i FEUILLETON GARANTIE. MIJ IS DE WRAKE! MAANDAG 5 NOVEMBER 1928 DERDE BLAD PAGINA 3 OPENBARINGEN VAN ROOMSCHE SCHOONHEID ZOO ;ker als Wë dag gevolgd WORDT DOOR DEN NACHT EN DE NACHT DOOR DEN DAG, ZOO ZAL, ALS EEN GOEDE DAAD, DIE BELOONING VINDT, EEN DOELTREFFENDE RECLAME, VOOR EEN VOORTREF FELIJK ARTIKEL TOEGEPAST, UIT- STEKENDE RESULTATEN OPLEVEREN. ERNEST HELLO. I Hl Vt LIJKSLEE1> EN MOORDLUST Tragische gevolgen DE DADER GEARRESTEERD De 19-jar.ig»- fabrieksarbeidster H. Th. leefde- sinds, ecnigeit tiid gescheiden. van liaar man in een lwsilmis in de Havenstraat te Eindhoven. Vrijdag was haar echtgenoot de- 25-jarige mijnwerker B. van M. uit Heerlerheide geko men. Hij wachtte haar op, toen zij van de fabriek huiswaarts lieerde. Wegens liet lange ui.tbli.jv u van de vrouw waren 3 kostgangers die iiL dezelfde woning in pension waren, haar s^aan roeken. Zij troffen haai* aan in gezel schap ran M. in de Tciigelreselie straat. Toen van .VT, het drietal zag naderen, trok hij een re vol vêv gii t«€> c-cn 'Xi'ict.3.1 S.C.T10 t€n w3XH'v«in een achot den 25-jarigen H. Doek in de horst trof. Van M. nam daarop de vlucht achtervolgd door de kostgangers. Spoedig was hij echter uit het oog verdwenen, terwijl Doek vrij snel doer uitputt'i g de achtervolging had opgegeven. De 'gewone.is in het ziekenhuis te Eindhoven op. genomen. Zijn toestand is wel, ernstig, doch niet levensgevaarlijk. Dor da mareclv n~séee te Heerienheidè is B, v*n H. Zaterdag aangehouden. Hij zal ter hesmhikking worden gesteld van den eomrarssa- rsi van politie te Eindhoven. De vron .v was jaar gehuwd en was volgens haar zeggen wegens ujJsIiandWihg van haar m an gesoheide a f 7003. VOOR NEEL. Wat na ecu verhuizing gevonden werd EN WIE ERVOOR IN AANMERKING KWAM In een woning, toehehaoreniie aan de ge meente Alkmaar en -staande aan de Laat aldaar, welke eenigert tijd geleden heeft iseagestaan, nadat de laatste bewoners, het eclr paar Co sine,, is overleden, heeft, naar de „N. R. Ci't." meldt. Donderdag een jong schildersgezel op een plank in een. alc-oof een blikken slgarta-» kistje gevauden. waarin men een ander ki&tjr met lüi.nkhiljetteu vond, tot een totaal bedrag van nrra 71)0» gulden, In een apart zakje, dat gesloten was in twee andere zakjes', vond men nog 1.1 gouden tientjes, zoodat ln totaal 7172 Ê'unr is gevonden. Bij; dit geld was-'n briefje, waa.v stuud: V-oor Neel. Verder vond men g - u aanduiding. I)c directeur van gemeentewerken heeft hot g-ia rdepoiteevd: in een kluis hij den gemeente- Orttvang -r, iti afwachting van de uitspraak, wten hc' geld. zal toekomen. Naar hei „Ni H. Dagblad" zou als erfgenaam van den te Alkmaar gevonden verborgt u schat in aanmerking komen, zekero Klaas de Bruin te Rotterdam, een broer van de course maanden geleden overleden weduwe CoriiK-, de eigenlijke „Neel", voor wie liet ge- vond it bedrag door baar man waarschijnlijk in liet v: I-scholen liockjo van de alcoof is op- géiïbiTP.n. VAN DEN DIJK OP HET DAK.... Dakpannen en steelten in de kamer; dames flauwgevallen Zaterdagavond -had te Bo'lnes, gemeente Rid derkerk, een. ernstig verkeersongeval plaats. Ben bus van den RKKIerker-kschen Autodient waarin veie passagiers hadden plaats genomen, was op weg naar Rotterdam. Ter Jiougte van Bolnes geraakte de wagen, verntoodeiijk door een defect aan de stuur- inriih. iitg. van den daar ter plaatse boogen dijk en kwam op het dak van een beneden aan den dijk staand huisje terecht. De bewoners, die juist het avondmaal ge bruikten. schrokken hevig. Dak pa pp en en stee- neu vfo'en in d:e huiskamer. Ook de bus werd vrij ernstig beschadigd. Niemand echter werd gewond. Enkele, dames vielen flauw. BRAND. Ta- J'. iiiecnbage is in Vuchtsclioot de schuur van landbouwer J. Struijs afgebrand. De voor raad hooi, stroo, granen enz. ging verloren. Riet buis bleef gespaard. Vrij naar het Ehgeiscb van R. H. G AR DAG H 151 Op dat oogen-hlik- «az? ijt de vin van-den ka-ai ge^.i t el van nte at. en toen voelde ik de kist schudden aiksot het beest er met zijn snuit togen aankwam. Nu begon ik met een ware woede het water met mijn handen weg te wer ken, en de kist kwam hooger. De haal ver- jclieeu nu aan de oppervlakte, keerde zich op Cijn zij, en. heet in de kist, zoadat ik zijn tan- leo hoerde knarsen op liet hout en de ijzeren banden. De kist helde over en draaide rond Us een tol. waarbij zij nog meer water binnen Jcreeg. Nu moest ik opnieuw leegscheppen. I-Iad het monster zijn. .aanval herhaald, dan was ik j-erioren geweest. Maan hat scheen de kist niet naar zijn smaak te vinden, en Weet' op een af- jjtand, hoewel ik nu en dan zijn vin kon onder scheidden.. nog wel een paar uur lang. Nu be- iion ik opnieuw water te scheppen, en,, toen ik iet mijn mijn handen niet meer kon trok Ik voorzichtig mijn schoen uit, en schepte daar mee, tot de kist voldoende boven het' water Uitstak. Verder durfde ik niet gtaan, omdat ik Lang was, dat ze anders zou kantelen. I, Toen bad ik tot God, om mij te hulp ko pen; en nooit heb ik vuriger Ju mijn laven ge- p&den. Dan daalde er vrede en nieuwe, hoep in mijn hart. Dat ik driemaal achtereen -aan een „WETEN WIJ WEL, HOE RIJK WE ZIJN AAN SCHATTEN VAN DEUGD?" Een niouwe werktaak brengt, mij de laatste dagen in. verschillende deelen des lands. In mijn journalistieke carrière heb ik spe ciaal veelvuldig de gelegenheid gehad om met den rijkdom van ons Roomsclie leven in aan raking te komen, en toch telkens treft 't mij waar, dat ik aldoor weer voor openbaringen ltom te staan van nieuwe Roomscb.e schoon heid. Schoonheid en rijkdom, die ook mij weer vreemd zijn, omdat zij zelve zijn als verborgen schatten verdoken achter .da deugd van be scheidenheid en eenvoud van een heel lang rijk en rijp menschenlaven. Weten wij Katholieken eigenlijk zelve wel, hoe rijk we zijn aan schatten van deugd en levensschoonheid Hoe spoedig- zijn wij niet geneigd onze volle bewondering te geven aan mannen en vrou wen uit het openbare loven, van wie wij hoo- reu of lezen, en hoe weinig weten wij vaak van onze eigón menschen, mannen en vrou wen, wier deugden, en daden zelden als een licht op den kandelaar worden gezet, uiteraard van de verborgenheid en bijna naamloosheid van hun religieuze leven. Die aan den weg- timmert, ook. aan den weg des levens, heeft veel bekijks, natuurlijk ook critlek, maar toch die ook architectonisch in den goeden, en boogen levensstijl weten te houwen, krijgen toch op den duur hun beurt van verdiende waardeering en bewondering. Hoe heel anders gaat dit met hen, die leven in de verborgenheid van onze kloosters en gestichten, van hun opofferend leven, van hun grootheid van ziel en karakter komt gewoon lijk weinig tot de openbaarheid, of scans alleen bij hun verscheiden als wij net als bij boonten, die geveld worden, eerst merken,, boe groot ze waren, nu zij gevallen zijn. Zoo brachten wij dezer dagen een bezoek aan ,,de Goede Herder",, het Moederhuis van de zegenrijk stichtingen, welke overal in ons land te Zoeterwon.de, Velp, Tilburg en Haar lem haar poorten open zetten om de verloren schapen onder onze vrouwelijke jeugd weer op het rechte pad van deugd on eerbaarheid te brengen. Een charitatief-sociaal werk, dat in onze dogen van lichtzinnig leven en ongebonden heid meer dan ooit gewaardeerd moest wor den. Ben prnd eenvoudig zusterke word ons toe gewezen om ons rond te leiden. Ja, oud moest zij wel zijn, want zoo en passant vertelde zij dat zij al vier en vijftig jaar in 't. klooster leefde. Vier en vijftig jaren in de dienstbaarheid van „de Goede Herder". Telkens op onzen rondgang, zoo onder het praten door, moest ik tersluiks weer naai' haar kijken. Vier en vijftig jaar in 't klooster, en ik hoorde naast me een stem, frisch, jong, blij, van een warme moederlijke, hartelijkheid, met een toon van rijke, rijpe, wijze levenservaring. 'leze vrouw werd mij. een openbaring. Telkens onder het praten door bleven wij staan, 't was alsof een ongeschreven beek van een bewonderenswaardig innerlijk leven voor mij openging. Hoe ontroerend liefdevol sprak zij over de kinderen, die een Halve eeuw lang ook aan haar zorgen waren toevertrouwd. Deze vrouw behoorde niet tot de soort de,r huurlingen, die wegvluchten voor de gevaren, maar tot het ware ras der goede herders, die bun leven geven voor hun schapen. Zij had als bet levend geworden beeld van „de Goede Herder", aan den ingang en de poort van dit toevluchtshuis kunnen "staan, de beschermende handen vol moederlijke teerheid uitgespreid. Zulke vrouwen kunnen niet anders dan zegen aftrekken over het moeilijke werk, waar voor haar heilige roeping haar hebben gesteld. Alle kleinmenschelijkheid was hier vreemd, dit was van een bijna bovennatuurlijke schoon heid. Als wij een kamer of zaal binnenkwamen, waar de verpleegden werkzaam waren, ging een vleug van spontane blijdschap over de gezichten der mejsjes. „Dag moeder", groetten zij verheugd en er kwam een glinstering in hun blijde oogen. „Bent u dan de Moed-er-Overste?" polsten wij dan eren voorzichtig. „Och, dat. zeggen ze maar uit. gewoonte, en omdat ik al zoo oud bon", lachtte mijn bege leidster eenvoudig. Maar later hoorden wij, dat „moeder'' Berg mans van de vier en vijftig- jaar van liaar kloosterlijk leven niet minder dan dertig jaar Moeder-Overste was geweest: Eerst de laatste drie jaar was zij weer in rang gewoon „soldaat", maar in aller mond en hart was zij d e Moeder gebleven. Gedurende den mobilisatietijd was Moeder Bergmans ook Moeder-Overste, daar van ,de Goede Herder" te Zoeterwoude. Zij kreeg toen een heel regiment soldaten on der haar verzorging. Hoe die 't goed onder haar hadden, en liaar vereerden. Bij het slot der mobilisatie werd Moeder Bergmans overgeplaatst naar Tilburg. De jongens kwamen bijna in opstand, maar zij hielden een kleine parade ter harer oer, en de commandeerende officier hield een toe spraak om Moeder Bergmans te danken voor al de zorgen, aan de ingekwartierden verleend. En een van de soldaten uitte spontaan zijn overkropt gemoed en zeide: „Waarom gaat ze weg? Zoo'n. vrouw moest Koningin van Holland zijn!" Moeder Bergmans was ook jaren lang Overste in Haarlem, waar zij de afgod was van buurt. Een stoker, die nogal een zwak had voor een glaasje te veel, had ook een nichtje in 't gesticht. En telkens kwam bij Moeder Bergmans vra gen, of luj^ z n nichtje eens mocht zien. „Ja", zeide de Bloeder, „als je een week lang goed oppast en geen glaasje drinkt". Zoo hielp zo Jan den Stoker van den drank af. En dankbaar als de Stoker Moeder- Berg mans was. Op 'n avond ging het gerucht, dat er brand was. uitgebroken in 't Gesticht. Jan de Stoker holde z'n huisje uit, rende een beddenwinkei in, graaide een paar wollen dekens bij elkaar, en vlocg naar „de Goede Herder". Gelukkig was er vah brand, spoor noch zweem. „Jan, wat kom je met die dekens doen? vroeg de zuster-portierster verbaasd. Moeder Bergmans inpakken en redden", hakkelde Jan, „want dat is de grootste schat van Haarlem!" Toen ik wegging van „de Goede Herder" heb ik. heel diep mijn hoed afgenomen voor Moe der Bergmans, want ik had een heilige en superieure vrouw ontmoet. P. H. H. OP ZIJN EEUWFEEST. „Bij het publiek heeft hij het niet gewonnen Maar het nageslacht beloont hem." Eenvoudige vermelding van het eeuwgetij van Ernest Hello zou te weinig eer wezen voor dezen schrijver, die menige'n kunstenaar en journalist in Nederland heeft gevormd tot mensch van méér dan overtuiging: mensch van innerlijke beschouwing en krachtige ge dachten-vertolking. De groote menigte heeft zijn boeken nimmer gelezen. Voor- haar waren zij steeds te mach tig. Hello rekende niet op haar. In de inlei ding van zijn boek ,,1'Homme" durfde hij schrijven: „Ik lioop begrepen te worden door alle verheven geesten." Helio's arbeid mist alle hoedanigheden, die de geschriften van een mode-schrijver plegen te hebben. Er is in zijn boeken niets wat op vleierij gelijkt. Hello heeft steeds tegenover de zoo-genaam de gangbare meeningen gestaan. Toen hij korten tijd advocaat was geweest, deed hij afstand van het ,,nobile officium" ('t edele ambt), tandat in een vereeniging van advocaten de stelling was aanvaard: „wanneer een advocaat de misdadigheid van een zaak kent, mag hij haar to$h in gemoedé verde digen." ,,Neen", zei hij tot zijn vader, die procureur- generaal bij het gerechtshof te Rennes was, „neen, die taak ia mij te licht en te zwaar. Ik dank ervoor." De vader verloor een illusie: hij had voor zijn zoon, die van jongs af in alle studiën uit muntte, een schitterende toekomst als rechts geleerde gedroomd. Europa won door die daad een. schrijver van zooal niet eerste, dan toch zeer zeldzame grootte. Ernest Hello, klassiek gevormd an door zelfstandige studie tot volle krachtsont plooiing gekomen, durfde een kluizenaarsbe staan beginnen, om zich geheel aan zijn nieu we taak te kunnen wijden. Vertegenwoordigde Louis Veuillot een leger, Ernest Hello mocht worden vergeleken met den generalen staf. Hij was een hoofdkwartier van het katholiek gedachtenleven. i Weinigen erkenden hem als zoodanig, maar wie hem erkenden, waren zelf menscken boven de gewone maat. De Franschen, die tusschen de jaren zestig en tachtig der vorige eeuw in een van hun dagbladen de beschouwingen van Ernest Hel lo gelezen hebben, zij moeten wel versteld heb ben gestaan van zulk een toon en zulk een kracht als waarmee deze journalist zijn mee- ningeu voordroeg. Dit was eigenlijk geen voordragen meer, dit was een loslating van lichtstralen, van blik semschichten. Hello liet niét de oppervlakte der aarde, der menschcu en der dingen zien, maar d e diepte. Hij- keek naar de toppen en in de ravijnen langs den gewonen levensweg. Elke gebeurtenis zag hij. anders -dan ande ren. Jaren vóór het" ontzettende feit zei hij, tot een vriend: ,.lk verwonder me; ik kom daarjuist langs de Tuilerieën, en z ij branden nog n i e tl" Dit zei hij in 1S62, tijdens de wereld-ten toonstelling te Parijs. In 1871 stak het gepeu pel den brand in het paleis. Ernest Hello heeft het gewaagd, met den eenvoud, de bondigheid en de kracht van Ta citus te spreken tot een publiek dat verwend was door de breedsprakerigheid, de glijdende zachtheid en de uiterlijke flonkering van de journalistiek der meesters van de negentiende eeuw. Bij het publiek beeft hij het niet gewonnen van de anderen. Maar het nageslacht beloont hem met waar deering, zooals hij verwacht heeft. De reeks der werken van "Hello is betrekke lijk klein. Enkele .bundels beschouwingen en studiën, een bundel vertellingen, een paar bundels ver talingen (o.a. een bloemlezing uit de werken van Johannes Ruysbroeolfziedaar alles. Maar zelfs met een enkelen bundel als ,,1'Homme" zou Hello verdiend hebben, dat zijn naam voorgoed werd ingeschreven in da geschiedenis der Fransehe letteren. Wie eens met toewijding een bladzijde van Hello's arbeid gelezen heeft, keert telkens tot hem terug. DE PASTOOR VAN ARS. Het is lang geleden, dat wij in de tijdschvif ten verzen vonden van pater M. Molenaai M.S.C.: we moeten daarvoor teruggaan naar de betreurde „Beiaard" zaliger gedachtenis. Des te verheugender is het, dat de fijne priester-dichter thans den ouden toon weer blijkt teruggevonden te hebben, zeker versterkt en verdiept in een gedicht over den pastoor van Ars. We troffen het aan in het jongste nummer van de „Dietsche Warande en Belfort", Rat ge heel aan de Katholieke jongeren van Noord - Nederland: is gewijd. We laten hiér thans volgen het genoem de gedicht van pater Molenaar over den pas toor van Ars. Altijd de donkere vloed van zonden, stuwend tegen hem op, nooit bevrijd uit de benauwenis van die duistere stoel, uit eindeloze fluisterg-eluiden, uit de luisterspanning en die angstige dwang van 't snel, beslist oordeel: eenzaam op 'n altijd eender smal' en klein gebied tassen God en m.ens: O de held. Mij had dit Hef; op elke nr. vond hij zich blijs' Kwam de nacht op 't krassende ledikant: de rusteloze rust, de vrede revanche van Satan en de obsessie van 'n verward zielsgeval, 't loom zich daarvan ontdoen en telkens opnieuw telkens opnieuw de val in dezelfde wentelende denk-eirkel: O h.et leed van dat oud-koud ly£ dat maar niet slapen kou. Dat maar niet slapen kon bij de grimassen van het geometries figuur, de wegsluipende naaktgedaanten, de bloeiende fruitboom en daarboven: het breed argeloos hoofd van de domme, stompgebckte kru'gsvogel, Deus in adjutorium! wat hielp 'n kruis in 't duister van dit verdoemde liuis. Geen- oogenblik wist hij, hoe groot hij was, lichtend heerser over de duistere machten uit de vier luchtgewesten Ars hun tref punt -en voer de poort des doods lei-set hij van angst: God, wees mij zondaar genadig. Men kan van tuberculose genezen, maar het vergt tijd en geduld. Hoe eerder gij uw huisdokter raadpleegt, hoe grooter kans op herstel gij hebt. Kleine wonden genezen vlugger en beter dan groots. Droge hoest, gebrek aan eetliist, spoedig» vermoeidheid, vermagering kunnen bedenke lijk© verschijn .Ten zijn. Degelijk onderzoek door en voorlichting van een geneeskundigs is dan noodig. Richt U in geen geval tot een kwakzalf"' GEZONDHEIDSRAAD. Met dezelfde woorden zegt hij lederen keer iets nieuws. Zoeken wij te veel in zijn geschriften? Ik galoof het niet. Ik heb den indruk dat zijn hoeken, zoo vol zijn als een museum in een wereldstad, dat wij na twintig en meer bezoeken nog niet door-en-door kennen. Deze denker beloont zijn lezers met vrijge vigheid. Hij lte'ft vrienden verworven in heel West- Europa. Iemand als wijlen kardinaal Mercier bewonderde hem, maar ook velen, die huiten de katholieke Kerk staan, toonden hun eerbied en genegenheid jegens dezen welsprakenclen fijngevoeligen vertolker van de katholieke ge'- daehte tijdens de negentiende eeuw» Wio een weg naar het licht zoeken, die kun nen Ernest Hello veilig kipzen tot gids. Hier te lande is, voor zoover ik kon nagaan, Ernest Hello tijdens zijn leven zoo goed als niet bekend geworden. Eerst nar zijn dood, in. 1885, toen de Fran schen zelf zijn tybeid begonnen te bekijken, won Hello In Nederland vrienden en bewon deraars. Sommige leiders, waarschuwden, togen na volging. Met de navolging van Ernest Hello zal het zoo'n vaart niot: loopen. Wij behoeven ook niet bans te zijn, dat zijn bewonderaars, door de schittering verblind, hun critischen zin zul len verliezen, - - want Hello zelf waarschuwt tegen eritieklooze aanvaarding. Wij <lsren den wijze, die door veel tjjdge- nooten Werd bespot en uitgelachen als een dwaas. VINCENT CLEERDIN. groot gevaar ontsnapt w-as eerst van het zinkende schip, toen van. de pest, en nu van do haaien zou wel niet gebeurd zijn, om mij tenslotte op ellendige wijze den dood te doen vind am - Eindelijk ging de maan onder, de sterren verbleekten, en de dagevaod began den he mel pond te kleuren. Maar -ik kon geen 50 el om mij heen zien, vanwege een dikke mist, die over het water hing, en eerst na meer dan een uur op-trok. Toen bemerkte lk, dat ik ver van schip was afgedreven waar im ik al leen nog de masten iheel flauw kon onderschei den. De zee waa nu vrij van mist, behalve in een richting, waarals het ware een dikke bank hing waarom, begreep ik niet. De zou gloeide om mij heen. Behalve den brandewijn, had ik een dag en nacht lang niets gedronken. Uren en aren stond ik in mijn kist, blootshoofd, verschroeid van den dorst, een flauwte nabij, waaruit ik ontwaakte, door het. geluid* mn krijschende vogels, en brui- schond water. Ik zag voor mij uit, en bemerkte tot mijn verrukking, dat., hetgeen ik voor een dikken mist had gehouden, in werkelijkheid land was, én dat ik snel mot den vloed naai de monding van een breede rivier -dreef Nu begreep ik, dat ik niet in de kilst kon blijven staan. Ik deed laar kantelen, werkte, mij er uit, en klom er boron, op.. Met do grootste moeite wist ik mij. ivast, te houden, maar de vloed hielp moe, en ln een half uur was ilt door de branding heen, en in de rivier. Ik vond een stuk -hout op hst water drijven, en gebruikte dat als riem, waarmee ik veilig en wel den oovor bereikte, die .aooals ik in het voorbijgaan bemerkte, met een dik riet be- «Tookl wws. Ik sleepte mij zelf langs den oever tot ik bij ecu pk» regenwater kwam, dronk., en wasdSite me, en wierp mij dan uitgeput in do schaduw van een boschje near. Toen ik- mijn oogen weer openden was het donker. Een. vreeselijk steken deed mij pijn over mijn beele lichaam, ik sprong op en uitte een v-erwenscibing. Het krioelde in de lucht van mug-achtige insecten, die een zoe mend geluld maakten; op het lichaam neerstre ken, en hloed zogen. De Spanjaarden noemen ze muskieten. Miaar het waren niet de oenige plaaggeesten. Duizenden andere diertjes, niet g-rooter dan ee n speld-eknc®, hadden z-iob aan mij vastgehecht, en waren in mijn vleesch gedrongen. wist geen raad, Ihoe ik ze kwijt moest raken, en ze maakten mij liaast gek. Toen het dag werd, sprong ik in het water, om zoo de pijn te verminderen. M-aar voor ik er tien minuten in was. zag lk een reusacktigen -krokodil uit den modder naast me opduiken. Vol ontzetting sprong ik terug, want zoo'n monsterachter dier hflid ik nog nooit gezien; en weer werd ik de prooi van millioenen lnrec ten. XII— Mijn gelaat was opgezwollen ius een pom poen, en met de rest van mijn lichaam was het niet heter gesteld. Bovendien, ik kon niet stil blijven, juist omreden van de pijn, en lk moest heen en weer rennen "a-lis een gek. Daarbij stoorde ik tal van krokodillen en afschuwe lijke slangen. Ik begreep, dat ik daar niet blijven kon, en besloot, verderop te gaan. Een uur, en meer, sleepte ik mij voort, terwijl ik met mijn opgezwollen handen, de muskieten afweerde. Ik w-as totaal uitgeput en. op bet punt van te vallen, toen ik op een troep man nen stiet, bruin van kleur, en in het wit ge kleed, die op de rivier gevisc-tot hadden. Naast hen lagen, verscheidene kano's, en zij wtaren nu bezig met eten,. Zood-ra zij mij zogen, rie pen zij iets in een mij onbekende taal, gre pen naar de wapens naast hen pijl en boog en knots-en„ die aan alle kanten met puntige stukjes glas bezet wiairen en maakten aan stalten om mij te dooden. Ik hief mijn armen omhoog, om genode té vragen, en toen zij za gen. dat ik ongewapend en hulpeloos was, legde zij- hun wapens weer neer, en apra-keu mij toe. Ik schudde mijn hoofd, ten feeken, d|at ik hen niet verstond, en wees eerst naar da zee, en dan naar mijn gezwollen gezlf-ht. Zij knikten, en een van hen, naar een kano, en haalde, er een bruine- en welriekende zalf uit. Dan beduide hij mij, mijn kieèren uit te trok ken, waarvan de snit hen bijzonder scheen te verbazen. Daarna, begonnen zij mijn lichaam met de zalf in te smeeren, wat mij heerlijk ver lichten, en bovendien de iueeeten scheen af te schrikken, want ik bad. er daarna weinig last meer van. Vervolgens bood men mij voedsel aan. gebakken visch en meelkoeken, met een heerlijken warmen drank, schuimend, en bruin van kleur, dien ilc later leerde kennen als cacao. Vervolgens spraken zü met elkaar op zacliten toon, en toen ik gegeten -bad, wenkten zij mijj in een van de kan-o's plaats te nemen. Drie andere mannen voegden zich bij mij. Een van hen, met- een vriendelijk, ernstig gelaat, dien ik voor den aanvoerder hield, ging tegen over mij zitten. V/ij voeren weldra een zijrivier op, en tegen den avond kwamen wij aan een landingsplaats v-an hout. Heit werd nu plotse ling donker. Alles wat iik kon onderscheiden was, dat ik over een goed onderhouden weg gebracht werd. Wij kwamen aan een poort, die de ingang van 'n stad scheen te zijn en vervolgens een lange straat, met buizen aan heide kanten. Bij het laatste huis hielden wij stil. Mijn begeleider bradlut mij in een groot, laag vertrek, en stak -een lamp van aardewerk aan. Vrouwen brachten alsnu het' avondeten, een rijk maal van verschillende vreemde ge rechten, waaraan ik dee-luam, zittend op een anat, terwijl de schotels op den grond voor ons gezet w-erdu. Onder de vrouwen ,dle ons be dienden, merkt eik vooral ééne op, die verre weg de mooiste van allen was, Het was goen andere, dan Marina, zooais zij later genoemd werd, de -helpster van Cortes, zonder wier hulp hij M-exicq, nooit zo-u. veroverd hebben. Na het avondmaal gaf men mij een mat, oei op t-e sla pen, ln oen vertrekje apert, en ik legde mij te niv-ten, mat de' gedachte, dat mocht ik al verloren zijn voor 'mijn eigen wereld ilc tenminste was 'terechtgekomen ond-er vrien delijke menschen. en geen. wildon, zooals ik aan vele-dingen zag. Eén ding verontruste mij evenwel: ik bemerkte, dat ik een gevangene was» want een m:»n, gewapend een koperen speer, sliep over den drempel van mija ver trek. Zcoals ik later veaiaju, was ik in de stad Tabasco, de hoofdstad van een der zuidelijke provincies van AnaUuac. op een. afstand, van honderden mijlen van Tenschtitlan. En de man, die mij hierheen gebracht bud. was do cacique of hoofdman van Tabasco. Ik ontwaakte den volgenden morgen vroeg, trok de linnen kleeren aan. die voor me gereed lagen,- en zette mij aan mijn ontbijt. Nauwe lijks was ik gereed, of de Cuoiqne trad bin nen, met twee mannen, wier uiterlijk mij van ontzetting vervulde. Hun ge'.aat wa-s woest en v-reoselijk om te zien. Zij droegen zwarte ge waden met geheimzinnige rooda teeken-s er op geborduurd, en hun lange haar was bestreken met een vreemde zoCs:andigkeid. Alle aanwe zigen schenen met den grootsten eerbied tot hen op te zien. De priesters want dat waren ze -grepen mij aan, en sleurden mij uit het veitrek. Ik bevond mij nu op een groot plein, dat weldra volliep met mannen, vuouwon en kinderen, die allen naar mij koken, terwijl ik op weg was naar een soort pyramide van meer dan 100 voet hoog., waarop een tempel scheen te staan, waarvoor vuur brandde. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 11