ONMISBAAR
Mengelwerk
,Wie zal de erfgenaam
wezen
WOENSDAG 21 NOVEMBER 1928
DERDE BLAD
h
PAGINA 2
Iedereen, die artikelen te leveren, diensten te bewijzen heelt,
weet thans wel, dat de RECLAME hem daarbij helpen
kan. Artikelen maakt zij bekend; op dienstprestaties vestigt
zij de aandacht. Daarom hoort de reclame thuis in het
exploitatie-plan van haast ieder bedrijf, dat met bekendheid
omatet, verkoop» winst, iets te maken heeft»
I y
IX..
<-* 't 13 vreemd, dat die Barnum zijn
chauffeur niet laat wachten, denkt Ernest.
.Vooral van Dosch moet weten, wat de ben-
ïine 'cost,
i— Nog niemand aangekomen?
Nog niemand.
Zoodra juffrouw d'Alby verschijnt, laat
3 haar binnen, doch u spreekt over niets,
absoluut over niets!
Dat is reeds afgesproken, mijnheer van
Dosch: u hebt het mij reeds driemaal gete
lefoneerd.
Pas is de impressario het gebouw binnen
gegaan, of onder een hevigen stortbui komt
de auto van Lina Spring aangetuft. Ernest
snelt toe, doch vlug als een vogeltje is Ni-
netto reeds op den stoep gesprongen en heeft
beschutting onder het zonnescherm gezocht.
De patroon wil de andere dame helpen uit
stappen, maar deze weigert met een hand
beweging.
Neen mijnheer Ernest, dank u, *ik blijf
.niet, ik heb vreeselijke hoofdpijn. Om mijn
goeden wil te toonen, heb ik mij ten slotte
gekleed en ben naar hier gekomen. Doch
onderweg is mijn ongesteldheid zoo ver
ergerd, dat ik terstond terugkeer.Een zie
ke zou het feest maar bederven. Ninette is
«r getuige van en kan he'. bevestigen; ik
lijd zoozeer, dat ik de oogen nauwelijks kan
openen.
Ondanks dezen woordenvloed schijnt Li-
na bijna de kracht te missen Ninette met
weifelende hand het afscheid toe te wuiven.
Toch kan zij het meisje nog van verre toe
roepen.
Neem het mij niet kwalijk, Ninette, 't is,
Öf het zoo heeft moeten zijnEn ik had
mij van dezen avond zooveel voorgesteld! En
0u op het laatste oogenblik daar van be
roofd te wordenik kon er om
Schreien. Zeg aan de kameraden en van
Dosch, hoe onbillijk zij zouden zijn het mij
kwalijk te nemen. Zij moeten mij beklagen..
Tot ziensveel genoegen!
Zonder den wreeden spot van dezen laat-
sten wenseh te vermoeden antwoordt Ni-
nette in haar argeloosheid nog medelijdend:
Ja, het is allerbedroevendst, arme Li-
na. Ga spoedig naar huis, rust eens goed
Uit en laat vooral den geneesheer roepen!
De auto van Spring is onder het drui
pende looverdak onzichtbaar geworden, en
Bog staat de kleine ster op den stoep, wel
Wat verlegen nu zij zich zoo alleen zonder
yriencl of gezellin in dit paviljoen bevindt,
zoo diep in het woud, terwijl wind- en re
genvlagen de eenzaamheid nog tastbaarder
maken. In de verlaten streek verneemt zij
alecht3 het gcruisch van den zwaren regen
op de bladeren, het klotsen der wassende
rivier. Do dag sterft weg in een pijnlijke som
berheid, die zich aan hef jachthuis met zijn
leegc gangen en duistere, holle zalen mede-
deell.
Onder den indruk van ren plotselinge,
algeheele verlatenheid blijft Ninette naar
'de reeds donker wordende vallei staren. De
koelte van dezen onstuimigen avond doet
haar onder haar bontmantel rillen; haar
licht en luchtig zomertoiletje lijkt haar
wel een vermomming, ongepast niet alleen
bij dezen zondvloed, maar zelfs armzalig
en belachelijk.
En hoe schoon lachte dezen morgen
u'de dag mij toe, zucht het meisje droevig.
Ernest begint te duchten, dat zijn welver
zorgd uiterlijk door al deze nattigheid in
het ongereede zal raken, en zou dus gaar
ne naar binnen gaan. Hij waagt daarom
de opmerking:
Als het in deze gaten van Auvergne
eenmaal begint te regenen, is het eind ervan
niet te voorzienWij zullen er den gan-
schcn nacht mee opgescheept zitten.
Tot de werkelijkheid teruggeroepen schudt
Ninette met de onbezorgdheid der jeugd
alle bekommering van zich af en vraagt op
gewekt.
Ik kom voor het banket van Trilby, u
weet 'wel, het diner der artisten door mijn
heer van Dosch georganiseerd.
Ja wel, mejuffrouw, dat is hier.
Dat moest er ook nog bij komen, dat
lk aan het verkeerde adres beland was,
denkt het meisje, en overluid zegt ze: „Wilt
tl mij den weg wijzen?
Gaarne mejuffrouw. Hierheen.
Ernest gaat ter zijde om de deur te ope
nen cn leidt haar dan door den langen
Corridor.
Zijn er reeds veel gasten aangekomen?
Nog niet.... maar dat is niet lo ver
wonderen bij zulk ellendig weer.Ook weet
lk niet precies, ,met hoevelen u zult zijn.
'de deur juist tegenover u, mejuffrouw.
In zijn bescheidenheid trekt. Ernest zich
haastig en.voorzichtig terug.
Misschien had lk beter gedaan, denkt
bij als ik onder voorgeven van een vergis
sing, de jonge dame in het andere kabinet
gebracht had. Zij zou er niet bij verloren
hebben. En wie weet wellicht had zulks de
keken op eens zeer vereenvoudigd.
XII.
IN DEN VAL.
Ninette opent de aangewezen deur en be
vindt zich nu in een allerliefst vertrek, ver
warmd en schitterend verlicht. Uit de don
kere gang komend is zij eerst verblind,
doch spoedig wennen haar oogen aan dit
gouden licht. Tot haar groote verwondering
ontwaart zij er niemand. In het lieve salon
netje staat een kleine tafel, waarop drie
couverts.
Zou ik toch nog verkeerd zijn?... Dit
kan toch niet het fameuse banket van Tril
by wezen! .zegt het meisje tot zich zelf, eer
der vroolijk dan verontrust over do klaar
blijkelijke vergissing. Zoo weinig vermoedt
zij den valstrik nog.
Welkom!
De kleine ster kijkt onthutst op, daar zij
de stem van den impressario verneemt. Bijna
terstond lacht ze om haar schrik: wat
vreemds steekt er in, dat de directeur zich
hier bevindt? Hij toch biedt het banket aan
en zal het presideeren. Niettemin het ver
wondert de zangeres wel egn weinig, dat van
Dosch het eerst en dan neg alleen geko
men is.
't Is Lina Spring niet., 't is Ninette
d'Alby! zegt ze lachend.
De groote man weet dit zeer goed, en als
hij veinst zich te vergissen, geschiedt dit
alleeen met listig opzet.
Hij komt van achter het tochtscherm
te voorschijn voor den fauteuil geplaatst,
waarin hij zat. Om haar gerust te stellen
en elke gedachte aan medeplichtigheid te
voorkomen, begint hij onmiddellijk op de
meest natuurlijke wijze den teleurgestelde te
spelen.
Hoe nu? Is Lina Spring niet bij u?
Er was toch afgesproken, dat u samen
zoudt komen.
Geen droevige verhindering, hoop ik?
Een zeer droevige
U doet mij werkelijk schrikken, Ni-
nette. Wat is die goede Lina overkomen?
Vertel het mij spoedig. Ik sta op heete ko
len!
Wel getuigen stem en gebaar van augst,
maar de blik, waarmee hij het meisje aan
kijkt, getuigt meer van bewondering dan
van schrik.
Die arme Spring werd onderweg door
een zeer pijnlijke zenuwcrisis overvallen.
Zij had nog den moed mij tot hier te ver
gezellen! doch bezat een kracht meer om
uit den auto te stapen. Zij scheen zoo deer
lijk te lijden, dat ik zelf haar overgehaald
heb terug te keeren om rust te nemen.
't Is een grievende teleurstelling, des
te grievender, daar.Leg uw mantel en
pelswerk af, kleine diva. Is hier lekker
warm, u zult geen kou vatten.
Het banket zal toch niet in dit sa
lonnetje plaats hebben, hoop ik?
Ik weet het niet. Even als u heeft
men mij zonder vorderen uitleg hier ge
bracht om te wachtenen ik wacht.
Zal ik u eens aan uw kleederen helpen?
Dank u, dat kan ik wel alleen, pro
testeert Ninette en werpt vlug mantel en
bont op een stoel. Dan herneemt ze:
Misschien heeft men uw gasten wel
naar een andere zaal geleid. Laat ze hier
komen ,of heter noglaten wij ons bij
hen voegen. Er moeten er toch reeds geko
men zijn.
Dat is mogelijk, of liever waarschijn
lijk, meent de impressario. Wij zullen het
spoedig weten.
Zonder zich te haasten gaat hij naar
den schelknop. Bij het meisje teruggekomen
maakt hij haar een compliment.
Welk een heerlijk toilet! 't Lijkt wel
een droom, tooverij.en het staat u zoo
alszooals het niemand'zou staan!
Dat is nog al natuurlijk, daar het
voor mij gemakkelijk is, merkt de diva
guitig op. Maar door ons praten zijn wij al
heel ver van de teleurstelling geraakt, door
Lina's ongesteldheid veroorzaakt. U zei, die
afwezigheid was te grievender, daar,...
Welnu, leg mij dat eens uit.
Dat zal ik u straks verklaren, want
daar komt eindelijk een gast! Och neen,
't is de bediende!
In de half geopende deur vraagt deze:
Heeft mijnheer gescheld?
Ja, dat is waar ook„ ik heb gebeld,
antwoordt van Dosch, als ware hij zeer ver
strooid.
O ja, neem deze kleedingstukken
van de juffrouw mee.
Maar zoo laat Ninette zich niet afsche
pen.
En dan, voegt ze er hij, wanneer de
overige gasten van mijnheer van Dosch aan
komen, zeg hun dan zich terstond bij ons
te voegen.
Er is nog niemand verschenen, me
juffrouw, zegt de man. Ik geloof trouwens
niet
Ja, ja, zoo onderbreekt de impressario
hem, het slechte weer, dat is de oorzaak
der vertraging. En nu, vriendje, breng Sat
weg. Als ik iels noodig heb zal ik weer
bellen.
Nu van Dosch zich met Ninette alleen
bevindt, moet hij de gevraagde verklaring
wel geven. Dat gaat echter veel moeilijker,
en hij is daarbij niet zeer gelukkig: hij
brengt het er vrij onhandig af.
Dat Lina Spring niet komt, is voor
mij te grievender, daar er nog meer weg
blijven.
Hoe zoo?
Toen u binnen kwam, was ik bezig de
brieven en telegrammen van verontschul
diging te lezen, zoo pas op mijn naam hier
ontvangen. Er zijn er nog al wat! En dan
nog de telefonische afzeggingen. Bijna al
'mijn genoodigden trekken zich terug.
Om welke reden dan wel?
Och, om zeer verschillende redenen, alle
min of meer aannemelijk. Ziekte, zooals bij
Spring, vertrek naar elders, wat weet ik al!
Velen zullen bevreesd zijn voor het weer, an
deren konden geen rijtuig vinden, of zagen
tegen de hooge kosten daarvan op. Ik kon
ze toch niet allemaal van hun woning laten
afhalen. Hoe het zij, ik ben er erg verdrietig
om.
Dat is u toch niet aan te zien.
Uit beleefdheid voor u, .Ninette. Als ik
uiting gaf aan mijn toorn over het gedrag
van zooveel wegblijvers, zou dat voor u niet
zeer aangenaam zijn, niet waar?
Maar ook niet vleiend voor degenen,
die nog kunnen komen.
Och kom. die nog kunnen komen! Dan
waren zij immers al lang hier geweest? Ik
heb het diner tegen zeven uur besteld, en
nu is het reeds half acht. Ilc vrees, dat er
niemand meer zal komen.
Nu schertst u zeker. Dat lean u immers
geen ernst zijn? 'tls toch niet aan ie nemen,
dat al uw genoodigden met elkander afge
sproken hebben u in den steek te laten.
Van die opscheppers kan men alles
verwachten. Zij zijn vol nijd over de publi
citeit, die ik aan uw debuut gegeven heb.
Onder ons gezegd, dat is mij duur te staan
gekomen. Niet minder boos zijn ze om de
groote letters, waarmee ik uw naam op de
affiches vermeld, zonder nog de eerste
rollen mee te rekenen, die ik voor u
bewaar Ik acht ze ten volle in staat in
hun boosheid met elkander overeen te ko
men ons zulk een hak te zetten.
O neen, clat kan niet zijn. Hoe voorko
mend ik mij steeds toon, toch blijft liet mo
gelijk, dat sommigen der kameraden mij
heimelijk benijden. Maar met de meesten
sta ik op zeer goeden voet. Zij zouden mij'
niet onaangenaam willen zijn.
Ik kan uw hoopvolle verwachtingen
niet deelen, melievc.
Brieven en telgrammen beletten mij zulks
Spring's Wegblijven na al die anderen,
grieft me dan ook zoodanig, dat.
Ik zou zeggen, mijnheer van Dosch,
toch minder dan daareven, want u kijkt zoo
vroolijk, u schijnt, wel lust tot lachen te
hebben.
Dat doen de zenuwen, Ninette. Ik tracht
mijn ontmoediging te overwinnen. In wer
kelijkheid voel ik mij bitter gekrenkt, vooral
om uwentwil, kleine ster.
De iriipressario wordt het moede zijn tijd
in nuttelooze draaierijen te verliezen en
gaat zonder eenigen overgang op ongedwon
gen toon voort:
Ja, voor u, want wat mij betreft, ik
maal wat om die bende tooneelwormen. Ik
zio ze te veel om mij met hen gemeen
zaam te willen maken. Is mij oneindig
minder aangenaam met die kaalhanzon
gretig 'een maal te verslinden, dan heel ge
zellig een uitgelezen diner ie genieten met
umet Lina. Spring en u, wil ik zeggen.
Wat was eigenlijk het doel van dit banket?
Uw succes te vieren, een bekerchampagne
u ter eer te ledigen, u een souvenir aan
te bieden. Dat souvenir heb ik meegebracht,
cn het zal u hij het dessert overhandigd
worden, Ninette. En om ter viering van uw
succes champagne te drinken behoeven
wij toch niet talrijker te zijn clan.met
ons heiden.
Deze onvoorziene wending had een ge-
heel ander gevolg, dan hij er van ver
wachtte In tegenstelling met ,haar blank
gewaad en bleeke wangen worden haar
blauwe oogen onder het toornig fronsen
der wenkbrauwen onheilspellend donker. Be
vend staat zij op.
Ik herinner mij de woorden, die u op
den avond van mijn eerste optreden tol mij
gesproken hebt, mijnheervan Dosch. Ik
was er diep verontwaardigd over. Ik heb ze
dan ook slechts vergeven onder de uitdruk
kelijke voorwaarde, dat u nooit weer begin
nen zoud. Nu u deze heilige belofte breekt,
zal ik om mijn bont schellen en terstond
vertrekken.
Welk een kleine wilde! Hoe kan zulk
een schoon lichaam zoon wreede ziel om
hullen! U doet me aan che aanlokkelijke
bloemen denken. Ninette, wier hart een
wesp verbergt. Bij de minste aanraking
der bloem, al was het ter bewondering, komt
de wesp woedend te voorschijn en steekt.
Komaan, schuwe Diana, steek niet, blijf
kalm. Doof dat vuur in uw donkere oogen,
want men denkt er niet aari u leed Ie doen
of ook maar onaangenaam te zijn. Heb ik
als oud kameraad, die gaarne schertst, na
zooveel belange.Ioozc toewijding niet het
recht u een beetje te plagen?
Ik houd er niet van geplaagd te wor
den en zeker niet op deze wijze.
Welnu, wc zullen u niet meer pla
gen, verwend kindje, noch op deze, noch
op een andere manier. Maar hot wordt
laat, en met dit afschuwelijk weer zal er
wel geen gast moor komen. Laten wij dus
samen dinceren, als goede vrienden, met
wederzijdseh vertrouwen, ik wacht uw be
velen, juffrouw d'Alby. Zal ik schellen, op
dat men opdrage?
Deze woorden getuigen van eerbied, on
derwerping zelfs en worden op eenvoudigen,
hartelijken toon gesproken; doch het is te
laat: Ninette zijn de oogen eindelijk openge
gaan. Had zij maar naar wijzen raad ge
luisterd. Doch hoe kon zij, oprecht, argeloos
kind,, zooveel laaghartigheid, zulk een arg
list vermoeden? Onbeschroomd kijkt zij den
impressario in het gezicht tn zegt kortaf:
Zeker zal het mij aangenaam zijn, wan
neer u wilt bellen, mijnheel van Dosch, doeli
zooals ik gezegd heb, alleen om mijn bont.
Ik ga naar huis.
Een licht gcdruisch doet haar opzien.
Speculeerend op de vrouwelijke ijdeilieid
heeft de directeur een étui uit den zak ge
haald en op de veer gedrukt: op het blauwe
fluweel verspreidt een parelsnoer zijn glans.
Het slot is van echt goud, pocht de im
pressario met ecen plechtigheid, die de on
derstelling wettigt, dat de paarlen slechts
namaak zijn. „Op dit slot heb ik uw naam
laten graveeren met de vermelding Trilby en
den datum van uw TrilbvOnvergete
lijke Jeannie, aanvaard dit geschenk ter ge
dachtenis aan uw roemrijk optreden, een
gesGhenk, dat zeker zijn waarde heeft, maar
toch verre beneden uw waarde blijft."
Ninette begrijpt, dat het parelsnoer voor
den directeur inderdaad weinig waarde
heeft, daar hij het door de vertolkers van
Trilby heeft laten betalen, maar ze wil het
étui niet aanraken, vóór ze daarvan zeker
is, en vraagt:
Js dit snoer door u betaald, of dooi
de artisten van den schouwburg?
Ieder heeft zijn aandeel bijgedragen,
en ik heb de keuze gedaan.
Wat is dat lief van mijn kameraden!
Het doet mij zoo innig genoegen, alleen
vergald door den spijt, dat ik hen niet uit
den grond mijns harten kan bedanken.
Weer geheel zich zelf heeft Ninette dit
met zulk een ongeveinsde hartelijkheid ge
zegd, dat van Dosch er aangenaam door ver
rast wordt. Hij wil het snoer uit het étui
nemen en zegt reeds:
Hoe gaarne zou ik willen zien, hoe het
u staat!
Doch Ninette maakt een afwerend gebaar.
Ik zal mij er eerst mee tooien, wan
neer ik het kan dragen onder de oogen
en ter eere van hen, die het mij schonken.
Waarom nu niet? Dat is niet Tie! van
u!
't Is niet anders! En nu, mijnheer van.
Dosch, als u mij niets ernsligers meer te
zeggen hebt, wil ik u beleefd groeten. Wilt
u nu bellen, of moet ik het doen?
Waar denkt u aan? Wij hebben heel
nog niet over onze zaken gesproken, en
dat was juist, hedenavond mijn eenig doel;
want, dat is wel de moeite waard, luister
maar eens: Men biedt ons een wonderbare
tournee in Amerika aan. Daar zult u onze
mooiste opera's zingen. Onze manager zal
voor ongekende publiciteit zorgen, en wij
zullen er net zooveel verdienen, als ik wil.
Ik heb den Yankee mijn woord nog niet
gegeven; ik doe, of ik aarzel, om nog be
tere voorwaarden te bedingen. Maar ik
ben vastbesloten het aan te nemen.
Ilc niet.
Weihoe? roept de directeur even ver
baasd als teleurgesfeld u-it. Lacht het voor
uitzicht u niet toe? In Amerika dollars
gaan oprapenbij de vleet!
U kunt naar Amerika gaan, wanneer
dat u wensehelijk voorkom1Ut ga er niet
heen.
Waarom niet?
Er is sprake van een oorlog' tussehen
Rusland en het Duitsehe rijk, Frankrijk kan
in dien strijd betrokken worden. Ik wil mijn
land niet verlaten, en dat in de ure des
gevaar».
Onnoozel kind, dat is mist het nooit
terugkeerend oogenblik om er van door te
gaan. U hebt geen vader, broeder of ver
loofde, die mee moeten vechten, niet waar?
Dan kan de oorlog u onverschillig laten.
Bovendien, 't, is mijn plicht een gevoelig
siftepseltje als u vflfg te voerenvèr van
deze tooneelen van bloed en dood. Duitsch-
land is machtig cn zal zich onverbiddelijk
voor zijn vijanden toonen Als dezen niet
toegeven, komt geheel Europa in brand te
staan. Dat is zeker verschrikkelijk, maar er
zal ook niets meer voor ens, artisten, te
verdienen vallen. Al het goud stroomt straks
naar de Vcreenigde Staten. Daar tenminste
zal men nog wonderbare zaken kunnen
doen.
Dat laat mij koud. Ik lieb mijn land
DRIE WALEN
Drie Walen kwamen naar Vlaanderen om de
Viaamseke taal te leereu. Elk moest op beurt
iets onthouden.
Eerst hoorden ze: Drie wia-lekoppen.
Dat was voor de eerste.
Wat verder wa.s een boerenmeid in den
meetsch een koe aan 't melken. Het beest stond
verkeerd. Omime koe, riep de meid en dat
moest de tweede zfdh in den kop prenten.
Nu hielden zij een ploeger in 't oog. Toen
deze op het eind van het stuk was gekomen
keek hij naar zijn voor en deed de opmerking:
dat is recht. Dit was wat de derde niet
mocht vergeten. Zoo weid liet avond en zij
zochten by een boer onderkomen, 's Nachts
wa er op dat hof uit een stal een koe verdwe
nen en de Walen werden van medeplichtig
heid verdacht. De politie nam ze dan ook in
verhoor.
Wie zijt. gijV
Drie Walekoppeii.
Wat komt ge hier doen?
Om eene koe.
Wij moeten u aanhouden,
Dat is recht.
IN 'T VAK
HoUandsohe schoenmakersjongen ziet uit 'n
raam van den beganen grond een student, dia
op de wang drie wratten en op de andere
drie houwen heeft en zegt tot een kameraad:
,,Kijk die 'reis, die kan zijn gezicht toaknoo.
pen; rechts heeft hij drié knoopeii en links
drie knoopsgaten.
lief en wil het niet verlaten. Nog liever
zing ik in frankrijk om met, dan elders
voor millïocnen.
U begrijpt er niets van, kleine ster,
U vergeet, dat, ik de dochter van An-
dré d'Alby ben, .mijnheer van Dosch, ant
woordt ze fier. De naam mijns vaders is
roemrijker, dan do mijne c oit zal worden,
zelfs al bazuint men dien rond mei de
Turksche trom en de tam-tam!
O zeker, de naam d Alby heeft geen
kwaden klank, geeft de directeur toe.
't. Neemt echter niet weg, dat u zonder mij
choriste of figurante in een derderangs-
schouwburgje zoudt zijn. ik herinner u
daar niet aan om mij zelf te verheffen, maar
alleen om u tot rede te brengen. Zeer veel
heb ik reeds voor u gedaan, doch onder
mijn leiding wordt u de rijkste diva ter we
reld. Uw succes hier hetc-ekent nog niets.
Eerst in Amerika, later in Duitschland.
Nooit of nimmer!
Dat meent u niel, Ninette. U gaat
naar Amerika, naar Duitschland, en over
al zullen roem en fortuin u volgen. De paar
len, die ik u heden aanbied.
En die mijn kameraden betaald heb
ben
Zijn rnaar een bagatel. Bij het
eerste millioen, dat wij daar verdiend heb
ben, zal ik u met diamanteen overladen.
Loop heen, mijnheer van Dosch, "Jonge
meisjes dragen geen diamanten. Maar het
wordt laat, en wij hebben a! veel te veel
woorden gewisseld. Wij moesten dunkt
mij deze zaak nu maar afgedaan beschou
wen.
U zult niet altijd een jong meisje
blijven, Ninette, Dat zou uw carrière scha
den, de ontwikkeling van uw talent tegen
houden. Zal een artiste ersohiTlende ge
moedsbewegingen werkelijk uitdrukken,
dan moet zij alle emoties meemaken, elke
vreugde des levens kermen.
Zoo denk ik er niet over. Ik wil gaar
ne mijn stem aan mooie verdichtingen wij
den, maar in geen geval de ontelbare dwaas
heden van uw tooneelhcidinncn beleven.
Vóór het voetlicht wil ik wel voor een
paar uur Juliette of Marguerite worden,
doch in hel. leven, onder Gods heerlijke
zon, in mijn huis, verkies ik Ninette d'Alby
te blijven, dat wil zeggen, een braaf meis
je, dat eerlijk haar brood verdient, en haar
hart rein en ongeschonden voor den brui
degom barer keuze bewaart.
Welk een burgerlijke, bekrompen op
vatting, onveramigbaar met een zoo rijk-
begaafde natuur als de uwe. Zelfs het vuur
uwer inspiratie
Och, mijnheer van Dosch, verveel mij
toch niet langer door te willen toonen, dat
u mij zelf kent. Mijn bestemming zal niet
zijn, zooals u die wenscht, maar zoo als
ik ze wil, natuurlijk onder hooger Bestie
ring. En verder, deze verbintenis machtigt
u, God zij dank, niet, u met mijn geluk ts
bemoeien.
(Wondt vervolgd)