I
m
Allerlei.
Derde Blad
Woensdag 7 November 1928
Pagina 1
M
Wat geen vreugd
kan geven
mm
M
mm
Zomer-avond
i
medegevoei
ti-
George Dop kijkt met lamlenderig ge
dicht op z'n horloge. Al half twaalf! en
een half uur voor hij thuis is! Jakkes,
'Wat waait de wind stekend koud. Waar-
heeft hij z'n dikke jas dan ook niet
aangetrokken? Daar deze demie wat chi
quer kleedthm! On! chique te zijn in
Mien's bijzijn heeft hij nu morgen mis
schien weer ecJit vervelende keelpijn. Moi>
Perig gluurt hij, of de bus nog niet aan
komt. 13a! dit is nou de rest van zijn
uitgaansavond. Dit is nou al, wat hem
zijn avontuurtje overblijft! wat hem
blaar even zeven pop heeft gekost! Feite
lijk moest hij in Scala reeds zoo'n echt
triest gevoel onderdrukken, tusschen het
lachen om de potsen door Ja, laat hij
^ot zich gerust eerlijk bekêttnen ook
onder zijn galante fürterijen tegen Mien
had hij eigenlijk absoluut geen pleizier.
God! Waarom is hij dit nu begonnen?
De jongeman stapt op den wagen kruipt
huiverig in een hoek en onderweg naar
bloememvijk. duwt een zekere walg van
Mchzelf de gansche schuld op het mooie
Meisje. Zij linkte den laatsten tijd recht
aanhalig. Dan haar schreien van eergiste-
r®n, daar Wim nooit eens met haar naar
6®n cabaret wilde. Dop's invitatie was er
toen uit, voor hij het goed besefte. En den
heelen dag scheen hem dit stiekumme uit-
Baandertje zoo kittig. Hij ook eens naast
het meisje van een ander., van zijn trouw
den vrind!
Allemachies, als Wim het toch wist!
Maar Mi en-zelf zwijgt wel zoo wijs moge-
ïijk en ze hebben immers geen kennissen
Bezien. Achteraf anders vreeselijk dom om
hun prestige te wagen. Enfin zij zal vast
biet meer dan dit ééne avondje van hem
"Verwachten zoo iaag lijkt ze hem niet
!2ij zal nö ook wel napluizen, dat ze feite-
lijk minnetjes hebben gedaan 't was een
Pretje, wat niet door den beugel kon. Ver
heeld je, dat een ander hem zoo zijn ver
loofde ontfutselde! Maar neen, daar heeft
hij ten opzichte van Wim en Mien nog
aeifs niet aan willen denken God als
iWirn het maar niet hoort! Of zijn dege
Üjke lieve Cor. Foei! wat heeft hij
Aartsdom gedaan!
Onder zulke verwijten aan eigen licht
vinnigheid bereikt George z'n kamers, tobt
hij don nacht door en ook den volgenden
in hel. groote modemagazijn.
Geen van de ondergeschikten kan het
hun chef naar den zin maken, die na
Muiting direct zijn aanstaande opzoekt
Kom je eten? Heerlijk! verwelkomt
Dor, doch reeds gauw vraagt ze om de
Paar minuten: Is er wat? Waarom ben
zoo stil?
Haar zorg maakt George nog ellendiger.
Beer nog toe! hoe heeft bij gister toch
Zoo unfair kunnen handelen? zÜn
«enige schat gewoon durven bedotten? En
«lat voor een Mien! Heelemaa.1 geen per
soontje om staat op te maken, al H-
ftit sekuur aan haar jeugd, laat hij Wim
Wegels' verloofde recht wedervaren. Dop
heeft zich echter nooit kunnen begrijpen
hoe die ernstige zwaar tillende vriend
luist zoo'n poppe-Mientje tot vrouw kon
Vragen al is zij veel knapper dan Cor.
Maar verder! Cor is vergeleken bij Wim's
mei«je gewoon een godin van hartelijk
heid'
Doch zoo vaak niets vermoedende Cor
haar manneke in de oogen forscht, wippen
Vijn wimpers neer, Iloe heeft hij dit schat
tige vrouwtje kunnen foppen? Schuldbesef
biaakt hem al trister. Zal hij eens eerlijk
®Pbiechten?
Jij bent vandaag even ongenietbaar als
^«re rotte appel, en Cor werpt de juist
°Pen gesneden vrucht op zijn dessertbord
Baar onschuldig gegrap prikt hem echter,
Juist of het doelbewust wordt gezegd. Ter-
Mond werpt hij het versfandige ideetjz
V4fl opbie hten weg. Als zij hem niit blijft
Vertrouwen, loopt het heelemual mis.
Gul. jongen wat heb je lach?
'b'en*eht haar moeder te weten. Voel
»p te »-.r,-« niet lekker/
Dit bmrrt de uitvlucht. Neen. ik ben
*°o huivoiig. Gister i? het erg laat ge
erden en dan in dien tochtigen bu3. En
hUjn hospita had de kachal weer vergat®
2a I blij zijn als.... Verder durft >'J
ie!. Op Cor'r blij hoofdknikje gaan G~or-
kijker.! omlaag. Nu wordt zij een en
Weldoend» zorg.
W.~T Ban blijf je vanavond niet liier, maar
r.J dadelijk naar huis, zóó onder de wol.
Uders gebeurt het nog, dat ik jou moet
*Uiss,
eib in plaats dat we met Mei trouwen.
HEI' GEWELDIGE 8.S. „STATEXDAM", bestemd voorde Holland—Amerika Lijn, begint zijn voltooiing te na I .-en. Geziene op üei
schitterende zeekasteel zooals het. op de werf der firma Wilton te Schiedam ligt
Dop kan wel huilen, daar hij nu ook
weer dezen avond met haar heeft ver
knoeid. En tevens is hij wonder dankbaar
voor die warme woorden van het meisje.
Na een van zijn kant overdreven hartelijk
afscheid loopt hij spoedig de al stiller
wordende straat, af. Bus of onwelzijn wor
den vergeten. George's onrust begint hem
te drijven bijna hollend bereikt hij Wim
Wegel's kamer. Ais er wordt opengedaan,
verneemt Dop oogenblikkelijk:
Mijnheer Wegels is ziek en kan niemand
ontvangen.
Mij wel. De hier goed bekende jonge
man vliegt een trap op. In zijn angst denkt
hij aan geen kloppen, doch blijft met wiid-
bange oogen bij de deur hangen. Zijn
vriend zit met de handen voor z'n dik
behuild# oogen, schijnt niets van een be
zoeker te merken. De laatste echter schrikt
er voor terug om een vraag te stellen en
zoo blijven ze 'n twintig seconden lang
tegenover elkaar. Dan wenkt de snikkende
eindelijk, dat de deur dicht moet wringt
hij over zijn tong:
't Is uit! Ik heb het vanmiddag af
gemaakt.
Net een geslagen hond, die zijn pijn
niet durft uitkermen, schuift Dop reeds
terug naar den ingang. Groote genade!
Dat heeft hij nu op zijn geweten! het
ongeluk van zijn besten vriend; Wirr, is
immers iemand, die alles vier keer scherper
voelt dan een ander -- die vast nooit zal
vergeten.
Wil je weg? T.aat me nu niet alleen?
jammert Mien's gewezen verloofde. Eu
George herademt. Wim weet ten minste
nog niet, wie de schuldige is. Of... zou er
misschien wat anders zijn voorgevallen?
Weer moed vattend begint hij bedeesd-
Wat is er dan toch gebeurd?
Ze is met een ander op stap geweest
gisteravond. De patroon was ook in
Scala en hij meende me vandaag te moeten
waarschuwen. Hij zei niet veel, maar had
jij dit wel van baar kunnen denken?
Wegel's snikken stuwen Dop de tranon in
de keel.
Wim, je bent rm totaal over stuur.
Prakkizeet- cr eerct flink over, het kan
hog best een miverstand wezen. Ga nu
naar. bed en alï je dan morgenvroeg wak
ker wordt, lijkt het...,
Niet.3 meer aan te veranderen om
drie uur had ze mijn brief.
Wat zeg Ie, krijscht de, ander, en
minuten lang spreekt geen van twee meer
totdat de schuldige van ellende opstaat. In
de gang hoort hij:
Gc:rge, je loopt or imaiê langs
nier vvarpf dit even aan haar adres in de
bus
TJofi pa een i nyokq-'pe, ijlt eis ee>a
aehtervvIgdo weg Het papier schijnt door
zijn klef ren heen te branden Al Ik af
wat kan Wim haar dan nu nog *ci. vi-
v m? Als....? Als Wegels het ecu? herri-.-p?
l>e overprikkeld* pcuGrl den brief reed-»
oren, ofschoon hij opnieuw het afkeuren*
waardige van deze daad beseft, Doch daar
hij thans een ongeopend bericht vast Mren
aan Wim vindt bedrijft Dop nogmaals
dezelfde laagheid, Hij en moet wewlen.
hoe het tusschen deze twee staat. Wanneer
George echter haar hevigeh rouw om het
ondoordachte avontuurtje van gister leest,
en ziet, hoe de sehoone alle schuld alleen
op zich neemt, hoe zij Wim's vriend
tracht viij te piesten, dan voelt de laatste
precies, wat hij moet doen. Een oogenbük
later staat Dop weer voor den vreemd op-
kijkenden Wegels.
Wim ik kom je verellen, wie hier
in plaats van jouw meisje de schuldige i-
Mien is immers zoo onervaren, nog haast
Oen kind. In 'n lang relaas verhaalt Dop
de gansche historie, ook de overweldigend
trieste ontevredenheid met zichzelf en hoe
Mien blijkbaar ditzelfde heeft ondervonden.
Toe, loop nou even mee naar bei
arme kind, liaa! je brief van vanmiddag
terug? En als je het verlangt zal ik .mor-
gen alles aan mijn verloofde vertellen. Ik
twijfel er niet aan. Cor zal beslissen
zij is zoo goed, zal me die paar kwaaie
uren wel vergeven in plaats van ons beeje
leven te bederven.
Wim springt op. Godlof dat jij aan je
nieuwsgierigheid hebt toegegeven, al is
het nu juist geen daad om op te roemen,
wanneer men eens anders brieven opent.
Nu ik maar weet dat. het niets ergers is...
je hebt gelijk, dit zijn geen dingen om
een viertal menschenlevens te bederven.
Wat 'ik je echter raad, zeg er Cor niets
van. Waar kan dat voor deugen?
Fluitend stappen ze n«ven elkaar door
de stille straten. De eerlijkheid bracht hun
Vroolijkheid terug. „Resb."
D eoude dame was gevahon. Hans stond er
bij en huilde erbarmelijk.
Huil maar niet. zei do oude dame, het is
niet zoo erg.
Ik- h uil ook niet om u, omdat n gevaleu
oent, maar ik huil om de banaan, waarever u
uitgegleden bent. Die was v-»n mij.
GA EENS KIJKEN
Hengelaar, die in drukke Uica tijd» non niets
gevangen heeft, tot een duiker, (Xle op het
punt staat, onder water te verdwijnen.
Zeg e- rw maat, »ls I" bedden b»n*y Iaat
me dan even wetex 'A bet de moeite waard
Kier neg iangi-r te blijven staan, -wil je*
P R A CH T UITVINDING
S.-oortvtgen zijn p.seiitige ,i-
vindingen.
Nu, in of, ik heb ff miju fortuin aai: te
danken.
Ingenieur?
Neen, erfgenaam van ecu oom, die om
kwam bjj eer spoorwegramp.
Een weldadige koelte daalt neer na den
warmen zomerdag over stad en land hier
en daar is nog een lichte geel-ioode streep
aan den horizon zichtbaar en teekent zich
de rossige gloed af op de plaats waar de
zon ter kimme is gegaan.
Hij zat op de bank voor zijn huisje, oud
gebogen mannetje. Het grijze dunne haar
hing slordig om zijn hoofd en zijn roodom-
rande oogjes zijn waterig en flets. Hij was
blij dat de zomeravond gekomen was koel
en verkwikkend na den broei-warmen dag.
Hij had geen bezigheden ifieer, was oud en
afgeleefd en in het kleine benauwde kamer
tje van het moderne buitenhuisje, waar de
zon 's' morgens vroeg ai begon te schijnen
en den geheelen dag bleef, zonder een enkel
schaduwpunt, daar was het op den duur
uiet om uit te houden, dan liep ie wel eens
het kleine schaduwlooze tuintje in, maar
ook daar brandde het grint hem onder de
voeten en als ie dan eens.een praatje wilde
maken met zijn huishoudster die in de keu
ken bezig was, kreeg ie meestal ten ant-
- woord:
Och, vadertje sta toch niet zoo te zeu
ren, ik kan het toch ook niet helpen dat het
warm is, ga maar een dutje doen, straks
is het wel een beetje koeler.
En dan ging bij maar weer heen, zijn
troost zoekend bij zijn kom goudvischjes,
die in een hoek van den tuin stond, hij
tikte wat tegen het glas, praatte wat tegen
de diertjes, maar ze gaven hem geen ant
woord
Dan ging ie maar weer terug voor liet
venster zitten en keek den langen stoffigen
weg af, maar ook dat gaf hem weinig af
leiding.
Maar zoodra was het niet avond gewor
den en was de zon ter ruste gegaan, of hij
ging met zijn krantje naar buiten en ge
noot van den koelen verfrisschenden avond.
Ook nu zat hij weer blij genietend op de
bank voor zijn huisje, hij had zijn pijpje
meegenomen en knikte een paar voorbij
gangers vriendelijk goeden dag.
Links en rechts vanuit de andere huis
jes, kwamen ook de bewoners naar buiten,
de buren maakten samen een praatje over
de warmte van den dag, de koelte van den
avoond, over de fietsers en wandelaars die
foorbij hun buurtje kwamen, en maakten
hun opmerkingen over de enkele kinderen
die zoo laat nog op waren en door hun luid
gekrijscb de poczie van den avond verstoor
den.
En hij zat stil genietend, half luisterend
naar de kwebbelende vrouwenstemmen om
'm been, zag het gaandeweg donkerder
w rden en hier en daar pinkte reeds een
V.-T.
Nu buurvrouw, ik ga t.niir binnen hoor
viel te ruste
,Wel te ruste fit. morgen....,
Slaapt u lekker.
Deze en dergelijke gezegden drongen vaag
lot hem door. Langzamerhand werd het
s.,1 om hem heen, de een na den ander ging
■jaar binnen, hij nog niet, waarom zou ie?
Zijn avondboterham stond klaar en zijn
huishoudster was uitgegaan, zeggende dat
ze misschien laat terug kwam, ze had ver
schillende boodschappen te doen, och het
was een echt sloovie bedacht hij. Zij hield
zijn huisje schoon en zorgde voor zijn eten.
Maar dat was dan ook letterlijk alles, een
beetje aanspraak had hij niet aan d'r, een
gezellig uurtje om eens met hem te praten
had ze nooit, en hij was toch altijd zoo al
leen, hij had er soms zoo'n groote behoefte
aan. Hè, wat was dat nu, een traan? gieng
ie nou huilen? Waarom?.... Hij had toch
alles wat hij maar verlangen kon, een ge
riefelijk huisje, op tijd zijn eten, wat ver
langde hij nog meer?... Kom, hij moest niet
zoo veeleischend zijn.
ZomeravondHoe stil en rustig was het
om hem heen.... En hij droomt zich terug,
lang. lang geleden, hoe hij in zijn jonge
jaren zoo gezeten had en zich de mooiste
illusies gemaakt had, juist op zulke stille
zomeravonden, als de zoo sprekende natuur
hem tot nadenken stemde.
En later had hij zoo gezeten op mooie
zomeravonden, met zijn jonge vrouw, die
slechts zoo kort zijn levensgezellin geweest
was, ze was heel jong gestorven en daarom
kon hij haar niet anders dan jong voorstel
len, jong en mooi.... en altijd zoo vol levens
lust, zoo blij en opgewekt, en daarbij zoo
innig geloovig, dat, ais hij soms wel eens
mopperde over dure tijden, of slecht loon,
zij altijd blij geloovig opwaarts blikte naar
den goud-bezaaiden sterrenhemel en zeide:
Zie, er is loch een God, die onze zor
gen kent. Heb vertrouwen in Ilem.
Dan. juist op zulke stille zomeravonden
als zij hem had getroost en zijn gedachten
hooger gevoerd haad, gevoelde hij hoe God
aan zijn leven waarde kon geven en dat
leven zou beheerschen, cn dan voelde hij
zich veilig, om met God verder door het
leven te gaan.
Vier kinderen, hadden ze gehad en toen
was zijn vrouw gestorven, zijn kinderen ook,
do een na den ander en hij was nu nog maar
al li 'naai alleen.... Ze waren hem
-al). -aan, daar achter dien eeuwig
dui.stu i-enhemel, allen, die zijn leven
gedeeld luidden en zijn zorgen gekend
Alleen z ui God was gebleven.
Langzame! band was het geheel duister
geworden en zoo eenzaam zat hij te droo-
men in den zomeravon-.l. zoo was ook zijn
levensavond.
Alleen... met God....
En hij voelde dat hij Dien God, Dien hij
zijn geheele leven had erkend en naar
Wien hij zijn geheele leven had gericht, ook
thans niet bobo. vreezen
Verder en voi-i talde dë avond...,
Ook zijn levensavond daalde en misschien
zou voor hem ook gauw komen: De groote
Nacht.... Maar hij zag dien naderen zonder
angst of schrik. Rustig en gelaten blikte
hij in den stillen zomernacht omhooghij
wist zich alleen.... alleen met zijn God.... cn
dat gaf hem een rustig en veilig idee. Want
evenals in de natuur, na den stillen zo
mernacht, weer een nieuwen morgen daagt,
zoo zou ook voor hem eenmaal schijnen, hét
eeuwige blijde Licht
WERKING VAN DE WICHELROEDE
Ia .Natura" wordt melding gemaakt van
een pi-oef, welke in Engelsch-Indië is geno-
betreft.
De proef werd genomen met eon vrij han
gende magneetnaald, die door een systeem van
spoelen zooals men die in de radio-techniek
gebruikt, omgeven was. Het proefveld was
een landstreek, waarin men al langen tijd ver-
geefs naar water geboord toad. De magneet
naald vertoonde op bepaalde plaatsen zeer
schommeling en hij het boren vond men op do
aldus aangeduide plaatsen onderaards st - oo
mend water. Het instrument wijst het iter
met honderd procent zekerheid aan, terwijl
vroeger van honderd boringen slechts veertig
positieve uitkomsten gaven. Da ontdekking
heeft dus een bijzondere groote waarde en lijkt
in haar uitwerking volmaakt op de wichel
roede. Haar wijze van wei-ken is gemakkelijk
te veklaren. Het te bekend, dal op bepaalde
plekken der aardschors, voornamelijk op zulke
waar zi-eh onderaard soke wateren of metaal-
etsen bevinden, electrische stroomen ontstaan,
kortweg, .aardslroomea' genoemd. Dez.c aard-
stroomen 'wekken in de spoelen indue ties Doo
rnen op en veroorzaken aldus het ui:k\vi.iken
I van de magneetnaald.
I In plaats hiervan zou men evengóed een
i uiterst fijn meetinstrument kunnen nomen.
Door doze ontdekking schijnt ook bef raad
sel van de wichelroede opgelost. Voor het
loopen mei de wichelroede zijn uitsluitend be
paalde personen geschikt, wier zenuwstelsel
buitengewoon fijngevoelig op aardstroomiugea
'reageert, zoodat de met de vingertoppen vast
gehouden roede in trilling genaakt.
Thans blijft de taak over den invloed vaa
electrisehe stroomen op het zenuwstelsel we.
ten schappelijk te verklaren.