Woensdag 10 October 1928 Derde Blad Pagina 1 Een weerspannige hoed If J§ tl JB Ei Vin If Twee Bedelaars |gg r 1§ W .-'i-'sÉ 111 ff? |l p4 7«; -**1111 lp#i Lw- '-r- ff# w||g Ik wil u leiden, waarde lezer, naar Lour des om u de ware geschiedenis te vertel len van een weerspannigen hoeden van de manier, die de Heilige Maagd het aan legde om er een gedweëe hoed van te ma- ken. Want er is in de geschiedenis van ver- Schillende gebeurtenissen te Lourdes, één ding... oh! een heel klein ding, ik geef het Ik bedoel de hoeden en wel mannenhoe- Ika bedoel de boeden, en wel mannenhoe- den Het is op het uur van de processieach- ter de rij van ziekenen pelgrims, zijn er de nieuwsgierigen uit den omtrek. Dit zijn badgasten uit Cauterets, Luchon Gf Biaritz. Ieder uur brengt de autocar ze nan en weer terug. Tusschentijds willen ze "Wat zien: Mevrouw en de jongedame komen de Heilige Maagd van Lourdes begroeten, en Mijnheer vergezelt ze Het meerendeel van den tijd is hij even 2°o belangstellend als zijn vrouw en doch ter. Hij weet, dat hij op het bewuste oogen- blik een kniebuiging moet maken met ®en knie, die hij zorgvuldig beschermt door ee'i zakdoek of opgevouwen krant er onder I® leggen, opdat zijn broek toch niet vuil zal worden. Wat zou men er in Luchon of Biarritz van zoggen! Het gebeurt den nog wel eens, dat mijn heer vergeet zijn hoed af te zetten, hetzij' bij het voorbijtrekken van het H. Sacrament, hetzij op het oogenblik van de zegening. Mevrouw en de jongedame, zijn zichtbare engelen, die aan zijn rechter- en linkerzijde geknield zijn, trekken hem dan aan de pan der: van zijn jas en fluisteren: Papa, je hoed j Je hoed, Evariste En Evariste buigt ditmaal voor het bevel Van de dames en voor den goeden God; hij ontbloot het hoofd Wanneer mijnheer alleen is, gaat hel niet altijd zoo gemakkelijk!Hij weet niet dat hij het hoofd moet ontblooten! Of wel, hij heeft het vergeten Of nog anders, hij durft ftiet... Hij ziet rond of een andere passagier van de auto car de oogen niet op hem ge richt heeft. Dikwijls verandert hij van plaats, zoekende naar een afgezonderd hoekje, waar het niet zoo erg opgemerkt wordt, dat hij hen hoed ophoudt. Wat hem in dergelijke gevallen nog redt 1,: het ontmoeten van een heer, die zijn hoed heeft afgezetof geknield is. Dan homt hij nader, hurkt naast hem neder, en., bloedig wordend, ontbloot hij ook eindelijk het hoofdhij heeft een voorganger gevon den! He aarzelende hoed heeft opgehouden te Weifelen Maar zoo nu en dan gebeurt het., oh! zeer Zeldzaam! dat de hoed niet weifelt; hij blijft dan hardnekkig op het hoofd van den eerbied waar digen drager vastzitten. Dm zoo te zeggen, het is de hoed van iemand, die onbevangen is, van hem, die lVriidenkt voor zoover zijn eigen kennis gaat Het is de authentieke geschiedenis van dier weerspannige hoeden, waarvan ik h iets wilde vertellenDe hoed, waar het °v®r gaat, trok de belangstelling van de Uilige Maagd; naar den titel zal hij u op Uw beurt wel interesseeren, Het was Donderdag 6 September 1923. Verschillende bisdommen hadden zieken naar Lourdes gezonden. hen van deze, Julienne gehceten, en 31 le&r oud, kwam uit Reims. Dp het, laatste oogenblik had men haar ^zonden om de bedevaart mee te maken. 'j wa.s voorzien van geneeskundige papie- ren, die de president van het Bureau ech- onvoldoende achtte. Ook had hij ge daagd, dat zij naar' het Bureau gebracht *Cu worden, om haar daar te onderzoeken. bar zij veel pijn leed, had zij haar matras "b een beweegbaren brancard laten maken, r*'11 de eventueeie pijnen, die bij het over- cengen veoorzaakt zouden worden, te ont wijken, "et medisch onderzoek had denzelfden '""'•gen plaats: vier doctoren verklaarden ''bparjg een longontsteking in verregaan- staat met verschillende etterende zweren. r "°1 was in dezen toestand... met moeite b'"' "nslateerd gedurende vier of vijf uur... Julienne uitgestrekt op haar vervoerbaar k1 hbed, op het plein van de Rozenkrans- er k, wacht op het voorbijtrekken en de ze- "'"8 van het Allerheiligst Sacrament, /rchter haar, vooraan tusschen de me- -bt.e en pelgrims, stond een vrijdenker... k'8*, a"een daargekomen om „vrij te den- "nmaar ook om te toonen, dat hij „vrij .dacht". "'-ze soldaat der vrije gedachte had, naar et scheen, zijn hoed stevig op het hoofd |®rder een sigaret op de lippen, terwijl hij <- et hef eene oog geringschattend, en Bet W-'T' I MM® DOOR DE ZON VERLICHT EN OVERGOTEN MET EEN ZILVERGLANSf zweefde de „Graf Zeppelin" boven Berlijn. Op de foto passeert het luchtschip den „Parizer Pliatz" met den „Brandenhurgertor." andere uitdagend rond zag. Dan had hij nog de handen in de zak, alsof het winter was"! Ondertusschen had onze „denker", af wachtende op de komst van Hem, die hij als zijn persoonlijke vijand beschouwd, nood zakelijkerwijze Julienne opgemerkt, alsmede den toestand van de zieke, aan wie hij de minste beweging een kreet van pijn ont snapte, De onafgebroken reis van Reims naar Lourdes had de zieke door de vele schok ken en tri.M van den trein, totaal uit geput. Ziedaar er nu een, zeide hij bij zich zelf, die ik „hein" uitdaag te, genezen Bij het naderen der II. Hostie, maakte een drager hem er opmerkzaam o.p, dat hij zijn hoofd niet ontbloot had. Arme ziekenbroeder! Hij kon zander succes zijn plaats in de processie innemen. Dat gaat u niets aan!Ik heb den hoed op, en ik houd den hoed op, was het antwoord van den „vrijdenker". Pilatus had zooiets reeds gezegd in ande re termen: „Wat 'k geschreven heb, heb ik geschreven". Doch ziet, op hetzelfde oogenblik gaf de monstrans het teelcen van geloof aan de zieke Ineens, als een veer, richtte Julienne zich op; een pijnlijke schreeuw ontsnapte haar, maar he^ was dan ook het vaarwel van do kiekteEn zij knielde neder om Jezus te bedanken, die gekomen was om haar te ge nezen. Maar tegelijkertijd knie-lde er ook nog een ander nederDat was de vrijdenker Zijn hoed had hij niet meer op het hoofd: de H. Maagd, die was het ongetwijfeld, had daarvoor getwijfeld, had daarvoor gezorgd en nu met de handen gevouwen, het hoofd gebogen weende hij. Eenige minuten later, terwijl men Ju lienne naar het Onderzoekingsbureau brengt, loopt een man het Rozenkransplein over, be geeft zich in de kerken werpt zich in een biechtstoel Denzelfden avond vroeg hij naar den naam van do zieke... en ook de gunst haar den volgenden morgen te mogen zien. Men vertelde hem, dat zij Mme. Hasard heette (zooals men weet is hasard in het Hollandsch: toeval, geluk.) De goede God heeft ook spotternijen; Hij genas een zieke om een andere beter te ma ken, en die hij als voorwerp daarvoor koos heette nu juistHarard (geluk)-. Een door de Voorzienigheid beschikt toe val! Den volgenden morgen constateerden drie en twintig doctoren, onder welken zich de vier bevonden, die den vorigen dag de ziekte hadden vastgesteld, de genezing als vast staande en, om haar abnormale vlugheid, in tegenstelling met alle vastgestelde regels der hedendaagsche wetenschap. Denzelfden morgen nam Julienne Hasard het kleed en de bezigheden van een Zieken zuster aan. Zij kreeg ook bezoek van den bekeerling. De één, vroolijk om haar genezen lichaam de andere om zijn ziel, die als het ware uit den doode was opgewekten beiden, de een nog gelukkiger dan de andere, hadden een onderhoud, dat in hun eigen naieve taal was het Te Deunt tot hen,, die het niet wisten Een der geregelde kerkgangers der St. Petrus en Paulus-parochie te Parijs was een man van middelbaren leeftijd, "s zomers en 's winters gekleed in een paard-bruine, tot. op de voeten afhangende jas met glim mend kale vlekken, het ruig behaarde ge laat weggedoken in een oorspronkelijk zwar te, nu groen-grijzen vilten hoed met bree- den rand, waaronder tot laag in den nek piekerig een wild uitgegroeide haardos glib berde. Een hardnekkig opgelapte, bijeengehaal- de en ondanks dat nog hier en daar ge scheurde broek, een paar aartsgriize, uit gezakte en van onder en boven met onge- wenschte luchtgaten voorziene schoenen, voltooiden de tenue vanden bedelaar, terwijl ook een dikke knuppelachtige stok de staf zijner waardigheid niet ontbrak Een der geregelde kerkgangers!Als hij echter 's morgens vroeg reeds op weg ging en de vele steenen treden voor het kerk gebouw was opgesukkeld hij leed aan rheumatiek in de fceenen dan bracht hij het niet verder dan tot aan het portaal van het heiligdom. Want daar begon hij zijn dagtaak, daar was zijn standplaats, zijn atelier, het terrein van z'jn exploitatie. Af gezien van de narigheden, welke trouwens ieder beroep aankleven en die voor hem vooral bestonden in het verduren van kou de en tocht, vond hij zonder veel smeeken, dat deden alleen zijn half dicht geknepen, schuin ophlikkende oogen en havelooze va gebondsuitrusting een passend bestaan. En aan die koude en tocht, welke een ge woon menseh reeds lang en verschrikke lijke griep met longaandoening zou hebben bezorgd, was zijn bijzonder gevormd ge stel, meer buitens- dan binnenshuis op groeiend zich steeds meer en meer gaan aanpassen. Behalve dan die verduivelde rheumatiek dan natuurlijk, gingen de za ken redelijk goed, totdat op zekeren dag een individu van zijn soort tegenover hem kwam postvatten. Wat moest dat nieuw product van zijn stand daar nu in zijn onmiddellijke nabij heid een doodende concurrentie beginnen? Was het leven al niet duur en moeilijk ge noeg? En had hij door zijn trouwe komst geen recht van alleenhandel op deze plaats? Dat waren ongeveer zijn overwegingen van di"n eersten onheilspeilenden dag, waarop hem dit gezelschap werd opgedrongen. Dan volgenden dag, toen hij des morgens weder volgens gewoonte om zeven uur op trok naar de hoogte, waar zijn beroep hem riep, vond hij daar reeds zijn ongewenschten collega en moest hij bij de opname van zijn dagtaak zien, hoe een oude, deftige dame, met goedige meewarige oogen den tegen stander een blinkend, blinkend geldstuk in de opgehouden pot wierp. Maar er was meer. Met liefde voor zijn vak meende bij in principe gekant te moe ten zijn tegen dezen indringer Diens hou ding en uitdrukking kwamen hem be houdens een vergeeflijk air tot verhooging van een meelijwekkend voorkomen ver dacht voor, want zoodra er menschon in 't zich kwamen,, dook hij miserabel inéén en opende zijn jasje, om een naakte, ruig behaarde borst te toonen, voor zoover een vervuild ingescheurd hemd dat veroorloofde en dan werd zijn oog en mond zóó kwijnend en hartroerend smeekend, dat zijn overbuur hem deze kunst bijna benijdde. Deze slingerde dan met jaloerschcn b'ik, want 't zeggen dat waagde hij niet op zijn collega het verwijt: „zoo'n jonge, gezonde kerel! Kun jij niet werken?", zon der ook maar in het minst bewust te zijn van de mogelijkheid, dat die woorden op hem zelf toepasselijk waren. Het was reeds laat in den morgen en onze bedelaars achtten het niet de moeite nog meer tijd te verkwisten mét wachten, immers bijna alle geloovigen uit de laatste mis hadden de kerk reeds verlaten. Derhal ve werden de jassen dichtgeknoopt, pet en hoed opgezet, in een woord men maakte zich reisvaardig om elders zijn fortuin te bedelen. Een geschuivel op de steenen trap deed hen echter plotseling in hun vorige ambtelijke positie terugzinken en een oogenblik daarna zien zij een heer verschij nen. Deze verricht evenwel niet de ge- wenschte greep naar zijn portemonnaie of vestzakje, maar blijft bij den ingang der kerk staan en kijkt beurtelings de beide vagebonden onderzoekend aan. liet was de directeur van een filmfabriek. Voor de mise-en-soene van een film had hij een bedelaar noodig en nu oordeelde hij, dat een echte arme, of heusche landlooper beter de rol zou vervullen dan een van zijn verkleede spelers. Hij was daarom dien mor gen uitgegaan om aan de deur eener kerk iets van zijn gading te zoeken. Zijn keuze viel op den „indringer", den „huichelaar" den verdachten en verachten concurrent. Diens, lange verwaarloosde haren en breeden o-nverzorgden baard, vorm den te zaroen met zijn weergalooze lompen een in zijn soort, pittoresk geheel. Dat stond den regisseur aanbehalve een vergaan de, weerzinwekkende vervuiling, fen toe stand die hem als leek natuurlijk wel onnoodig of tenminste overdreven voor kwam, maar door betrokkene, den uitvin der voor een der onontbeerlijke factoren zijner verrichtingen werd gehouden. Ik zoek nog iemand voor de opname van een film, sprak de beer tot den ver wonderd starenden schooier. Kunt u morgen naar de Studio, boulevard St. Etienne ko men? U wordt er natuurlijk voor betaald. Zonder te weten en te willen onderzoeken of bij in staat zou zijn voor de van hem verlangde taak, antwoordde de aangespro kene begeerig, Jawel meneer, U kunt op mij rekenen. Maar knap je dan wat op hè? voegde de heer er aan toe en verdween. De andere bedelaar bruiste van vinnige jaloezie. Dat huichelachtige, vervuilde type werd daar uitverkoren en hij werd over het hoofd gezien. Toeh maakte hij zich sterk, ja, was er verzekerd van, dat hij, zoon van een „artist", al was het dan ook maar een artist uit de café's van Montmaitre en de Academiewijk, heel wat meer auteursbloed en talent in zich omdroeg dan die niets- nutter tegenover hem. Maar hij wilde van het gev)al meer we ten en daarom besloot hij hem den volgen den dag te volgen, om te zien waar hij naar toe zou trekken, want het adres, dat die mijnheer had opgegeven had hij niet kun nen verslaan door het deurgeklap naast hem. Dies sloop hij zijn benijden wapenbroeder ne en ontdekte eindelijk diens verhlijf: een klein hotelletje met grijs-zwarte muren, waar in de donkere vensters loerden als lugubere oogen, diep en somber als van een tering lijder. Een vaste wil overwint allesen on danks de rilkoude ochtendlucht doolde de verongelijkte den volgenden morgen reeds om zes uur rondom deze woning, waar zijn prooi moest uitkomen om voor de fotogrft* fen te verschijnen. Een uur verliep, traag en vervelend, iit weerwil van de gewoonte van slenteren eul der dat hij den toekomstigen acteur bes merkt had. Het was omstreeks half negens toen een deur in het zijsteegje openging enf een heer met vluggen tred de straad OR kwam. Aan den overkant bespiedden hens twee scherpe oogen. Deze meenden in dén? sober maar net gekleeden heer de trekken van den indringerigen compagnon to hep* kennen in strijd met zijn sceptisch verstand] dat aan zoo'n metamorphose niet wildé gelooven. Plotseling echter schoot hem als een blik- semschicht door het hoofd do herinnering: aan de overdreven geveinsde houding van; zijn kameraad, tijdens die operaties den vorige dagen en meteen kwam een twij fel bij hem op aan hetgeen hij onmogelijk) achtte. Instinctmatig volgde hij het heer schap. Diens snelle pas had hem na tien' minuten naar het doel geleid, waar de ex- bedelaar en aspirant-acteur achter eeiï groote, zware deur verdween. Terwijl de een verbluft op en neer bleel loopen, vroeg de ander aan een der typisten' "die daar in een zijbureau werkten, naar den' directeur. Nadat hij het doel van zijn komst had bekend gemaakt, ging de jonge daraé op zoek naar den directeur, die na eenige; oogeniblikken verscheen en zich geplaatst zag zag tegenover een net heerschap, met hoog boord, lage schoenen en een wel niet nieuw, maar toch fatsoenlijk costuum. Wat wenscht u mijnheer? hoorde de; bezoeker zich aanspreken en eerbiedig hield hij zijn hoed in de hand. U hebt me gisteren gezegd hier te komenvoor een film Ik ken u niet mijnheer! Maar herinnert u zich dan niet, hoe u gisteren bij deri ingang der kerk De directeur sloeg van verbijstering de. handen in elkaar en wierp vervolgens een blik op het versch geknipte hoofdhaar en het gladgeschoren gelaat van den bezoeker, Maar in hemelsnaam man, waar zijn je haren, je baard uw kleeding van gis teren Mijnheer heeft mij gezegd fatsoenlijk voor den dag te komenDat was trou wens wel overbodig, want ik presenteer mij nooit anders Een volgend oogenblik stond de zonder linge bedelaar weer op straat, waar zijtt rasgnoot zich nog verdiepte in mijmerin gen over de verbluffende verrassingen dié het leven kan bieden. En alsof bij de ge heels situatie had doorzien, zoo ging h 1| nu naar binnen en vroeg den directeur te; spreken. Een jaar later telde het bedelaar sgildé één lid minder en was het sterren-aantal aan den bioscoophemel met één a! was. het dan ook een der kleinere vermeer derd. Bij zijn eerste optreden voor de fotogra fen vonden zij hem „fotogeniek" en zoo echt' natuurlijk, dat hij een weck later weop mocht komen om een landloopersrol te ver tolken in een historische film. Sinds dien veranderde hij voorgoed van maatschappelijke positie, kleeding en huis vesting en een ontwaakt eergevoel deed- dé rest, natuurlijk niet zonder zijn „talent* zooals hij later den regisseur ook zeide: Dat ik nu hier ben is zoo verwonder lijk niet, mijn vader was immers tooneel- speler Later bracht de filmcommissie deze ge schiedenis met eenige fantasie in beeld on der den titel „Twee Bedelaars" of „Wie het laatst lacht, lacht het best" en de hoofdrol werd daarin vervuld dooreen der go- regelde bezoekers van de St. Petrus en Pau- luskerk. EEN OVERZICHT VAN DE SLUIZEN TE IJMUIDEN, welke gedeeltelijk vol met water zijn. eeioopen en waa^ binnen afzienbaren tijd, de grootste gtoomera zullen kunnen passeeren.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10