Mengelwerk W s zal de erfgenaam wezen u- WOENSDAG 28 NOVEMBER 1928 DERDE BLAD PAGINA 2 -ff— —ff— X. Dal geluk zal ik u verschaffen even als de zegepraal met Trilby, wanneer u mijn raad opvolgt. In uw aanstaande rol.. Psyché? Neen, 1'Amour. T/Amour zing ik niet, die ligt niet in mijn stem. Maar zoo geheel in uw physiek. Ook kan ze getransponteerd worden. Verder Thai's en vooral Esclarmonde, het ontwa ken na het rozengordijn. Goed,, dat u mij waarschuwt, roept het meisje diep verontwaardigd. Van al deze rollen zal ik er geen enkele zingen. Verkoop nu geen dwaasheden, kind lief. Ik kan aannemen, dat een schoone, ge vierde prima-donna als u wel eens grillen heeft. Daarin ben ik zeer toegevend Maar die grillen moeten mijn belangen niet schaden, want zaken blijven zaken. U zult de genoemde opera's zingen, omdat ze speciaal voor u passen, en u zult ze zingen, gekleed naar mijn aanwijzingen, daar uw cosiinims voor mijn rekening komen. Bestel ze maar niet, mijnheer van Doschroept de diva met een luiden, uitda- genden lach. Dat zou verloren geld zijn: ik zal ze niet dragen. En indien ik uw bedoe lingen en voornemens gekend had, als ik niet door complementen, beloften en vleierij misleid en in slaap gewiegd wasnooit zou ik de verbintenis geteekend hebben zonder ze te lezen. Maar u hebt ze geteekend, zooveel te beter voor mij, des te erger voor u. U zult zingen, wat ik wil, en waar ik het ver lang, goedschiks ofkwaadschiks! Dat woord opent mij de oogen geheel en alhoe kon ik zoo blind wezen! Bleek en bevend is het meisje opgestaan. Zij brengt de hand aan het voorhoofd, vóór de oogen, als wil zij een schrikbeeld ver drijven, een ijselijk droomgezicht. Want weer blikt zij in een gapenden afgrond, en even als bij de Sioule wankelt zij en dreigt duizelend neer te vallen. Doch zij wil tot geen prijs, dat de Duitscher naar zwakheid en ontsteltenis zal bemerken, die gedachte geeft haar kracht zich zelf te overwinnen, staande te blijven en minachtend uit te roe pen. Ruimschoots ingelicht, mijnheer van Dosch. Ik heb u nog slechts één woord te leggen, en dat zal niet zijn tot weerziens, maar vaarwel! Nu staat ook de impressario op. Komaan, Ninette, geen kinderachtighe den! U hebt met mij in kracht en slimheid willen wedijveren, maar die ontbreken u. U hebt het spel verloren! Daarin steekt, al thans voor een vrouw, niets vernederends. Aanvaard uw nederlaag goedwillig, en zij zal u ten voordeel strekken Met een minachtend gebaar valt zij hem ln de rede: /Vlies is tusschen ons uit. Blijft nog de geteekende verbintenisl spot van Dosch tot het uiterste gedreven. Hij vindt er iets als verlicht mg in zijn op gehoopte gramschap vrij uit te kunnen luchten; hij wordt onbeschoft. U vergeet, zegt hij tergend, dat uw stem mij toebehoort. O, tracht maar niet mij met uw blik te doorhoren't is zoo: Ik heb uw stem gekocht, en uw stem, dat ls uw hart, uw ziel, geheel u zelf! De afloop.... Juist, juistl Een fameuse reddingboei voor mij, die afloop! Dertig duizend pop, waarvoor u geen stuiver bezit. Ik zeg het u aog eens: uw stem behoort mij en ik laat u niet los, noch uw talent, noch uw stem! Als een vogeltje in een kooi doet Ninette een paar stappen in het kleine vertrek, en zegt dan vastbesloten: Ik wil terstond mijn bont en vertrek ken. Ik verkies niet langer te talmen, geen minuut! Er is hier geen enkele auto meer ch de mijne komt eerst heel laat. Voor niets ter wereld! zoo voorkomt Ninette hem reeds. Welnu, ga dan op uw kartonnen zool tjes, met uw japon van rozenblaadjes en uw lichte konijnenvelletje vijftien of zestien ki lometer te voet afleggen, in den duisteren avonddwars door het woud.onder het nog altijd voortdurende noodweer. Zeker, hij was niet van plan geweest tot zulke middelen te komen; doch de minach ting welke Ninette hem toont, de blijkbare mislukking van zijn toeleg om van haar stem voor hem een goudmijn te maken, drijven hem tot het uiterste. Een oogenblik slaat het meisje roerloos, zwijgend, als een beeld der smart. Weer ziet zij hgt allertreurigst landschap, dat haar daar straks op den stoep zulk een Schrik aanjoeg; maar nu ziet zij ook een zwak, hulpeloos meisje op dien langen moeilijken weg door het verlaten, donkere woud, door de stormvlagen heen en weer 'geslingerd. Doch het duurt slechts een oogenLiik. On danks het bewustzijn van haar zwakheid Verliest Ninette den moed niet, de veront waardiging overheerscht de vrees. Allereerst wil ze dit vertrek verlaten, weg uit bet bij zijn van dezen brutalen huichelaar. Ja, ik wil van hier! zegt ze, hoe dan ook, maar weg, weg! Iloe kon van Dosch zooveel geestkracht in zulk eeen jong meisje verwachten. Hij staat dan ook geheel verbijsterd, als hij ziet, hoe zij fier het hoofd opheft èn kalm, met vasten tred zich naar de uitgang be geeft. Bijna met een sprong is hij haar vóór en plaatst zich met den rug tegen de deur. - Zoo kunt u niet vertrekken, Ninette, alleen, in den nacht, hij zulk weer. Dat kan niet! Bekommer u niet om mij.Laat mij door!Of ik roep Dat is niet noodig! Weg van die deur! dondert de hertog hem toe. Verville heeft met al de kracht, waar over hij beschikt, de deur ingedrukt en komt met den stok in de hand dreigend op den Duitscher af, die zich ontsteld te gen de andere deur aandrukt. Welk een gezegende tusschenkomst! Weenend klemt Ninette zich aan Philippe's kleeren vast en legt haar kopje tegeen zijn schouder als om zich onder zijn hoede te stellen. Dank, duizendmaal dank, voor uw komst! zegt ze. Met u vrees ik dien man niet meer, vrees ik niemand meer! Maak plaats, mijnheer van Dosch! be veelt de hertog. Ga op zij, of ik zal ons met stokslagen een doortocht hanen! De directeur kan maar moeilijk den strijd opgeven: stokstijf blijft hij tegen de deur leunen. Nog eenmaal en voor het laatst: laat den doortocht vrij! Een minuut later suist de rotting door de lucht. Verschrinkt springt de burnum op zij, doch ontvangt niettemin een striem over de wang, een kaakslag gelijk. Ontsteld treedt hij terugzijn hand zoekt in zijn zak naar een wapennaar een mes op de tafel. Doch hij tast in het ledige, en door Varville's dreigenden blik ais, bedwon gen laat hij beiden langs zich heengaan en vertrekken. Hij valt op een stoel neer, bedekt het brandend gelaat met zijn koude handen... en laat liet hoofd op de tafel vallen, als ware hij door een beroerte getroffen XIII.. IN VEILIGHEID. Zorgvuldig in haar bout gewikkeld, bo vendien nog omhuld met een berenpels, zacht gewiegd 111 den wcelderigen auto van den hertog, meent Ninette bijna dat ze droomt. Het komt haar voor, als werd heel de natuur in dezen barren nacht ge teisterd om haar beter te doen gevoelen, hoe veilig zij in de tegenwoordigheid van dezen vriend is. Na zooveel gemoedsbeweging geeft, het meisje zich geheel aan dit zoete gevoel van zekerheid over. Soms echter rilt zij nog bij de gedachte aan dien dreigenden van Dosch. Dan spreekt ze onsamenhangende dingen, die de verwarring verraden door het hevig geschil van dezen avond in het reine zieltje aangericht, tot nog toe opgaande in een schoonen droom van onbevlekte kunst. En met de stem van een ziek kind, dat door de koorts gekweld wordt, iluistert zij: Ik ben bang voor dien man. Thans in volle veiligheid nog banger dan daareven te midden van den strijd. Ik wil niet dat hij mij naar Amerika voert, nog minder naar Duitschland. In dien tijd zou mijn arm Frankrijk verpletterd kunnen worden. Maar wij zullen leven, niet waar, groote vriend? Wij zullen gelukkig leven als vroe ger in den tijd van mijn armen papa. O, hoe dapper zou hij gestreden hebben! Ja, daarvan ben ik overtuigd, ant woordt de hertog ontroerd. En ik hen er ook zeker van, dat uw vader niet naar de grenzen zou getrokken zijn.zonder mij. Mijn ecnige droefheid zal wezen alleen te gaan. O neen, vertrek nietten minste niet terstond. Ik heb geen anderen verdediger dan u. Wat moet er van mij worden, als u heengaat? Ik zal verloren zijn! Mijn villa, mijn 'meubelen, alles wat mij omringt, houdt mij gevangen, daar het door den kas sier van dien man betaald is. Hij verbeeldt zich en wil er ook mij van overtuigen, dat mijn stem hem toebehoort. Sterk door- het geteekende contract zal van Dosch zijn voorschotten inhouden en zijn klauwen op mij 'leggen, die aanvankelijk fluweelen pootjes leken. Als u eens wist, hoe vaderlijk hij zich toonde, tot hij eindelijk liet masker afwierp. Ik hen bang voor van Dosch, mijn heer de Varville, ik ben bang voor iedereen! Toch niet voor mij, Ninette? O neen, nu niet meer! Goed, dan veroorlooft uw vertrouwen mij, u van dien man ie bevrijden. Als de afkoop betaald is, zult u hem weinig meer schuldig zijn, want u hebt Trilby reeds vijf maal gezongen, en boven de toelagen daarvoor ontvangt u nog een zeker percen tage van de entreegelden? Ja, dat meen ik ook, maar ik wist het niet meer.mijn hoofd raakt er ge heel door in de war. Vergeef mij die vraag, kindlief. Het oogenblik i3 slecht gekozen om over zaken te spreken. Wees verder maar niet onge rust. Mijn zaakwaarnemer zal de noodige stappen doen. U behoeft zelfs niet meer voor de oogen van dien lomperd te ver schijnen. O wat ben ik daar blij om! Nooit zal ik u voor uw goedheid naar waarde kun nen bedanken. Maar, mag ik nog iets vra gen? Waarom kwaamt u niet eerder? Daar u zoo nabij waart en alles kondt hooren, stond het toch in uw macht aan dat too- neel een einde te maken. Waarom deedt u dat niet? Levendig komt Varville tegen dit ver wijt op. Daarvoor had ik meerdere redenen. Vooreerst achtte ik het van belang de in zichten en plannen van den impressario te kennen, precies te weten, wat hij eigenlijk in zijn schild voert. En verder, gaat de hertog glimlachend voort, ik weet zeer goed, hoe vruchteloos het is, de stijfhoofdigheid van kinderen cn lieve dames te willen over winnen. Ik zou alles gegeven hebben om het u te besparen, doch u moest hem zelf zijn voornemens maar eens hooren ontvou wen, anders hadt u toch niet gelusterd naar hetgeen ik u zeggen moest. Vandaag nog konden mijn dringende waarschuwingen u niet overtuigen, u wilde er niet van hooren. Dus bleef mij slechts één middel over; u moest zelf uw neusje maar eens in den val steken, eerder zoudt u niet beseffen, dat een werkelijk gevaar u bedreigde. Daarom mocht ik u mijn deur niet openen, vóór de ander de zijne voor u sloot. Misschien zelfs hadt u de rollen omgekeerd en in uw wantrouwen gemeend, dat niet de impres sario, maar ik de man was, die uw loop haan trachtte te bemoeilijken. Nederig moest Ninette de waarheid dezer woorden erkennen; zij waande hem ja- loersch. Zij moest tot den rand van den af grond gaan om te kunnen hegrijpen, van welke zijde de redding zou komen. Berouw vol smeekte ze: U zult alles doen, niet waar? opdat ik niet naar Amerika, naar Duitschland ganooit! Nooit! Ik beloof het 11 heilig Ninette. Dat is mij voldoende en maakt mij overgelukkig. Ik zou het afschuwelijk vin den ten toon gesteld te worden als de lief de in Psyche te midden van het circus in Thai's, of wel in Esclarmonde, wanneer het rozengordijn zich opent.... Ik zou niet kunnen zingen. Schaamte zou mij de keel dichtschroeven. Het moet u wel vreemd, bijna belachelijk toeschijnen, dat een arme tooneelzangeres zulke ideeën koestert. Wel licht., even als mijn kameraden doen, be kijkt u mij voor een kruidje-roer-mij niet een ijdelc femelaarster, of... u gelooft niet, dat ik mijn kunst liefheb. O, ik beminden zang, maar ik bemin tevens alles, wat in het leven mooi, zuiver, ideaal is. Daarom ben ik even bezorgd voor de zuiverheid mijner ziel, als fier op die van mijn stem. Arm gewond hartje! Verveelt het u niet, dat ik u met zulke dingen lastig v.al? Integendeel, mijn kind het behaagt en bekoort, mij ten zeerste. Al zoolang heb ik ze w'"en uiten, maar ik wist niet aan wien.ik had nie mand ter wereld, aan wien ik ze kon toe vertrouwendaarom hel) ik gezwegen. Maar altijd bleven ze mij op de lippen bran den, en ik die zoo lichtzinnig schijn, voel de mij het hart er uitermate door be zwaard. Met innige vreugde luisfdrt Philippe naar deze naïeve bekentenissen, waarvan elke zin hem als een gedicht in de ooren klinkt.. Ik zou mijn ziel helder willen houden, als mijn stem, herhaalt do diva. Is deze wenscli onvervulbaar? Is ''et een dwaas heid. 't Is het edele streven van een jeugdige, kuischo natuur, Ninette. Ik ?a' a' 'let mo gelijke doen, opdat deze schoone droomen in vervulling gaan cn u het leven vergul den. Dan moet u niet heengaan, groote vriend. Zoo jong en alleen voel ik mij veel te zwak om met lieden als van Dosch te worstelen, met een Lina Spring, die mij met uitgezochte liefkoozinger. naar het pa viljoen leidde. Bij deze nieuwe herinnering springt de hertog op. Hij kan zich niets lagers en verraderlijkere voorstellen dan deze listige kunstgreep om het argelooze vogeltje in den knip te krijgen. Opgewonden door de herinnering aan al -deze droeve dingen herneemt het meisje: Ik wil met die eerlooze vrouw niet meer zingen, met die slechte lieden niet meer leven! De schaamteloosheid der coulissen vergiftigt elke dichterlijke opvatting. Ik wil niet meer op het tooneel zingen.nooit. nooit meer! Is dat nu werkelijk ernst, Ninette? vraagt de hertog en het klinkt als een j uichkreet. O ja! De bedwelming van een mooien avond verdwijnt bij de bitterheden van den volgenden morgen. Voer mij weg, mijn heer de Varville, ver wegl Ontruk mij aan al deze laagheden, bevrijd mij! U zult vrij wezen. En nu melieve, zet al deze dingen op zij, denk er niet meer aan. U hebt niets ter wereld te vreezen, want ik waak. Welk een buitengemeene goedheid! Zoo ten volle gerustgesteld óndergaat Ninette de reactie op zooveel doorgestanen angst. -Warmpjes ingewikkeld, gewiegd door den soepelen gang van het weelderige rij tuig, valt ze onbewust in sluimer. Philippe zwijgt en zit roerloos stil om de rust van het overspannen kind niet te sto ren. In deze oogcnblikken gaat heel zijn een zaam leven zijn geest voorbij, en hij verge lijkt daarmee de heerlijke minuten met dit bewonderenswaardige meisje doorgebracht. Nooit heeft hij zoo iets voor een vrouw ge voeld, want nooit ontmoette hij er een, die zijn ideaal zoo nabij kwam. Wel wil hij het zich zelf niet bekennen, maar onwille keurig mijmert hij over een schadeloosstel ling voor zijn vreugdeloos verleden. ER IS WEER EEN UITVINDING GEDAAN waardoor do postzakken, uit de vliegmachines geworpen, onbeisribadiigd in het net tePacht komen, waar men ze hebben wil. Een scherp getande zaag snijdt het touw door, waaraan ze worden neergelaten, zoodat de vliegmachine haar snelheid behouden kan. XIV. VERGIFT. Hé Fabien, hoe gaat het? Wrik een haast! Is het onbescheiden te vragen, waar u met zooveel spoed heengaat? Bij een scherpe bocht ln een laan van het park staat mevrouw Bholfus 'Mauwer heel toevallig eensklaps tegenover den of ficier. De jonge Varville raadt heel goed, dat zij hem bij zijn vertrek uit het badhuis be spied heeft; aangenaam is de ontmoeting hem niet, want hij kan er op rekenen, dat zij hem weer heel wat kwade dingen te ver tellen heeft. In de dagen van hun vriendschappelij- ken omgang waren die praatjes den sol daat een afwisseling in zijn stil, vrij een tonig bestaan; het was immers het rumoer, de weerkaatsing van een bewogen brui sende wereld die zoo geheel buiten het le ven van den luitenant lag. Maar sedert de ontmoeting met Ninette vermijdt hij zijn nicht en spreekt zoo weinig mogelijk met haar. Immers zij babbelt steeds over de nieuwe zangeres, en wat zij dan zegt, doet hem altijd pijn. Een scherpzinnig verstand bezit de nicht niet, doch haar voortdurende ijverzucht, verlangen nog eenmaal op Varville als meesteres terug te keeren en ten slotte haar afkeer van elke vrouw, die zij in staat acht, haar eerzuchtige vvenschcn te dwars- boomen, maken haar soms helderziende. Hoewel de ontmoeting bij de Sioule voor haar, gelijk voor ieder ander, een geheim gebleven is, heeft de voorstelling van Trilby vermoedens in haar opgewekt- Dat Philippe verliefd op de zangeres is, staat al spoedig bij haar vast; zijn gelaat en blik weerspiegelen steeds zijn gevoelens. Met Fabien is dat geheel anders. Wat hij denkt en voelt, wordt zelden op zijn strak gelaat zichtbaar. In de wereld even goed als bij de parade en op marsch bewaart de luitenant cle voorgeschreven onbeweeglijk heid. En toch, bij de generale repetitie heeft hij zich in de oogen van Alice verraden. De officier vindt de vraag zeker onbeschei den, alhans hij haast zich niet mei h- t ent woord; maar zij laat niet af. Gaat u naar uw oom?, Ja. Dan komt u voor een gesloten deur. Hij moest dezen morgen naar Parijs.cn niet alleen! Alweer eens verkeerd ingelicht, nicht, antwoordt de jonkman koeltjes. De kamer dienaar van'den hertog kwam mij verzoe ken nog hedenmorgen op les Glycines te komen, en daarom begeef ik mij er heen. I-Iij groet en maakt rechtsomkeert, doch zij weerhoudt hem. Wat kan Philippe u te vragen hebben? Al wist ik het, ik zou het u niet zeggen, klinkt het norsch. Deze ruwe afwijzing schokt mevrouw vol strekt niet; zij let er niet eens op, want zij wil een en ander vernemen en begeert tevens, dat Fabien zekere dingen te weten komt. Als uw oom nog niet vertrokken is, laat hij u zeker roepen om u vaarwel te zeggen, want hij gaat naar Parijs, ten einde zich daar bij Ninette d'Alby te voe gen. Wat zegt u daar? roept Fabien uit, niet in staat zijn verbazing te ontveinzen. Heeft juffrouw d'Alby Neucastel verlaten? Zal zij de Trilby niet meer zingen? Zal zij. Waar komt u toch vandaan? vraagt v spottend. Dié heeren militairen schij nen buiten de wereld te leven! Open uw ooren, arme vriend, en wapen uw hart te gen den vreeselijken slag, die u gaat tref fen: de nieuwe ster, de diva Iiruidje-roer- mij-met is er dezen morgen met stille trom van door gegaan. Zij kon trouwens niet beter doen, na hetgeen er te Saint-Jauves voorgevallen is. Wat is daar voorgevallen? Verdroogt u dan heeicinaal tot een mummie, mijn waarde? Hoort u dan niets meer? Iedereen heeft er den mond vol van, men praat niet anders! F abien's uiterlijk toont, hoezeer zij zijn aandacht heeft weten op te wekken. Met innig genoegen begint zij nu het door haar gedistilleerde venijn druppeüje na druppel tje uit te gieten. Na eerst uitgeweid te hellen over den algemeen bekenden en opvallend drukken omgang van den hertog met de diva, geeft zij een omstandig verslag van den avond in het paviljoen. Daarbij stelt zij alles, ook de kleinste bijzonderheden in zulk een valsch, hoogst compromitteerend licht, dat de offi cier van een diepen weerzin vervuld wordt. Zijn nu vertrokken gelaat en zichtbare verwarring zeggen Alice duidelijk, wat zij wilde welen. Het maakt haar woedend. I hilippe heeft u dus zeker doen roepen om u volledigen uitleg te geven, zoo besluit zij sarcastisch. Als u iets over rleze zaak van hem te weten komt, vertel het mij dan: de eone dienst is de andere waard. Al uw praatjes zullen gemakkelijk te wederleggen zijn, antwoordt de luitenant, zich tot kalmte dwingend Ik geloof er geen woord van. Dit zeg ik u echter: ge lukkig ioor u, dat ik hier tegenover een vrouw sta, anders Zijn gesloten vuisten zeggen duidelijk het overige. Het staat aan u mij aJ of niet te ge- looven. Het laatste maakte het u gemakke lijk tegenover den hertog den onwetende te spelen. Titel, kasteel, miliioenen, dat is de moeite van zulk een vriendelijkheid wel waard. Zonder woord of groet verwijdert de jonk man zich. Het is hem een verlichting deze vrouw niet meer in zijn nabijheid te weten, haar stem niet meer te hooren. Maar dat is van korten duur. In zijn eenvoudig, regel matig en strikt eerzaam soldatenleven heeft hij nooit aan dergelijk gekonkel, aan zulk gemodder gedacht. Nu van lieverlede de zin en de beteekenis van het gehoorde hem duidelijk worden, staat hij eerst versteld, voelt zich daarna ten diepste gekrenkt. Bij een bekomen wonde gevoelt men de pijn eerst later. (Wordt vervolgd) WAT JE VLUG NOEMT Hebt u een goed middel tegen likdoorn? O ja, mijnheer, deze likdoornpleister helpt onmiddellijk. We hebben een klant die ze al twintig jaar gebruikt. IN HET MUSEUM Moeder en zoon voor een schilderij van Mes dag. Hij (opgetogen)Wat een lucht, hè? Zij (nuöhter): Ik ruik niets. KWADE DAG Meyer wordt wakker en ziet met schrik, dat zijn wekker op half elf staat De schrik slaat hem in de beenen, in drie minuten ls hij aan gekleed, en drinkt 'haastig een slok koude thee. Die ellendige wekker is weer afet afgeloo- pen zegt hij tot z'n hospita. Toch, mijnheer, antwoordde deze, hij liep om half zeven af, maar u kwam eerst over zeven uur thuis. Dat trof. Meyer rent naar de telefoon en helt zijn pa.- troon: Vergeef me, chef, dat ik vandaag niet kan komen, ik Iheb, geloof ik, de koorts en moet in bed blijven. Nou, dat tref je goed, antwoordde lachend de patroon, want 't is vandaag toch Zondag. DE SLIMMELING Een fabrieksdirecteur ;af een bediende in structies ten aanzien van een onderhoud, dat deze laatste voor de zaak zou hebben met een klant ln Amsterdam. Wanneer je in de stad aankomt, drink dan daar eerst een kop tbee en gla dan naar mijnheer Smit aan den Heerenweg. Als ja soms moeilijkheden hebt, stuur don even een telegrammetje. Eenige uren later ontving de directeur het volgende telegram: In Amsterdam aangekomen. Aan stationbuf. fet geen thee. Wat moet, ik doen?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10