden we gewoonlijk maar één zinnetje
om onze gemengde gevoelens: verbazing,
meelij en bewondering uit te drukken
„Wéér haalden die menschen den tijd
vandaan?
*t Is inderdaad bijna niet te gelooven!
Allehuiswerk was handwerk; stofzuigers,
gas, electrisch licht en honderd andere
heerlijkheden, die ons, hoewel we ze nau
welijks meer tellen, het werk toch zoo
noeglijk beuzelen en rondhangen ner
gens een plaatsje meer open is. We be
seffen de waarde van den tijd tè scherp
en te nuchter, we maken ons zwaar-
geladen werkprogram tè lang vooruit om
nog onbekommerd en zonder spijt te kun
nen genieten van 'n half uurtje niets
doen of van 'n pruts-bezigheidje, dat geen
nuttig werken is. We vinden 't „zonde"
en onze gedachten werken toch al weer
vooruit en deelen in, verlangend naar uit
voering.
Dat zou allemaal erg practisch en ge
schikt zijn als we niet anders waren dan
arbeid-machines, als we geen andere roe
ping hadden dan: zooveel mogelijk afge
dane bezigheden op stapeltjes leggen,
zooveel mogelijk tastbaar werk prestee-
ren. Maar wanneer we behalve door-en-
Overname uit dere rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden.
enorm verlichten, waren ver te zoeken.door flinke en handige huisvrouwen, met
Nu is het wel waar, dat :t in dien tijd j wie-weet hoeveel interessen en bezighe-
veel gemakkelijker viel, er een of meer
dienstboden op na te houden, maar denk
eens aan de afwezigheid van naaimachi
nes, aan de ongeloofelijk ingewikkelde
onder- en bovenkleeding, aan de hand-
gebreide kousen, aan de thuis behan
delde wasch en den uitgebreiden inmaak,
die noodzakelijk was, wilde men 's win
ters ten minste smakelijk eten! We zou
den bijna gaan gelooven, dat de dagen
destijds tweemaal zoolang duurden als
tegenwoordig, wanneer we die overgeble
ven staaltjes bekijken van wat er toen
werd afgedaan.
En nu? We"" hebben duizend hulpmid
delen en altijd tijd te kort! Wanneer we
terugdenken aan zoo'n geluidloozen serre-
of priëel-zomerdag van onze grootmoe
ders, aan zoo'n winterschen lamp-avond
van haar, dan lijken ons dat eindelooze
tijdperken van rustige onbewogenheid,
Völ mogelijkheden voor allerlei werk,
echte lènge dagen, zooals we die ons nog
wel uit onzen kindertijd herinneren, maar
zooals we ze nu al lang niet meer ken
nen. Onze morgens, middagen en avon
den zijn korte, rommelige brokjes tijd
we doen even dit en even dat, worden
een oogenblikje opgehouden en ze zijn
om.
Dat bekende moderne jachtige gevoel,
waardoor we ons bij geen enkel werk
eigenlijk rust gunnen en altijd denken
aan wat daarna weer gedaan moet wor
den, dat onze grootmoeders volstrekt
niet kenden hoe zijn we er eigenlijk
mee behept geraakt? Komt het misschien
doordat we de waarde van den. tijd beter
hebben leeren kennen dan zij? Wanneer
we overdenken, hoe zij alle, alle avonden
van een heelen winter besteedden aan
een en hetzelfde peuterborduurwerk, vin
den we dat bijna een misdaad. Het werd
een of ander prachtig ragfijn kleedje voor
over een pronktafeltje, misschien tach
tig centimeter in 't vierkant, bepaald een
juweeltje. Maar wat is een kleedje en
wat is een pronktafeltje in het groote
leven? We kunnen ons niet meer vereeni
gen met zoo naïef negeeren van alle ver
houdingen.
En toch, 't is bedenkelijk dat we dat
alles niet meer kunnen, eenvoudig niet
meer kénnen. We hoefden immers niet
ons heele leven zoo door te brengen
als we t nog maar konden, dat contem
platief en volmaakt evenwichtig bezig zijn
met 'n allerbedaardst werkje, dat onver
stoorbaar „rustig zitten", bewust van 't
langzaam verstrijken van den tijd zonder
dat overmatig te betreuren. Zullen we
nog ooit die oud-vaderlandsche trekschui
ten-wijsheid van „kom ik er vandaag niet
dan kom ik er morgen" kunnen appre-
cieeren en in practijk brengen, zullen
we nog ooit tot de ontdekking kunnen
komen, dat de wijzers tegen onze ver
wachting al naar vijf uur zijn geschoven,
zonder dat die ontdekking 'n soort paniek
bij ons teweegbrengt?
We gunnen ons zelf dat behaaglijk
tempo niet meer, dat elke bezigheid tot
een genot maakt; we zien na een dag,
waarop niet veel werd uitgericht, niet
meer berustend naar onzen goeden wil,
maar met onverzoenlijke onvoldaanheid
naar 't poovere resultaat. We zijn streng
voor ons zelf tegenwoordig; verzachtende
omstandigheden nemen we niet in aan
merking; de dingen hadden afgedaan
dienen te worden, houden we ons zelf on
verbiddelijk voor, al weten we dat het
eigenlijk practisch onmogelijk voor ons
was.
Zoo hebben we ons die a.1 te zakelijke,
al te systematische maniet van werken
en werk-indeelen eigen gemaakt, een
soort van. methode, waarbij geen snip
pertje energie verloren gaat en voor ge-
den nog buitenaf, ook moeders zijn, dan
moeten we door onze leuze „opschieten
en afdoen" een dikke streep halen, wil
len we niet in plaats van uitmunten heel
erg te kort schieten. Het opvoeden, het j
opkweeken van een kind is geen program
met duidelijk omschreven nummer, dat
vlot en voortvarend afgewerkt kan wor
den, geen reeks grijpbare karweitjes, die
één voor één onderhanden genomen en
dan met voldoening op het groeiend
stapeltje der klaargemaakte stukken ge
deponeerd kunnen worden als schoon,
versteld waschgoed! De meer stoffelijke
moederplichten kunnen op die gelief
koosde manier achter elkaar en met een
flink vaartje vervuld worden maar er
is zooveel meer!
En nu bedoel ik nog niet eens het diep
gaand en vertrouwelijk bespreken van
moeilijkheden met grootere kinderen, en
zelfs niet het huiselijk godsdienstonder
richt, het inplanten der eerste kennis en
het geduldig uitleggen der geloofswaar
heden in antwoord op kinderlijk vragen,
maar voornamelijk het opkweeken van
het heel-jonge en heel-teere gedachte-
en gevoels-leven, een terrein, dat
ondanks alle paedagogisch gerafel door
de groote menschen en niet 't minst door
de moeders nog altijd op klompen be
treden wordt.
't Is heel jammer voor de moeders, die
bovenal van opschieten houden, maar
't zieleleven van 'n klein kind van ook
maar eenigszins gevoeligen aard kan een
voudig niet gedijen in 'n atmosfeer van
jachtige werklust en ononderbroken ac
tiviteit, waar den heelen dag rokken
vliegen en voeten stampen mot veel meer
drukte-vertoon dan noodzakelijk is, waar
zelfs de naaiende of schrijvende moeder
uit vrees voor tijdverlies zóó sterk con
centreert, dat alle „gezeur" haar onver
draaglijk is. Een voortvarende, over-ener-
gieke moeder is een ramp voor 'n klein
loopertje dat is volstrekt niet te sterk
uitgedrukt. Wat was 't véél beter gediend
met de kalm-aan bordurende en mazende
moeder van vroeger, die 't kon achterna
dribbelen wanneer ze, zonder stofzuiger-
gegier of vrees voor al te lang stroom
verbruik, vreedzaam neuriënd met haar
veger en stofdoek de kamer deed, die 't
mocht „helpen" stoffen en ruimen, om
dat ze niet bang was een paar minuten
te verliezen aan die hulp-van-de-wal-in-
de-sloot of met vroolijke grapjes.
't Zit werkelijk niet in het zich voort
durend op het kind concentreeren, of in
'n opzij zetten van allerlei bezigheden,
maar alleen in de koesterende vertroe
teling van die rust-sfeer, die 't kleintje
zoo broodnoodig heeft om zich harmo
nisch en gezond te kunnen ontwikkelen.
„Moeder heeft geen tijd" is een leelijke
vloek, die in de huiskamer nooit gehoord
mocht worden. En moeder mag niet al
leen niet zoo hardop vloeken, ze mag
zelfs niet laten merken, dat ze haast
heeft, niet met gerimpeld voorhoofd en
jachtige grijphanden van hier naar daar
hollen. De vraag, of ze er morgen komt
of vandaag, is van veel minder belang
dan die, of de kleuters zitten spelen en
peinzen en opmerken in 'n behaaglijke
vredige omgeving, dan of ze misschien
lijden onder die ellendige, egoïstische ac
tiviteit van hun moeder, die resultaten
wil zien en op praestaties moet kunnen
bogen om haar levens- en werklust te
kunnen behouden. Een met de peuters
verbabbelde en verknutselde middag is
geen verloren tijd, en een leuterende,
treuzelende vrouw doet altijd nog tien
maal nuttiger werk dan een jachtig-prac-
tische, wanneer ze moeder van zulke
peuters is!
MACHTELD
Het is van ouds af dat de vrouw zich
met het vervaardigen van kleederen en
naaldwerk bezig hield, en niet alleen voor
het <hoodwendige, maar ook voor praal en
versieringen. In de oude tijden, toen de
kleeding zeer eenvoudig was en bijzonder
lijk uit vellen bestond, was die arbeid nog
al zwaar en het ging zoo gemakkelijk niet
als thans met naai- en breimachinen te
werken.
De huidenkleeding vergde ook den fijnen
naad; huiden werden samen gehecht met
vezels en koordjes, die er doorgetrokken
werden door middel van vooraf gemaakte
gaatjes.
Zeer oude naalden zijn er ontdekt, van
hoorn en been vervaardigd.
Zoo vindt men in de voorhistorische tij
den naalden die uit gekloven beenderen
gemaakt werden. Deze gekloven staafjes
werden zeer fijn en glad geslepen of ge
wreven, den eenen kant scherp en den
achterkant met een gaatje doorboord, en
zoo werd de naald tot gebruik gereed. De
openingen door deze breede naald veroor
zaakt, werden terug klein getrokken.
Oorspronkelijk gebruikte men ook naal
den vervaardigd uit doornen, vischgraten,
hoorn, beenderen en hertsgewei.
Het gebruik der metalen naalden was
reeds bij de Babyloniërs, Grieken, Romei
nen en Kelten bekend. Veel der eerste
naalden hadden het oog in het midden,
dit was bijzonder om op borduurramen te
werken.
De Romeinen gaven de benaming van
„acus", zoowel aan de naainaalden als
aan de spelden; zij werden, volgens be
waarde afbeeldingen, in open vaasjes ge
plaatst. In de elfde eeuw, toenJjet ijzer-
draadtrekken uitgevonden was.piam het
naalden maken toe. In 1370 bestond er te
Neurenberg reeds een groote fabriek.
Eerst in de 19e eeuw kwam deze tot groote
volmaking door het uitvinden van auto
matisch werkende machines. Naalden- en
speldenmakers worden vermeld in de
stadsboeken van 156515741578 en 1885.
Vroeger schijnen de naalden niet zoo
goedkoop geweest te zijn, een bewijs daar
van is, dat er vroeger zeer mooie naalden
kokers gemaakt werden die slechts ééne
naald konden bergen. Deze bestonden
reeds in de XVe eeuw en waren uit ivoor,
hoorn of metaal vervaardigd. Zij dienden
dan dikwerf als sieraad en werden aan de
gordels gehangen. Violet-le-Duc geeft er
een weder, die den vorm heeft van vrou
wenbeeldje en in het midden opengaat.
Tegenwoordig zijn er verschillende fa
brieken, welke eene overgroote hoeveel
heid naalden maken, daardoor kunnen zij
tot zeer lage prijzen In den handel ge-J
bracht worden.
Vooraleer er eene naald geheel afge
maakt is, gaat zij door 30 a 40 handen en
er worden per dag ongeveer 720.000 in een
fabriek vervaardigd.
Deze drie modellen zijn zeer geschikt
voor eenigszins corpulente dames, daar
de geheele snit zoowel als de valling en
het beloop der gameering er op berekend
zijn, een zoo slank mogelijken indruk te
maken. Als regel moeten de verticale
lijnen de overhand hebben, zoodat het ge-
wenscht is voor dergelijke kleeding de
dwarsnaden en ceintuurs zoo weinig moge
lijk te laten opvallen.
T 4079 is een japon van foulardzijde
De tuniek valt klokkend over den onder-
rok. -
T 402 is een tailleurmantel van Engel-
sehe fantasiestof met een stolpplooi in den
rug.
T 4083 kan van wollen of zijden ribs ge
maakt worden. De kraag en gameering
zijn van bijpassende zijde gedacht.
Zooals we laatst beschreven, bestaat de
nieuwste corsage uit een bloempje of gar-
neerseltje van dezelfde stof van den man
tel of van de garneerende stof van den
mantel gemaakt.
Fig. I en II toonen ons een paar van
die eenvoudige te maken corsages. Het is
aardig fig. I van twee verschillende stof
jes te maken, b.v. geruite en effen stof.
Op onze teekening zien we, hoe de ver
schillende figuurtjes op elkander gelegd
worden. Fig. II zijn ronde cirkeltjes van
stof, die reeds kleiner geknipt zijn; deze
naaien we op elkaar met in 't midden
b.v. een aardig fantasie-steentje. Nu
knippen we alle lapjes in reepjes, zooals
de teekening aangeeft. Voor deze corsage
is het aardig de lapjes in verschillende
harde kleuren te nemen.
Cr. L.
Van bovenstaande kostuum-modellen
(met een T voor het nummer) zijn voor
onze abonné's tegen den reclame-prijs van
slechts 0.25 per stuk patronen ver
krijgbaar.
De patronen zijn voorradig in de ma
ten 88, 96 en 104 c.M. bovenwijdte. Deze
maat neemt men rondom het lichaam
vlak onder de armen door; de centimeter
moet glad om het lichaam liggen, dus
zonder ruimten. Men bestelt dan het
patroon, hetwelk het meest deze maat
nabü komt; voor het verkleinen of ver-
grooten kan men de bijgevoegde hand
leiding raadplegen.
Bij bestelling gelieve men duidelijk
naam en adres, nummer en maat van
het patroon op te geven en het bedrag
in postzegels of per postwissel te vol
doen aan PEREBOOM'S PATRONEN-
HtriS, Rozengracht 236, Amsterdam C.
Er waren ook naalden waarvan het oog
gesplitst was, zoodat een blinde den
draad in de naald kon steken. Deze naal
den waren zeer practisch maar niet sterk;
de oogen braken gemakkelijk, dit is mis
schien de oorsaak dat ze niet in gebruik
bleven.
Op dit gebied heeft onze moderne indu
strie niet veel vooruitgang gemaakt; vroe
ger was men veel vernuftiger. Vroeger
was er geen kans dat de bobijnen garen
op den grond zouden vallen en tijd deden
verliezen met zoeken. Evenmin bestond er
verwarring in de verschillende kleuren en
soorten van garen. Daar bestond een stel
voor, waarin men alles samen aantrof.
Men had ook geen helper noodig, om sa
jet op te winden, daarvoor bestond reeds
in de middeleeuwen de haspel, welke tot
nu toe onverbeterd gebleven is.
Voor den naad werden er niet alleen
naalden gebruikt, maar wel naaimaehinen.
De eerste naaimachine werd in 1790 door
den Engelsehman Thomas Saint uitge
vonden, maar genoot door hare onvol
maaktheid weinig bijval.
In 1804 waren het nogmaals Engelschen,
Thomas Stone en James Henderson, die
een volmaakte machine vervaardigden. Jo
zef Madesnergen, van Weenen, vond een
nieuw stelsel uit, doch ingewikkeld, bijge
volg even onpractisch. De machine door
Bartheld Thimonnier in 1829 met haak-
nadel vervaardigd, was ook nog gebrekkig;
verscheidene anderen brachten verbeterin
gen aan, doch zonder werkelijk te slagen,
tot eindelijk Elias Home van Spencer, in
1349 een volmaakte naaimachine ver
vaardigde, dat sinds dan in algemeen ge
bruik kwam. De latere verbeteringen en
fabrikaten zullen wij niet verder vermel
den. Aan het einde der XlXe eeuw zond
Amerika reeds 1.500.000 naaimachines
jaarlijks de wereld in.
Na de naald komt de vingerhoed als een
behoefte voor. Toch wordt er nergens over
gesproken, maar zeker in de middeleeuwen
bestond reeds de vingerhoed. De eersten
waren boven open, later werden ze geheel
gesloten. Voor zwaar werk zijn thans de
naalden driekantig, de vingerhoed is dan
vervangen door een band rond de hand
bevestigd, waarin te midden van de hand
een duwplaatje aangebracht is.
Wanneer de schaar uitgevonden is, heb
ik niet kunnen achterhalen. Vóór dat deze
bestond gebruikte men zeer eenvoudig een
mes, dat in vele gevallen de schaar ver
vangen kan. De dubbele schaar bestond
toch al in de middeleeuwen, maar was
weinig gebruikt. De veerschaar is nu nog
altijd en bij verschillende ambachten in
gebruik. Vrouwen gebruikten ze voor hun
fijn werk nog steeds bij het einde der
XVIIe en den aanvang der XVIIIe eeuw.
Deze waren zeer netjes gemaakt en verder
bewaard in gegraveerde of ingelegde sta
len kokertjes of scheden.
't Zijn meestal tyrannieke echtgenoo-
ten of toekomstige echtgenooten, conser
vatief zoowel wat hun smaak in vrouwe
lijk schoon als wat hun opvatting over
vrouwelijken onderwerpingsplicht betreft,
die de oorzaak zijn van zulke problemen.
Wie eenmaal kort haar heeft, verlangt
soms wel eens, 't er met één slag weer
te kunnen aanlijmen, maar waar dit nu
eenmaal ondoenlijk blijkt, stellen we ons
gewoonlijk voor, tot in onzen ouderdom
en grijsheid met korte, desnoods zilver
witte manen te blijven rondwandelen. De
bijzonder onaantrekkelijke periode van
aangroeien schrikt ons allen af, en zoo
blijven we maar, met een kleine schei
ding- en ponny-verandering jaar in en
jaar uit de gevolgen dragen van wat we
in een onbewaakt oogenblik zelf gekozen
hebben.
Wie echter toch heel moedig willen
doorzetten, hetzij dan uit eigen verkiezing
of op hoog bevel van een onpractischen
heer en meester, komen soms voor lastige
vraagstukken te staan, wanneer ze ten
minste niet al te veel op vogelverschrik
kers willen gaan lijken. De tegenwoordige
zoogenaamde „lange shingle" (die hier
echter nog niet zoo veel ingang heeft ge
vonden als b.v. in Engeland) die ook
gedragen wordt door dames, die niet de
bedoeling hebben, het haar geheel te la
ten aangroeien, kan hier een welkome
uitkomst brengen. Het haar wordt daarbij
achterover gekamd en achter de ooren
weggestreken. Boven op het hoofd wordt
het licht geonduleerd en laag in den nek
sterk omgekruld. Op die manier kan men,
onder steeds zorgvuldiger krullen, het
haar zóó lang laten worden, dat het ten
slotte om een van de bekende half-cir-
kelvormige kammen gewikkeld kan wor
den en zóó in een rol rondom het hoofd
opgestoken.
Voor wie niet houdt van die lange, om*
den rand van den hoed opkrullende lok
jes, zijn er nog wel andere mogelijkhe
den. We houden het achterhaar gewoon
kort en laten alleen de zijlokjes groeien,
die we sterk opkrullen, zoodat ze niet
opvallend laag hangen. Het overige haar
moet dan natuurlijk óók geonduleerd zijn,
oni niet te veel af te steken. We laten deze
zijlokjes doorgroeien tot ze lang genoeg
zyn om van achteren bijeen te komen,
zonder dat we ze al te strak behoeven weg
te trekken. Dan binden we ze daar
met een bandje samen en bedekken dat
met een langwerpige sierknip. Daaronder
laten we dan het achterhaar rustig
groeien, het geleidelijk oprollend en de
pieken onder de speld wegwerkend tot we
pet gewoon kunnen opmaken.
Velen van ons hebben hun eigen afge
knipte lokkenpracht zorgvuldig bewaard,
en daar kunnen *we ook een dank
baar gebruik van maken in de lastigs
periode van het aangroeien. We laten het
door den kapper bijeenvatten tot een
stevigen bos; dit zelf te doen is niet ge
raden, daar het dan toch telkens losraakt
en er veel van verloren gaat. We binden
ons achterhaar in 't midden tot een bosje
bijeen, 't behoeft daarvoor in 't begin
niet zoo heel veel langer te zijn dan we
't gewoonlijk dragen en maken er den
bos oud haar aan vast. We maken dat op
in een stijve, vrij lange rol van oor tot
oor, die we meer met knippers dan met
haarspelden bevestigen, heel stevig. De
zijlokjes steken we naarmate ze groeien
opzij bij, het achterhaar groeit onder de
rol aan, die steeds gemakkelijker te be
vestigen is, naarmate dit langer wordt.
EVA
v oxacooKnu nnnnci DAOX TUTEI'
HOIXANDSCHE SAUS
Roode poon is eind Augustus, Sep
tember tot half October vrij overvloedig.
Gekookt is ze zeer smakelijk en voed
zaam.
Maak de visch op de bekende wijze
schoon en kook haaf met ruim kokend
water met veel zout gaar, zooals schel -
visch ook gekookt wordt.
Voor de saus;
3 a 4 eidooiers
200 gram gesmolten boter
VA d.L. bouillon
zout - peper
citroensap
Bereiding:
Roer de eidooiers flink met wat zout
en peper. Voeg de gesmolten boter toe,
de bouillon en Iaat ze samen au bain Ma
rie, d.i. in een pan met kokend water,
roerende dik worden. Maak de saus op
smaak af met een paar druppeltjes ci
troensap, zoo noodig nog zout en wat
peper.
RIJSTSCHOTELT JE MET LEVER
EN TOMATEN
3 ons lever (kalfslever)
250 gram rijst
l'A pond tomaten
stukje boter
een paar takjes peterselie
een paar peperkorrels
stukje foelie
laurierblaadjes
stukje ui
paneermeel
Bereiding;
Wasch de lever, zet ze op met koud wri
ter, breng dit aan de kook en giet het
of rmjjifiuw on .met. ruim koud
water, wat zout en alle kruiden
haar gaar In pl.m. uur.
Wasch de rijst, zet ze op met 'A
bouillon van de lever en kook ze gaar,
Wasch de tomaten, snijd ze in vieren
en smoor ze gaar met een stukje boter.
Wrijf ze vervolgens door een zeef van
paardenhaar. Doe de tomaten bij de gaar
gekookte rijst, eveneens de in dobbel
steentjes gesneden lever. Voeg zoo onodig
nog wat zout toe. Doe de massa in een
vuurvasten schotel, strooi er paneermeel
over, leg hier en daar een kluitje boter
en laat er in den oven een lichtbruin
korstje op komen.
ROZIJNENTAART
250 gram zelfrijzend bakmeel
100 gram boter
150 gram suiker
125 gram sunmaid-rozijnen
3 eieren
1 d.L. melk
Bereiding:
Roer of klop de eidooiers lang met de
suiker en iets «out, tot ze dik en luchtig
zijn geworden. Voeg hierbij de gewas-
schen en even gedroogde rozijnen, even
eens de gesmolten maar afgekoelde bo
ter. Vermeng in een paar slagen met deze
massa de gezeefde bloem, vervolgens de
melk en ten slotte het stijf geslagen eiwit,
dat er luchtig doorheen geschept moet
worden. Doe de massa over in een spring-
of taartvorm, die met boter is ingesmeerd
en met bloem bestrooid is en bak de
taart in een matig warmen oven gedu
rende al uur.
CATHARINA
Als de bladeren van de clivia geel wor
den, is 't een bewijs, dat de plant niet
in goede conditie is.
Verdunde koemest is eten en drinken
voor de plant. Vooral in de zomermaan-
dan kan men den pot verscheidene keeren
gieren (we gebruiken geen kunstmest».
De koemest wordt met water verdund,
omdat de plant anders zou verbranden.
Als dit gieren eenige keeren herhaald
wordt, zal de plant na eenigen tijd weer
frisscher worden en beter groeien.
Een goed gezonde clivia heeft donker
groene en glimmende bladen.
Bladen, die eenmaal geel zijn, vallen
af. Heeft men echter de punt van een
blad geknakt, dan kan dikwijls het ver
dere blad nog behouden blijven, door de
punt tot voorbij den knak af te knippen
en het blad van onder naar boven tus-
schen twee zachte doeken te drukken,
totdat de sap aan het afgeknipte gedeel
te komt. In den zomer krijgt de plant zoo
ongeveer om de twee dagen water, de
aarde mag geregeld vochtig zijn, maar
vooral niet nat. Na October minder wa
ter, totdat de bloemstengel zichtbaar
wordt; dan geven we weer meer.
Is de bloem uitgebloeid, dan laten we
den stengel zitten, totdat deze slap wordt
en trekken haar dan met een rukje uit.
Als men stekken van de oude plant wil
scheiden, dan haalt men de plant uit den
pot, maakt de stengels bloot en breekt
de stek van de moederplant af, zorgende
dat er genoeg stengels aan de stek over
blijven.
Met zet de stek in een pot met
nieuwe aarde (bladaard is goed) en ge
ve haar geregeld water, later met koe
mest gieren.
Het is aan te raden de clivia om de
drie jaar te verpotten, 's zomers in een
licht, frisch vertrek en 's winters in een
verwarmde kamer, niet te dicht bij de
kachel te zetten en vooral oppassen
voor vorst.
Wil men de bladeren goed schoen hou
den, dan lapt men eens in de week de
bladen van onder naar boven met spons
en zeem af.
G. L.
M A.k4