ONMISBAAR Mengelwerk ,Wie zal de erfgenaam wezen WOENSDAG 21 NOVEMBER 1928 DERDE BLAD h PAGINA 2 Iedereen, die artikelen te leveren, diensten te bewijzen heelt, weet thans wel, dat de RECLAME hem daarbij helpen kan. Artikelen maakt zij bekend; op dienstprestaties vestigt zij de aandacht. Daarom hoort de reclame thuis in het exploitatie-plan van haast ieder bedrijf, dat met bekendheid omatet, verkoop» winst, iets te maken heeft» I y IX.. <-* 't 13 vreemd, dat die Barnum zijn chauffeur niet laat wachten, denkt Ernest. .Vooral van Dosch moet weten, wat de ben- ïine 'cost, i— Nog niemand aangekomen? Nog niemand. Zoodra juffrouw d'Alby verschijnt, laat 3 haar binnen, doch u spreekt over niets, absoluut over niets! Dat is reeds afgesproken, mijnheer van Dosch: u hebt het mij reeds driemaal gete lefoneerd. Pas is de impressario het gebouw binnen gegaan, of onder een hevigen stortbui komt de auto van Lina Spring aangetuft. Ernest snelt toe, doch vlug als een vogeltje is Ni- netto reeds op den stoep gesprongen en heeft beschutting onder het zonnescherm gezocht. De patroon wil de andere dame helpen uit stappen, maar deze weigert met een hand beweging. Neen mijnheer Ernest, dank u, *ik blijf .niet, ik heb vreeselijke hoofdpijn. Om mijn goeden wil te toonen, heb ik mij ten slotte gekleed en ben naar hier gekomen. Doch onderweg is mijn ongesteldheid zoo ver ergerd, dat ik terstond terugkeer.Een zie ke zou het feest maar bederven. Ninette is «r getuige van en kan he'. bevestigen; ik lijd zoozeer, dat ik de oogen nauwelijks kan openen. Ondanks dezen woordenvloed schijnt Li- na bijna de kracht te missen Ninette met weifelende hand het afscheid toe te wuiven. Toch kan zij het meisje nog van verre toe roepen. Neem het mij niet kwalijk, Ninette, 't is, Öf het zoo heeft moeten zijnEn ik had mij van dezen avond zooveel voorgesteld! En 0u op het laatste oogenblik daar van be roofd te wordenik kon er om Schreien. Zeg aan de kameraden en van Dosch, hoe onbillijk zij zouden zijn het mij kwalijk te nemen. Zij moeten mij beklagen.. Tot ziensveel genoegen! Zonder den wreeden spot van dezen laat- sten wenseh te vermoeden antwoordt Ni- nette in haar argeloosheid nog medelijdend: Ja, het is allerbedroevendst, arme Li- na. Ga spoedig naar huis, rust eens goed Uit en laat vooral den geneesheer roepen! De auto van Spring is onder het drui pende looverdak onzichtbaar geworden, en Bog staat de kleine ster op den stoep, wel Wat verlegen nu zij zich zoo alleen zonder yriencl of gezellin in dit paviljoen bevindt, zoo diep in het woud, terwijl wind- en re genvlagen de eenzaamheid nog tastbaarder maken. In de verlaten streek verneemt zij alecht3 het gcruisch van den zwaren regen op de bladeren, het klotsen der wassende rivier. Do dag sterft weg in een pijnlijke som berheid, die zich aan hef jachthuis met zijn leegc gangen en duistere, holle zalen mede- deell. Onder den indruk van ren plotselinge, algeheele verlatenheid blijft Ninette naar 'de reeds donker wordende vallei staren. De koelte van dezen onstuimigen avond doet haar onder haar bontmantel rillen; haar licht en luchtig zomertoiletje lijkt haar wel een vermomming, ongepast niet alleen bij dezen zondvloed, maar zelfs armzalig en belachelijk. En hoe schoon lachte dezen morgen u'de dag mij toe, zucht het meisje droevig. Ernest begint te duchten, dat zijn welver zorgd uiterlijk door al deze nattigheid in het ongereede zal raken, en zou dus gaar ne naar binnen gaan. Hij waagt daarom de opmerking: Als het in deze gaten van Auvergne eenmaal begint te regenen, is het eind ervan niet te voorzienWij zullen er den gan- schcn nacht mee opgescheept zitten. Tot de werkelijkheid teruggeroepen schudt Ninette met de onbezorgdheid der jeugd alle bekommering van zich af en vraagt op gewekt. Ik kom voor het banket van Trilby, u weet 'wel, het diner der artisten door mijn heer van Dosch georganiseerd. Ja wel, mejuffrouw, dat is hier. Dat moest er ook nog bij komen, dat lk aan het verkeerde adres beland was, denkt het meisje, en overluid zegt ze: „Wilt tl mij den weg wijzen? Gaarne mejuffrouw. Hierheen. Ernest gaat ter zijde om de deur te ope nen cn leidt haar dan door den langen Corridor. Zijn er reeds veel gasten aangekomen? Nog niet.... maar dat is niet lo ver wonderen bij zulk ellendig weer.Ook weet lk niet precies, ,met hoevelen u zult zijn. 'de deur juist tegenover u, mejuffrouw. In zijn bescheidenheid trekt. Ernest zich haastig en.voorzichtig terug. Misschien had lk beter gedaan, denkt bij als ik onder voorgeven van een vergis sing, de jonge dame in het andere kabinet gebracht had. Zij zou er niet bij verloren hebben. En wie weet wellicht had zulks de keken op eens zeer vereenvoudigd. XII. IN DEN VAL. Ninette opent de aangewezen deur en be vindt zich nu in een allerliefst vertrek, ver warmd en schitterend verlicht. Uit de don kere gang komend is zij eerst verblind, doch spoedig wennen haar oogen aan dit gouden licht. Tot haar groote verwondering ontwaart zij er niemand. In het lieve salon netje staat een kleine tafel, waarop drie couverts. Zou ik toch nog verkeerd zijn?... Dit kan toch niet het fameuse banket van Tril by wezen! .zegt het meisje tot zich zelf, eer der vroolijk dan verontrust over do klaar blijkelijke vergissing. Zoo weinig vermoedt zij den valstrik nog. Welkom! De kleine ster kijkt onthutst op, daar zij de stem van den impressario verneemt. Bijna terstond lacht ze om haar schrik: wat vreemds steekt er in, dat de directeur zich hier bevindt? Hij toch biedt het banket aan en zal het presideeren. Niettemin het ver wondert de zangeres wel egn weinig, dat van Dosch het eerst en dan neg alleen geko men is. 't Is Lina Spring niet., 't is Ninette d'Alby! zegt ze lachend. De groote man weet dit zeer goed, en als hij veinst zich te vergissen, geschiedt dit alleeen met listig opzet. Hij komt van achter het tochtscherm te voorschijn voor den fauteuil geplaatst, waarin hij zat. Om haar gerust te stellen en elke gedachte aan medeplichtigheid te voorkomen, begint hij onmiddellijk op de meest natuurlijke wijze den teleurgestelde te spelen. Hoe nu? Is Lina Spring niet bij u? Er was toch afgesproken, dat u samen zoudt komen. Geen droevige verhindering, hoop ik? Een zeer droevige U doet mij werkelijk schrikken, Ni- nette. Wat is die goede Lina overkomen? Vertel het mij spoedig. Ik sta op heete ko len! Wel getuigen stem en gebaar van augst, maar de blik, waarmee hij het meisje aan kijkt, getuigt meer van bewondering dan van schrik. Die arme Spring werd onderweg door een zeer pijnlijke zenuwcrisis overvallen. Zij had nog den moed mij tot hier te ver gezellen! doch bezat een kracht meer om uit den auto te stapen. Zij scheen zoo deer lijk te lijden, dat ik zelf haar overgehaald heb terug te keeren om rust te nemen. 't Is een grievende teleurstelling, des te grievender, daar.Leg uw mantel en pelswerk af, kleine diva. Is hier lekker warm, u zult geen kou vatten. Het banket zal toch niet in dit sa lonnetje plaats hebben, hoop ik? Ik weet het niet. Even als u heeft men mij zonder vorderen uitleg hier ge bracht om te wachtenen ik wacht. Zal ik u eens aan uw kleederen helpen? Dank u, dat kan ik wel alleen, pro testeert Ninette en werpt vlug mantel en bont op een stoel. Dan herneemt ze: Misschien heeft men uw gasten wel naar een andere zaal geleid. Laat ze hier komen ,of heter noglaten wij ons bij hen voegen. Er moeten er toch reeds geko men zijn. Dat is mogelijk, of liever waarschijn lijk, meent de impressario. Wij zullen het spoedig weten. Zonder zich te haasten gaat hij naar den schelknop. Bij het meisje teruggekomen maakt hij haar een compliment. Welk een heerlijk toilet! 't Lijkt wel een droom, tooverij.en het staat u zoo alszooals het niemand'zou staan! Dat is nog al natuurlijk, daar het voor mij gemakkelijk is, merkt de diva guitig op. Maar door ons praten zijn wij al heel ver van de teleurstelling geraakt, door Lina's ongesteldheid veroorzaakt. U zei, die afwezigheid was te grievender, daar,... Welnu, leg mij dat eens uit. Dat zal ik u straks verklaren, want daar komt eindelijk een gast! Och neen, 't is de bediende! In de half geopende deur vraagt deze: Heeft mijnheer gescheld? Ja, dat is waar ook„ ik heb gebeld, antwoordt van Dosch, als ware hij zeer ver strooid. O ja, neem deze kleedingstukken van de juffrouw mee. Maar zoo laat Ninette zich niet afsche pen. En dan, voegt ze er hij, wanneer de overige gasten van mijnheer van Dosch aan komen, zeg hun dan zich terstond bij ons te voegen. Er is nog niemand verschenen, me juffrouw, zegt de man. Ik geloof trouwens niet Ja, ja, zoo onderbreekt de impressario hem, het slechte weer, dat is de oorzaak der vertraging. En nu, vriendje, breng Sat weg. Als ik iels noodig heb zal ik weer bellen. Nu van Dosch zich met Ninette alleen bevindt, moet hij de gevraagde verklaring wel geven. Dat gaat echter veel moeilijker, en hij is daarbij niet zeer gelukkig: hij brengt het er vrij onhandig af. Dat Lina Spring niet komt, is voor mij te grievender, daar er nog meer weg blijven. Hoe zoo? Toen u binnen kwam, was ik bezig de brieven en telegrammen van verontschul diging te lezen, zoo pas op mijn naam hier ontvangen. Er zijn er nog al wat! En dan nog de telefonische afzeggingen. Bijna al 'mijn genoodigden trekken zich terug. Om welke reden dan wel? Och, om zeer verschillende redenen, alle min of meer aannemelijk. Ziekte, zooals bij Spring, vertrek naar elders, wat weet ik al! Velen zullen bevreesd zijn voor het weer, an deren konden geen rijtuig vinden, of zagen tegen de hooge kosten daarvan op. Ik kon ze toch niet allemaal van hun woning laten afhalen. Hoe het zij, ik ben er erg verdrietig om. Dat is u toch niet aan te zien. Uit beleefdheid voor u, .Ninette. Als ik uiting gaf aan mijn toorn over het gedrag van zooveel wegblijvers, zou dat voor u niet zeer aangenaam zijn, niet waar? Maar ook niet vleiend voor degenen, die nog kunnen komen. Och kom. die nog kunnen komen! Dan waren zij immers al lang hier geweest? Ik heb het diner tegen zeven uur besteld, en nu is het reeds half acht. Ilc vrees, dat er niemand meer zal komen. Nu schertst u zeker. Dat lean u immers geen ernst zijn? 'tls toch niet aan ie nemen, dat al uw genoodigden met elkander afge sproken hebben u in den steek te laten. Van die opscheppers kan men alles verwachten. Zij zijn vol nijd over de publi citeit, die ik aan uw debuut gegeven heb. Onder ons gezegd, dat is mij duur te staan gekomen. Niet minder boos zijn ze om de groote letters, waarmee ik uw naam op de affiches vermeld, zonder nog de eerste rollen mee te rekenen, die ik voor u bewaar Ik acht ze ten volle in staat in hun boosheid met elkander overeen te ko men ons zulk een hak te zetten. O neen, clat kan niet zijn. Hoe voorko mend ik mij steeds toon, toch blijft liet mo gelijk, dat sommigen der kameraden mij heimelijk benijden. Maar met de meesten sta ik op zeer goeden voet. Zij zouden mij' niet onaangenaam willen zijn. Ik kan uw hoopvolle verwachtingen niet deelen, melievc. Brieven en telgrammen beletten mij zulks Spring's Wegblijven na al die anderen, grieft me dan ook zoodanig, dat. Ik zou zeggen, mijnheer van Dosch, toch minder dan daareven, want u kijkt zoo vroolijk, u schijnt, wel lust tot lachen te hebben. Dat doen de zenuwen, Ninette. Ik tracht mijn ontmoediging te overwinnen. In wer kelijkheid voel ik mij bitter gekrenkt, vooral om uwentwil, kleine ster. De iriipressario wordt het moede zijn tijd in nuttelooze draaierijen te verliezen en gaat zonder eenigen overgang op ongedwon gen toon voort: Ja, voor u, want wat mij betreft, ik maal wat om die bende tooneelwormen. Ik zio ze te veel om mij met hen gemeen zaam te willen maken. Is mij oneindig minder aangenaam met die kaalhanzon gretig 'een maal te verslinden, dan heel ge zellig een uitgelezen diner ie genieten met umet Lina. Spring en u, wil ik zeggen. Wat was eigenlijk het doel van dit banket? Uw succes te vieren, een bekerchampagne u ter eer te ledigen, u een souvenir aan te bieden. Dat souvenir heb ik meegebracht, cn het zal u hij het dessert overhandigd worden, Ninette. En om ter viering van uw succes champagne te drinken behoeven wij toch niet talrijker te zijn clan.met ons heiden. Deze onvoorziene wending had een ge- heel ander gevolg, dan hij er van ver wachtte In tegenstelling met ,haar blank gewaad en bleeke wangen worden haar blauwe oogen onder het toornig fronsen der wenkbrauwen onheilspellend donker. Be vend staat zij op. Ik herinner mij de woorden, die u op den avond van mijn eerste optreden tol mij gesproken hebt, mijnheervan Dosch. Ik was er diep verontwaardigd over. Ik heb ze dan ook slechts vergeven onder de uitdruk kelijke voorwaarde, dat u nooit weer begin nen zoud. Nu u deze heilige belofte breekt, zal ik om mijn bont schellen en terstond vertrekken. Welk een kleine wilde! Hoe kan zulk een schoon lichaam zoon wreede ziel om hullen! U doet me aan che aanlokkelijke bloemen denken. Ninette, wier hart een wesp verbergt. Bij de minste aanraking der bloem, al was het ter bewondering, komt de wesp woedend te voorschijn en steekt. Komaan, schuwe Diana, steek niet, blijf kalm. Doof dat vuur in uw donkere oogen, want men denkt er niet aari u leed Ie doen of ook maar onaangenaam te zijn. Heb ik als oud kameraad, die gaarne schertst, na zooveel belange.Ioozc toewijding niet het recht u een beetje te plagen? Ik houd er niet van geplaagd te wor den en zeker niet op deze wijze. Welnu, wc zullen u niet meer pla gen, verwend kindje, noch op deze, noch op een andere manier. Maar hot wordt laat, en met dit afschuwelijk weer zal er wel geen gast moor komen. Laten wij dus samen dinceren, als goede vrienden, met wederzijdseh vertrouwen, ik wacht uw be velen, juffrouw d'Alby. Zal ik schellen, op dat men opdrage? Deze woorden getuigen van eerbied, on derwerping zelfs en worden op eenvoudigen, hartelijken toon gesproken; doch het is te laat: Ninette zijn de oogen eindelijk openge gaan. Had zij maar naar wijzen raad ge luisterd. Doch hoe kon zij, oprecht, argeloos kind,, zooveel laaghartigheid, zulk een arg list vermoeden? Onbeschroomd kijkt zij den impressario in het gezicht tn zegt kortaf: Zeker zal het mij aangenaam zijn, wan neer u wilt bellen, mijnheel van Dosch, doeli zooals ik gezegd heb, alleen om mijn bont. Ik ga naar huis. Een licht gcdruisch doet haar opzien. Speculeerend op de vrouwelijke ijdeilieid heeft de directeur een étui uit den zak ge haald en op de veer gedrukt: op het blauwe fluweel verspreidt een parelsnoer zijn glans. Het slot is van echt goud, pocht de im pressario met ecen plechtigheid, die de on derstelling wettigt, dat de paarlen slechts namaak zijn. „Op dit slot heb ik uw naam laten graveeren met de vermelding Trilby en den datum van uw TrilbvOnvergete lijke Jeannie, aanvaard dit geschenk ter ge dachtenis aan uw roemrijk optreden, een gesGhenk, dat zeker zijn waarde heeft, maar toch verre beneden uw waarde blijft." Ninette begrijpt, dat het parelsnoer voor den directeur inderdaad weinig waarde heeft, daar hij het door de vertolkers van Trilby heeft laten betalen, maar ze wil het étui niet aanraken, vóór ze daarvan zeker is, en vraagt: Js dit snoer door u betaald, of dooi de artisten van den schouwburg? Ieder heeft zijn aandeel bijgedragen, en ik heb de keuze gedaan. Wat is dat lief van mijn kameraden! Het doet mij zoo innig genoegen, alleen vergald door den spijt, dat ik hen niet uit den grond mijns harten kan bedanken. Weer geheel zich zelf heeft Ninette dit met zulk een ongeveinsde hartelijkheid ge zegd, dat van Dosch er aangenaam door ver rast wordt. Hij wil het snoer uit het étui nemen en zegt reeds: Hoe gaarne zou ik willen zien, hoe het u staat! Doch Ninette maakt een afwerend gebaar. Ik zal mij er eerst mee tooien, wan neer ik het kan dragen onder de oogen en ter eere van hen, die het mij schonken. Waarom nu niet? Dat is niet Tie! van u! 't Is niet anders! En nu, mijnheer van. Dosch, als u mij niets ernsligers meer te zeggen hebt, wil ik u beleefd groeten. Wilt u nu bellen, of moet ik het doen? Waar denkt u aan? Wij hebben heel nog niet over onze zaken gesproken, en dat was juist, hedenavond mijn eenig doel; want, dat is wel de moeite waard, luister maar eens: Men biedt ons een wonderbare tournee in Amerika aan. Daar zult u onze mooiste opera's zingen. Onze manager zal voor ongekende publiciteit zorgen, en wij zullen er net zooveel verdienen, als ik wil. Ik heb den Yankee mijn woord nog niet gegeven; ik doe, of ik aarzel, om nog be tere voorwaarden te bedingen. Maar ik ben vastbesloten het aan te nemen. Ilc niet. Weihoe? roept de directeur even ver baasd als teleurgesfeld u-it. Lacht het voor uitzicht u niet toe? In Amerika dollars gaan oprapenbij de vleet! U kunt naar Amerika gaan, wanneer dat u wensehelijk voorkom1Ut ga er niet heen. Waarom niet? Er is sprake van een oorlog' tussehen Rusland en het Duitsehe rijk, Frankrijk kan in dien strijd betrokken worden. Ik wil mijn land niet verlaten, en dat in de ure des gevaar». Onnoozel kind, dat is mist het nooit terugkeerend oogenblik om er van door te gaan. U hebt geen vader, broeder of ver loofde, die mee moeten vechten, niet waar? Dan kan de oorlog u onverschillig laten. Bovendien, 't, is mijn plicht een gevoelig siftepseltje als u vflfg te voerenvèr van deze tooneelen van bloed en dood. Duitsch- land is machtig cn zal zich onverbiddelijk voor zijn vijanden toonen Als dezen niet toegeven, komt geheel Europa in brand te staan. Dat is zeker verschrikkelijk, maar er zal ook niets meer voor ens, artisten, te verdienen vallen. Al het goud stroomt straks naar de Vcreenigde Staten. Daar tenminste zal men nog wonderbare zaken kunnen doen. Dat laat mij koud. Ik lieb mijn land DRIE WALEN Drie Walen kwamen naar Vlaanderen om de Viaamseke taal te leereu. Elk moest op beurt iets onthouden. Eerst hoorden ze: Drie wia-lekoppen. Dat was voor de eerste. Wat verder wa.s een boerenmeid in den meetsch een koe aan 't melken. Het beest stond verkeerd. Omime koe, riep de meid en dat moest de tweede zfdh in den kop prenten. Nu hielden zij een ploeger in 't oog. Toen deze op het eind van het stuk was gekomen keek hij naar zijn voor en deed de opmerking: dat is recht. Dit was wat de derde niet mocht vergeten. Zoo weid liet avond en zij zochten by een boer onderkomen, 's Nachts wa er op dat hof uit een stal een koe verdwe nen en de Walen werden van medeplichtig heid verdacht. De politie nam ze dan ook in verhoor. Wie zijt. gijV Drie Walekoppeii. Wat komt ge hier doen? Om eene koe. Wij moeten u aanhouden, Dat is recht. IN 'T VAK HoUandsohe schoenmakersjongen ziet uit 'n raam van den beganen grond een student, dia op de wang drie wratten en op de andere drie houwen heeft en zegt tot een kameraad: ,,Kijk die 'reis, die kan zijn gezicht toaknoo. pen; rechts heeft hij drié knoopeii en links drie knoopsgaten. lief en wil het niet verlaten. Nog liever zing ik in frankrijk om met, dan elders voor millïocnen. U begrijpt er niets van, kleine ster, U vergeet, dat, ik de dochter van An- dré d'Alby ben, .mijnheer van Dosch, ant woordt ze fier. De naam mijns vaders is roemrijker, dan do mijne c oit zal worden, zelfs al bazuint men dien rond mei de Turksche trom en de tam-tam! O zeker, de naam d Alby heeft geen kwaden klank, geeft de directeur toe. 't. Neemt echter niet weg, dat u zonder mij choriste of figurante in een derderangs- schouwburgje zoudt zijn. ik herinner u daar niet aan om mij zelf te verheffen, maar alleen om u tot rede te brengen. Zeer veel heb ik reeds voor u gedaan, doch onder mijn leiding wordt u de rijkste diva ter we reld. Uw succes hier hetc-ekent nog niets. Eerst in Amerika, later in Duitschland. Nooit of nimmer! Dat meent u niel, Ninette. U gaat naar Amerika, naar Duitschland, en over al zullen roem en fortuin u volgen. De paar len, die ik u heden aanbied. En die mijn kameraden betaald heb ben Zijn rnaar een bagatel. Bij het eerste millioen, dat wij daar verdiend heb ben, zal ik u met diamanteen overladen. Loop heen, mijnheer van Dosch, "Jonge meisjes dragen geen diamanten. Maar het wordt laat, en wij hebben a! veel te veel woorden gewisseld. Wij moesten dunkt mij deze zaak nu maar afgedaan beschou wen. U zult niet altijd een jong meisje blijven, Ninette, Dat zou uw carrière scha den, de ontwikkeling van uw talent tegen houden. Zal een artiste ersohiTlende ge moedsbewegingen werkelijk uitdrukken, dan moet zij alle emoties meemaken, elke vreugde des levens kermen. Zoo denk ik er niet over. Ik wil gaar ne mijn stem aan mooie verdichtingen wij den, maar in geen geval de ontelbare dwaas heden van uw tooneelhcidinncn beleven. Vóór het voetlicht wil ik wel voor een paar uur Juliette of Marguerite worden, doch in hel. leven, onder Gods heerlijke zon, in mijn huis, verkies ik Ninette d'Alby te blijven, dat wil zeggen, een braaf meis je, dat eerlijk haar brood verdient, en haar hart rein en ongeschonden voor den brui degom barer keuze bewaart. Welk een burgerlijke, bekrompen op vatting, onveramigbaar met een zoo rijk- begaafde natuur als de uwe. Zelfs het vuur uwer inspiratie Och, mijnheer van Dosch, verveel mij toch niet langer door te willen toonen, dat u mij zelf kent. Mijn bestemming zal niet zijn, zooals u die wenscht, maar zoo als ik ze wil, natuurlijk onder hooger Bestie ring. En verder, deze verbintenis machtigt u, God zij dank, niet, u met mijn geluk ts bemoeien. (Wondt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10