MAANDAG 17 DECEMBER 1928 DERDE BLAD PAGINA 2 KATHOLIEKE J ONGE-WERKGEVERS- VEREENIGING HET LAGER- EN HET NIJVERHEIDSONDERWIJS NAAR BEDRUFSVREDE DE ECONOMISCHE POSITIE VAN NEDERLAND IN OORLOGSTIJD DE STOMME DEEN EN DE SPREKENDE FRAN5CHMAN PASTOOR VAN HOOF GAAT MET VERLOF Een bijeenkomst te Rotterdam PROF DR. A. WEVE O. P. OVER „IDEALISME". Te Rotterdam hield, ditmaal de Katholieke Jonge Werkgevers vereen'ging haar halfjaar- lijksche bijeenkomst. Zaterdagmiddag werd deze in een der boven zalen vaa hotel Coomana geopend door den heer Laurent Janssen» C.Zn., voorzitter der vereeniging, die een welkom kon toeroepen aan een verheugend groot aantal leden. Hij zag in die groote opkomst een teeken van de groeiende activiteit in de vereeniging. Dit laatste blijkt overigens uit het groot aantal actieve studie-clubs in verschillende deelen des lands. Een prijsvraag wordt uitgeschreven over de „Code Social". For. bracht een bijzonder ■woord van hulde aan den secretaris, mr. G. A. J. M. Mutsaerts, voor zijn mooie brochures. In aansluiting hieraan wees spr. op den bijzon deren plicht der Katholieke jonge werkgevers ten aanzien van de gehoorzaamheid aan het Kerkelijk gezag in kwesties betreffende de Katholieke Staatspartij, de kleeding der ■vrouwen en meisjes, leeken-apostolaat, orga nisatie-recht e.d. Denkt er om, zoo vermaande spr. de leden, er wordt door het volk op onze handelwijze In alles gelet. En men verwacht een voorbeeld. Na dit met .applaus ontvangen openings- woord, worden de notulen van de 25ste alge meens vergadering goedgekeurd. In de vacature, o.itstaan door het voorge nomen aftreden van den huldigen penning meester, den heer Egb. Slaghek. die zich niet meer herkiesbaar stelt, werd gekozen de heer P. Marres uit Amsterdam, die 1 Januari in functie zal treden. Hierna was het woord aan den nieuwen adviseur der vereeniging, Prof. dr. A. Weve O.P., die een even diep doordachte als enthousiasme wekkende rede hield over „Idealisme". Dit was zijn eerste officieele op treden voor deze organisatie. „Ideaal" is alles wat ons in een of ander opzicht de menachelljke voltooiing nader brengt of zelfswaarvan men zich dit inbeeldt. De mensch heeft dus vele Idealen. Maar toch la men daarmede nog geen „idealist". Om dit te zijn, is noodig een ideaal te zoeken, dat niet enkel maar de een of andere voltooiing van den mensch en het mensehdom beduidt, maar „de" voltooiing, die den mensch op een ander en hooger plan wil brengen, mooier maken, beter, gelukkiger. Eerst een die zich in dienst stelt van zulk een Ideaal, kan men idealist noemen: hij werkt niet enkel voor de be reiking ervan: hij leeft er voor. Idealisme is het streven naar de hoogere hoogten van het menscbelijk leven. Daarom hebben woorden als „vooruitgang", „beschaving" en dergelijke In de geschiedenis zulk een ongehoorde aan trekkingskracht op de ineaschheid uitgeoefend. Het „ideaal" lacht er de menschheid in tegen. Kn daar onze ziel naar het hoogste Ideaal Is geschapen, dat God is, is elk wenken van het ideaal voor ons eigenlijk onweerstaanbaar. Vandaar de machtige bekoring, die over de hedendaagscfie menschheid uitgaat van dat be grip, die leuze „democratie". Denkt ge, dat er geen idealisme is in het willen en zoeken dier menigte, die achter de roode symbolen aan- mareheert? Als ge denkt, dat er bij die millioensn, die in het socialisme gelooven als ln een nieuw evangelie^ enkel maar begeerte is naar een heter belegde boterham, dan beseft ge niet, wat er noodig is om de massa's te wekken tot een beweging, die offers vergt. V erstaat mij goed. Ik verheerlijk het socia- Jtme niet. Het socialisme Is nog niet daarom zelf idealistisch, omdat de massa er een nieuw evangelie in ziet. Maar in die massa bewogen door de beloften, die haar zijn voor gespiegeld, trilt iets van de diepste mensche- lijkheid en waar dit is, daar moet zij minstens meenen, op de heilige hoogten iet3 gezien te hebben van de vlam, die het menschelijk Ideaal is, de voltooiing, het geluk. Zij zijn Idealisten: hun fout is enke! maar. dat hun Ideaal te hoog en te laag Hgt. Het is de groote fout vau het humanisme geweest den mensch te willen vervolmaken naar zuiver menschelijk ideaal. Die levens beschouwing beeft twee polen: of te leven toor eigen voldoening of doelloos op te gaan dn do gemeenschap. Daartegenover staat het. christendom, dat den mensch op stuwt naar do gemeenschap mot het goddelijke, het meu- soh- lijk streven goddelijk maakt. 3d idealisme hebben we ons echter niet al leen af te vragen, welk voorwerp we als Ideaal nastreven maar ook of we het liefhebben. De vraag dus naar de subjectieve gesteltenis, waar aan een idealist moet beantwoorden Zeker de overtuiging is: we zijn christenen, we aanvaarden heel het program van het Evan gelie. We aanvaarden èn voor ons leven èn voor d# maatschappij al wat de kerk ln de per soon barer herder sn d- w=>r«i<l heeft voor gehouden. Maar is er a. actieve over tuiging? Rem innen wij het ideaal? Er zijn voel menschen, die het ideaal niet lief hebben. Zo doen menigmaal geen kwaad, «tb regel ten minste niet. Hun fout is alleen, dat zij maar boel weinig goed doen. Zij door leven hun burgerlijk bestaantje, het hoofd ont- 1 laag. Aan iet» boogers hebben ze geen behoefte. Wetenschap? Kunst? Sociale arbeid? Je moet er niet mee komen. Tollen, rekenen, corres pondentie en zakenbezoeken. Dat is hun leven. Ze gaan natuurlijk naar de kerk 's Zondags, Wat dacht u? Maar van den godsdienst te leven, dat komt rast bij hen cp. Waarom zich fmnmfflHr» We komen er zoo ook wel en men moet overdrijvea. Overdrijven! Dat her inn art me aan de rake Weakening, die Hollo gaf vaa don „horrwne me diocre". Zn haken miet» zoozeer ais geestdrift «n zij Bondon bot woord „overdrijving" uit vinden als hot ar al niet was. Maar zult gij zeggen, is het dan niet prij zenswaardig Bieb vrij te houden van overdrij ving? Maar hun kiezen van het juiste midden ls eEUzjjdkg geörifctoerd. Zij zijn niet van degenen, dia het Juiste midden kiezen bewust, mot juist beleid, gewild. Zij kiezen het zonder het te weten, zonder te bedoelen, door hun karakter en aanleg en niet minder hun oor deel. In hun angst voor het élan. meenen zil voor alles het geaoude verstand lief te hebben, maar zij weten niet wat dit ls. Zij veretain *r onder de negatjp van al wat groot is. „Leve de fanatiek en! zelde mij eens een der DE SALARISKWESTIE Congres van de Onderwijs Centrale. ONVERZWAKT VOORTZETTEN VAN DE ACTIE Zaterdagmiddag heeft de Onderwijs Centrale in Bellevue te Amsterdam een congres gehou den ter bespreking van de salarieering bij het Lager- en Nijverheidsonderwijs. De bijeenkomst was goed bezocht. Omstreeks drie uur opende de voorzitter der Onderwijs-Centrale, de heer H. J. Bon, het con- gres met een woord van welkom tot de aan wezigen. Spr. herinnerde aan het in Januari 1927 gehouden congres, waarop ook reeds ge protesteerd werd tegen de onrechtvaardige sa larisverminderingen, die het ministerie-Oolijn "heeft ingevoerd. De herziening van het salaris- besluit heeft tot nog toe geen enkele organi satie bevredigd. De katholieke federaties „St Canisius en St Willïbrordus hebben er reeds krachtig tegen geprotesteerd. Het thans belegde congres moet dit protest nog versterken, opdat eindelijk een goede salarisrègeling voor het nijverheids-on derwijs getroffen moge worden. Daarop voerde het woord de heer A. P. Jung- curr. Jr., secretaris van de Unie van Christe lijke Onderwijzers in Nederland te 's-Graven- hage. Spr. meende, dat dit congres vooral zoo be langrijk was, omdat het groote publiek erdoor zal worden Ingelicht omtrent de salariskwestie bij het Nijverheidsonderwijs. Bij het groote publiek Immers heerseht daaromtrent nog steeds het grootste misverstand en algemeen is men van oordeel, dat de onderwijzers het niet zoo heel hard te verantwoorden hebben. Spr. besloot met een aanmoediging om te blijven strijden voor het herstel der salariee ring van 1920. De tweede spreker, de heer C. Menke, voor zitter van den Nederlandsehen bond van leera ren en leeraressen bij het nijverheidsonderwijs, te Utrecht, betoogde daarop, dat het met de salarissen bij het nijverheidsonderwijs steeds miserie is geweest. De slechte salarieering van leeraren in de practische vakken schrikt vele begaafde jonge onderwijzers af, waardoor dit soort van onderwijs op den duur te gronde gericht dreigt te worden. De dercli spreker van den middag, de heer R. Schoemaker uit Sappemeer, lid van het hoofdbestuur van het Nederlandsch onderwij zersgenootschap, betoogde daarop nog, dat de onderwijzer recht heeft op een behoorlijk salaris. Aan het slot vaa het congres werd de vol gende motie aangenomen. Het Congres der Onderwijs-Centrale, enz.; gehoord de verschillende uiteenzettingen te dezer zake, spreekt haar afkeuring uit over de methode, door de Regeering gebezigd om een eenparig advies te verkrijge van den Centrale Commis sie voor Georganiseerd Overleg; constateert, dat van eenig noemenswaardig redres van de vele na 1920 in de salarieering aangebrachte verslechteringen geen sprake ls; constateert daarnevens, dat deze herziening daardoor nieuwe ontstemming wekt inplaats van bevrediging te brengen; is van oordeel, dat een bevredigende herzie ning der salarissen slechts verkregen kan wor den: wat het Lager onderwijs betreft door aan vaarding van het voorstel der zeven onderwij- zers-vereenigingen, die vertegenwoordigd zijn In de Bijzondere Oommissie voor Georganiseerd Overleg in Onderwijzerszaken. wat het Nijverheidsonderwijs betreft, door totstandkoming van een regeling, zooals ver dedigd is op het congres van den Ned. Bond van Leeraren en Leeraressen bij het Nijver- h~Msonderw i op 19 Septemlber 1925; besluit de actie voor dusdanige herzieningen onverzwakt voort te zetten en deze motie ter kennis te brengen van regeering, volksvertegen woordiging en pers. DE NEDERLANDSCH—BELGISCHE ONDERHANDELINGEN. De Belgische nota. De „Indépendance Beige", het blad van minister Hijmans deelt mede, dat de redactie van de Belgische nota aan Nederland gereed is en momenteel door de technische diensten wordt onderzocht, om eerstdaags aan den mi nisterraad een definitieve goedkeuring te wor den onderworpen. Lood, loodwit en loodmenie hehooren tot de gevaarlijkste vijanden van den arbeider. Ze zijn afdoende te bestrijden, maar dit gelukt alleen bij voortdurende zorg. Zindelijkheid 13 daartoe het eerste ver- Cisrvt*> GEZONDHEIDSRAAD groote gangmakers van ons Katholiek sociale leven want zij zijn het, die wat tot stand bren gen. En hierin i3 veel waars. Er mislukt veel. saai wat zij ondernemen, misschien wel hot meeste. Maar er gaat toch ieta van over in werkelijkheid en dat ieta ware wellicht nooit tot stand gekomen, als zij met hun enthou siaste overdrijving niet krachten in het werk hadden gezet, waarover de rustige bereken aar niet beschikt. lout ligt met iu het doel, maar in de middelen. Zij geven eicli geen rekenschap van de waarde en de kracht ervan. Ea daarom moeten wij alleen let» aan hu« liefde en geest drift toevoegen; den practisehen kijk, het nuch ter overleg, het bezonnen oordeel, neon wij moeten niet streven naar het onbereikbare. Er is vooruitgang! En dit wilde Ik u zeg gen, neen, toeroepen: de kwestie van het Idealisme iu den goeden zin des woords is niet: moeten we ziende blind zijn? Moeten we het onbereikbaar achten? Maar gelooven we in den vooruitgang. Zoo ja, dan handelen wo, dan handelen we altijd. Zoo moeten we het zien. en doen we het niet, dan plegen we onrecht aan de wereld, onrecht aan onzen tijd, onrecht aan ons zelf en onzen leeftijd. Met een daverend applaus werd deze rede ln den lering der jonge werkgevers ontvangen Een rede van den voorzitter der Federatie van E. K, Weikgcversvereeni gingen. IN VERBETERING VAN DEN MENSCH IS DE EENIG WARE OPLOSSING TE VINDEN In d© dezer dagen te 's Gravenhag© gehouden vergadering van de Federatie van R. K. Werk- geversvereenigingen heeft de voorzitter, de heer J. P. J. Asselbergs een rede gehouden over bovenstaand onderwerp. Aan deze rede, dia in extenso ln de „R. K. Werkgever" wordt opgenomen, ontleenen wij het volgende: Dezelfde oorzaken, die tot oorlog tusschen de staten hebben geleid, zijn ook aanwezig, wanneer de vrede tusscken da groepen der be volking In gevaar wordt gebracht. En als vanzelf bijna gaan bij het uiten dezer overwegingen sprekers gedachten uit naar de waarschuwende woorden, door Paus Benedictus XV z.g. tot het mensehdom gericht in zijn ency cliek „Ad Beatlsaimi" over den vrede. Sprekende over de oorzaken van de tegen woordige verwarring In de maatschappij legde Z. H. den nadruk op deze 4 punten: a. De wederzijdsche liefde ontbreekt ln bet samenleven van menschen met menschen; b. Het gezag van dengenen, die ln overheid zijn, wordt geminacht; c. De verschillende klassen der burgers strij den op bittere wijze met elkander: d. De vergankelijke en gebrekkige goederen worden zoo begeerlg nagejaagd, alsof den men schen geen andere en veel betere, ter bereiking waren weggelegd. De oorzaak van dat kwaad is, we kunnen het afleiden uit de woorden van Z. H. Benedictus XV z.g„ de mensch en de mensch alleen. En het is dan ook de verbetering van den mensch, waarin de eenig ware oplossing te vinden kan zijn van het vraagstuk van den vrede, ook In het bedrijfsleven. Wanneer wij, aldus spreker, beginnen met het kwaad aan te tasten in de kern dan heb ben wij tevens erkend, dat de bedrijfsvrede een vraagstuk i3 van mentaliteit, sterker nog van wereldbeschouwing, van godsdienstig en zede lijk beginsel. Die bedrijfsvrede heeft echter nog andere kanten, die ik in het kort wenseh te bespre ken. Daar ls vooreerst de sociaal-economische zijde. Voor mij staat vast, dat men den bedrijfs vrede geen grooteren ondienst kan bewijzen, dan door een vorm van samenwerking te kie zen, waarvoor de tijdsomstandigheden en de geesten niet rijp zijn. Voor ongeveer 25 jaren begonnen de organisa ties van werkgevers en arbeiders de noodzake lijkheid en wenschelijkheid van samenwerking in te zien. Alom leeft de vlacbte, dat er groote gebieden zijn, waarop, «-•„menwerking zeer wel mogelijk is. Wil dit zeggen, dat er reeds ge sproken kan worden van ontwapening? Het zou blijk geven va i onvergeeflijke narv:teit, als lk dit zou willen bewezen. „Veiligheid, arbitrage, ontwapening". Deze drie begrippen komen thans wederom op het tapijt; Sociale ontwapening is eerst mogelijk, wan neer beide groepen overtuigd zijn, dat haaT rechtmatige belangen volkomen veilig zijn. Dat wil dus voor de arbeiders zeggen, dat bun arbeidsvoorwaarden zoo goed mogelijk geregeld zijn, en voor de werkgevers, dat de sociale fac toren de rentabiliteit der ondernemingen niet in gevaar brengen. Het vraagstuk is eigenlijk nog gecompliceer der. Wanneer de groep der arbeiders als zoo danig over de geheele linie het goed recht van den ondernemer, met het daaraan verbonden privaatbezit der productiemiddelen en het recht op winst zou erkennen, dan zou, theoretisch althans, de sociale ontwapening eerder bereik baar zijn dan thans, nu de veruit sterkste arbeidersgroep, de socialistische, principieel tegen eiken vrede-door-overleg gekant is en haar doel eerst bereikt acht, door het onttrek ken van de productiemiddelen aan de rechtheb benden en het instellen van beheersorganen met grooten invloed bij de Overheid. Wil ik zeggen, dat wij, als werkgevers onder de huidige omstandigheden, de vechtjas moeten aantrekken? vraagt spreker. Het ls verre van ons. Integendeel, ik voor mij zie in een harte lijke samenwerking met de arbeideis het beste, ja het eenige middel om op den langen duur de noodige veilighelu te grondvesten. Omdat de omzetting der mentaliteit bij werkgevers en arbeiders het eerst noodige, ja bet eenig noo dige genoemd moet worden. Geestelijk is de wereld ia flarden gescheurd, een leidend levensbeginsel ontbreekt. Een vol ledige uitleving van het Katholieke sociaal be ginsel is voor ons, levend in een land dat over wegend anders georiënteerd ls en dat boven dien den invloed ondergaat van het wereldge beuren, nagenoeg onmogelijk. Gelijk de socialisten spreken van „binnen het raam van het Kapitalisme" zoo moet ouzo actie gevoerd worden „binnen het raam eener ontkerstende maatschappij". Dat heeft een bedenkelijken kant, omdat de buitenwereld onze delicate positie niet begrijpt. Willen wij iets bereiken in het belang van den bedrijfsvrede, dan zullen wij niet uit het kader mogen treden en zullen wij niet de ver houdingen geweld mogen aandoen. Aldus han delende zullen wij er in moeten berusten, wan neer onze houding dikwijls verkeerd wordt be oordeeld. Spr. gaat dan terug tot het verleden, en de pogingen die in Nederland werden aangewend om nader tot dit einddoel te geraken. Op grond van het rapport van 1922 hebben wij gestreefd naar een centraal punt, waarin de R. K. Sociale organisaties elkander geregeld zouden kunnen ontmoeten en ilc constateer met groote voldoening, dat de hiermeds bedoelde Raad van Overleg, die op 13 December 1924 in werking ls getreden, meer ea meer levens vatbaarheid begint te vertoonon, ook al blijven wij het betreuren, dat buiten onze schuld de befaamde „rapportskwestie" ln dat college niet tot haar recht is kunnen komen. Om te kunnen geraken tot den industi'ieelen vrode is echter de vervulling van 'n geheel andere soort factoren een dringende eisch. Wanneer ik n.l. denk aan „veiligheid" en „ontwapening" dan denk ik niet in de laatste plaats aan beveiliging van den ondernemer tegen ongewenschte staatsbemoeiing. Het wordt algemeen gevoeld, dat de overheidsbemoeiing Lessen uit d» mobilisatie-ervaringen fa trekken. VOORDRACHT VAN KAPITEIN- INTENDANT DE JONGH In de Vrijdagavond te 's Gravenhage ge houden bijeenkomst dor Vereeniging tea- be oefening van da krijgswetenschap is door den kapitein-intendant J. B. de Jon gil, leeraar aan de Hoogera Krijgsschool, een voordracht ge houden over: De economische positie van Ne derland ln oorlogstijd. Aan do hand van een beknopt historisch overzicht, toonde spr. aan, dat ons land bij hot uitbreken van den wereldoorlog ln een periode van algemeenen voorspoed verkeerde. Vervolgens gaf spr. een overzicht van de al lengs levendiger wórdeiflle agitatie van den vrijhandelsgeest en schetste, hoe wij midden in het internationaal ruilverkeer kwamen te staan, hoe onze handel, nijverheid en landbouw zich do gunstige economische factoren, welke in ons land hun invloed doen gelden, ten nutte maakten, waardoor wij in 1914 tot een der meest welvarende rijken van Europa gerekend konden worden, waarbij de nadruk werd ge legd op het feit, dat onze politieke belangen tusschen die der ons begrenzende landen staan en dat wij voortdurend in tweeërlei opzicht aan het buitenland zijn gebonden, n.l. voor wat den invoer van grondstoffen en halfmaterlalen en den uitvoer van producten betreft. De balans van den oorlog en den na-oorlog opmakende, wees spr. er op, hoe ons land de jaren der beproeving allerminst zonder schok ken heeft doorgemaakt, doch hoe het, dank zij zijn gezonde economische en politieke verhou dingen, groote onheilen heeft kunnen voor komen. De verschillende met het oog op den oorlogs toestand te nemen maatregelen moeten zoo spoedig mogelijk en niet eerst bij gebleken uiterste noodzakelijkheid worden genomen, op dat men niet aanvankelijk mot sommige on ontbeerlijke zaken omspringt als een zieltje zonder zorgen om later da beschikking daar over grootendeels of geheel te moeten derven. Het economisch beleid zal zich meer naar de productie dan naar do consumptie moeten richten. Hiervoor zijn noodig: doelmatiger inrichting van tal van bedrijven, voornamelijk met betrekking tot normalisatie, arbeidssplit sing, besparing van ijtdverlies, bedrijfschemie enz. Het productieproces zal, met zoo weinig mogelijk kapitaal en arbeid, zooveel mogelijk effect moeten sorteeren. Het verband tusschen het voor eigen con sumptie beschikbaar stellen van levensmidde len en hot verleenen van aitvoeroonsenten werd door spr. gelaakt, het ten uitvoer toe te laten deel van den voorraad behoort zonder eenig gechicaneer afhankelijk te worden gesteld van het gedeelte, dat voor binnenlandse!: ver bruik benoodigd is. Het valt trouwens te be twijfelen of de kunstmatige lage prijszetting ons economisch leven niet meer heeft geschaad dan gebaat. Hierna besprak kapitein do Jongh op meer gedetailleerde wijze het vraagstuk der voor ziening van voedsel- en voedergranen in vre- des- en ln oorlogstijd, waarbij men komt te staan voor den vlcleuzen cirkel: tarwegebrek; gebruik van rogge als broodgraan; veevoeder- gebrek; inkrimping van den veestapel en scheuren van grasland; gebrek aan dierlijke vetten en meststoffen; middelen, toegepast om den veestapel op sterkte te houden; welke weder een broodgraangebrek tengevolge heb ben. Nadat spr. had berekend, gedurende welken termijn ons land, bij mobilisatie en in oorlogs tijd, bij gesloten gronzen, alsmede wanneer ons veldleger binnen de Vesting Holland mocht zijn teruggegaan, vermoedelijk in eigen behoefte aan broodgrondstoffen zal kunnen voorzien, be pleitte hij met klem de z.i. hooge noodzakelijk heid om thans, nadat de oorlog ruim tien jaren geloden beëindigd werd, een orgaan in het leven te roepen, hetwelk zich belast met de bestudeering en uitvoering van de economi sche en industrieele oorlogsvoorbereiding. INTERNATIONA/: CONGRES IN ït IARISTISCH J IN 1932? DE ZOETE LIEVE VROUW VAN DEN BOSCH Zooals reeds eerder is gemeld, zal op 27 December a.P feestelijk herdacht worden net feit, dat het wonderbeeld der Zoete Lieve Vrouwe van Den Bosch voor 75 jaar aan die stad werd teruggeschonken; voorts wordt dan herdacht de plechtige kroning voor 50 jaar. Het feest zal worden voorafgegaan door een triduum in -"•» parochiekerken. Do Katkt.zal passend worden versierd. Het huldebetoon der volwassenen heeft Don derdag 27 Dec. plaats. Do „Universe" ontvangt uit Rome baric-lit, dat het internationaal Eucharistisch Congres ln 1932, dat in Argentinië zou worden gehou den. misschien in Ierland zal plaats hebben ■wegens het vijftiende eeuwfeest van Sint Pa tricks komst aldaar. Een speciaal Aneta-telegram meldt ons d.d. 14 December, uit Sémarang: De Zeer Eerw. Pastoor van Hoof gaat op 19 December met elf maanden verlof naar Europa, met het bedrijfsleven gevaarlijke kanten heeft en dat hetzelfde doel dikwijls veel beter en veel sneller kan worden bereikt door samenwerking der maatschappelijke groepen onderling. Er ls ten slotte echter nog een derde groep van verhoudingen, dat is de verhouding tus schen den patroon en zijn eigen arbeiders. Ook in dit opzicht staat menig middel ten dienste. Een werkgever die het naast de zorg voor zich en de zijnen, als z'n roeping beschouwt om aan de menschen in z'n dienst een behoorlijk bestaan te bezorgen en tegelijkertijd zorg be steedt aan de godsdienstige en zedelijke verhef fing van zijn werknemers, vervult een schoon© en verheven taak, die een leeken-apostolaat ge noemd mag worden. EEN VROEGE KERSTBOODSCHAP. Heeft u wel eens van den stommen Deen ga» hoord, geachte lezer? Tot voor korten tijd wa» jdit bij ons toevallig niet het geval. Dezer dagen moohten wij echter kennis met hem maken Die kennismaking was een belangrijke, alhoe> wel niet bepaald vroolijke. We zien hem ml weer voor ons, zittend in zijn kamer. „Zijn recto termouw hing leeg en was in een zak g«- stoken, zijn lichaam was mager en slap, zijn borst ingevallen. Hij geleek een ouden man" Vóót den oorlog moet hy, volgens zijn be schrijven Erich Erichsen, door wien we don stommen Deen leerden kennen, een frissche, opgeruimde kerel zijn geweest, groot en slank, met forsche ledematen. En thans z<5<5! Een van de honderd duizenden door den oorlog geruï neerd, naar lichaam, geest en Ziel. De stomme Deen was een Zuid-Jutlander, die voor Duiteehland vechten moest en dit deed, in zwijgende betrachting, zonder te vragen „waar om", zonder het nut ervan in te zien. Hij deed en zweeg, vandaar zijn bijnaam. Totdat, na anderhalf jaar de moorddadigste gevechten te hebben overleefd, ook hij aan de beurt kwam, Hy ontving een klap met een geweerkolf, waar door zyn rechterarm als een houtje afknapte. „Afschuweiyk", hooren we u zeggen, lezer, Hoe zoudt ge u dan wel hebben geuit, als ge, zooals wij, het heele verhaal van die helsche anderhalf jaar had aangehoord. Toch willen we het verhaal, dit relaas van afgrijseiyk phy* siek lijden, gepaard gaandmet grooten ziele- nood, niet voor ons alléén houden. Hier is dan één enkel fragmentje: De stoanme Deen verbreekt ziju zwijgen en vertelt: „De oorlog is de verschrikking aller ver schrikkingen. Jullie kunt je niet indenken welk een schreienden jammer, welk een grondeloo- ze vertwijfeling, welk een onmenechelijken gru wel wy hebben moeten meemaken. Ik was by de bestorming van Luik. Een stormloop tegen de prikkeldraad versperrin gen, die echte martelwerktuigen. Het was als een oordeelsdag van kreten, kanongebrul, ge schreeuw en het gillen en fluiten van shrapnels. We moesten voorwaarts. Ik liep als op glibberige heuvels. Voor mijn voeten lag lyk op ïyk, badend in poelen van bloed. Ik hoorde erbarmelijk jammeren onder mü, voor my, achter my, ter zijde. We moesten voorwaarts. Totdat wo aan de prikkeldraadversperring kwamen. Dat was echter geen draadversper ring meer, maar een ronkende wal van ver scheurde en vertrapte menschen. We zagen ge zichten met opengescheurde kaken en oogen, enz.. We laten den stommen Deen maa.r niet uit spreken. Wellicht hebt ge hieraan al meer dan genoeg, lezer. Wel hebben w y, met geduld en belangstelling, het heele gruwelverhaal van. dood en verderf, van verminkten, blinden, krankzinnigen, van vrouwen- en kindermoord, van dronkenschap en barre ontucht, van alles wat uit den haat en waanzin-zaaiendeu oorlog voortkwam aangehoord, omdat wy tot de over tuigden behooron, die meenen dat het nuttig en noodig is nog eens te worden herinnerd aan dat, wat men hl te spoedig vergeet. In die felle herinnering doet het volgende weer wat goed. Nog onlang3 vemeldden de bladen uitingen van vooraanstaande politici, op internationaal ter rein. O.m. lazen we onder het opschrift: ,,De liqui datie van den oorlog": „In de commissie voor buitenlaudsche aan gelegenheden van de Fransclie Kamer consta teerde Briand, dat elk jaar de verwachting grooter wordt, dat de oorlog onmogelijk zal zyn. Spreker onderstreepte nog eens da waarde van h.et Kellogg-pact door zestig naties erkend en verklaarde, dat het volk, 't welk deze vredes-verbintenls zou schenden zich de afkeuring van da heele wereld op den hals zou hale n." Na den stommen Deen, de sprekende Fransch- man, die toch niet de eerste de beste is. O. mochten we zyn woorden voor een goede boodschap kunnen houden, voor 'n vroege Kerst boodschap! Zoo innig gaarne wachten we Im mers allen den tijd, waarop 's Pausen wensck en wil bewaarheid wordt: „I n p 1 a a t a van de ruwe wapenen des ge- weids, de zedoiyke middelen van het Recht, van de'inter- natlonale Rechtspraa k". Deze nieuwe weg is nu gevonden, na al 't ga- leden leed, door de Vredee-Pausen, door "Wil son e.a. Thans móet h ij ook bewan deld worden. IJveren wij daarvoor dan ook a 1 1 e n, naar uiterst vermogen. De „dooddoeners" - door de Paters Stratmann en Ohlmeyer zoo streng in hunne werken afgekeurd n.l., dat er toch niets tegen oorlog te doen ls, nemen thans voorgoed een einde. Men kan toch zoo'n mechanische uitspraak niet met recht en zeker heid, voor de toekomst, volhouden. Werden het vuistrecht, de wreede ïyfstraffen, de. ergerlijke slavernij, in den loop der tijden, niet compleet uitgeroeid? Voorkwam de nog onvolmaakte Volkenbond al reeds niet enkel© oorlogen? Waarom zouden de groote, militair© oorlogen dan niet voor goed kunnen worden afgeschaft? Toonen wij, jongeren en ouderen, daarom een andere, friseehere mentaliteit. M met Gods hulp en ernstig menschelijk pogen niet zeer veel, ja büna alles mogeiyk? Waarom halen we dan den grooten achterstand der gees telijke, inneriyite b e s c ha v i n g, by den tecll' nisehen vooruitgang, allerwegen, niet zoo spoe dig mogelijk in? Waarom biy'ven wa nog lan ger zooals Shaw terecht zegt wilden i» heeren- en dameepakjes? Waarom werken wi niet met élan voor den Vrede, liever dan ong® motiveerd pessimistisch te zijn? Waarom eton nen we niet, met èJIe kracht, de groeiend! Vredesbeweging, in casu de Katholieke, di^ zich weldra internationaal organiseere? Waar om maakt de algemeene ontwapening, met haTl en ziel door den Heiligen Vader voorgestaan niet veel en veel meer het punt onzer belanSJ stelling uit? Doen we dan wat des vredel is, dan zal 't ons ook gelukken vrede te vei* krijgen, IJveren en bidden wy, vertrouwend ol Gods hulp, verkregen door de Voorspraak va» de Koningin des Vredes. In dit heilige Vertrouwen zien we dan weer om, hoopvol en fciy, de komst van het Lichten! Kerst- en Vredee-Kindje tegemoet! KO DE HAAN-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10