CACTUSSEN Die ongelukkige pantoffels DE ERFENIS VAN QOME JOB EN TANTE JOL B. L. K S. OÖQQÖOCOO DOOR G.D.HOOGENDOORN OD033DOOO VRIJDAG 30 NOVEMBER 1928 DERDE BLAD fi De lucifers-komeet rname uit deze rubriek zonder schrif teïijke toestemming verboden. (Naverteld). In Bagdad woonde eens lang geleden een oude koopman, die wijd en zijd be kend stond om zijn gierigheid, Aboe Kasem' was zijn naam en de menschen zeiden: Aboe Kasem, de gierige. Hij was ontzettend rijk en toch liep hij altijd in de armoedigste kleeren en droeg een muts, waarvan men de kleur niet eens meer thuis kon brengen. En dan zijn pantoffels! Die zagen er zoo smerig, oud en versleten uit, dat een bedelaar ze niet eens meer zou Willen dragen. „en stapte trot.; ca blij naar huis." Tien volle jaren had hij er al op ge loopen. Nu eens had deze schoenmaker er een lap op genaaid en dan gene weer eenige spijkers er in geslagen, zoo dat ze ten slotte zoo lomp en zwaar geworden waren, dat men te Bagdad zei: „Zoo lomp en zwaar als de pantof fels van Aboe Kasem, den gierigen." Altijd loerde hij er op, om zijn waar goedkoop te koopen en 't duurst van de hand te doen. Meestal kocht hij daarom van koop lieden, die om geld verlegen waren, en daarom hun waar tot iederen prijs lie ten. Op zekeren morgen was Aboe Kasem bijzonder gelukkig. Eerst kocht hij een hoeveelheid prachtig kristal en porselein voor zeer lagen prijs en daarna gelukte het hem een massa rozenolie te krijgen voor de helft van haar waarde. Aboe Kasem wreef zich dan ook vergenoegd de han den. Een ander zou in zijn plaats mis schien gedacht hebben: „Ik heb zulke goede zaken gemaakt, dat ik wel eens een feestmaal zou kunnen aanrichten voor mijn vrienden en kennissen." Maar niet aldus Aboe Kasem. Hij be dacht zich lang, of hij zich nu eens de weelde zou veroorloven een bad te ne men. 't Was langen tijd geleden, dat hij naar de badinrichting gegaan was, want hij had 't altijd om de kosten ge laten. En dat was heel erg in Bagdad, waar de armste man nog dikwijls naaT de badplaats ging. Toen hij nu daarheen wandelde, ontmoette hij een van zijn vrienden, die hem lachende vroeg, of hij zich niet eens een paar andere pantof fels aan moest schaffen. „Ja," zei Aboe Kasem, „daar heb ik ook wel eens over gedacht. Maar toch, als ik het goed bekijk, zijn ze nog best te dragen en kan ik 't geld sparen." Daarna liep hij door. Toen hij bij de badplaats kwam, zag hij ook den rechter van Bagdad een bad gaan nemen. Toen Aboe Kasem gebaad had ei. naar zijn kleedkamer ging, zag hij voor zijn' deur een paar prachtige, nieuwe pantoffels staan. „Dat is nog eens aardig van mijn vriend," zei hij, „om mij nieuwe pan toffels te schenken, nu ik hem verteld heb, dat ik 't geld voor nieuwe sparen Wilde." Zoo trok hij dus zijn nieuwe pantof fels aan en stapte trotsch en blij naai huis. Maar zijn vreugde was van korten duur, want de nieuwe pantoffels wa ren van den rechter. Deze had ze bij de verkeerde deur gezet en was buiten zich zeiven van woede, toen hij, uit 't bad gekomen, zijn nieuwe pantoffels Verdwenen en in de plaats de oude vuile en plompe pantoffels van Aboe Kasem zag. Dadelijk gaf hij bevel, Aboe Kasem, den gierigen te achterhalen en naar de gerechtszaal te brengen. Aboe Kasem trachtte zich te verde digen door van dien vriend te vertel len, maar de rechter geloofde er geen z*er van en liet hem dadelijk in de ge vangenis opsluiten. Maar Aboe Kasem, M gaf hij niet veel om zijn uiterlijk, voelde zich toch te goed voor de ge vangenis en bood daarom een geldsom aan om vrijgelaten te worden. De rechter verdubbelde de som en Aboe Ka sem moest wel betalen. Zoo sjokte hij met zijn oude pantoffels naar huis. fan zijn boete had hij wel honderd paar van de prachtigste pantoffels kun nen koopen! Nu kocht hij een paar nieuwe, de goedkoopste die er waren, want zijn oude pantoffels brandden hem aan de voeten; thuis zou hij wraak nemen op ze! En dat deed hij ook, toen hij zoover was. Woedend slingerde hij ze 't raam uit in de rivier, die langs zijn huis stroomde. Nooit wilde hij ze meer on der oogen hebben! Maar er valt meest al niets te willen! Den volgenden dag haalden een paar vissehers hun net op uit de rivier. Zij trokken hun net en trokken blij met hun gezichten, want hun net was zoo zwaar, 't Leek boordevol met visch. Maar wat keken ze kwaad, toen, inpiaats van de verwachte visch, de leelijke zware pantoffels van Aboe Kasem, den gierigen, in 't net lagen. En tot overmaat van ramp hadden de spijkers hun net op verschillende pip" (sen gescheurd. Woedend waren ze. Ieder pakte een pantoffel en zoo liepen ze naar 't huis van den gierigaard. Daar smeten ze te gelijk de zware, plompe gevaarten het venster in, met al hun kracht. En laten ze nu juist tegen de nieuwe col lectie aardewerk en de flesschen rozen olie aan komen. Alles viel kapot op den grond en de kostbare rozenolie vloeide weg. Aboe Kasem was verslagen door zoo'n. ongeluk. Dan pakte hij zijn pantoffels en riep uit: „Ellendige dingen! Heb je me nog niet genoeg' geplaagd? Maar nou is 't ook uit; voortaan zul je me geen schade meer berokkenen!" Met die woorden ging hij naar zijn tuin. Daar nam hij een schop en be gon haastig te graven. Het werd een groote en diepe kuil en de pantoffels moesten daarin. Terwijl hij daarmee bezig was, bespiedde hem een buurman, waarmee hij al sinds lang ruzie had, want gierigaards hebben uit den aard der zaak niet veel vrienden. Deze begaf zich ijlings naar den stad houder en vertelde dien, dat Kasem in zijn tuin een grooten schat had opge graven. Dat was meer dan genoeg om den begeerigen stadhouder in 't harnas te jagen en tevergeefs betuigde Aboe Kasem, toen hij geroepen was, dat hij niets opgegraven, maar integendeel iets begraven had, namelijk zijn verwensch- te pantoffels. Tevergeefs groef hij ze weer op en liet ze aan den stadhouder zien. De inhalige had nu de macht over den gierige en Aboe Kasem moest een Nu besloot Aboe Kasem ze op zijn dak te laten drogen. Een ongeluk komt nooit alleen en bij Aboe Kasem zeker niet. De hond van zijn buurman zag de pantoffels liggen, hij sprong van zijn eigen dak naar dat van Aboe Kasem en begon met de pantoffels te spelen. Hij sleepte ze nu hier dan daar heen, tot een van de pantoffels op den rand van het dak kwam te liggen. Nog een stootje en de zware pan- Fig. 1 wees hij het eerst op een stuk of wat mooie opuntia's met haar eigenaardige bladachtige schijven. Het zijn geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken „ander luid gelach ging hij de rechtzaal uit." aanzienlijke geldboete betalen, wegens 't verduisteren van schatten. Met zijn oude pantoffels in de hand, die hij uit *t diepst van zijn hart ver afschuwde, verliet Aboe Kasem het pa leis. „Waarom zal ik ze nog langer dragen en me met die pantoffels voor den mal laten houden?! Weg er mee!" Met die woorden wierp hij ze in de nabijheid van 't paleis in een riool. Maar 't riool, dat toch al veel slijk moest meenemen, werd door de pantoffels ver stopt. Nu bleef al het vuile water juist voor 't paleis staan. De opzichter van de straatreiniging werd ter verantwoor ding geroepen. Deze onderzocht. En de oorzaak? De pantoffels van Aboe Kasem! De woede van den stadhouder steeg toen ten top, want hij vermoedde, dat Aboe Kasem dit bij wijze van wraakne ming gedaan had. Nu kreeg de gierigaard nog een groo- tere boete. Hij kreunde van verdriet en ergernis, toen hem de oude pantoffels weer ter hand gesteld werden. „Wat moet ik toch doen met die vervloekte dingen!" riep hij uit. „Ik heb ze verdronken, begraven, in een riool geworpen en ze komen telkens weer terug om mij met schade en schande te overladen! Ik zal ze nu ver branden tot er niets meer van over blijft." Maar dat ging niet zoo makkelijk. Want de pantoffels waren zoo nat en vol modder, dat ze niet branden wilden. toffel stortte naar beneden, juist op het hoofd van een vrouw, die met een kind op den arm voorbij Kasem's huis kwam. De vrouw viel en 't kind kwam met zijn hoofdje op de straatsteenen. Haar man klaagde Kasem aan en nu moest hij nog meer boete betalen, dan al de voriga keeren te zamen, want hoewel de vrouw en het kind er -met een paar wondjes afgekomen waren, hadden ze toch evengoed gedood kun nen zijn en dat was Kasem's schuld! Aboe Kasem, den gierigen, stond het huilen nader dan het lachen toen hij zoo al zijn samengeschraapt geld zag verdwijnen en vol wanhoop riep hij uit: „Goed! Goed! Ik zal betalen, alles wat u - zegt. Maar in 's hemelsnaam, verlos mij van die vermaledijde pantoffels!" Zoo ging Aboe Kasem, dezen keer zon der zijn pantoffels, de gerechtszaal uit, onder luid gelach van de menigte. Hij liep gebukt van schaamte en zorg en kwam eindelijk tot het goed inzicht, dat, als hij niet altijd zoo gierig ge weest was en eerder een paar nieuwe pantoffels gekocht had, duurder en mooier dan die van den rechter, dat deze hem dan nooit van diefstal had kunnen verdenken en dat hem dan ver der ook al die ellende bespaard zou zijn gebleven. Maar zoo gaat het nu eenmaal: door schade en schande wordt men wijs en berouw komt na de zonde! PALJAS. „Woedend slingerde hij ze het raam uit." 't Was de eerste maal na de vacantle, dat de Bond voor levende natuurstudie weer bijeen was. Er was heel wat te doen: de tuintjes moesten voor den herfst aan kant gemaakt worden en wat het belang rijkste was: de brieven moesten voorge lezen worden. Eenstemmig waren de leden van oor deel, dat de brieven van Ada en van Henk de meest interessante waren, zoodat deze waardig gekeurd werden om in het notulenboek te worden opgenomen. Daar na werden de schelpen en andere voor werpen bekeken, wat Gerrit den uitroep ontlokte: „We moesten een museum heb ben!" Maar daartegen had Henk be zwaar. Studie van de levende natuur had niets met een museum te maken, vond hij. Dan kon je wel evengoed dieren gaan opzetten, vogelnestjes uithalen om een eierverzameling aan te leggen, enz. Toen hij eindelijk buiten adem ophield, kwam Ada heel kalm tusschenbeide: „Maar deze schelpen lagen op het strand, daar is geen enkel dier voor gedood." 't Was waar. Henk moest zelf bekennen, dat hij weer eens voer de zooveelste maal aan het doordraven was geweest op zijn stok paardje. Na lang heen en weer gepraat liet hij zich eindelijk overhalen om in te stemmen met het plan, een museum in te richten voor die voorwerpen uit de natuur, waarvoor geen dier of plant gedood was. „Dus er komt ook geen herbarium," voeg de hij er nog aan toe. Dat woord herba rium bracht Jan op een denkbeeld. „Dat is waar ook," riep hij uit. „Ik kan jullie vast voorloopig vertellen, dat ik twaalf gulden bijeen heb voor een aquarium." „Hoera," klonk het uit zes monden tege- iük- „Volgende week gaan we 't samen koopen," stelde Gerrit voor. Dit vond al- gemeene instemming. „En als er nog wat overblijft, gebruiken we dat om hout te koopen voor een kast, waar we het mu seum in kunnen beginnen." Dat was een verstandig woord van Toos, want daar had nog niemand aan gedacht. „En nu," sprak Jan, „noodig ik jullie uit naar onze nieuwste kasplanten te komen kijken. Dat was een goed besluit van den mid dag en Jan ging het heele gezelschap voor naar de warme kas, waar in een groot aantal kleine en grootere potjes de cactussen gekweekt werden. De kleine Potjes bevatten meest stekjes, in de groo tere potten stonden planten, waarvan er verscheidene in knop waren. Van de meeste kende Jan de namen van sommige ook de Hollandsche. Zoo Pig. 2 (figuur D, want tusschen de grootere stekels zitten kleintjes met weerhaakjes, die, als ze eenmaal in de huid doordrin gen, er niet zoo gemakkelijk uit gehaald kunnen worden. Oorspronkelijk behooren die vijgdistels, zooals ze weieens in Zuid- Afrika genoemd worden, waar de plant verwilderd is, thuis in Midden-Amerika. Een andere opmerkelijke plant is de „grijsaard" (figuur 2)die is heel moeilijk te kweeken. Een paar bladcactussen (fi guur 3) en zuilcactussen (figuur 4) vol tooiden de rij. Aan het einde stond een groote pot, waarin lange gekromde cac tusstengels (figuur 5). Op enkele plaatsen hingen er worteltjes aan. Slechts een groote knop versierde de plant. Op ge heimzinnig fluisterenden toon zei Jan: „De koningin der nacht." „Wat?" vroeg Tilly, die een beetje achteraf stond. „De koningin der nacht," herhaalde Jan. Die (De Pig. 3 bloem bloeit maar eenmaal in het Jaar en begint pas 's avonds te bloeien. Van nacht of morgennacht zal ze misschien 31eoLc%c FiS'. 5 Zoo werd dan afgesproken en de club ging uiteen om den volgenden Zaterdag opnieuw te gaan verzamelen. A. L Je kijkt eerst onderstaande figuur maar eens even goed aan. Dat is een stelletje lucifers, die te zamen een straat ster of komeet moeten voorstellen. Nu vraag je iemand uit het gezelschap om te beginnen met het puntje van den staart, dus met lucifer p toa een willekeurig door hem „gedacht" getal te tellen in de richting, zooals 't pfjltje aangeeft. Hfj moet daarbij niet wijzen of hardop tellen. Heeft hfj het gedachte getal af geteld, dan moet ie ook weer „ta z"n eigen" terugtellen tot 1, maar nu niet naar de staartpunt terug, maar nu en kel over de cirkel (zie de pijltjes aan de binnenzijde). Wanneer hij nu bij di eterugtelling bij 1 gekomen is, houdt hij deze lucifer in ds gaten en hfj zegt tegen je: „ik ben ert" En tot zijn groote verbazing wijs ja hem zonder veel vfjvenof zessen den lu cifer aan, die hij met z'n gedachten in de gaten houdt. Ik wil Je dit even met een voorbeeld duidelijk maken (zie onderstaande tee- kening). US Pig. 4 wel opengaan. Vraag, of je mag komen kijken." Nu, daar hadden ze allemaal wel ooren naar, als ten minste de slaap hen niet te pakken mam. 210 Kijk, daar kwam de grapjas hollend. Razend op het tweetal af, Niet vermoedend, dat hij wipte Naar z'n eigen, donker graf. Een, twee huup! Daar bleef hij haken Aan het touw dwars over 't pad, En met veel geschreeuw en gillen Viel hfj in het keldergat. 211 Brrr! Dat viel hem lang niet mede, In dien kelder, koud en nat, Die vol spinnen, salamanders En vol groote ratten zat. Bevend bleef hij angstig zitten In de modder op den grond, En dat Job z'n geld zou stelen Was wel, wat hy 't naarste vond. 212 „Wel, zie zoo," lachte Oom Joppie, 't Luikje dicht! en 't slot er op! En mijn zus, zeg jij eens eerlijk, Ben ik nou geen flinke Job? Maar geen geld nemen wy mede. En geen kronen en geen goud, Want het geld, zus, van een ander Maakt den mensch in tranen oud. Je slachtoffer begint by den staart punt p en telt byvoorbeeld tot 20. Hij arriveert dan bij lucifer a. In ge dachten telt ie dan weer terug van 20 tot 1, maar volgt dan den cirkel en komt dan terecht bij lucifer b. Hij zegt of wijs! liets, maar je bent zelf zoo gewiekst en .jst hem onmiddel lijk, wanneer hfj met het tellen klaar is, die b-lucifer aan. Hoe kan 'dat? Wel heel eenvoudig! Je komt by het terugtellen steeds bij dié lucifer terecht, die vanaf lucifer c zooveel plaatsen naar rechts ligt als da staart lucifers lang is. Kijk maar naar het voorbeeld. Veronderstellen we, dat Ja vrind niet tot 20 maar tot 12 in gedachten had geteld, dan komt ie tot lucifer d, maar dan zou het aftel-resultaat toch precies hetzelfde zijn geweest. Daarom is het by herhaling van het kunststukje noodzakelijk, dat je de leng te van de staart telkens ongemerkt een beetje wijzigt, anders kom je steeds bfj dezelfde lucifer uit. Bovendien moet je er altyd voor zor gen, dat iemand 'n getal „denkt" groo- ter dan het aantal lucifer!, van den staart, Is de staart dus bijvoorbeeld 8 lucifers lang, dan zeg je: tel voor je zelf tot een getal boven 10. Probeeren jullie dit kunststukje alle maal thuis eens. Je zult eens zien, wat 'n verwonderde gezichten je huisgenooten zetten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 11