MAANDAG 17 DECEMBER 1928
DERDE BLAD
PAGINA 2
KATHOLIEKE
J ONGE-WERKGEVERS-
VEREENIGING
HET LAGER- EN HET
NIJVERHEIDSONDERWIJS
NAAR BEDRUFSVREDE
DE ECONOMISCHE POSITIE VAN
NEDERLAND IN OORLOGSTIJD
DE STOMME DEEN EN DE
SPREKENDE FRAN5CHMAN
PASTOOR VAN HOOF GAAT MET VERLOF
Een bijeenkomst te Rotterdam
PROF DR. A. WEVE O. P. OVER
„IDEALISME".
Te Rotterdam hield, ditmaal de Katholieke
Jonge Werkgevers vereen'ging haar halfjaar-
lijksche bijeenkomst.
Zaterdagmiddag werd deze in een der boven
zalen vaa hotel Coomana geopend door den
heer Laurent Janssen» C.Zn., voorzitter der
vereeniging, die een welkom kon toeroepen
aan een verheugend groot aantal leden. Hij
zag in die groote opkomst een teeken van de
groeiende activiteit in de vereeniging. Dit
laatste blijkt overigens uit het groot aantal
actieve studie-clubs in verschillende deelen des
lands. Een prijsvraag wordt uitgeschreven over
de „Code Social". For. bracht een bijzonder
■woord van hulde aan den secretaris, mr. G. A.
J. M. Mutsaerts, voor zijn mooie brochures. In
aansluiting hieraan wees spr. op den bijzon
deren plicht der Katholieke jonge werkgevers
ten aanzien van de gehoorzaamheid aan het
Kerkelijk gezag in kwesties betreffende de
Katholieke Staatspartij, de kleeding der
■vrouwen en meisjes, leeken-apostolaat, orga
nisatie-recht e.d. Denkt er om, zoo vermaande
spr. de leden, er wordt door het volk op onze
handelwijze In alles gelet. En men verwacht
een voorbeeld.
Na dit met .applaus ontvangen openings-
woord, worden de notulen van de 25ste alge
meens vergadering goedgekeurd.
In de vacature, o.itstaan door het voorge
nomen aftreden van den huldigen penning
meester, den heer Egb. Slaghek. die zich niet
meer herkiesbaar stelt, werd gekozen de heer
P. Marres uit Amsterdam, die 1 Januari in
functie zal treden.
Hierna was het woord aan den nieuwen
adviseur der vereeniging, Prof. dr. A. Weve
O.P., die een even diep doordachte als
enthousiasme wekkende rede hield over
„Idealisme". Dit was zijn eerste officieele op
treden voor deze organisatie.
„Ideaal" is alles wat ons in een of ander
opzicht de menachelljke voltooiing nader brengt
of zelfswaarvan men zich dit inbeeldt.
De mensch heeft dus vele Idealen. Maar toch
la men daarmede nog geen „idealist". Om dit
te zijn, is noodig een ideaal te zoeken, dat niet
enkel maar de een of andere voltooiing van
den mensch en het mensehdom beduidt, maar
„de" voltooiing, die den mensch op een ander
en hooger plan wil brengen, mooier maken,
beter, gelukkiger. Eerst een die zich in dienst
stelt van zulk een Ideaal, kan men idealist
noemen: hij werkt niet enkel voor de be
reiking ervan: hij leeft er voor. Idealisme is
het streven naar de hoogere hoogten van het
menscbelijk leven. Daarom hebben woorden
als „vooruitgang", „beschaving" en dergelijke
In de geschiedenis zulk een ongehoorde aan
trekkingskracht op de ineaschheid uitgeoefend.
Het „ideaal" lacht er de menschheid in tegen.
Kn daar onze ziel naar het hoogste Ideaal Is
geschapen, dat God is, is elk wenken van het
ideaal voor ons eigenlijk onweerstaanbaar.
Vandaar de machtige bekoring, die over de
hedendaagscfie menschheid uitgaat van dat be
grip, die leuze „democratie". Denkt ge, dat er
geen idealisme is in het willen en zoeken dier
menigte, die achter de roode symbolen aan-
mareheert? Als ge denkt, dat er bij die
millioensn, die in het socialisme gelooven als
ln een nieuw evangelie^ enkel maar begeerte
is naar een heter belegde boterham, dan beseft
ge niet, wat er noodig is om de massa's te
wekken tot een beweging, die offers vergt.
V erstaat mij goed. Ik verheerlijk het socia-
Jtme niet. Het socialisme Is nog niet daarom
zelf idealistisch, omdat de massa er een
nieuw evangelie in ziet. Maar in die massa
bewogen door de beloften, die haar zijn voor
gespiegeld, trilt iets van de diepste mensche-
lijkheid en waar dit is, daar moet zij minstens
meenen, op de heilige hoogten iet3 gezien te
hebben van de vlam, die het menschelijk
Ideaal is, de voltooiing, het geluk. Zij zijn
Idealisten: hun fout is enke! maar. dat hun
Ideaal te hoog en te laag Hgt.
Het is de groote fout vau het humanisme
geweest den mensch te willen vervolmaken
naar zuiver menschelijk ideaal. Die levens
beschouwing beeft twee polen: of te leven
toor eigen voldoening of doelloos op te gaan
dn do gemeenschap. Daartegenover staat het.
christendom, dat den mensch op stuwt naar
do gemeenschap mot het goddelijke, het meu-
soh- lijk streven goddelijk maakt.
3d idealisme hebben we ons echter niet al
leen af te vragen, welk voorwerp we als Ideaal
nastreven maar ook of we het liefhebben. De
vraag dus naar de subjectieve gesteltenis, waar
aan een idealist moet beantwoorden
Zeker de overtuiging is: we zijn christenen,
we aanvaarden heel het program van het Evan
gelie. We aanvaarden èn voor ons leven èn
voor d# maatschappij al wat de kerk ln de per
soon barer herder sn d- w=>r«i<l heeft voor
gehouden.
Maar is er a. actieve over
tuiging? Rem innen wij het ideaal?
Er zijn voel menschen, die het ideaal niet
lief hebben. Zo doen menigmaal geen kwaad,
«tb regel ten minste niet. Hun fout is alleen,
dat zij maar boel weinig goed doen. Zij door
leven hun burgerlijk bestaantje, het hoofd ont-
1 laag. Aan iet» boogers hebben ze geen behoefte.
Wetenschap? Kunst? Sociale arbeid? Je moet
er niet mee komen. Tollen, rekenen, corres
pondentie en zakenbezoeken. Dat is hun leven.
Ze gaan natuurlijk naar de kerk 's Zondags,
Wat dacht u? Maar van den godsdienst te
leven, dat komt rast bij hen cp. Waarom
zich fmnmfflHr» We komen er zoo ook wel
en men moet overdrijvea.
Overdrijven! Dat her inn art me aan de rake
Weakening, die Hollo gaf vaa don „horrwne me
diocre". Zn haken miet» zoozeer ais geestdrift
«n zij Bondon bot woord „overdrijving" uit
vinden als hot ar al niet was.
Maar zult gij zeggen, is het dan niet prij
zenswaardig Bieb vrij te houden van overdrij
ving? Maar hun kiezen van het juiste midden
ls eEUzjjdkg geörifctoerd. Zij zijn niet van
degenen, dia het Juiste midden kiezen bewust,
mot juist beleid, gewild. Zij kiezen het zonder
het te weten, zonder te bedoelen, door hun
karakter en aanleg en niet minder hun oor
deel. In hun angst voor het élan. meenen zil
voor alles het geaoude verstand lief te hebben,
maar zij weten niet wat dit ls. Zij veretain
*r onder de negatjp van al wat groot is.
„Leve de fanatiek en! zelde mij eens een der
DE SALARISKWESTIE
Congres van de Onderwijs Centrale.
ONVERZWAKT VOORTZETTEN
VAN DE ACTIE
Zaterdagmiddag heeft de Onderwijs Centrale
in Bellevue te Amsterdam een congres gehou
den ter bespreking van de salarieering bij het
Lager- en Nijverheidsonderwijs. De bijeenkomst
was goed bezocht.
Omstreeks drie uur opende de voorzitter der
Onderwijs-Centrale, de heer H. J. Bon, het con-
gres met een woord van welkom tot de aan
wezigen. Spr. herinnerde aan het in Januari
1927 gehouden congres, waarop ook reeds ge
protesteerd werd tegen de onrechtvaardige sa
larisverminderingen, die het ministerie-Oolijn
"heeft ingevoerd. De herziening van het salaris-
besluit heeft tot nog toe geen enkele organi
satie bevredigd.
De katholieke federaties „St Canisius en St
Willïbrordus hebben er reeds krachtig tegen
geprotesteerd. Het thans belegde congres moet
dit protest nog versterken, opdat eindelijk een
goede salarisrègeling voor het nijverheids-on
derwijs getroffen moge worden.
Daarop voerde het woord de heer A. P. Jung-
curr. Jr., secretaris van de Unie van Christe
lijke Onderwijzers in Nederland te 's-Graven-
hage.
Spr. meende, dat dit congres vooral zoo be
langrijk was, omdat het groote publiek erdoor
zal worden Ingelicht omtrent de salariskwestie
bij het Nijverheidsonderwijs. Bij het groote
publiek Immers heerseht daaromtrent nog
steeds het grootste misverstand en algemeen
is men van oordeel, dat de onderwijzers het
niet zoo heel hard te verantwoorden hebben.
Spr. besloot met een aanmoediging om te
blijven strijden voor het herstel der salariee
ring van 1920.
De tweede spreker, de heer C. Menke, voor
zitter van den Nederlandsehen bond van leera
ren en leeraressen bij het nijverheidsonderwijs,
te Utrecht, betoogde daarop, dat het met de
salarissen bij het nijverheidsonderwijs steeds
miserie is geweest. De slechte salarieering van
leeraren in de practische vakken schrikt vele
begaafde jonge onderwijzers af, waardoor dit
soort van onderwijs op den duur te gronde
gericht dreigt te worden.
De dercli spreker van den middag, de heer
R. Schoemaker uit Sappemeer, lid van het
hoofdbestuur van het Nederlandsch onderwij
zersgenootschap, betoogde daarop nog, dat de
onderwijzer recht heeft op een behoorlijk
salaris.
Aan het slot vaa het congres werd de vol
gende motie aangenomen.
Het Congres der Onderwijs-Centrale, enz.;
gehoord de verschillende uiteenzettingen te
dezer zake,
spreekt haar afkeuring uit over de methode,
door de Regeering gebezigd om een eenparig
advies te verkrijge van den Centrale Commis
sie voor Georganiseerd Overleg;
constateert, dat van eenig noemenswaardig
redres van de vele na 1920 in de salarieering
aangebrachte verslechteringen geen sprake ls;
constateert daarnevens, dat deze herziening
daardoor nieuwe ontstemming wekt inplaats
van bevrediging te brengen;
is van oordeel, dat een bevredigende herzie
ning der salarissen slechts verkregen kan wor
den:
wat het Lager onderwijs betreft door aan
vaarding van het voorstel der zeven onderwij-
zers-vereenigingen, die vertegenwoordigd zijn
In de Bijzondere Oommissie voor Georganiseerd
Overleg in Onderwijzerszaken.
wat het Nijverheidsonderwijs betreft, door
totstandkoming van een regeling, zooals ver
dedigd is op het congres van den Ned. Bond
van Leeraren en Leeraressen bij het Nijver-
h~Msonderw i op 19 Septemlber 1925;
besluit de actie voor dusdanige herzieningen
onverzwakt voort te zetten en deze motie ter
kennis te brengen van regeering, volksvertegen
woordiging en pers.
DE NEDERLANDSCH—BELGISCHE
ONDERHANDELINGEN.
De Belgische nota.
De „Indépendance Beige", het blad van
minister Hijmans deelt mede, dat de redactie
van de Belgische nota aan Nederland gereed
is en momenteel door de technische diensten
wordt onderzocht, om eerstdaags aan den mi
nisterraad een definitieve goedkeuring te wor
den onderworpen.
Lood, loodwit en loodmenie hehooren tot
de gevaarlijkste vijanden van den arbeider.
Ze zijn afdoende te bestrijden, maar dit
gelukt alleen bij voortdurende zorg.
Zindelijkheid 13 daartoe het eerste ver-
Cisrvt*>
GEZONDHEIDSRAAD
groote gangmakers van ons Katholiek sociale
leven want zij zijn het, die wat tot stand bren
gen. En hierin i3 veel waars. Er mislukt veel.
saai wat zij ondernemen, misschien wel hot
meeste. Maar er gaat toch ieta van over in
werkelijkheid en dat ieta ware wellicht nooit
tot stand gekomen, als zij met hun enthou
siaste overdrijving niet krachten in het werk
hadden gezet, waarover de rustige bereken aar
niet beschikt.
lout ligt met iu het doel, maar in de
middelen. Zij geven eicli geen rekenschap van
de waarde en de kracht ervan. Ea daarom
moeten wij alleen let» aan hu« liefde en geest
drift toevoegen; den practisehen kijk, het nuch
ter overleg, het bezonnen oordeel, neon wij
moeten niet streven naar het onbereikbare.
Er is vooruitgang! En dit wilde Ik u zeg
gen, neen, toeroepen: de kwestie van het
Idealisme iu den goeden zin des woords is niet:
moeten we ziende blind zijn? Moeten we het
onbereikbaar achten? Maar gelooven we in den
vooruitgang. Zoo ja, dan handelen wo, dan
handelen we altijd.
Zoo moeten we het zien. en doen we het niet,
dan plegen we onrecht aan de wereld, onrecht
aan onzen tijd, onrecht aan ons zelf en onzen
leeftijd.
Met een daverend applaus werd deze rede
ln den lering der jonge werkgevers ontvangen
Een rede van den voorzitter der Federatie van
E. K, Weikgcversvereeni gingen.
IN VERBETERING VAN DEN MENSCH
IS DE EENIG WARE OPLOSSING
TE VINDEN
In d© dezer dagen te 's Gravenhag© gehouden
vergadering van de Federatie van R. K. Werk-
geversvereenigingen heeft de voorzitter, de
heer J. P. J. Asselbergs een rede gehouden over
bovenstaand onderwerp.
Aan deze rede, dia in extenso ln de „R. K.
Werkgever" wordt opgenomen, ontleenen wij
het volgende:
Dezelfde oorzaken, die tot oorlog tusschen
de staten hebben geleid, zijn ook aanwezig,
wanneer de vrede tusscken da groepen der be
volking In gevaar wordt gebracht.
En als vanzelf bijna gaan bij het uiten dezer
overwegingen sprekers gedachten uit naar de
waarschuwende woorden, door Paus Benedictus
XV z.g. tot het mensehdom gericht in zijn ency
cliek „Ad Beatlsaimi" over den vrede.
Sprekende over de oorzaken van de tegen
woordige verwarring In de maatschappij legde
Z. H. den nadruk op deze 4 punten:
a. De wederzijdsche liefde ontbreekt ln bet
samenleven van menschen met menschen;
b. Het gezag van dengenen, die ln overheid
zijn, wordt geminacht;
c. De verschillende klassen der burgers strij
den op bittere wijze met elkander:
d. De vergankelijke en gebrekkige goederen
worden zoo begeerlg nagejaagd, alsof den men
schen geen andere en veel betere, ter bereiking
waren weggelegd.
De oorzaak van dat kwaad is, we kunnen het
afleiden uit de woorden van Z. H. Benedictus
XV z.g„ de mensch en de mensch alleen. En
het is dan ook de verbetering van den mensch,
waarin de eenig ware oplossing te vinden kan
zijn van het vraagstuk van den vrede, ook In
het bedrijfsleven.
Wanneer wij, aldus spreker, beginnen met
het kwaad aan te tasten in de kern dan heb
ben wij tevens erkend, dat de bedrijfsvrede een
vraagstuk i3 van mentaliteit, sterker nog van
wereldbeschouwing, van godsdienstig en zede
lijk beginsel.
Die bedrijfsvrede heeft echter nog andere
kanten, die ik in het kort wenseh te bespre
ken. Daar ls vooreerst de sociaal-economische
zijde.
Voor mij staat vast, dat men den bedrijfs
vrede geen grooteren ondienst kan bewijzen,
dan door een vorm van samenwerking te kie
zen, waarvoor de tijdsomstandigheden en de
geesten niet rijp zijn.
Voor ongeveer 25 jaren begonnen de organisa
ties van werkgevers en arbeiders de noodzake
lijkheid en wenschelijkheid van samenwerking
in te zien. Alom leeft de vlacbte, dat er groote
gebieden zijn, waarop, «-•„menwerking zeer wel
mogelijk is. Wil dit zeggen, dat er reeds ge
sproken kan worden van ontwapening? Het
zou blijk geven va i onvergeeflijke narv:teit, als
lk dit zou willen bewezen.
„Veiligheid, arbitrage, ontwapening". Deze
drie begrippen komen thans wederom op het
tapijt;
Sociale ontwapening is eerst mogelijk, wan
neer beide groepen overtuigd zijn, dat haaT
rechtmatige belangen volkomen veilig zijn.
Dat wil dus voor de arbeiders zeggen, dat bun
arbeidsvoorwaarden zoo goed mogelijk geregeld
zijn, en voor de werkgevers, dat de sociale fac
toren de rentabiliteit der ondernemingen niet
in gevaar brengen.
Het vraagstuk is eigenlijk nog gecompliceer
der. Wanneer de groep der arbeiders als zoo
danig over de geheele linie het goed recht van
den ondernemer, met het daaraan verbonden
privaatbezit der productiemiddelen en het recht
op winst zou erkennen, dan zou, theoretisch
althans, de sociale ontwapening eerder bereik
baar zijn dan thans, nu de veruit sterkste
arbeidersgroep, de socialistische, principieel
tegen eiken vrede-door-overleg gekant is en
haar doel eerst bereikt acht, door het onttrek
ken van de productiemiddelen aan de rechtheb
benden en het instellen van beheersorganen met
grooten invloed bij de Overheid.
Wil ik zeggen, dat wij, als werkgevers onder
de huidige omstandigheden, de vechtjas moeten
aantrekken? vraagt spreker. Het ls verre van
ons. Integendeel, ik voor mij zie in een harte
lijke samenwerking met de arbeideis het beste,
ja het eenige middel om op den langen duur
de noodige veilighelu te grondvesten. Omdat
de omzetting der mentaliteit bij werkgevers en
arbeiders het eerst noodige, ja bet eenig noo
dige genoemd moet worden.
Geestelijk is de wereld ia flarden gescheurd,
een leidend levensbeginsel ontbreekt. Een vol
ledige uitleving van het Katholieke sociaal be
ginsel is voor ons, levend in een land dat over
wegend anders georiënteerd ls en dat boven
dien den invloed ondergaat van het wereldge
beuren, nagenoeg onmogelijk.
Gelijk de socialisten spreken van „binnen
het raam van het Kapitalisme" zoo moet ouzo
actie gevoerd worden „binnen het raam eener
ontkerstende maatschappij".
Dat heeft een bedenkelijken kant, omdat de
buitenwereld onze delicate positie niet begrijpt.
Willen wij iets bereiken in het belang van
den bedrijfsvrede, dan zullen wij niet uit het
kader mogen treden en zullen wij niet de ver
houdingen geweld mogen aandoen. Aldus han
delende zullen wij er in moeten berusten, wan
neer onze houding dikwijls verkeerd wordt be
oordeeld.
Spr. gaat dan terug tot het verleden, en de
pogingen die in Nederland werden aangewend
om nader tot dit einddoel te geraken.
Op grond van het rapport van 1922 hebben
wij gestreefd naar een centraal punt, waarin
de R. K. Sociale organisaties elkander geregeld
zouden kunnen ontmoeten en ilc constateer met
groote voldoening, dat de hiermeds bedoelde
Raad van Overleg, die op 13 December 1924
in werking ls getreden, meer ea meer levens
vatbaarheid begint te vertoonon, ook al blijven
wij het betreuren, dat buiten onze schuld de
befaamde „rapportskwestie" ln dat college niet
tot haar recht is kunnen komen.
Om te kunnen geraken tot den industi'ieelen
vrode is echter de vervulling van 'n geheel
andere soort factoren een dringende eisch.
Wanneer ik n.l. denk aan „veiligheid" en
„ontwapening" dan denk ik niet in de laatste
plaats aan beveiliging van den ondernemer
tegen ongewenschte staatsbemoeiing. Het wordt
algemeen gevoeld, dat de overheidsbemoeiing
Lessen uit d» mobilisatie-ervaringen
fa trekken.
VOORDRACHT VAN KAPITEIN-
INTENDANT DE JONGH
In de Vrijdagavond te 's Gravenhage ge
houden bijeenkomst dor Vereeniging tea- be
oefening van da krijgswetenschap is door den
kapitein-intendant J. B. de Jon gil, leeraar aan
de Hoogera Krijgsschool, een voordracht ge
houden over: De economische positie van Ne
derland ln oorlogstijd.
Aan do hand van een beknopt historisch
overzicht, toonde spr. aan, dat ons land bij
hot uitbreken van den wereldoorlog ln een
periode van algemeenen voorspoed verkeerde.
Vervolgens gaf spr. een overzicht van de al
lengs levendiger wórdeiflle agitatie van den
vrijhandelsgeest en schetste, hoe wij midden
in het internationaal ruilverkeer kwamen te
staan, hoe onze handel, nijverheid en landbouw
zich do gunstige economische factoren, welke
in ons land hun invloed doen gelden, ten nutte
maakten, waardoor wij in 1914 tot een der
meest welvarende rijken van Europa gerekend
konden worden, waarbij de nadruk werd ge
legd op het feit, dat onze politieke belangen
tusschen die der ons begrenzende landen staan
en dat wij voortdurend in tweeërlei opzicht
aan het buitenland zijn gebonden, n.l. voor wat
den invoer van grondstoffen en halfmaterlalen
en den uitvoer van producten betreft.
De balans van den oorlog en den na-oorlog
opmakende, wees spr. er op, hoe ons land de
jaren der beproeving allerminst zonder schok
ken heeft doorgemaakt, doch hoe het, dank zij
zijn gezonde economische en politieke verhou
dingen, groote onheilen heeft kunnen voor
komen.
De verschillende met het oog op den oorlogs
toestand te nemen maatregelen moeten zoo
spoedig mogelijk en niet eerst bij gebleken
uiterste noodzakelijkheid worden genomen, op
dat men niet aanvankelijk mot sommige on
ontbeerlijke zaken omspringt als een zieltje
zonder zorgen om later da beschikking daar
over grootendeels of geheel te moeten derven.
Het economisch beleid zal zich meer naar
de productie dan naar do consumptie moeten
richten. Hiervoor zijn noodig: doelmatiger
inrichting van tal van bedrijven, voornamelijk
met betrekking tot normalisatie, arbeidssplit
sing, besparing van ijtdverlies, bedrijfschemie
enz. Het productieproces zal, met zoo weinig
mogelijk kapitaal en arbeid, zooveel mogelijk
effect moeten sorteeren.
Het verband tusschen het voor eigen con
sumptie beschikbaar stellen van levensmidde
len en hot verleenen van aitvoeroonsenten
werd door spr. gelaakt, het ten uitvoer toe
te laten deel van den voorraad behoort zonder
eenig gechicaneer afhankelijk te worden gesteld
van het gedeelte, dat voor binnenlandse!: ver
bruik benoodigd is. Het valt trouwens te be
twijfelen of de kunstmatige lage prijszetting
ons economisch leven niet meer heeft geschaad
dan gebaat.
Hierna besprak kapitein do Jongh op meer
gedetailleerde wijze het vraagstuk der voor
ziening van voedsel- en voedergranen in vre-
des- en ln oorlogstijd, waarbij men komt te
staan voor den vlcleuzen cirkel: tarwegebrek;
gebruik van rogge als broodgraan; veevoeder-
gebrek; inkrimping van den veestapel en
scheuren van grasland; gebrek aan dierlijke
vetten en meststoffen; middelen, toegepast om
den veestapel op sterkte te houden; welke
weder een broodgraangebrek tengevolge heb
ben.
Nadat spr. had berekend, gedurende welken
termijn ons land, bij mobilisatie en in oorlogs
tijd, bij gesloten gronzen, alsmede wanneer ons
veldleger binnen de Vesting Holland mocht zijn
teruggegaan, vermoedelijk in eigen behoefte aan
broodgrondstoffen zal kunnen voorzien, be
pleitte hij met klem de z.i. hooge noodzakelijk
heid om thans, nadat de oorlog ruim tien jaren
geloden beëindigd werd, een orgaan in het
leven te roepen, hetwelk zich belast met de
bestudeering en uitvoering van de economi
sche en industrieele oorlogsvoorbereiding.
INTERNATIONA/:
CONGRES IN ït
IARISTISCH
J IN 1932?
DE ZOETE LIEVE VROUW VAN
DEN BOSCH
Zooals reeds eerder is gemeld, zal op 27
December a.P feestelijk herdacht worden net
feit, dat het wonderbeeld der Zoete Lieve
Vrouwe van Den Bosch voor 75 jaar aan die
stad werd teruggeschonken; voorts wordt dan
herdacht de plechtige kroning voor 50 jaar.
Het feest zal worden voorafgegaan door een
triduum in -"•» parochiekerken.
Do Katkt.zal passend worden versierd.
Het huldebetoon der volwassenen heeft Don
derdag 27 Dec. plaats.
Do „Universe" ontvangt uit Rome baric-lit,
dat het internationaal Eucharistisch Congres
ln 1932, dat in Argentinië zou worden gehou
den. misschien in Ierland zal plaats hebben
■wegens het vijftiende eeuwfeest van Sint Pa
tricks komst aldaar.
Een speciaal Aneta-telegram meldt ons
d.d. 14 December, uit Sémarang: De Zeer
Eerw. Pastoor van Hoof gaat op 19 December
met elf maanden verlof naar Europa,
met het bedrijfsleven gevaarlijke kanten heeft
en dat hetzelfde doel dikwijls veel beter en veel
sneller kan worden bereikt door samenwerking
der maatschappelijke groepen onderling.
Er ls ten slotte echter nog een derde groep
van verhoudingen, dat is de verhouding tus
schen den patroon en zijn eigen arbeiders. Ook
in dit opzicht staat menig middel ten dienste.
Een werkgever die het naast de zorg voor
zich en de zijnen, als z'n roeping beschouwt om
aan de menschen in z'n dienst een behoorlijk
bestaan te bezorgen en tegelijkertijd zorg be
steedt aan de godsdienstige en zedelijke verhef
fing van zijn werknemers, vervult een schoon©
en verheven taak, die een leeken-apostolaat ge
noemd mag worden.
EEN VROEGE KERSTBOODSCHAP.
Heeft u wel eens van den stommen Deen ga»
hoord, geachte lezer? Tot voor korten tijd wa»
jdit bij ons toevallig niet het geval. Dezer dagen
moohten wij echter kennis met hem maken
Die kennismaking was een belangrijke, alhoe>
wel niet bepaald vroolijke. We zien hem ml
weer voor ons, zittend in zijn kamer. „Zijn recto
termouw hing leeg en was in een zak g«-
stoken, zijn lichaam was mager en slap, zijn
borst ingevallen. Hij geleek een ouden man"
Vóót den oorlog moet hy, volgens zijn be
schrijven Erich Erichsen, door wien we don
stommen Deen leerden kennen, een frissche,
opgeruimde kerel zijn geweest, groot en slank,
met forsche ledematen. En thans z<5<5! Een van
de honderd duizenden door den oorlog geruï
neerd, naar lichaam, geest en Ziel.
De stomme Deen was een Zuid-Jutlander, die
voor Duiteehland vechten moest en dit deed, in
zwijgende betrachting, zonder te vragen „waar
om", zonder het nut ervan in te zien. Hij deed
en zweeg, vandaar zijn bijnaam. Totdat, na
anderhalf jaar de moorddadigste gevechten te
hebben overleefd, ook hij aan de beurt kwam,
Hy ontving een klap met een geweerkolf, waar
door zyn rechterarm als een houtje afknapte.
„Afschuweiyk", hooren we u zeggen, lezer,
Hoe zoudt ge u dan wel hebben geuit, als ge,
zooals wij, het heele verhaal van die helsche
anderhalf jaar had aangehoord. Toch willen
we het verhaal, dit relaas van afgrijseiyk phy*
siek lijden, gepaard gaandmet grooten ziele-
nood, niet voor ons alléén houden.
Hier is dan één enkel fragmentje:
De stoanme Deen verbreekt ziju zwijgen en
vertelt:
„De oorlog is de verschrikking aller ver
schrikkingen. Jullie kunt je niet indenken welk
een schreienden jammer, welk een grondeloo-
ze vertwijfeling, welk een onmenechelijken gru
wel wy hebben moeten meemaken.
Ik was by de bestorming van Luik. Een
stormloop tegen de prikkeldraad versperrin
gen, die echte martelwerktuigen. Het was als
een oordeelsdag van kreten, kanongebrul, ge
schreeuw en het gillen en fluiten van shrapnels.
We moesten voorwaarts.
Ik liep als op glibberige heuvels. Voor mijn
voeten lag lyk op ïyk, badend in poelen van
bloed. Ik hoorde erbarmelijk jammeren onder
mü, voor my, achter my, ter zijde.
We moesten voorwaarts.
Totdat wo aan de prikkeldraadversperring
kwamen. Dat was echter geen draadversper
ring meer, maar een ronkende wal van ver
scheurde en vertrapte menschen. We zagen ge
zichten met opengescheurde kaken en oogen,
enz..
We laten den stommen Deen maa.r niet uit
spreken. Wellicht hebt ge hieraan al meer dan
genoeg, lezer. Wel hebben w y, met geduld en
belangstelling, het heele gruwelverhaal van.
dood en verderf, van verminkten, blinden,
krankzinnigen, van vrouwen- en kindermoord,
van dronkenschap en barre ontucht, van alles
wat uit den haat en waanzin-zaaiendeu oorlog
voortkwam aangehoord, omdat wy tot de over
tuigden behooron, die meenen dat het nuttig
en noodig is nog eens te worden herinnerd aan
dat, wat men hl te spoedig vergeet. In die felle
herinnering doet het volgende weer wat goed.
Nog onlang3 vemeldden de bladen uitingen van
vooraanstaande politici, op internationaal ter
rein.
O.m. lazen we onder het opschrift: ,,De liqui
datie van den oorlog":
„In de commissie voor buitenlaudsche aan
gelegenheden van de Fransclie Kamer consta
teerde Briand, dat elk jaar de
verwachting grooter wordt,
dat de oorlog onmogelijk zal
zyn. Spreker onderstreepte nog eens da
waarde van h.et Kellogg-pact door zestig
naties erkend en verklaarde, dat het volk,
't welk deze vredes-verbintenls zou schenden
zich de afkeuring van da
heele wereld op den hals zou
hale n."
Na den stommen Deen, de sprekende Fransch-
man, die toch niet de eerste de beste is.
O. mochten we zyn woorden voor een goede
boodschap kunnen houden, voor 'n vroege Kerst
boodschap! Zoo innig gaarne wachten we Im
mers allen den tijd, waarop 's Pausen wensck
en wil bewaarheid wordt: „I n p 1 a a t a
van de ruwe wapenen des ge-
weids, de zedoiyke middelen
van het Recht, van de'inter-
natlonale Rechtspraa k".
Deze nieuwe weg is nu gevonden, na al 't ga-
leden leed, door de Vredee-Pausen, door "Wil
son e.a.
Thans móet h ij ook bewan
deld worden.
IJveren wij daarvoor dan ook a 1 1 e n,
naar uiterst vermogen. De „dooddoeners" -
door de Paters Stratmann en Ohlmeyer zoo
streng in hunne werken afgekeurd n.l., dat
er toch niets tegen oorlog te doen ls, nemen
thans voorgoed een einde. Men kan toch zoo'n
mechanische uitspraak niet met recht en zeker
heid, voor de toekomst, volhouden.
Werden het vuistrecht, de wreede ïyfstraffen,
de. ergerlijke slavernij, in den loop der tijden,
niet compleet uitgeroeid? Voorkwam de nog
onvolmaakte Volkenbond al reeds niet enkel©
oorlogen? Waarom zouden de groote, militair©
oorlogen dan niet voor goed kunnen worden
afgeschaft? Toonen wij, jongeren en ouderen,
daarom een andere, friseehere mentaliteit. M
met Gods hulp en ernstig menschelijk pogen
niet zeer veel, ja büna alles mogeiyk? Waarom
halen we dan den grooten achterstand der gees
telijke, inneriyite b e s c ha v i n g, by den tecll'
nisehen vooruitgang, allerwegen, niet zoo spoe
dig mogelijk in? Waarom biy'ven wa nog lan
ger zooals Shaw terecht zegt wilden i»
heeren- en dameepakjes? Waarom werken wi
niet met élan voor den Vrede, liever dan ong®
motiveerd pessimistisch te zijn? Waarom eton
nen we niet, met èJIe kracht, de groeiend!
Vredesbeweging, in casu de Katholieke, di^
zich weldra internationaal organiseere? Waar
om maakt de algemeene ontwapening, met haTl
en ziel door den Heiligen Vader voorgestaan
niet veel en veel meer het punt onzer belanSJ
stelling uit? Doen we dan wat des vredel
is, dan zal 't ons ook gelukken vrede te vei*
krijgen, IJveren en bidden wy, vertrouwend ol
Gods hulp, verkregen door de Voorspraak va»
de Koningin des Vredes.
In dit heilige Vertrouwen zien we dan weer
om, hoopvol en fciy, de komst van het Lichten!
Kerst- en Vredee-Kindje tegemoet!
KO DE HAAN-