FEUILLETON
HET NIEUWE BEDRIJF.
DINSDAG 23 OCTOBER 1928
DERDE BLAD
PAGINA 2
DE STICHTING VAN GALILEA.
HET VERVAL.
tegen tie Focaristen, de geestelijken, die eer
huisgezin hadden gesticht, zijn optreden tegen
de dwalende mendikanten, wier leer niet zui
ver meer was, had gevolg gehad. Goedgezinden
hadden zich om hem vereen igd in de Bsoeder-
schap des Gemeenen Levens en, toen de pest,
opgeloopen in dienst van de naastenliefde, hem
op het sterfbed had geworpen, liet deze an
dere Elias, na een kort apostelleven, den man
tel op de schouders van Florens Radewijns
achter en werd verzameld tot zijne vaderen
belovende een regen van rozen uit den hemel
te zullen doen nederdalen.
En inderdaad, het jaar 1384. waarin Geert
Groote gestorven Is, bleek niet het einde van
de beweging, door hem aangedreven. De .con
gregatie van "Windesheim bij Zwolle, na zijn
dood ontstaan, mag zijn posthume dochter ge
noemd worden en veel heeft het voorbeeld dei
Devoten, zooals zij in die dagen genoemd wer
den, bijgedragen, ook het geestelijk leven '.n de
oude orde tot vlammende vurigheid aan te
wakkeren. Dit opflakkeren van het vuur van
godsvrucht en liefde tot God leidde in de vijf
tiende eeuw tot het observantisme, een drang
naar terugkeer tot de oorspronkelijke streng
heid in de orden der Norbertijnen, Benedictij
nen, Dominicanen en Franciscanen niet min
der dan in die der Augustijnen en Cist-er Men
gers of Bernardijnen.
Toen kwam eT een godvreezend man, gedre
ven door dien geest van innerlijkheid, uit
Bessen in Buitschland, Johan Klemme gehee
ten, tot den Prior der Regulieren (Augustijnen)
te Zwolle en openbaarde hem zijn voornemen,
in de -wildernis ten Zuiden van Hardenberg,
waarvan onze berichtgever zegt, dat hij er nooit
een spoor van menschelijke bewoning heeft
aangetroffen, een klooster van strenge obser
vantie te bouwen. Die berichtgever is wel heel
onverdacht en te goeder trouw. Hij maakte 5cel
uit van de mannen, die de eerste stichting te
Sibculo begonnen, maar voelde zich o,p den duur
te eenzaam.
MaaT wij moeten verder: de prior was spoe
dig gewonnen, een zekere Gerard ten Bussche,
een eerzaam man, wonende buiten de muren
van Zwolle, toonde zijn groote belangstelling
Een industrie- en boerenvertelling
uit Munsterland
door AUG. WIBBELT. Pr.
(Uit 't JWtrnsteriandsch dialekt vertaald)
32)
Lise kon den heelen nacht niet slapen en de
gedachten dwarrelden zoo wild door haar arm
hoofd, dat zij op 't laatst niet meer wist, hoe
ze 't had. Maar ze was vast besloten té komen,
want andere was alles allee uit, en ze kon
Lindeman niet meer missen.
Lindeman was ook heelemaal van streek
van zenuwachtigheid. Hij verkocht krenten
voor koffleboonen en snuif voor peper, gooide
het haringtonnetje om en wilde 'n kaneelpijp
als 'n sigaar aansteken
Maasman wist niet meer, wat hij zeggen
moest Lise had 't middageten met suiker ge-
aout.
De torenklok sloeg kwart voor tien. 't Was
'n stille, donkere avond; geen blad bewoog
zich aan den dikken lindeboom, die in Maas
mans tuin stond en .net z'n breede takken
tot over den muur reikte. Lindeman stond te
rillen op z'n beer,en, ofschoon 't 'n warme
August usa vond was; hij stond aan den
anderen kant van den muur te wac-hten. Daar-
hoorde hij wat in den tuin, toen aan tuin
poortje hij deed 't langzaam open, daar was
ze! Heelemaal ingewikkeld en vermomd en 'n
■doek over d'r hoofd in de eene haid 'n
groote reistaecb en 'n groote par-plme en
onder den anderen arm een dikken bundel met
allerlei henoodigdh eden. Wei viel 't Lindeman
op dat ze er nog al corpulent uitzag want
Agnes was slank en de keukenmeid nogal dik;
maar hij dacht, dat 't van al die k.eeren
kwam. Hij nam de tasch en den aundel en
ging voorop, zonder 'n woord te zeggen; z'n
hart. klopte geweldig.
Terwijl ze zoo stiekem langs de huizen
slopen, kwam dokter K-u is hun tegemoet. Ge
lukkig vae irij in de olie, zoodat Lindeman
dacht; dié heeft ons zeker niet herkend,
nauwelijks waren ze van den schrik bekomen,
toen ze de politie zagen aankomst.
Hierheen! Lindeman deed t poortje
open dat toegang gaf tot het tuintje van
Brommer. Daarbij had hij het ongeluk, onver
dachts in 'n emmer met witkalk te vallen
de oude Brommer wilde den volgenden dag
gaan witten. Lindeman streek de kalk, zoo
goed als 't ging, aan den rand van de em
mer af en rtu was hij inderdaad een van de
zwartbonten van Holldorp. 2e gingen verder
laags den grooten weg en zijwaarts af het
bosch in, maar toen wilde Lise niet. verder.
Volg mij, mijn bemindefluisterde Linde
man, hier in de nabijheid wachten etnige
vrienden, die ons beschermen zullen. Meteen
ging hij verder eu met zijn kalkkwartier
lichtte hij verdienstelijk bij onder de don
kere boomon. Lise bleef somwijlen staan en
was half van zins weg te loopen, maar dan
fluisterde hij op hartelijken toon: Vertrouw
op irrij. mijn beminde!
Na waren ze aan den viersprong.
Opeens sprongen 'n twaalftal kerels achter
de eiken vandaan en zwaaiden met hun pet
ten en riepen: Heil Holderbtiit!
De keukenmeid viel bijna in zwijm van
schrik en zelfs Lindeman, die toch van alles
op do hoogte was, liet z'n bundel vallen;
maar de oppérbard trad snel naar veren en
zeide, terwijl hij 'n diepe buigir.g maakte
voor Lise:
Duitsche maagd! De barden begroeten U
hier in het eikewoud. Maar er is geen tijd te
•Terliezen, want een der onzen, helaas moet ik
't zeggen, AJex Wolbrink, had nauwelijks Van
mijn plan gehoord, of hij begon heftig daar
tegen te protesteeren en verklaard®, dat hij
op etaanden voet den vader van de maagd
■op de hoogte zou stellen. Wij hadden hem In
ons cachot gevangen gezet (hij bedoelde den
geitenstal van de kroeg), maar nu komt zoo
even de wachtpost, dien wij uitgezet hadden,
ons berichten, dat hij uitgebroken is.
Do vijanden zitten ons dus op de hielen.
Snel! neemt afscheid van elkaar en dan zul
len wij de maagd op geheime sluipwegen in
zekerheid brengen.
Juist kwam de maan even door d.e wolken
kijken.
Op eens sprong Louis op Lindeman toe en
greep hem bij z'n kraag:
Halt ventje! Ik heb gezwegen en dit
oogenblik afgewacht. Ik bemin deze dame ea
als jij schurk haar niet vrij geeft, dan zal je
deze plaats niet levend verlaten.
Louis had 'em half om.
Nu ontstond er 'n herrie van heb ik jou
flaar! Lindeman piepte als een eekhoorntje
en toen Lise dat hoorde1, trok ze den doek van
haar hoofd af en sloeg haar beide armen om
Lindeman en riep: O, slaat hem niet dood!'
De maan scheen in volle glorie op haar dikke
wangen, en op de verbaasde gezichten der
omstaanders.
De barden stonden versteend, toen de
Duitsche Maagd zich ontpopte en inplaats yan
Holderbliitt Maasmans dikke keukenmeid te
voorschijn kwam. Maar no§ voor dat ze tot
bezinning gekomen waren, sprong op eens de
politie te voorschijn en riep:
Halt, in naam der wet-
De barden stoven naar alle richtingen uit
een, en door het heele bosch klonk een uit
bundig lachen. Maar Lindeman hield de
politie stevig 'bij zijn kraag vast en Jopie
Brommer, die als hulp meegeloopen was,
pakte hem bij een 6ÜP v an z 3ae, maar liet
ze subiet weer los en 1 iep: Hejasses! Want
zijn handen zaten vol salk.
De keukenmeid was heelemaal van de kook;
ze dacht niet anders dan dat ze in dat wilde
bosch in de handen van roovers en moorde
naars gevallen was en nu wilde ze tenminste
doen, wat ze kon, 0IU haar Lindeman bij te
staan. Met de eene hand gieep ze Jopie vast
bij zijn baard en met de andere sloeg ze hem
met d'r parapluis 0111 z 11 ooreu, dat hooren en
zien hem verging.
Help, help! Dat vrommes krijgt de kol
der in d'r kop! Heereroetija, mijn baard!
Als Jopie z'n baard in gevaar kwam, dan
kreeg hij reuzekracht, t Duurde niet lapg,
of Lise zat half in onmacht op haar bundel
e-n d'r parapluie was in twee stukken. Daarop
trokken ze, vier man sterk, in den helderen
maneschijn Holldorp binnen, Jopie trotsch
voorop, Lindeman <:n Lise terneergeslagen
naast elkander en tl© politieagent in stramme
houding achteraan. Maasman stond in de deur
en nam ze in ontvangst.
XXVI
DE SOCIAAL-DEMOCRATEN IN
HOLLDORP
Op het m a rtrtploln- in Holldorp stood de
treurende Germania met haar bedroefde ge
laat. Ze had alle reden, om 't hoofd te laten
hangen, niet allee», omdat ze 'n ijzeren pin
in d'r nek had. zitten, maar ook, omdat ze
zoo weinig presteerde. Ze was daar extra op
gesteld, om het patriottisme hoog te houden,
als «c soms sociaal-democraten zouden
komen. Zeer zeker had zij bij de onthulling
zoo'n beetje beweëi»» *n ^aak gebracht.
Maar 't was 'n slecht vooi teeken geweest, dat
ze bij die gelegenheid op d'r kop gevallen
was.
앣t duurd-e ind^T-d3.ud. niet lang, of daar
kwamen de so ei a al -d e m oer a ten naar Holldorp.
In Loerem op de cementfabrieken waren er
'n paar en die ginsen des Zondags den boer
op en praatten den menschen in de herberg
allerlei mooie dingen voor en zooals dat nu
eenmaal gaat: als 3® den menschen honing om
d'r mond smeert, dan likken ze al gauw d'r
aan.
In Holldorp was voornamelijk de „mooie
Karei" in actie. Hij was tot de ontdekking
gekomen, dat hij niet alleen tooneelspelen
kon, maar ook .redevoeringen afsteken. Hij
las véél in de roode vlugschriften en had al
gs.uw zulk 'n dosis uitdrukkingen in z n
hoofd, dat hij 'n uur lang daarmee uitkwam
en U klonk 000 pompeus, als wanneer de
koster op 'n hoogen feestdag alle orgelregis
ters uittrok. „Mooie Karei" trok namelijk
altijd alle registers la zijn redevoeringen open
en -al» waren zeer steak: Bloedzuigers, vetge-
,mes.» kapitalisten, hongerloon, witte slaver-
in?,. aal waren z'n bes.e.
ii, MSgin werd er vee) om gelachen, maar
up 1 an r vond hij toe» bijval, voorname
lijk .er t jonge vork, dat bij de tweede
sigaar miss;-lijk en bij *t der-de glas" bier dron
ken was. uete jongens warenvlijtige leerlin
gen, ze kenden in 'n minimum van tijd 'n portie
van de sterkste uitdrukkingen en zinnen van
buiten en brachten 't ook al gauw tot vijf, zes
glazen bier, zoadat het einde niet af te zien
was.
Dö ecu of ander van de bejaarde lui knikte
af en toe ook wel eens toestemmend, als
„mooie Karei" zoo echt aan "t uithalen was,
maar de meesttn wilden niets er van weten,
want, 't was tegen den godsdienst.
Dat was 't lastige punt, daarmee kon
„mooie Karei" niet klaar komen. Eerst wilde
hij hun aan 't verstand brengen, dat gods
dienst bijzaak was en toen ze daarvan niets
weten wilden, dat godsdienst privaatzaak was.
Maar zo vertrouwden hem niet en op dit punt
was hij altijd min of meer confuus.
Dat is allemaal goed en wel zei de oude
Brommer, ik heb er niets tegen, als we iederen
Zondag, gebraden vleesch krijgen, wijn is me
te zuur, ik houd me bij me bier, maar niet
den godsdienst zie je, dat klopt niet, daar
mee maakt hij confnzerij.
De „mooie Karei" zocht en kreeg hulp uit
Loerem, waar het cement, en uit Winduoek,
waar de kalk was. 't Viel niet te -ontkennen:
Holldorp weTd meer en meer zwartbont, of
beter gezegd: in plaats daarvan werd 't watt-
rood. De oudere menschen bleven zwart, ze
stonden pal, voorop de oude Brommer, en
van de jongelui ook Jopie. Maar de roode
kleur nam toe, al was ze ook niet wasehecht,
en 't viel op, dat in Holldorp steeds meer ge
dronken en steeds minder gebiecht werd.
Op 'n Zaterdagavond, 'toen 't weer 200 leeg
was in de kerk, wandelden de pastoor en de
kapelaan onder de dikke linden op 't kerkhof
op en neer, de pastoor met 'n bedroefd, do
kapeldan met 'n ernstig gezicht.
Ach, die menschaa! Die menschen! zei
't pastoortje en schoof z'n calotje naar
achteren, bijna niemand komt biechten! D®
jonge mannen komen zoo weinig en ook de
jonge meisjes worden nalatig!
Dat is, niet te verwonderen! Als de jon
gens niet deugen, dan kan 't den meisje®
ook al gauw niets meer schelen, de jonge»
zijn demonstrativa 1) en de meisjes rela
tiva 2) -en die moeten bjj elkaar paseen.
Temet, begon de pastoor weer, moet >K
er een uit de meisjescongregatie zetten, 't 13
'11 ellende, 'n ellende-
De kapelaan trok 'n nadenkend gezicht.
Weet u, wat me daar door 't hoof»
schiet?
Zou 't niet goed zijn, mijnheer pastoor, als we
een-s een arbeiders vereen! ging of 'u Josefvef*
eenigmg, op den naam komt 't niet aan, a'3
wij dus 'u vereeniging oprichtten voor oud®1"
richting en afweer.
De pastoor bleef staan en keek den kape
laan aan, of deze hem koelbloedig vermoor
den wiide 3).
Nu ja, mijnheer pastoor, lachte de kap®
laan, 't is maar 'n voorstel om te overwegen-
Daarom moet u niet bang worden en dadelÜ
van me wegloopen. Ik weet, dat er aan zo0
ding twee zijden zijn en de eene is de ™°?e'
naamde schaduwzijde, vooral in een klei»
plaats.
Zulke vereen i gin gen zijn en blijven ee
kwaad, zei de pastoor en hij rilde cveT
leden.
Maar soms een noodzakelijk kwaad, mü®
heer pastoor!
Maar altijd een kwaad, kapelaan!
afgezien daarvan, wie zou dan die vereeniS1'-1 j
moeten leiden? U ontbreekt het lichaam 0
liever de keel daarvoor en mij, eerlijk gezeg
zin en jeugd.
Ja, 't is waar! Nu ja. laten we dan ma'
eens afwachten, hoe 't verder gaat. Ik
altlid nog van meaning, dat die he®
s^ortianietheerlijkheid niet lang zal dure
En ga m maar naar de kerk, mijnbo
pastoor, de „Scheeve Engel" is luist gekoff-e
en die wei.rscht prompte bediening.
Juffer Jeai:ne v-ond kort daarop weef
briefje onder de deur, maar zij gaf 't »l3
aan den pastoor, opdat de .goede man z'c
niet er aan ergeren zou; want dezen keS
stond er wat in van „Pharizeër.
1.) Aanwijzende voornaamwoorden.
2). Betrekkelijke voornaamwoorden.
3). De lezer (es) gelieve te bedenken,
het oorspronkelijke verhaal circa 30 jaren 5
leden geschreven werd.
(Wordt vervolgd)"
Uit net Noord-Westen op den to or grond een inzinking in hei terrein, tea ar vermuedilijk.
de „havsrt' geweest is.
het echtpaar Aaldrink voor hun huisjé. ue
twee laatste ramen verlichten het museum-
en de laatste deur is er de ingang van.
Overzicht uit het Zuid-Oosten. Aan den linkerkant hebben de vgravingsuerir
eaamhed en plaats.
r=a
en daadwerkelijke hulp en in het jaar 1-5 00
togen Klemme en zijn eerste gezellen naar het
kasteel iRechteren, tusschen Ommen en Dalf-
sen, waar zij weer steun mochten ontvangen
van Dirk Buarcoep en vandaar naar Beurze,
tusschen Ommen en Hanenberg, waar zij
sympathiek door Dirk van Voirst werden ge
holpen met leeftocht gedurende veertien da
gen en een huisje, dat vervoerbaar, in de na
bijheid, waar de weg door het moeras moest
worden aangelegd, -werd opgeslagen. Klemme
doopte dit huisje Mariënborg, gelegen aan den
rand van de wijde veenstreek, te midden waar-
voudige kronist verhaalt verder, dat de l-oe-
ders tot het feest -van Philippus en Jacobus (1
Mei) op den grond hebben gelegen, terwijl zij
everdag bezig waren,een gracht te -graven
van de Vecht naar dit huisje.
Toen zij daarmee bezig waren, kwam de
„dilectus curatus", de beminnelijke pastoor van
KaTdenberg met zijn parochianen en dienst
mannen hun te hulp en zij groeven meer dan
80 roeden op een dag, terwijl de H. Mis in de
vroegte werd opgedragen. Nu was het oogenblik
gekomen, door het moeras naai de „heilige
plaats" te gaande een langs dezen, de ander
langs genen weg, als er ten minste van wegen
sprake mag zijn en aangekomen op den zan-
digen heuvel, werden vier boomen, die samen
een vierhoek vormden, van hun 'takken ont
daan en met hout onderling verbonden, vorm
den zij hun eerste woning, die den naam van
Ondeklooster, „Antiquum Ciaustrum" ontving.
Het zon ons te ver voeren, den kronist in zijn
verder verhaal te volgen. Er moest nog veel
verduurd worden: gevaren van adders en slan
gen, van water en kwade weersgesteldheid. Er
was op dit eiland te midden der venen een
mierenhoop van bijzonderen omvang, die moest
worden uitgebrand en de regen hield In het
voorjaar aan, zoodat. zij, zich bij 't vuur dro
gende, aan de andere zijde weer nat werden
Hun levensmiddelen werden in zakken aas de
boomen opgehangen, om ze tegen muizen en
wormen te beveiligen; 'het was dikwijls va.ten
tot den avond, wanneer de mannen, die op
proviand waren uitgezonden, gewoonlijk eerst
terugkeerden. Langzaam-aan wonnen zij weide
plaats voor veo en bouwland voor graan. Een
kleine vaart werd aangelegd naar de Vecht,
waarlangs zij weldra in een schuitje „Hoeve"
Lang evenwel heeft Galilea niet gebloeid. Na
zes jaar den regel van St. Augustinus te heb
ben gevolgd, nog onder den eersten prior, Jan
Buninck, koos de eommunauteit dien van St,
Bernai'dus en word Sibculo derhalve een Cister-
sienserklooster. Na Jan Buninck hebben nog
zeventien prior-en het klooster bestuurd, abdij
is 't nimmer geworden. Met Mnriënhave te
"Warmond en Mariënberg te IJselstein vorm.
de hst een „cölligaitio" of congregatie, zooals
in die dagen veelvuldig in de oudere orden
voorkwamen. Onder prior G-erlach (1455-'91)
zijn vooral de gebouwen opgetrokken, waar
van wij thans nog de sporen ontdekken,
vooral de kerk, die met vele sieradiën werd
verrijkt. Langzamerhand schijnt Galilea on
der het gezag van dan aibt van Klaarkamp
bij Dokkum te zijn geraakt. Reeds spoedig
na het uitbreken der troebelen, in 1573,
werd Willem Opgen Ray door den abt van
Klaarkamp 1) gedwongen, het prioraat, te
gen don zin der eommunauteit, terwijl Jan
HorStsen nog op wettige wijze het kteotter
bestuurde, neer te leggen.
.Bet valgende jaar k.wam diezelfde abt, Jan
van Wachtendonek vergezeld wan Geuzenben
den en ketters naar Galilea. maar moest voel
den 'braObtigen tegenstand der monniken wij
ken. .In.153^ kwam hij terug en herstelde Wil
lem van Qpgen Ray in het bestuur, terwijl de
monniken van dat oogenblik af verspreid wer
den. Wel weten wij, dat door den Generaal-abt
van Giieaux het klooster Galilea aan de juris
dictie van Klaarkamp werd onttrokken, maar
de tijden waren niet meer geschikt voor een
- volledig herstel en toen in 1660 een visitator
van den Generaal de plaats bezocht, waar eer
tijds zoo innige godsvrucht en goede regeltucht
hadden gebloeid, vond bij niets meer dan de
ruïnen van.de kerk en van den bakoven. De
omwonende bevolking had de steenen van het
oude klooster gebruikt voor éigen woningbouw;
later vernielden stormen, wat nog overeind
Stond en tenslotte omstreeks 1850 nam de Ne-
derlandsche genie de eervolle taak op zich. de
poovere resten van vaderlandsche vroomheid
met kruit uiteen te doen springen. Gelutkig-
zells tegen een dergelijk geniaal optreden bleek
de eeht-Noderlandsche degelijkheid bestand. E11,
zooals Sibculo in het begin der vijftiende eeuw
een edelman had gevonden in Dirk van Voirst,
die de stichting van het klooster bevorderde,
zoo vond het in het begin der twintigste een
edelen patroon in den Twentschen industrieel,
den heer L. van Heek, die de gronden, wa irop
het klooster eens gestaan had, opkoclit en
geheel onbaatzuchtig de kostbare opgravingen
onder leiding van den heer Ten Bruggen Cate
te Albergen doet plaats hebben. Z.TM. verleen
de mij door zijn zoon, den heer H. J. P. van
Heek, .bereulwüMg verlof, de opgegraven fun
damenten te doen fotografeeren en mijn be
vindingen ca- omtrent in dit Blad te puhli-
ceeiren. Daarvoor zij |hem hier opauiijk
mijn innige dank gebracht; tevens hulde en
dank van heei, en in het bijzonder van Roomsch
Nederland, aan het schitterend initiatief van
dezen edelen 'beschermer van het grijs verleden.
OnflertuBschen was de nacht ons werk ko nen
onderbreken en onze fotograaf, bij 't nustig
morgenlicht van den 'tweeden dag, met rijn
lichtbeelden klaar gekomen. Het word tijd, het
oord te verlaten, waar eenB Nederlaudschs
vroomheid en eenvoud hadden gebloeid en waar
nog heden èen rustige en tevreden bevolking de
eisehen van 't moderne leven versmaadt. Wi]
namen niet zonder hartelijkheid afscheid van
den goeden baas Aaldrink en zijn vrouw. Nog
eenmaal wierp ik een blik op het stille land,
Urouwe bewaarder van den schat van ver ver
leden. Ik had .het den eersten dag gezien in c!e
stralende zon van een wolkenloozen Qeteber-
dag. De ochtend van den tweeden had had bet
-rrvyj getoond in het omfloerste licht van 'laaf
hangende wolken, in dat grijze en toch niet
klenriooze licht, waarin onze steden en onze
torens, onze weiden, bosschen en venen het
best uitkomen.
Uit licht en schaduw is ons leven geweven
en wfj weten niét, of het beter voor ons is.
in het licht, dan wel in <je schaduw onze dagen
voorbij te zien gaan. Maar over het geheim
zinnige Sibculo is thans ©en licht ontstoken en
de naam; Galilea. dien de vrome Jan Klemme
eens koos, zij ons een belofte van licht en op
standing ten leven, in het land, waar onze
Heer ons is voorgegaan.
1) Niet Kampen, zooals de S. van een stukje
in het Archief v. h. Aartsbisd. Utrecht (I, III.
107) abusievelijk meent.
Een zuil uit de tweede kamer met blootgelegd
fundament.
genoemd, op veiliger wijze htm voorraad vaar
de afgelegen dtreëlt konden overbrengen. In
tusschen was een kleine 'kapel 'gereed gekomen
die op 'Margrie'tendag (20 Juli) door Matbias
van Biüuane, Wijbisschop van Frederfk van
Blankenheim werd ingezegend, tegelijk met drie
altaren en een 'kerkhof. 'Bij die gelegenheid
kwam al het volk uit den omtrek samen en
had er een soort van vermenigvuldiging der
broeden plaats. Het volgende jaar 1407, werd
met den bouw van woningen aangevangen, met
steenen, die uit 'Baiderhaar werden aangevoerd.
En zoo mogen wij ons voorstellen, dat de eer
biedwaardige resten neergelegd zijn door
Klemme en zijn gezellen, in de eerste jaren
van het bestaan hunner etiriitrag G. L. Vrmw
van Gaiilea.