Allerlei.
Maandag 24 December 1928
V;erde Blad
Pagina 1
Het Kerstengeltje.
Bethlehems Herders.
MMl
overvloed hebben.
Hij leidt ons in groene weiden en brengt
ons naar verkwikkende wateren.
Hij versterkt onze ziel en voert ons in
Stil lag ze in bed. Het was toch wel goed,
dat hij eindelijk eens uitgesproken had. Al
weken hadden ze gemokt en niets tegen
elkaar gezegd. Gisteren was hij plotseling
uitgebarsten. Of ze dan niet inzag, dat het
zoo niet langer ging; of ze dan niets meer
Om hem gaf? Waarom deed ze toch altijd
of hij haar grootste vijand was? Waarom
kon het eten nooit op tijd op tafel zijn?
Waarom moest ze juist het water op gaan
zetten, als hij vroeg of er al thee was? Als je
den heelen dag hard gewerk hadt, voelde je
waarachtig wel behoefte aan wat gezellig"
heid. En altijd als hij haar vriendelijk vroeg,
of haar soms iets mankeerde, kreeg hij
tot antwoord: „ach, zeur niet, ik ben best
Toen ze koppig haar kleine tekortkomin
gen, die, onbelangrijk als ze toch eigenlijk
waren, beiden liet leven onaangenaam
maakten, niet willende toegeven, zwijgend
voor zich uit was blijven staren, was hij woe
dend opgestaan, en had gezegd, dat hij zou
afwachten of ze morgen nog iets te zeggen
had, anders ging hij elders zijn plezier
zoeken. En zonder verder ieis te zeg
gen, was hij weggeloopen.
Ze kon den slaap niet vatten. Eigenlijk had
hij toch niet heelemaal ongelijk. Ze had hem
misschien wel wat verwaarloosd den laatsten
tijd, maar. ze had 't ook zoo druk gehad
met haar maatschappelijk werk en z.e had
nooit gemerkt, dat hij het- zoo erg vond; ze
dacht eigenlijk, dat hij zooveel zat te pieke
ren over zaken. Maar ze konden om zulke
kleinigheden toch niet kwaad blijven, als
het er op aan kwam, konden ze immers toch
niet huiten elkaar. Moest ze dan toegeven?
Och, liet was immers ook niet heelemaal
haar schuld. Ilij was zoo prikkelbaar en hij
had wel eens eerder kunnen spreken. Einde
lijk, zonder 't probleem te hebben opgelost,
viel ze in slaap.
Den volgenden morgen aan het ontbijt
zeiden ze geen van beiden een woord. Toen
hij naar kantoor ging, had hij haar alleen
toegevoegd: „Ik zou hefop prijs stellen, als je
voor Wiesje den Kerstboom in orde maakte."
Dat had ze tóch wel gedaan. Kersmis was
.voor hun vijfjarig dochtertje immers liet
groote feest.
's Middags werd een mooie boom bezorgd
en sainen met Wiesje ging ze hem optuigen.
Bij eiken kleurigen glimrnenden bal, die
er aan werd gehangen, juichte het kind. De
zilveren guirlandes mocht ze er zelf in han-
gen.
Kom Wiesje, zei moeder, toen de boom
lclaar was, nu zullen wij eens op een
afstandje kijken, wat voor indruk bij maakt.
- Wat zal Pappa hem mooi vinden, Mam
mie. Maar, merkte het kind plotseling op,
hij is nog niet af, het engeltje is er niet.
Moeder schrok. Ze had het al verwacht.
Op 'l laatste Kerstfeest voor hun huwe
lijk, bij haar ouders, had Wim ongemerkt
hel. engeltje in den boom gehangen -en haar
toegefluisterd:
Dat ben jij. schat!
Sindsdien had ze het engeltje zuinig be
waard, 't was haar „gelukspoppetje" ge
worden en het had altijd de eeieplaals.
gekregen aan den Kerstboom. Nu mlsto
Wiesje, die wist, dat bet moeders engeltje
was, en die het zelf het mooiste stuk van
den boom vond, het dadelijk
Het engeltje is er dit jaar niet, poes, het
"doosje was leeg, het is zeker weggevlogen,
zei moeder met een prop in haar keel.
Hè, mammie, dat zou vreeseïijk zijn,
pruilde 't kind, zonder engeltje is de boom
heelemaal niet mooi, zou het niet terug wil
len komen, als we er heel vriendelijk om
Vragen? Ga nu niet huilen, mammie, mis-
Bchien komt het nog wel.
Met cen ernstig gezichtje ging Wiesje on-
'der den boom staan en zei met haar fijne
kinderstemmetje:
Lief, zoet engeltje, mammie en ik vin
den het zoo vreeseïijk naar, dat je weggevlo
gen bent, en pappie zal het ook zoo naar vin
den, wil je asjeblieft terug komen.
Samen gingen ze nog wat boodschappen
doen. een groote banketletter, daar hield
papa zoo van en kaarsjes voor den kerst
boom. Wiesje was opgetogen over al het
moois, dat ze zag en praatte aan cen stuk
door.
Mammie, wat zeg je toch weinig, merkte
ze plotseling op; ben je soms bang, dat. het
engeltje niet meer terug komt?
Zullen we e,en nieuw engeltje koopen,
8chat, een veel mooier?
Neen, mammie, dan wordt het echte
engeltje misschien boos en dan komt het
hooit meer terug.
Zwijgend liepen ze naar huis. Moeder zette
thee en samen wachtten ze tot vader thuis
kwam.
Zoo klein prul, begroette vader zijn
dochtertje, dat hem, zoodra hij de kamer
binnen kwam, om den hals vloog, hebben
jullie den boom mooi opgemaakt?
Wil je een kopje thee, Wim?
.Graag, als je hem al klaar hebt.
Kom poes, wij gaan samen eens naar
den boom kijken. Dij zette Wiesje op zijn
schouders en ging de deur uit.
O, wat een mooie boom, hè. schat, wat
is er nu, heb ik je pijn gedaan? Voorzichtig
zette hij de kleine meid op den grond.
Neen, pappie, zei ze pruilend, maar
het engeltje is niet teruggekomen.
Het engeltje? Is dat dan weg?
Ja, pappie, mammie zegt, dat 't weg
gevlogen is en mammie vond het ook zoo
naar, ze heeft er om gehuild en toen heb
ben we heel lief gevraagd, of het alsjeblieft
terug wou komen en nu is hei »r nog niet
Vindt je het ook
zoo naar, pappie? vroeg
het kind, toen hij, zon
der iets te zeggen naai
de plaats bleef kijken,
waar het engeltje vori
ge jaren altijd gehan
gen had.
Ja, liefje, en aan
zijn stem kon Wiesje
liooren, dat papa ver
drietig was, maar,
voegde hij er aan toe,
ik geloof toch wel dat
het terug zal komen,
als we aan het eten zijn.
Onder het eten werd
er haast niet gesproken.
Ze denken zeker ook
aan het engeltje, dacht
Wiesje, mar als papa
liet zegt, komt het vast
wel terug.
Na liet eten ging va
der de kamer uit en
Wiesje hielp moeder de
tafel afruimen.
Komen jullie eens
gauw kijken, hoorden
ze plotseling vaders stem, ik zie het engeltje
door"den gang vliegen.
Waar pappie, waar? juichte Wiesje,
gevolgd door moedei- don gang in stormend.
O, kijk eens, riep ze uit, toen vader het
licht aan stak in de kamer waar de kerst
boom stond, het hangt weer op zijn oude
plaats. O, wat heerlijk, het is toch terugge
komen.
Dat komt zeker doordat moeder cn jij
het zoo lief gevraagd hebben, poes, zei vader,
terwijl hij moeder een zoen gaf.
Ben jij nu niet blij, mammie, juichte
het kind, dansend van vreugde. Zal je nu
goed oppassen, dat het niet weer wegvliegt,
want zonder het engeltje was het toch lang
zoo leuk niet geweest.
Ik zal er goed op passen, beloofde moe
der met cen dankbaren blik naar haar man,
En hand in hand, maakte ze een ronde-
dau om den boom, alle drie even blij, dal
het engeltje weer teruggekomen was.
zijns vaders cn vleide zich neer dicht hij
Zimelech.
Dit was het uur, dat de oude man
spraakzaam werd cn Benoni hield van zijn
verhalen.
Eenige herders stonden op en gingen
het dal in. Niet ver waren in een door
steenen, omsloten ruimte de schapen bij
een gedreven. De honden lieren gewillig
mede, om op wacht te worden gesteld bij
de kudde, die al in ruste was.
Stil tuurden de herders in het vlam
mende vuur. Daarbuiten was bet nu vol
slagen duister, maar beven hun hoofden
iUnii'.yBEU IlEItDEMü..
Voor Benoni was de oude zóó ook aan
trekkelijk én hij vergat zijn lachavonturen.
Wanneer zou die tijd komen, Zime
lech?
Dat is het geheim van Jahveh, jon
gen, maar de teekenen ontbreken niet en
zij kunnen niet bedriegen. Het land, dat
hier achter ons ligt, was ééns vruchtbaar,
nu is het een woestijn en over heel Juda
heeft de oorlogsfakkel gebrand. De vorsten-
scepter is aan Juda ontnomen, daar is
geen Jodenkoning meer. Bovendien is het
al bijna een iaar geleden, dat een priester
uit de Abias' klasse een
verschijning heeft gehad
in den tempel. Hij ver
haalde van een groote
vreugde, die den men-
schen wachtte, en
spoorde hen aan, om
terug te keeren tot den
geest onzer vaderen.
Maar de grooten van
ons volk, die ginds in
Jerusalem wonen, wil
len niets weten van die
openbaring. Wij behoe
ven ons niet te bekeeren,
zeggen zij, dat de Heer
zende, die Hij zenden
zal. Maar ik zeg u, daar
is veel ongeloof en onge
rechtigheid onder hen.
Een eerbiedig zwijgen
volgde op deze woor
den van Zimelech, om
den heiligen ernst,
waarmede zij waren
gesproken.
Dan nam een der
herders zijn fluit on
er werd een lied inge
zet.
Dom. Grillandaio.
Benoni zoudt ge niet met hen mede-
gaan. Een zwaren dag hebt ge medegemaakt
cn de nacht zal koud zijn onder onze tent.
De jonge herdersknaap ging ijverig door
met hout aan te dragen voor het wacht
vuur, dat ontstoken moest worden en had
geen ooren naar de woerden zijns vaders.
Benoni, daar zijn in Bethlehem voel
vreemdelingen gekomen, die Khan i3 over
vol van menschen en vrachtdieren, wellicht
is er geld te verdienen al3 ge morgen
daar zijt.
Nu hoorde de knaap.
Laat mij dan morgen gaan vader, ik
ben zoo graag in het veld, ge hebt me
beloofd, dat ik blijven mocht, a's het weer
goed bleef. En de oude Bimelech heeft ge
zegd, dat de regens de eerste dagen nog
niet komen zullen.
Benoni's vader gaf zich gewonnen.
Rondom het vuur, dat vroolijk op
vlamde, groeide de kring vier neerhur
kende herders.
Die het eten aangedragen hadden gingen
terug naar het stadje ginds op de hoogte.
Nog even teekenden de lage muren der
huisjes zich af tegen de duisternis, die
zacht over de hergen daalde.
Het avondmaal werd gretig gebruikt en
spoedig was Benoni opgestaan van de zijde
fonkelden de sterren in menigten. De
naclitkilte was nog niet tot het dal door
gedrongen, jaifituahd maakte al aanstalte,
om onder zijn tent te gaan.
Zimelech begon:
Toen ik straks Rachels graf voorbij
trok, heb ik er tal van vreemdelingen ge
zien. De stammoeder der Benjamieten
wordt nog niet vergelen Zeker zijn ze van
de David's familie, die voor de volkstelling
naar Bethlehem is gekomen.
Het gesprek ging niet naar den zin van
Benoni. Liever hoorde hij Zimelech ver
halen over wolf cn jakhals. Maar de dag
scheen zoo rustig geweest te zijn, dat nie
mand een avontuur te vertellen had, welk
Zimelech's gesprek in de gewenschte rich
ting kon voeren.
Benoni's gedachten hingen dus aan
David vast, hij wist, dat de groote koning
eens een dappere herdersjongen geweest
was in Bethlehem, die met aigon handen
een leeuw aandurfde..
Is de familie van David nog groot
in ons land Zimelech en zijn er onder
hen nog zulke dappere herdersjongens. Ik
heb laatst ook met mijn slinger een jak
hals getroffen. Zou hij nog leven, vader?
Zimelech peinsde even over de dingen,
die Benoni door t hoofd gingen en her
vatte dan:
Er hangt vanavond zulk cen geheim
zinnige vrede over het dal, dat ik eerder
moet denken aan de woorden die de
H. Boeken bevatten: De wolf zal samen
wonen inet het lam, en de luipaard zal
aanliggen met 't bokje Kalf, leeuw cn
schaap zullen met elkander wijlen. Een
kind zal ze drijven. Rund en beer grazen
samen, hunne jongen rusten bij elkander
en de leeuw gelijk 't rund zal stroo eten.
De zuigeling speelt bij het hol eener adder
en het kleine kind zal in hat nest der
slang zijne hand steken
Als de oude Zimelech uit Israel's pro
feten verhaalde, lag er een geheimzinnige
glans over zijn wezen, alsof hij zelf de
visioenen aanschouwde, die zij hadden ge
schilderd.
Wij zijn de kudde van Jahveh cn zullen
rechte paden.
Zelfs ais wij gaan door valleien van scha
duwen des doods, wij zullen niet vreezen,
want Hij is bij ons.
Als de laatste klanken vau bet lied
waren weggestorven tegen den berg, die
achter hen oprees, hernam Zimelech:
David was een onbeteekenonde her
dersknaap, toen hij onder alle zonen van
Jesse werd gezalfd tot koning in Israël.
Wellicht zal de nieuwe koning der Joden
ook niet groot zijn in zijn oorsprong. Mij
zou het verwonderen, als hij opstond uit
de grooten des lands, bij wie veel onge
rechtigheid is.
De hord er 3 waren intusschen begonnen
zich terug te trekken in hunne tent. Be
noni trachtte het gesprtk levendig te hou
den eer zijn vader ook hem meenam ter
ruste.
Waarom kwamen die vreemden naar
Rachels graf?
Aan het graf van Ra ;hel, Benoni
zijn voor a'.le Israëlieten schoone herinne
ringen verbonden. Weet ge wel, dat ge
zelf den naam daarvan draagt?
Rachel was de geliefde vrouw van
onzen stamvader Jacob. Ilier op deze plaats
stierf zij, op weg naar ons land, als Jacob
terugkeerde uit het vreemde land, waar
heen hij gevlucht was voor zijn broeder
Ezau.
Hier had de Heer haar een kind ge
schonken. Weet ge wel, dat de vrouwen
veel moeten lijden, als de Heer hun een
kind schenkt, soms sterven zij ervan.
Rachel moest er ook van sterven en zij
wilde, dat haar kind Benoni zou heeten,
dat is „kind mijner smarte".
Benoni dacht na.
Hoelang is onze moeder al dood,
vader?
Benoni's vader zat met het hoofd in de
handen' en scheen niet te hooren. Zimelech
vervolgde:
Heb altijd eerbied voor de vrouwen,
Benoni. Als ge goed leeft, zult ge eenmaal
een vrouw ontmoeten, die een goede moe
der voor u zijn zal.
GOED GEMEEND
Een jonge, man, die met zijn fiets het zuiden
van Frankrijk bereisde, trachtte een tamelijk
steilen heuvel op te komen, toen hij een boer
bemerkte met een ezelwagen, die maar niet
vooruit kwam, hoewel het arme dier uit alle
macht trok. De goedhartige wielrijder bracht
zijn linkerhand aan de achterzijde deqr kar,
terwijl hij met de rechter zijn machine besituuT-
de. Door deze hulp aangemoedigd, 'bracht de
ezel zijn last hoven op den heuvel.
Toen zij den top bereikt hadden, overlaadde
de boer den heer met dankbetuigingen.
„Het was heel goed van u, mijnheer" ging
hij voort „Ik zou nooit den top herald, hébben
met slechts één ezel."
HET GEWONE SOORT
,lk zou graag een wekker hebben, die m'n
man wekt zonder de overige familie wakker te
maken."
„Het spijt me mevrouw, maar we hebben
alleen 't gewone soort dat het heele gezin
wakker maakt en den heer des huizes rustig
laat slapen.
Benoni's vader stond op en allen gingen
nu naar hun tenten.
Op Benoni's gemoed hadden Zimelech's
woorden een diepen indruk gemaakt. Daar
was iets teers in hem wakker geworden.
Een gemis, dat hij tot nog niet beseft
had, deed hem nu plotseling pijnlijk aan.
Als een moederhand zich eens zacht
over hem uitstrekte!
Toen hij zijn oogen gesloten had, zag hij
zicli zelf als kind spelen in het gebergte
bij de schapen, en daar kwam zulk een
rustig en gelukkig gevoel over hem, als
hij nog nimmer gekend had. Hij hoefde
niet angstig om te kijken, of geen wild
dier in de nabijheid rondsloop en ook
waren er nergens booze menschen, van
wie hij hang was.
En toch zag hij allerlei dieren onder de
kudde, leeuwen, wolven, beeren, maar de
schapen hieven zoo rustig en speelden
met hen.
Toen peinsde hij lang, waar die onge
kende vrede van kwam cn dat geluk, en
toen was het of eensklaps een heel zachte
hand zich over hem uitstrekte cn hem
streelde „Moeder". Hij schrok wakker
van zijn eigen kreet. Ilij had gedroomd....
Nu zou hij voor goed gaan s'apen, eerst
nog het voornemen herhaald, dat Zime
lech hem geraden had, dan zou éénmaal™
Als Benoni weer wakker werd, wist hij
niet of het aL morgen was. Maar zag hij
dan geen licht huiten? En Zimelech was
niet in de tent.
Onder het tentdoek door zag hij hem
staan, onbeweeglijk staarde hij in de verte
naar boven, een helder licht scheen van
den kant, waar hij keek en maakte zwarte
schaduwlijnen op zijn gerimpeld gelaat.
Als een lioogepriester stend hij daar met
zijn zilveren baard.
Wat was dat, hoorde hij muziek daar
buiten?
Vader, vader, kom eens gauw zien.
Vlug kroop Benoni's vader onder het
tentdoek üit en overal kwamen de hordera
in beweging.
Toen nam het licht op eens in klaarte
toe en een helle glans omstraalde hen al
len. Daar stond een hemelsche geest voor
hen in het licht met wonderschoone kleu
ren getooid.
Zij vreesden met groote vreezen. Doch'
daar sprak hij hen toe:
Vreest niet, want ik verkondig u een
tijding, die voor al het volk een groote
blijdschap zal zijn: Heden is u geboren
in Davids stede cen Redder, die Christus
do Heer is.
Zij stonden daar allen als aan den grond
geslagen en niemand durfde iets zeggen.
Dan vervolgde de Engel:
Ziet, dit zal u tot teekan dien en, gij
zult een pasgeboren kindje vinden in doe
ken gewikkeld, dat ligt in een kribbe.
Op hetzelfde oogemblik, roegde zich bij
den engel een menigte van het hemelsche
heir, God verheerlijkend en zingende: Glo
rie in den hooge aan God, en op aarde
vrede den menschen van goeden wil
Als cle engelen ten\ hemel waren opge
klommen en hen verlaten hadden, nam
Zimelech het woord:
Laten we naar Bethlehem gaan en
zien de gebeurtenis die heeft plaats gehad
en die de Heer ons heeft w.llcn bekend
maken.
En zij gingen in aller haast.
O, Davids stad, juichte Zmielech, een
nieuwe Koning staat uit ons op. Jahveh
heeft Zijn volk bezocht en het verlossing
bereid. Dit is hot licht waar de heilige
boeken van spreken: De volken, die gezeten
zijn in de duisternis en de schaduwen des
doods hebben een groot licht gezien.
Hierheen, wenkte Benoni, die allen
vooruit was geloopen, hier i3 licht In de
grot en menschen zijn daarbinnen.
Eerbiedig traden zij binnen en aanbid
dend vielen zij ter aarde neder voor het
Kindje in de kribbe.
Als zij van de eerste verbazing be
komen waren onderhield Jozef zich zacht
jes met de mannen en zij verhaalden hem
van de Engelen, die hun verschenen waren
en de woorden die zij hadden vernomen.
Maar Benoni was dicht bij de vreemde
vrouw genaderd en als zij hem vriendelijk!
toelachte, zeide zij zachtjes:
Moet gij veel lijden, zooals Raclielt
die daar ginds ligt begraven?
Neen kind, zei Maria, nu niet.
Zijt gij dan niet de moeder van liet
Kindje, dat in de kribbe ligt en daar d*
Engel ons vansprak.
En heel zacht ging Maria's hand oven
Benoni's haren en met haar mond haast
tegen zijn gloeiende wang, fluisterde zij.
Ik ben een moeder voor alle menschen!