i
FEUILLETON
GARANTIE.
MIJ IS DE WRAKE!
MAANDAG 5 NOVEMBER 1928
DERDE BLAD
PAGINA 3
OPENBARINGEN VAN ROOMSCHE SCHOONHEID
ZOO ;ker als Wë dag gevolgd
WORDT DOOR DEN NACHT EN DE
NACHT DOOR DEN DAG, ZOO ZAL, ALS
EEN GOEDE DAAD, DIE BELOONING
VINDT, EEN DOELTREFFENDE
RECLAME, VOOR EEN VOORTREF
FELIJK ARTIKEL TOEGEPAST, UIT-
STEKENDE RESULTATEN OPLEVEREN.
ERNEST HELLO.
I
Hl Vt LIJKSLEE1> EN MOORDLUST
Tragische gevolgen
DE DADER GEARRESTEERD
De 19-jar.ig»- fabrieksarbeidster H. Th. leefde-
sinds, ecnigeit tiid gescheiden. van liaar man in
een lwsilmis in de Havenstraat te Eindhoven.
Vrijdag was haar echtgenoot de- 25-jarige
mijnwerker B. van M. uit Heerlerheide geko
men. Hij wachtte haar op, toen zij van de
fabriek huiswaarts lieerde. Wegens liet lange
ui.tbli.jv u van de vrouw waren 3 kostgangers
die iiL dezelfde woning in pension waren, haar
s^aan roeken. Zij troffen haai* aan in gezel
schap ran M. in de Tciigelreselie straat. Toen
van .VT, het drietal zag naderen, trok hij een
re vol vêv gii t«€> c-cn 'Xi'ict.3.1 S.C.T10 t€n w3XH'v«in
een achot den 25-jarigen H. Doek in de horst
trof. Van M. nam daarop de vlucht achtervolgd
door de kostgangers. Spoedig was hij echter uit
het oog verdwenen, terwijl Doek vrij snel doer
uitputt'i g de achtervolging had opgegeven. De
'gewone.is in het ziekenhuis te Eindhoven op.
genomen. Zijn toestand is wel, ernstig, doch
niet levensgevaarlijk.
Dor da mareclv n~séee te Heerienheidè is
B, v*n H. Zaterdag aangehouden. Hij zal ter
hesmhikking worden gesteld van den eomrarssa-
rsi van politie te Eindhoven.
De vron .v was jaar gehuwd en was volgens
haar zeggen wegens ujJsIiandWihg van haar
m an gesoheide a
f 7003. VOOR NEEL.
Wat na ecu verhuizing gevonden werd
EN WIE ERVOOR IN AANMERKING KWAM
In een woning, toehehaoreniie aan de ge
meente Alkmaar en -staande aan de Laat aldaar,
welke eenigert tijd geleden heeft iseagestaan,
nadat de laatste bewoners, het eclr paar Co
sine,, is overleden, heeft, naar de „N. R. Ci't."
meldt. Donderdag een jong schildersgezel op
een plank in een. alc-oof een blikken slgarta-»
kistje gevauden. waarin men een ander ki&tjr
met lüi.nkhiljetteu vond, tot een totaal bedrag
van nrra 71)0» gulden, In een apart zakje, dat
gesloten was in twee andere zakjes', vond men
nog 1.1 gouden tientjes, zoodat ln totaal 7172
Ê'unr is gevonden. Bij; dit geld was-'n briefje,
waa.v stuud: V-oor Neel. Verder vond men
g - u aanduiding.
I)c directeur van gemeentewerken heeft hot
g-ia rdepoiteevd: in een kluis hij den gemeente-
Orttvang -r, iti afwachting van de uitspraak,
wten hc' geld. zal toekomen.
Naar hei „Ni H. Dagblad" zou
als erfgenaam van den te Alkmaar gevonden
verborgt u schat in aanmerking komen, zekero
Klaas de Bruin te Rotterdam, een broer van
de course maanden geleden overleden weduwe
CoriiK-, de eigenlijke „Neel", voor wie liet ge-
vond it bedrag door baar man waarschijnlijk
in liet v: I-scholen liockjo van de alcoof is op-
géiïbiTP.n.
VAN DEN DIJK OP HET DAK....
Dakpannen en steelten in de kamer;
dames flauwgevallen
Zaterdagavond -had te Bo'lnes, gemeente Rid
derkerk, een. ernstig verkeersongeval plaats.
Ben bus van den RKKIerker-kschen Autodient
waarin veie passagiers hadden plaats genomen,
was op weg naar Rotterdam.
Ter Jiougte van Bolnes geraakte de wagen,
verntoodeiijk door een defect aan de stuur-
inriih. iitg. van den daar ter plaatse boogen
dijk en kwam op het dak van een beneden aan
den dijk staand huisje terecht.
De bewoners, die juist het avondmaal ge
bruikten. schrokken hevig. Dak pa pp en en stee-
neu vfo'en in d:e huiskamer. Ook de bus werd
vrij ernstig beschadigd. Niemand echter werd
gewond. Enkele, dames vielen flauw.
BRAND.
Ta- J'. iiiecnbage is in Vuchtsclioot de schuur
van landbouwer J. Struijs afgebrand. De voor
raad hooi, stroo, granen enz. ging verloren.
Riet buis bleef gespaard.
Vrij naar het Ehgeiscb
van
R. H. G AR DAG H
151
Op dat oogen-hlik- «az? ijt de vin van-den ka-ai
ge^.i t el van nte at. en toen voelde ik de kist
schudden aiksot het beest er met zijn snuit
togen aankwam. Nu begon ik met een ware
woede het water met mijn handen weg te wer
ken, en de kist kwam hooger. De haal ver-
jclieeu nu aan de oppervlakte, keerde zich op
Cijn zij, en. heet in de kist, zoadat ik zijn tan-
leo hoerde knarsen op liet hout en de ijzeren
banden. De kist helde over en draaide rond
Us een tol. waarbij zij nog meer water binnen
Jcreeg. Nu moest ik opnieuw leegscheppen. I-Iad
het monster zijn. .aanval herhaald, dan was ik
j-erioren geweest. Maan hat scheen de kist niet
naar zijn smaak te vinden, en Weet' op een af-
jjtand, hoewel ik nu en dan zijn vin kon onder
scheidden.. nog wel een paar uur lang. Nu be-
iion ik opnieuw water te scheppen, en,, toen ik
iet mijn mijn handen niet meer kon trok Ik
voorzichtig mijn schoen uit, en schepte daar
mee, tot de kist voldoende boven het' water
Uitstak. Verder durfde ik niet gtaan, omdat ik
Lang was, dat ze anders zou kantelen.
I, Toen bad ik tot God, om mij te hulp ko
pen; en nooit heb ik vuriger Ju mijn laven ge-
p&den. Dan daalde er vrede en nieuwe, hoep in
mijn hart. Dat ik driemaal achtereen -aan een
„WETEN WIJ WEL, HOE RIJK WE ZIJN AAN SCHATTEN VAN DEUGD?"
Een niouwe werktaak brengt, mij de laatste
dagen in. verschillende deelen des lands.
In mijn journalistieke carrière heb ik spe
ciaal veelvuldig de gelegenheid gehad om met
den rijkdom van ons Roomsclie leven in aan
raking te komen, en toch telkens treft 't mij
waar, dat ik aldoor weer voor openbaringen
ltom te staan van nieuwe Roomscb.e schoon
heid.
Schoonheid en rijkdom, die ook mij weer
vreemd zijn, omdat zij zelve zijn als verborgen
schatten verdoken achter .da deugd van be
scheidenheid en eenvoud van een heel lang
rijk en rijp menschenlaven.
Weten wij Katholieken eigenlijk zelve wel,
hoe rijk we zijn aan schatten van deugd en
levensschoonheid
Hoe spoedig- zijn wij niet geneigd onze volle
bewondering te geven aan mannen en vrou
wen uit het openbare loven, van wie wij hoo-
reu of lezen, en hoe weinig weten wij vaak
van onze eigón menschen, mannen en vrou
wen, wier deugden, en daden zelden als een
licht op den kandelaar worden gezet, uiteraard
van de verborgenheid en bijna naamloosheid
van hun religieuze leven.
Die aan den weg- timmert, ook. aan den weg
des levens, heeft veel bekijks, natuurlijk ook
critlek, maar toch die ook architectonisch in
den goeden, en boogen levensstijl weten te
houwen, krijgen toch op den duur hun beurt
van verdiende waardeering en bewondering.
Hoe heel anders gaat dit met hen, die leven
in de verborgenheid van onze kloosters en
gestichten, van hun opofferend leven, van hun
grootheid van ziel en karakter komt gewoon
lijk weinig tot de openbaarheid, of scans alleen
bij hun verscheiden als wij net als bij boonten,
die geveld worden, eerst merken,, boe groot
ze waren, nu zij gevallen zijn.
Zoo brachten wij dezer dagen een bezoek
aan ,,de Goede Herder",, het Moederhuis van
de zegenrijk stichtingen, welke overal in ons
land te Zoeterwon.de, Velp, Tilburg en Haar
lem haar poorten open zetten om de verloren
schapen onder onze vrouwelijke jeugd weer
op het rechte pad van deugd on eerbaarheid
te brengen.
Een charitatief-sociaal werk, dat in onze
dogen van lichtzinnig leven en ongebonden
heid meer dan ooit gewaardeerd moest wor
den.
Ben prnd eenvoudig zusterke word ons toe
gewezen om ons rond te leiden. Ja, oud moest
zij wel zijn, want zoo en passant vertelde
zij dat zij al vier en vijftig jaar in 't. klooster
leefde.
Vier en vijftig jaren in de dienstbaarheid
van „de Goede Herder".
Telkens op onzen rondgang, zoo onder het
praten door, moest ik tersluiks weer naai' haar
kijken.
Vier en vijftig jaar in 't klooster, en ik
hoorde naast me een stem, frisch, jong, blij,
van een warme moederlijke, hartelijkheid, met
een toon van rijke, rijpe, wijze levenservaring.
'leze vrouw werd mij. een openbaring.
Telkens onder het praten door bleven wij
staan, 't was alsof een ongeschreven beek van
een bewonderenswaardig innerlijk leven voor
mij openging.
Hoe ontroerend liefdevol sprak zij over de
kinderen, die een Halve eeuw lang ook aan
haar zorgen waren toevertrouwd. Deze vrouw
behoorde niet tot de soort de,r huurlingen,
die wegvluchten voor de gevaren, maar tot
het ware ras der goede herders, die bun leven
geven voor hun schapen.
Zij had als bet levend geworden beeld van
„de Goede Herder", aan den ingang en de
poort van dit toevluchtshuis kunnen "staan, de
beschermende handen vol moederlijke teerheid
uitgespreid.
Zulke vrouwen kunnen niet anders dan
zegen aftrekken over het moeilijke werk, waar
voor haar heilige roeping haar hebben gesteld.
Alle kleinmenschelijkheid was hier vreemd,
dit was van een bijna bovennatuurlijke schoon
heid.
Als wij een kamer of zaal binnenkwamen,
waar de verpleegden werkzaam waren, ging
een vleug van spontane blijdschap over de
gezichten der mejsjes.
„Dag moeder", groetten zij verheugd en er
kwam een glinstering in hun blijde oogen.
„Bent u dan de Moed-er-Overste?" polsten wij
dan eren voorzichtig.
„Och, dat. zeggen ze maar uit. gewoonte, en
omdat ik al zoo oud bon", lachtte mijn bege
leidster eenvoudig.
Maar later hoorden wij, dat „moeder'' Berg
mans van de vier en vijftig- jaar van liaar
kloosterlijk leven niet minder dan dertig jaar
Moeder-Overste was geweest:
Eerst de laatste drie jaar was zij weer in
rang gewoon „soldaat", maar in aller mond
en hart was zij d e Moeder gebleven.
Gedurende den mobilisatietijd was Moeder
Bergmans ook Moeder-Overste, daar van ,de
Goede Herder" te Zoeterwoude.
Zij kreeg toen een heel regiment soldaten on
der haar verzorging.
Hoe die 't goed onder haar hadden, en liaar
vereerden.
Bij het slot der mobilisatie werd Moeder
Bergmans overgeplaatst naar Tilburg.
De jongens kwamen bijna in opstand, maar
zij hielden een kleine parade ter harer oer,
en de commandeerende officier hield een toe
spraak om Moeder Bergmans te danken voor
al de zorgen, aan de ingekwartierden verleend.
En een van de soldaten uitte spontaan zijn
overkropt gemoed en zeide:
„Waarom gaat ze weg? Zoo'n. vrouw moest
Koningin van Holland zijn!"
Moeder Bergmans was ook jaren lang
Overste in Haarlem, waar zij de afgod was
van buurt.
Een stoker, die nogal een zwak had voor
een glaasje te veel, had ook een nichtje in 't
gesticht.
En telkens kwam bij Moeder Bergmans vra
gen, of luj^ z n nichtje eens mocht zien.
„Ja", zeide de Bloeder, „als je een week lang
goed oppast en geen glaasje drinkt".
Zoo hielp zo Jan den Stoker van den
drank af.
En dankbaar als de Stoker Moeder- Berg
mans was.
Op 'n avond ging het gerucht, dat er brand
was. uitgebroken in 't Gesticht.
Jan de Stoker holde z'n huisje uit, rende
een beddenwinkei in, graaide een paar wollen
dekens bij elkaar, en vlocg naar „de Goede
Herder".
Gelukkig was er vah brand, spoor noch
zweem.
„Jan, wat kom je met die dekens doen?
vroeg de zuster-portierster verbaasd.
Moeder Bergmans inpakken en redden",
hakkelde Jan, „want dat is de grootste schat
van Haarlem!"
Toen ik wegging van „de Goede Herder" heb
ik. heel diep mijn hoed afgenomen voor Moe
der Bergmans, want ik had een heilige en
superieure vrouw ontmoet.
P. H. H.
OP ZIJN EEUWFEEST.
„Bij het publiek heeft hij het niet gewonnen
Maar het nageslacht beloont hem."
Eenvoudige vermelding van het eeuwgetij
van Ernest Hello zou te weinig eer wezen
voor dezen schrijver, die menige'n kunstenaar
en journalist in Nederland heeft gevormd tot
mensch van méér dan overtuiging: mensch
van innerlijke beschouwing en krachtige ge
dachten-vertolking.
De groote menigte heeft zijn boeken nimmer
gelezen. Voor- haar waren zij steeds te mach
tig. Hello rekende niet op haar. In de inlei
ding van zijn boek ,,1'Homme" durfde hij
schrijven: „Ik lioop begrepen te worden door
alle verheven geesten."
Helio's arbeid mist alle hoedanigheden, die
de geschriften van een mode-schrijver plegen
te hebben.
Er is in zijn boeken niets wat op vleierij
gelijkt.
Hello heeft steeds tegenover de zoo-genaam
de gangbare meeningen gestaan.
Toen hij korten tijd advocaat was geweest,
deed hij afstand van het ,,nobile officium"
('t edele ambt), tandat in een vereeniging van
advocaten de stelling was aanvaard: „wanneer
een advocaat de misdadigheid van een zaak
kent, mag hij haar to$h in gemoedé verde
digen."
,,Neen", zei hij tot zijn vader, die procureur-
generaal bij het gerechtshof te Rennes was,
„neen, die taak ia mij te licht en te zwaar. Ik
dank ervoor."
De vader verloor een illusie: hij had voor
zijn zoon, die van jongs af in alle studiën uit
muntte, een schitterende toekomst als rechts
geleerde gedroomd.
Europa won door die daad een. schrijver van
zooal niet eerste, dan toch zeer zeldzame
grootte.
Ernest Hello, klassiek gevormd an door
zelfstandige studie tot volle krachtsont
plooiing gekomen, durfde een kluizenaarsbe
staan beginnen, om zich geheel aan zijn nieu
we taak te kunnen wijden.
Vertegenwoordigde Louis Veuillot een leger,
Ernest Hello mocht worden vergeleken met
den generalen staf.
Hij was een hoofdkwartier van het katholiek
gedachtenleven. i
Weinigen erkenden hem als zoodanig,
maar wie hem erkenden, waren zelf menscken
boven de gewone maat.
De Franschen, die tusschen de jaren zestig
en tachtig der vorige eeuw in een van hun
dagbladen de beschouwingen van Ernest Hel
lo gelezen hebben, zij moeten wel versteld heb
ben gestaan van zulk een toon en zulk een
kracht als waarmee deze journalist zijn mee-
ningeu voordroeg.
Dit was eigenlijk geen voordragen meer, dit
was een loslating van lichtstralen, van blik
semschichten.
Hello liet niét de oppervlakte der aarde, der
menschcu en der dingen zien, maar d e
diepte.
Hij- keek naar de toppen en in de ravijnen
langs den gewonen levensweg.
Elke gebeurtenis zag hij. anders -dan ande
ren. Jaren vóór het" ontzettende feit zei hij,
tot een vriend: ,.lk verwonder me; ik kom
daarjuist langs de Tuilerieën, en z ij
branden nog n i e tl"
Dit zei hij in 1S62, tijdens de wereld-ten
toonstelling te Parijs. In 1871 stak het gepeu
pel den brand in het paleis.
Ernest Hello heeft het gewaagd, met den
eenvoud, de bondigheid en de kracht van Ta
citus te spreken tot een publiek dat verwend
was door de breedsprakerigheid, de glijdende
zachtheid en de uiterlijke flonkering van de
journalistiek der meesters van de negentiende
eeuw.
Bij het publiek beeft hij het niet gewonnen
van de anderen.
Maar het nageslacht beloont hem met waar
deering, zooals hij verwacht heeft.
De reeks der werken van "Hello is betrekke
lijk klein.
Enkele .bundels beschouwingen en studiën,
een bundel vertellingen, een paar bundels ver
talingen (o.a. een bloemlezing uit de werken
van Johannes Ruysbroeolfziedaar alles.
Maar zelfs met een enkelen bundel als
,,1'Homme" zou Hello verdiend hebben, dat
zijn naam voorgoed werd ingeschreven in da
geschiedenis der Fransehe letteren.
Wie eens met toewijding een bladzijde van
Hello's arbeid gelezen heeft, keert telkens tot
hem terug.
DE PASTOOR VAN ARS.
Het is lang geleden, dat wij in de tijdschvif
ten verzen vonden van pater M. Molenaai
M.S.C.: we moeten daarvoor teruggaan naar de
betreurde „Beiaard" zaliger gedachtenis.
Des te verheugender is het, dat de fijne
priester-dichter thans den ouden toon weer
blijkt teruggevonden te hebben, zeker versterkt
en verdiept in een gedicht over den pastoor van
Ars.
We troffen het aan in het jongste nummer
van de „Dietsche Warande en Belfort", Rat ge
heel aan de Katholieke jongeren van Noord -
Nederland: is gewijd.
We laten hiér thans volgen het genoem
de gedicht van pater Molenaar over den pas
toor van Ars.
Altijd de donkere vloed van zonden, stuwend
tegen hem op,
nooit bevrijd uit de benauwenis van die
duistere stoel,
uit eindeloze fluisterg-eluiden,
uit de luisterspanning en die angstige dwang
van 't snel,
beslist oordeel: eenzaam op 'n altijd eender
smal' en klein
gebied tassen God en m.ens:
O de held. Mij had dit Hef; op elke nr.
vond hij zich blijs'
Kwam de nacht op 't krassende ledikant:
de rusteloze rust, de vrede revanche van
Satan
en de obsessie van 'n verward zielsgeval,
't loom zich daarvan ontdoen en telkens
opnieuw
telkens opnieuw de val
in dezelfde wentelende denk-eirkel:
O h.et leed van dat oud-koud ly£
dat maar niet slapen kou.
Dat maar niet slapen kon
bij de grimassen van het geometries figuur,
de wegsluipende naaktgedaanten, de bloeiende
fruitboom
en daarboven: het breed argeloos hoofd
van de domme, stompgebckte kru'gsvogel,
Deus in adjutorium! wat hielp 'n kruis
in 't duister van dit verdoemde liuis.
Geen- oogenblik wist hij, hoe groot hij was,
lichtend heerser over de duistere machten
uit de vier luchtgewesten Ars hun tref
punt
-en voer de poort des doods lei-set hij van angst:
God, wees mij zondaar genadig.
Men kan van tuberculose genezen, maar
het vergt tijd en geduld. Hoe eerder gij uw
huisdokter raadpleegt, hoe grooter kans op
herstel gij hebt. Kleine wonden genezen
vlugger en beter dan groots.
Droge hoest, gebrek aan eetliist, spoedig»
vermoeidheid, vermagering kunnen bedenke
lijk© verschijn .Ten zijn. Degelijk onderzoek
door en voorlichting van een geneeskundigs
is dan noodig. Richt U in geen geval tot een
kwakzalf"'
GEZONDHEIDSRAAD.
Met dezelfde woorden zegt hij lederen keer
iets nieuws.
Zoeken wij te veel in zijn geschriften?
Ik galoof het niet. Ik heb den indruk dat
zijn hoeken, zoo vol zijn als een museum in
een wereldstad, dat wij na twintig en meer
bezoeken nog niet door-en-door kennen.
Deze denker beloont zijn lezers met vrijge
vigheid.
Hij lte'ft vrienden verworven in heel West-
Europa. Iemand als wijlen kardinaal Mercier
bewonderde hem, maar ook velen, die huiten de
katholieke Kerk staan, toonden hun eerbied
en genegenheid jegens dezen welsprakenclen
fijngevoeligen vertolker van de katholieke ge'-
daehte tijdens de negentiende eeuw»
Wio een weg naar het licht zoeken, die kun
nen Ernest Hello veilig kipzen tot gids.
Hier te lande is, voor zoover ik kon nagaan,
Ernest Hello tijdens zijn leven zoo goed als
niet bekend geworden.
Eerst nar zijn dood, in. 1885, toen de Fran
schen zelf zijn tybeid begonnen te bekijken,
won Hello In Nederland vrienden en bewon
deraars.
Sommige leiders, waarschuwden, togen na
volging.
Met de navolging van Ernest Hello zal het
zoo'n vaart niot: loopen. Wij behoeven ook niet
bans te zijn, dat zijn bewonderaars, door de
schittering verblind, hun critischen zin zul
len verliezen, - - want Hello zelf waarschuwt
tegen eritieklooze aanvaarding.
Wij <lsren den wijze, die door veel tjjdge-
nooten Werd bespot en uitgelachen als een
dwaas.
VINCENT CLEERDIN.
groot gevaar ontsnapt w-as eerst van het
zinkende schip, toen van. de pest, en nu van do
haaien zou wel niet gebeurd zijn, om mij
tenslotte op ellendige wijze den dood te doen
vind am -
Eindelijk ging de maan onder, de sterren
verbleekten, en de dagevaod began den he
mel pond te kleuren. Maar -ik kon geen 50 el
om mij heen zien, vanwege een dikke mist,
die over het water hing, en eerst na meer dan
een uur op-trok. Toen bemerkte lk, dat ik ver
van schip was afgedreven waar im ik al
leen nog de masten iheel flauw kon onderschei
den.
De zee waa nu vrij van mist, behalve in een
richting, waarals het ware een dikke bank
hing waarom, begreep ik niet.
De zou gloeide om mij heen. Behalve den
brandewijn, had ik een dag en nacht lang niets
gedronken. Uren en aren stond ik in mijn
kist, blootshoofd, verschroeid van den dorst,
een flauwte nabij, waaruit ik ontwaakte, door
het. geluid* mn krijschende vogels, en brui-
schond water. Ik zag voor mij uit, en bemerkte
tot mijn verrukking, dat., hetgeen ik voor een
dikken mist had gehouden, in werkelijkheid
land was, én dat ik snel mot den vloed naai
de monding van een breede rivier -dreef Nu
begreep ik, dat ik niet in de kilst kon blijven
staan. Ik deed laar kantelen, werkte, mij er
uit, en klom er boron, op.. Met do grootste
moeite wist ik mij. ivast, te houden, maar de
vloed hielp moe, en ln een half uur was ilt
door de branding heen, en in de rivier. Ik
vond een stuk -hout op hst water drijven, en
gebruikte dat als riem, waarmee ik veilig en
wel den oovor bereikte, die .aooals ik in het
voorbijgaan bemerkte, met een dik riet be-
«Tookl wws. Ik sleepte mij zelf langs den oever
tot ik bij ecu pk» regenwater kwam, dronk.,
en wasdSite me, en wierp mij dan uitgeput in
do schaduw van een boschje near.
Toen ik- mijn oogen weer openden was het
donker. Een. vreeselijk steken deed mij pijn
over mijn beele lichaam, ik sprong op en
uitte een v-erwenscibing. Het krioelde in de
lucht van mug-achtige insecten, die een zoe
mend geluld maakten; op het lichaam neerstre
ken, en hloed zogen. De Spanjaarden noemen
ze muskieten. Miaar het waren niet de oenige
plaaggeesten. Duizenden andere diertjes, niet
g-rooter dan ee n speld-eknc®, hadden z-iob aan
mij vastgehecht, en waren in mijn vleesch
gedrongen. wist geen raad, Ihoe ik ze kwijt
moest raken, en ze maakten mij liaast gek.
Toen het dag werd, sprong ik in het water, om
zoo de pijn te verminderen. M-aar voor ik er
tien minuten in was. zag lk een reusacktigen
-krokodil uit den modder naast me opduiken.
Vol ontzetting sprong ik terug, want zoo'n
monsterachter dier hflid ik nog nooit gezien;
en weer werd ik de prooi van millioenen lnrec
ten.
XII—
Mijn gelaat was opgezwollen ius een pom
poen, en met de rest van mijn lichaam was
het niet heter gesteld. Bovendien, ik kon niet stil
blijven, juist omreden van de pijn, en lk moest
heen en weer rennen "a-lis een gek. Daarbij
stoorde ik tal van krokodillen en afschuwe
lijke slangen. Ik begreep, dat ik daar niet
blijven kon, en besloot, verderop te gaan. Een
uur, en meer, sleepte ik mij voort, terwijl ik
met mijn opgezwollen handen, de muskieten
afweerde. Ik w-as totaal uitgeput en. op bet
punt van te vallen, toen ik op een troep man
nen stiet, bruin van kleur, en in het wit ge
kleed, die op de rivier gevisc-tot hadden. Naast
hen lagen, verscheidene kano's, en zij wtaren
nu bezig met eten,. Zood-ra zij mij zogen, rie
pen zij iets in een mij onbekende taal, gre
pen naar de wapens naast hen pijl en boog
en knots-en„ die aan alle kanten met puntige
stukjes glas bezet wiairen en maakten aan
stalten om mij te dooden. Ik hief mijn armen
omhoog, om genode té vragen, en toen zij za
gen. dat ik ongewapend en hulpeloos was,
legde zij- hun wapens weer neer, en apra-keu
mij toe. Ik schudde mijn hoofd, ten feeken,
d|at ik hen niet verstond, en wees eerst naar
da zee, en dan naar mijn gezwollen gezlf-ht.
Zij knikten, en een van hen, naar een kano, en
haalde, er een bruine- en welriekende zalf uit.
Dan beduide hij mij, mijn kieèren uit te trok
ken, waarvan de snit hen bijzonder scheen te
verbazen. Daarna, begonnen zij mijn lichaam
met de zalf in te smeeren, wat mij heerlijk ver
lichten, en bovendien de iueeeten scheen af te
schrikken, want ik bad. er daarna weinig last
meer van. Vervolgens bood men mij voedsel
aan. gebakken visch en meelkoeken, met een
heerlijken warmen drank, schuimend, en bruin
van kleur, dien ilc later leerde kennen als
cacao. Vervolgens spraken zü met elkaar op
zacliten toon, en toen ik gegeten -bad, wenkten
zij mijj in een van de kan-o's plaats te nemen.
Drie andere mannen voegden zich bij mij. Een
van hen, met- een vriendelijk, ernstig gelaat,
dien ik voor den aanvoerder hield, ging tegen
over mij zitten. V/ij voeren weldra een zijrivier
op, en tegen den avond kwamen wij aan een
landingsplaats v-an hout. Heit werd nu plotse
ling donker. Alles wat iik kon onderscheiden
was, dat ik over een goed onderhouden weg
gebracht werd. Wij kwamen aan een poort,
die de ingang van 'n stad scheen te zijn en
vervolgens een lange straat, met buizen aan
heide kanten. Bij het laatste huis hielden wij
stil. Mijn begeleider bradlut mij in een groot,
laag vertrek, en stak -een lamp van aardewerk
aan. Vrouwen brachten alsnu het' avondeten,
een rijk maal van verschillende vreemde ge
rechten, waaraan ik dee-luam, zittend op een
anat, terwijl de schotels op den grond voor ons
gezet w-erdu. Onder de vrouwen ,dle ons be
dienden, merkt eik vooral ééne op, die verre
weg de mooiste van allen was, Het was goen
andere, dan Marina, zooais zij later genoemd
werd, de -helpster van Cortes, zonder wier hulp
hij M-exicq, nooit zo-u. veroverd hebben. Na het
avondmaal gaf men mij een mat, oei op t-e sla
pen, ln oen vertrekje apert, en ik legde mij
te niv-ten, mat de' gedachte, dat mocht ik
al verloren zijn voor 'mijn eigen wereld ilc
tenminste was 'terechtgekomen ond-er vrien
delijke menschen. en geen. wildon, zooals ik
aan vele-dingen zag. Eén ding verontruste mij
evenwel: ik bemerkte, dat ik een gevangene
was» want een m:»n, gewapend een koperen
speer, sliep over den drempel van mija ver
trek.
Zcoals ik later veaiaju, was ik in de stad
Tabasco, de hoofdstad van een der zuidelijke
provincies van AnaUuac. op een. afstand, van
honderden mijlen van Tenschtitlan. En de
man, die mij hierheen gebracht bud. was do
cacique of hoofdman van Tabasco.
Ik ontwaakte den volgenden morgen vroeg,
trok de linnen kleeren aan. die voor me gereed
lagen,- en zette mij aan mijn ontbijt. Nauwe
lijks was ik gereed, of de Cuoiqne trad bin
nen, met twee mannen, wier uiterlijk mij van
ontzetting vervulde. Hun ge'.aat wa-s woest en
v-reoselijk om te zien. Zij droegen zwarte ge
waden met geheimzinnige rooda teeken-s er op
geborduurd, en hun lange haar was bestreken
met een vreemde zoCs:andigkeid. Alle aanwe
zigen schenen met den grootsten eerbied tot
hen op te zien. De priesters want dat waren
ze -grepen mij aan, en sleurden mij uit het
veitrek. Ik bevond mij nu op een groot plein,
dat weldra volliep met mannen, vuouwon en
kinderen, die allen naar mij koken, terwijl ik
op weg was naar een soort pyramide van meer
dan 100 voet hoog., waarop een tempel scheen
te staan, waarvoor vuur brandde.
(Wordt vervolgd).