JOhO M E.EL NA AH SPANJE/ DE VERSCHIJNING OP 5 DECEMBER Vijfde Blad HOE MEN OP ST. NICOLAAS- AVOND SURPRISES WISSELT. EEN VERSTOORDE SINTERKLAAS-MAALTIJD. In de eerste opwinding; dacht niemand es HET ZETTEN VAN DEN SCHOEN Of aan aea „vrijster," nog zijn hart «en» og cl? ftwer, Het is een donkere winteravond; huilend tiert de Noordenwind en zweept de sneeuw door de straten. Niettegenstaande het slechte weder is alles op de been; Hier ziet men een rijk gekleeds dame een win- keP binnentreden, daar staan een paar arme ouders uit te rekenen, of er niet een kleinigheid kan overschieten om hua kindertjes Tn genoegen te verschaffen; zij zouden het Immers niet '•an zich kunnen verkrijgen het vroolijke kinderfeest voorbij te laten gaan, zonder ook^ hun kroost te gedenken. Na lang beraad gaan zij even als de rijke dame een winked binnen, niet om naar kostbaar, fraai speelgoed te kijken, dat behoort voor hen tot de ver boden vruchten, neen, zij moeten het nut tige met het aangename vereenigen. Mij dunkt, zegt moeder Pieterse, dat we voor Jantje een nieuwe pet, en voor Mieke een paar nieuwe schortjes moesten koopen; als we er dan nog wat suikergoed bij doen, kunnen ze dubbel en dwars te vreden zijn. Zoo sprekende zagen ze de dame van daar even den winkel uitkomen en ze had een klein pakje in hare hand. Niet ver van den winkel schelt ze aan; het is een zeer net en deftig huis. Na eenige secon den wordt de deur geopend, treedt de dame binnen, zij loopt regelrecht naar de huiskamer, waar haar echtgenoot haar wachtte. Ik heb het, riep ze, binnenstormende en hem begroetende; ik heb er nog twee kwartjes af gekregen, lieve man. Wat zal ze gelukkig zijn. Kijk eens, is dat niet 'juist wat we samen gezien hebben, vroeg zij, het pakje openende, waaruit een fraaie borstspeld te voorschijn kwam-. Mijn heer was opgestaan en naderbij komende, beziet hij' het glinsterende voorwerp bij het licht. 't Ts waar, zegt hij, en ik hoop dat het haar genoegen zal doen, want het is anders te gek; wij besteden meer dan we kunnen. Denk eens, dat het haast Nieuw jaar ia, dan komen de Tekeningen, en er zijn er me zoo iets. Kom, beste man daarover geen zorg,, riep mevrouw, tegen diien tijd zullen we wel weer verder zien. Maar a propos, wil je zoo goed zijn er een pakje van te maken, en het bij F. te laten bezorgen? Wat zal ze gelukkig zijn, onze Dora, H zou me ook erg hinderen als- die ken nisjes van haar vanavond allerhande sur prises kregen en onze Dora het allemaal moest aanzien. Neen, lieve man, daar zul- leen wij, haar ouders voor zorgen, je hart zou bloeden van spijt, als je haar van avond met een bedroefd gezicht tehuis zag komen. Intusschen was mijnheer A. reeds be gonnen, het schoone geschenk in een fraai doosje en daarna in een dozijn papiertjes te wikkelen, hier en daar een versje op schrijvende. Mevrouw sloeg hem met blijk baar genoegen gaande. Ik moet je bepaald mijn compliment maken over je goede manier van inpakken sprak zij. Ik zon het je heusch niet na doen, man. Zoo! vind je het waarlijk goed? Het Is eigenlijk bespottelijk, dat een kapitein van de infanterie, met korting op zijn tractement, en tot over de ooren in de beeren, nog gouden borstspelden aan zijn dochter cadeau geeft; maar enfin, jij moet je zin hebben ook, anders deugt het toch niet. Ziedaar, het is gereed, liet hij er »p volgen, het pakje overhandigende. Zorg jij nu maar, dat het er komt, want daar iieb ik geen verstand van. Om zoo met draaierijen om te gaan enkel en alleen am eon gewoon kledn pak met een broche ian je dochtor te laten brengen, vind ik iigenlijk gezegd een flauwiteit; als het mij ie doen stond, dan zou ik morgenochtend 'zeggen hier Dora, heb jij je St. Nicolaas, )iet heeft geld genoeg gekost en 't zit er Mj je vader niet dik op, of je het mooi dndt of niet, iets anders krijg je niet. Hè man, wat kan je toch doordraven! Dan zou Dora er immers verdriet in piaat3 tan genoegen van hebben. Zou je denken dat ze zoo teergevoelig va-s? Ja, dat denk ik bepaald; maar laat k je een kopje thee schenken; dan zal ik Wt een besteller mee laten nemen. Mevrouw verwijderde zich om te zorgen lat het pakje op zijn bestemming kwam; 1 dien tusscheniijd wordt er geklopt; linnen! wat ia er? vroeg de kapitein. Een pakje, mijnheer, zegt de binnen tredende dienstmaagd. Een pakj e? -1.- Ja, mijnheer, voor u. Een pakje, zeg je, voor mij, ben je gek meld? ik houd me met die flauwiteit niet op. Ja, mijnheer, 't is toch voor u, het staat er op. Wat staat er op? vraagt mijnheer met gefronste wenkbrauwen. Voor den kapitein, de rest kan ik niet lezen. Nou zet het maar op tafel tot me vrouw komt. De dienstbode deed moeite om haar lach in te houden en dacht bij zich zelve: Nu als het mij gebeurde, ik zou er zoo veel drukte niet over maken; maar mijn heer is zeker bang, dat ie wat terug mot geven; afijn, krijgen is wel aardig, maar geven, neen, daar kom ik ook liever niet van in. Wat is dat! een surprise? vraagt mevrouw binnentredende, dat vind ik een heel aardige attentie .Van wie zou. dat zijn. Maar het is voor jou, man. Ia, dat zei Betje daar net ook al, maar ik verwacht geen pakjes. Nu, dan zal ik het maar voor ja open maken; in ieder geval zal er wel iets in zitten. Behoedzaam ontdoet mevrouw het pakje van de eerste papieren. Onwillekeurig werd 's kapiteins nieuwsgierigheid geprikkeld en hij kon niet nalaten, zoo nu en dan eens over zijn lorgnet te kijken, of er nog geen eind kwam aan dien papierrommel. Eindelijk daal' komt een heel fijne sigaren koker voor den dag; maar nog iets: een visiteboekje voor mevrouw. Nou,, een sigarenkoker kan er mee door, dien had. ik juist noodig. Wel, dat is heel toevallig, vindst me vrouw, als ik wist, wie dat gezonden had, dan wilde ik je voorstellen, om ook wat in te pakken, maar nu zou het gekheid zijn. Inpakken. Inpakken? vroeg mijnheer zoo, nogal meer inpakken. Mij dunkt, dat het er mee door kan, daarbij dat inpak ken kost geld, weet je, en buitendien ik geloof dat ze wel een spierinkje konden uitgegooid hebben, om een kabeljauw te vangen; maar daar moeten ze bij mij niet mee aankomen. Foei, man, hoe kan je een attentie op aoo'ü hatelijke manier uitleggen. Nou, ik weet er alles van hoor, ik kon die smoesjes wel. Da kapitein en zijne echtgemoote zaten met ongeduld op hun dochter te wachten. Nou is het at half twaalf en ze is er nog niet; hoe laat lieb je gezegd, dat ze thuis moest zijn, vrouw? bromde mijnheer. Ach man, je begrijpt toch, als Dora Nou, 't zal tijd worden, hromda mijn heer. Dag pa, dag ma, riep Dora, binnen komend©. Zoo, jongejuffrouw, ben je dinar eindelijk? was mijnbeer's eerste vraag. Ia die partij nou pas afgetoopeo, en heb je niet eens aan. je vader en moeder ge dacht, die hier met ongeduld op je zitten te wachten. O, zoo dikwijls, lieve papa. En, vroeg mama, heeft St. Nicolaas om je gedacht? O, ja, mama, kijk eens, een heele boel surprises, onder andere een prachtige gouden broche, ik was er waarlijk mee verlegen, hier is zij, bekijk haar maar eens goed. Ze la geheel met pareltjes bezet; Emma vond haar ook prachtig. En kan j>e niet gissen van wien ze komt? vroeg mevrouw, het kleinood met belangstelling bezichtigende. Ja zeker, mama; ik denk van niemand anders dan van Van Rosendorp. Emma dacht het ook dadelijk. Mijnheer, die tot nog toe achteloos in een boek zat te bladeren, draait zich bij deze woorden eens om, en Dora scherp in 't gelaat ziende, vraagt hij: Van wien? Van v. Rosiendorp, papa; waarom kijkt u toch zoo? Ik vond het eerst erg onplezierig want ik geloof dat het nogal een ding van waarde is: ik maakte dan ook ■dadelijk 't besluit 't terug te zenden, maar Emma meende dat dit baleedigend was voor Van Rosendorp en raadde mij toen aan, om liever iets te koopen en het hem te zenden. Dat je natuurlijk niet gedaan hebt, zei pa op driftigen toon. Wel zeker, papa; wij zijn gauw even naar dien galanteriewinkel geloopen; Nu pa, wees nu maar niet zoo boos. George, Emma's broer was er bij, we hebben een prachtigen inktkoker gekocht van zeven gulden. Kind! schreeuwde mijnheer. Maar papa, wat bent u toch vreemd vanavond, laat mij toch eerst uitvertellen. Emma en ik pakten hem netjes in, en toen is de meid, met een grooten mantel om, het weg gaan brengen. George, die eens wilde weten hoe dat afliep, is een uurtje nadat we het weg lieten brengen, bij hem opgeloopen en toen stond de inktkoker reeds op zijn schrijftafel met inkt erin. Inkt erin, ben je gek meid! Neen papa, t is litusch waar, vindt u het niet kluchtig? George deed net, of hij van niets wist en zeide: Kerel, wat heb jij daar een mooien inktkoker staan; waar heb ja dien gestolen? Ik heh hem eerlijk gekregen, zei Van Rosendorp, 4CP WW* vKiuVïj op een partijtje gevraagd wordt, dat ik niet kan zeggen wanneer ze thuis moet komen. Dat zie ik nog niet in, vindt mijnheer. Ze kunnen toch niet vergen, dat wij hier met ons tweeën zitten te knikkebollen ten plezier van den een of anderen mijnheer en mevrouw, die het in hun hoofd kregen om Dora zoogenaamd een avond te vra gen. Neen, dat ging in mijn tijd heel andiers hoor, dan zei moeder als de meis jes uitgingen: om elf uur stuur ik de meid om jullie te halen. Dan zal da meid ook nogal eens een keer tevergeefs zijn gekomen, zei mievrouw en de tijden veranderen. Dora zou het, geloof ik, heel onaangenaam vinden, als je Betje zond om haar te halen. Ja, vrouw, de wereld is er niet beter op geworden. Het is maar toilet maken, uitgaan en voor de rest niemendal. Ik vind, dat je vanavond erg op je stokpaardje doorholt hernam mevrouw, en ik kan me waarlijk niet met je gevoelens vereenigen: bedenk, dat je ook eens jong bent geweest. Maar laten we liever een ander punt behandelen, ik ben erg be nieuwd te weten, wie ons deze surprises zond; misschien is het wel van Dora Ja, dat dweepzieke kind. is best tot die gekheden in staat., hoordé ik daar niets? Ik meende ook voetstappen te hooren, maar ik geloof, dat ze verder gaan, neen daar is ze. En weet je van wien? vroeg George. Weten niet, maar i'k gis van mijn kapitein. Zooals je weet, amice, heeft hij het buskruit niet uitgevonden, en ik heb hem laatst met 'n voordracht uit den brand gered; ik denk, dat hij een kledn bewijs van zijn erkentelijkheid wil toonen, maar, vervolgde van Rosendorp, hij kan zijn tractement best op zonder mij ca- deaux te geven, en om-dat hij zooals -hij mij laatst vertelde, een nieuwen sigaren koker noodig had en mevrouw zijn respec tabele echtgenoote haar visiteboekje ver sleten was heb ik die dingetjes even hier over gekocht, waarna ik ze aan zijn huis heb laten bezorgen; ik hoop dat ze reeds in hun bezit zijn. Verbeeld u papa, zoo vervolgde Dora, dat was ook iets over ■dien kapitein. Weet u wie van Rosen- dorp's kapitein is? Papa was woedend, een h-aogroode kleur bedekte zijn wangen en met heesohe stem riep hij: Ilc zal het hem inpeperen. Kom, beste 'man, kalmeer je, zei me vrouw, die tot nog toe gezwegen had. Ik denk dat er een misverstand heeft plaats gehad: dat pakje hebben ze zeker ver keerd gebracht, jij bent immers van. Rosen- dorp's kapitein niet, en wat heb je met de zaken van anderen noodig? Ik zijn kapitein niet, zeg je, en hij is pas hij mijn compagnie overgeplaatst, schreeuwde mijnheer. Als door den bliksem getroffen keken de dames elkaar aan. Dus was dat over u, mijn lieve papa, dat hij met zoo'n min achting sprak? zeide Dora. Neen, nu is hij in mijn achting gedaald; maar wat doe ik met die broche? vroeg Dora. Mevrouw slaakte een pijnlijke zucht en keek met angstige blikken naar haren echtgenoot, die, nog steeds rood van woede, uitriep: Daar. heh je. het al met die flauwe surprise te zenden, ik datiht het wel, dat het op die manier zou uitloopen. Die mooie mijnheer van Rosendorp; 't is wed de moeite waard, en dat komt dan. hier nog het hof maken aan mijn dochter. Neen, neen Dora, die illusie moet jij je maar uit het hoofd zettenmaar dat ik het hem zal inpeperen, daar kun je op reke nen. Mevrouw en Dora wisten hierop- niet wat te antwoorden, en moesten papa-, al hoewel ongaarne, gelijk geven. Zij deden alle moeite om hem tot kalmte te brengen, en mevrouw troonde-hem mede naar boven hopend dat de slaap zijn geschokt gemoed zou bedaren. Gewoonlijk heeft men bij het ontwaken na veel doorgestaan leed eene onaange name. gewaarwording. Dit ondervond ook de kapitein, die dientengevolge, toen hij aan hot ontbijt kwam, allesbehalve in zijn humeur was. Vooral mevrouw moest het ontgelden, die zijn- inziens, de schuld van alles. was. De goed© vrouw nam bereidwillig alle schuld op zich en Beloofde plechtig hem nimmer meer met surprises- lastig te val len. Of hij 'if van Rosendorp heeft in gepeperd, heeft hij nooit verteld, maar één ding is roker, dat Dora en van Rosendorp later toch een paar geworden zijn. Het gebeurde te Batavia, heel lang gele den.. Toen Indië's hoofdstad nog een genoe- gelijk dorp was en wij veel levensvreugde vonden in den Zuid-Oostelijken hoek van het WaterloopMn, waar in eenige blokken ingeklemd tusschen de kampementen de ongetrouwde luitenants woonden. Daar kwa men wij schier dagelijks bijeen; nu eens on der de groote boomen, die den tuin van Con cordia bijna- een. Nederlandsen aanzien ga ven, dan weer in het gezellige filiaal van een groot restaurant op Noordwijk, welk filiaal lag tegenover de sociëteit', op den linker vleu gel der onderfficieren-woningen langs den grooten weg. Daar waren wij heer en meester! Wij ar rangeerden ër ouderwetsche festijnen, laaf den er ons aan stroomen koud bier en be raamden daar onze strooptochten door lu gubere Chineesche wijken. Het was er meest al een wanhopige bende en wij allen waren berucht tot ver buiten de grenzen. De omwo nenden hadden toch heimelijk schik in onze ondernemingen en de overste van liet tiende battaljon was correct genoeg om niets te zien en niets te weten. Nu zouden dergelijke din gen niet meer mogelijk zijn, Batavia is een keurige stad geworden met ernstige officie ren, dia slechts dienst doen en getrouwd zijn. Daarom denk ik graag terug aan de jaren 1909 en 1910, toen wij heel jong en nog uit gelaten waren. Verens was de ziel van het clubje, de pro motor van alle plannen. Hij was ook de man, die op zekeren vooravond op de soos een borrel kwam vatten in groot tenu omdat hij den volgenden morgen om zeven parade moest maken! Dan was er de lange Bresser in 1916 gesneuveld ijl Djambi. En Homan,. die later, met zijn peleton naar Timor werd gestuurd en daarheen reisde... alleen met een handdoek en een tandenborstel. Voorts, „ridder" Van Es, de rimboe-man, die bij uitrukkende diénsten een paiong medenam. En de twee cavaleristen, die alvorens een woeligen avond aan te vangen dén ritmees ter verzochten om dén volgenden ochtend niet te vroeg in de stalen, te komen. En ein delijk de oude kapitein Das, die mede mocht doen, omdat hij toch nooit majoor zou wor den. Maar van dien Verens, dien wij Vera Vio- letta noemden, moet' ik de trieste St.. Ni- colaasgeschiedenis vertellen. Het was Sint Nicolaas-avond 191D, esn wij zouden tezamen dineeren in het oude Tak en Reynst, waar toen nog geen tafelmuziek was en niet werd gedanst. Allen, met uit zondering van Verens, die twee maanden tevoren was overgeplaatst naar Earan- toeka om daar te fungeeren als civiel gezag hebber. Wij misten hem, hij was de vriend van iedereen; van het geheele bataljon. Maar juist op dien Sint-Nicoi'aasd'ag had ik een brief van hem gekregen; een relaas- van dolle verhalen omtrent gevechten met paar dendieven, van hertejuchten, van ontmoe tingen met zonderlinge rijksgrooten. Een brief vol humor! Bij den tweeden borrel liet ik de lijvige missive circuleercn. En hoewel hij niet aan wezig was, werd Verens dadelijk de held van het reeds ietwat rumoerige festijn. Wij spraken en dachten voortdurend aan den afwezigen kameraad. Aan hem werd de eerste dronk aan tafel gewijd. „Hij blijft overvloeien van levenslust en humor" had de tafelpraeses gezegd, die eenige woorden wijdde aan den afwezige. Juist trad toen tot onze groote verwon dering Verens, dien wij allen honderden mijlen ver weg dachten, door de open deur de eetzaal binnen. De gardoe op den hoek bij dé brug meldde het negende uur. Hij bleef staan, zag ons een poos aan, ging daarop langzaam door het zaaltje. Hij had, gelijk wij. allen, zijn vaste plaats, en wij dachten dat hij naar zijn stoel ging. Hij was heel bleek en ik meende een donkerrood® streep te zien op de linkerzijde van de witte stilla. „Hallo, ouwe schat, blij je terug te zien!" riepen verscheidene dischgenooten. „Je schreef niet dat je hier zoudt komen". Tot onze verbazing wandelde Verens naar het andere einde der smalle zaal, lette niet „Ga zitten, kerel, je bent weer thuis. Leuk om ja gezicht weer esna te zien." aan om te vragen, wat Verens- had genoopt om zijn- standplaats- te verlaten, En rn plaats- van te antwoorden, wandelde hij terug, wierp een langen, treurfgen Blik op ons en verdween toen door de deur naar het reeds stille Noordwijk. Even keken wij eikander aan. „Er is iets niet in orde!" meende de rimboe-man, en eenige- seconden later snelden wij Verens na. Tuurden de straat af. leken over het heb in de kali; ondervroegen den waker, doch wij zagen niemand en een officier was op dat oogenblik ook nergens gezien. De stemming, was weg en na den snel opgedienden maaltijd gingen wij uiteen. Den volgenden morgen telegrafeerde een onzer naar Larantoeka. „Ais hij er is en alles in orde is, zal hij het verdraaid gek vinden, maar wij kunnen hem dezer dagen schrijven en alles duidelijk maken." Zoo stelden wij ons zelf gerust. Twee dagen later bracht een ordonnans den commandant van het tiende een tele gram. Van den resident van Timor: „luite nant Verens 5 December avond door inlan der doorstoken, moord zonder politieke, be- teekenis." Dat was de treurige verklaring van liet geheimzinnig vorval op dien Sint Nicolaas- avond. Het „hoe" en „waarom" was meer dan wij konden beproven te verklaren. Ileel spoedig, daarna spatte ons jolig clubje uiteen. SI OMONG. Het gebruik om op St Nicolaas-avond bij vrienden- en magen 'n schoen te zetten, be stond in de 16è eeuw: De legende zegt dat de goede Sint op zekeren nacht een beurs met geld ergens naar binnen wierp, die juist in, 'h schoen terecht kwam. Dit heet de oorsprong te zijn van 't gebruik om „den schoen te zetten". Natuurlijk werden er spoedig rijmtjes gevoegd bij de geschenken, die men 's morgens in den scheen vond. Al leen waren deze rijmen in ouden tijd van eenigszins anderen aard dan tegenwoordig, getuige het volgende „vers" dat we hierbij weergeven: 1st. vremt, mijn Engel, dat ick tracht Mijn schoen bij u te mogen setten, En. was het niet op deze nacht Wanneer men zong de kinderwetten, Die Sint-Niclaes ons ITollandt hiet Als hij zijn schatten op ons giet. Mijn schoen sind ick u niet alleen, Maer ziel en lichaem beyd te samen. Het lichaem, dat u aengebe'en, Soo heftieh wenscht na 't lceve amen, Dat van u lipjes neder-duelt En 't dorstlich hert ten hemel haalt.. Mijn ziel die dorst nu naar een vioet, Een vloet van soete water-stromen, Ontsprongen uit u sacht gemoet, Wacrdoor mijn leven is bekomen. Mijn leven, dat nu in u ft ant Gctrouwelijken staet gheplant. Komt, blaast dan uyt u lieve mont Een word jé dat mijn liart besteygert, 't Erbermen wert aen mij gejont 1 Voor 't geen voor deze was geweygert. Ick houd' mijn schoen en send mijn hert Waer in ghy aengebeden wert. De taal is wat anders dan in onzen tijd, maar de strekking van den inhoud is pre cies dezelfde als van menig modern St. Ni- colaas-gedicht, want tenslotte verandert da mensch van binnen weinig of niets en nog altijd geldt ook voor ons 't gedicht van da Genestet: St. Nicolaas, niet waar? O wol hem, wie dat (feest Nog altijd meeviert met een kinderlijken (geestl Wiens hoofd niet al te zeer vervuld is van (die schatten Der wijsheid^ die helaas,, mijn brein niet (kan bevatten, 'k Meen beursnieuws, politiek en (soortgelijke meer, Om iuet zijn kind'ren. mëa te leven in 't (waleary Om dagen lang vooruit, de winkels rond ti (dwalen. «Jéu ..edttMsftttHHhra&uk

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 20