De vreemdelinge5' De Kerstïïiisroos MAANDAG 24 DECEMBER 1928 VIERDE BLAD Het was Kerstavond van het jaar 1770. Er olies een koude wind door de straten van Versailles, toen een jonge dame voortsloop iusschen de boomen, waar zij, voorzichtig laar alle kanten om zich heen ziende, naar binnen gleed. Zij werd begeleid door een jongen man met een breedgeranden hoed op. De dame was blond. Eenige sneeuwvlok ken waren in het goudgelokte haar blijven hangen, dat in zware vlechten het voorhoofd omlijstte. Twee groote heldere oogen zagen angstig op naar den schildwacht, die met eenigszins verbaasd gezicht het geweer pre senteerde. De slotpoort had zich nog niet achter de dame en haar begeleider gesloten, toen een rijtuig in forschen draf naar binnen zwenkte. De schildwacht stelde zich andermaal in positie, nu voor een statige, strenge vrou welijke gedaante, die kaarsrecht in een hoek van haar rijtuig gezeten was. Terwijl ze met hare doordringende oogen de beide weg snellende jongelui volgde, wenkte zij den sol daat tot zich. Wie waren dat, die gij daar juist binnen liet? vroeg ze op gebiedenden toon. Uw genade, dat was Hare Hoogheid de Prinses de Lamballe. Den heer, die haar be geleidde, kende ik niet. De hofmeesteres lachte smadelijk. Je hebt stellig zwakke oogen. 't Is je geraden ze spoedig te laten genezen, indien gij er prijs op stelt je post van schildwacht hij Zijne Majesteit te behouden. Met een gebiedende handbeweging beval zij den koetsier naar den zijvleugel van het slot door te rijden, terwijl de soldaat de machtige vrouw de Noailles verbluft bleef nastaren. Al sinds geruimen tijd had de kroonprin ses geheimzinnig gedaan. Zij, wier tijd anders bijna geheel in beslag genomen werd door wandelingen met haar schoothondje, spelen met de kinderen liar er hofdames, of, tot groote ergernis der oude prinsessen, het uit halen van allerhande guitenstreken, hield zich nu reeds meer dan veertien dagen als 't ware opgesloten in hare vertrekken en weigerde iemand anders dan prinses de Lam balle bij zich te ontvangen. Zelfs voor me vrouw de Noailles, voor wie alle deuren van het slot steeds wagenwijd werden geopend, was de deur naar de- werkkamer van de kroonprinses gesloten gebleven. Iets derge lijks was haar nog nooit overkomen. Diep be- leedigd was zij naar Lodewijk XV gesneld, om zich te beklagen over deze ongehoorde inbreuk op hare rechten; maar de oude ko ning, die in een bijzonder goede bui was, en de jonge vrouw van zijn kleinzoon uiterst bekoorlijk vond, had de opperhofmeesters wiet eenige beleefde woorden afgescheept. Verontwaardigd over !s konings onver schilligheid, maar nog heviger verontwaar digd over het onbehoorlijk gedrag van de kroonprinses tegenover haar, was zij ten slotte met hare klachten bij 's konings doch ters komen aandragen, welke zij zoo bizon- der gelukkig was allen tegelijk te treffen. Madame Adelaide troonde in 't midden van da forcede sofa. De corpulente madame Vic toria lag achterover geleund in een stoel, welke bijna onder haar gewicht scheen te (Een legende) Juist zooals altijd ging dat jaar den 2-istcn December de zon op; en Bethlehem zag er uit als ieder andere plaats in Pa lestina, behalve dat het, hoewel een der grootste in het rijk der hemelen, de minste was onder de steden van Juda. De lucht was scherp en in de verte beurden de ber gen hun glinsterende kruinen op, gehuld in het smettelooze sneeuwkleed, dat de winter er over uitspreidde. De vlakte lag eenzaam en verlaten; want de vreedzame schapen zochten ook beschutting bij den watertoren, waar des nachts de herders een schuil plaats vonden, en waar zij hun kudde be waakten. „Heft uw oogen op mar de heuvelen, de eeuwige heuvelen, die rondom Jerusa lem staan, zooals de Heer staat rondom Zijn volk" en „daar is nog geen geluid van wagenwielen van Ilem, naar Wiens komst lange eeuwen verzucht hebben, en de voe ten van de Beminde zijn nog niet heerlijk op de bergen cn toch dc Heer, de Hoop van Israël, is nabij." De werken van God zijn immer voorbe reide werken. Vier duizend jaren zijn niet te lang geweest om Bethlehem voor te be reiden voor dien éénen nacht. En toch toen die nacht kwam. waren zij nog niet bereid om hunnen God te ontvangen. Ongeveer twaalf jaar geleden was een kind blij opgegaan naar Jeruzalems tempel, „verheugd in te gaan in het huis des Ilee- ren"; nog geen jaar geleden, had dit kind, maagd geworden, de schaduwen der heilige stad verlaten met den ernstigen timmer man van Nazareth. Men had er toen ter tijd nog al over ge sproken in Bethlehem; want beiden hadden hier bloedverwanten, die bij de verloving tegenwoordig waren, cn terwijl sommigen spreken van het vorstelijk voorkomen en de zedige waardigheid van Maria, dochter van Joachim en Anna, en zeiden, dat zij goed zouden passen op den troon van Da vids huis, waren er anderen, die spotten met don bruidegom, Jozef, en zeiden, dat het hem moeite kostte zijn huisraad wel te ma- zullen breken; Sophie hield zich stil en ver legen op den achtergrond. Madame Adelaide's hoekige gestalte beefde van ingehouden woede. Dat dat Oostenrijksche kind de ver trouwde vriendin van onze hooge moeder zóó heeft durven behandelen! Het is onge hoord! Dat mag niet geduld worden! riep zij uit. Dat mag niet geduld worden! herhaalde prinses Victoria. Dat mag niet geduld worden! fluisterde ook prinses Sophie, hoewel eenigszins schuw. Is zijne Majesteit er van in kennis ge steld? vroeg Adelaide verder. De opperliofmeesteres haalde de schouders op. Zijne Majesteit is er wel van onderricht; maar Zijne Majesteit is zwak Maar waarom is de kroonprinses zoo veranderd? Waarom houdt zij zich toch dien tijd schuil? vroeg Adelaide. Niemand weet h®t, maar ik zal hare gangen wel naspeuren, klonk het van me vrouw de Noailles' dunne lippen. En zij hield woord. In de daarop volgende week ging de opperhof meester es de hofda mes en de bedienden uithooren, maar zonder het gewenschte gevolg; de anderen wisten even weinig ais zij zelf. Allen de prinses de Lamballe scheen een ingewijde in de ge heimen van de kroonprinses, maar zij zweeg als het graf en de woede van mevrouw de Noailles groeide bij den dag. Maar op Kerstavond op weg naar huis van Saint-Denis, waar zij dien dag altijd ge schenken aan de armen placht uit te reiken werdij opeens uit de vrome- overpeinzin- „gen,waarin zij verzonken was, gewekt, door dat zij eenige passen voor zich uit in een der straten van Versailles eene jonge vrouw uit de duisternis zag opduiken. In die sierlijke gestalte met haar lichten veerkrachtigen gang herkende zij prinses de Lamballe. Ter wijl zij zich afvroeg, roe het mogelijk kon zijn, dat de prinses te voet ging en zich zon der geleide op straat bevond, zag zij uit een der huizen in de nabijheid een jongmensch komen. Hij was klein van gestalte; hij gaf de prinses vertrou\Velijk een arm, waarna zij beiden zich in de richting van het slot verwijderden. Eindelijk was mevrouw de Noailles op 't goede spoor! Zij vermoedt een onbestemd voorgevoel zegt het haar! dat deze jonge man op de een of andere manier in betrek king moet staan tot de kroonprinses Marie Antoinette, en zij spoort den koetsier tot vlugger rijden aan. Even later snelt ze de 1 rcede marmeren trap op, welke naar Marie Antoinette's woning leidt, en 't volgende oogenblik ziet zij het paar, dat zij achter volgt, de deur, die tot de vertrekken van de kroonprinses toegang geeft, naderen. Eer mevrouw Noailles aan 't eind van de gang is go omen, is de jonge man verdwenen en de ipierhofmeestercs bevindt zich van aan gezicht tot aangezicht met prinses de Lam balle. De manier, waarop zij voor deze buist, wijst er duidelijk op, dat een onweer bezig is los te barsten. De prinses verbleekte op 't zien van de strenge vrouw, die daar zoo onverwacht voor haar stond en stamelde: Moet ik 't dus beteven, dat de prinses van Lamballe onwaarheid spreekt! Slechts eenige minuten geleden bevond Uwe Hoog heid zich op straat in gezelschap van een ken, en het hem onmogelijk zou wezen het koninkrijk van zijn vader David te. bestu ren, dat zijn eenigste scepter steeds een tim- mermanszaag zou blijven. Doch weldra was de kleine wereld hun ner bekenden hierover uitgepraat, men ver gat hen, zooals het gewoonlijk gaat, voor nieuwe en daarom meer belangrijke zaken. Uit Rome kwam het bevel, een volkstelling te houden. Dit was veel belangrijker; wamt, hoewel het gebod van den Romeinschen keizer, den toen regeerenden „godvruehti- gen en edelmoedigen" Augustus, bij het volk veel ontevredenheid verwekte, het zou veel bedrijvigheid en een toevloed van bezoekers brengen in het kleine Bethlehem, de stad van David. Zelfs Anna, het doofstomme kind van het plaatsje, voelde ongewone belangstel ling door al de bedrijvigheid en toebereid selen. Zij was een weeze en woonde bij eenige godvreezende schaapsherders, die hun kudden in de nabijheid weidden. God had een doornenheg geplaatst rondom deze blanke lelie, haar door middel van haar gebrek beschermende tegen de besmetting der wereld. Haar onschuldige ziel ontving onmiddellijk de inspraken van God, de Bron van alle zuiverheid, en ging met Ilem om te midden van de stilte der natuur, terwijl haar diepe uitdrukkingsvolle oogen en haar vlugge gebaren haar als middelen van ge meenschap dienden met al wat rondom haar goed was en braaf. Van alle lammeren beminde zij het meest deze, wier vacht smetteloos was; van alle bloemen bond zij het liefst te zamen, de zuiver witte sneeuwklokjes, de zilverreine jasmijnen en de blanke lelies der dalen, en onder haar speelkameraden, waren het dier baarst. aan haar hart de zwartste cn meest verwaarloosde der dorpskinderen. De kleine kreupele Esdras, wees zooals zij, nam een bijzondere plaats in haar hart in; eens toen hij haar door teekens beduid de, dat hij spoedig zou worden neergelegd in de ruststede zijner vaderen, weende zij en wilde niet getroost worden, voordat hij haar zijn eenigen schat schonk, een ten gere groene plant, met teere fijn-getande blaadjes aan chocoladekleurige stengels, doch die geen bloemen voortbracht. Zij droeg deze plant naar haar verblijf in jongmensch, cn datzelfde jongmensch be vindt zich op 't oogenblik in de woning van Marie Antoinette van de kroonprinses van Frankrijk! Op 't geluid van mevrouw de Noailles' hooge, schelle stem kwamen de hofdames en bedienden toeloopem Zij keken met verba zing toe, hoe de prinses zich beschermend voor Marie Antoinette's kamerdeur plaatste, terwijl de opperliofmeesteres een paar van hen toeriep om de wacht te houden, waarna zij zich haastig in de richting van 's konings vertrekken verwijderde. In het werkvertrek van de kroonprinses was het stil en rustig; geen echo van het stormachtig lawaai daarbuiten drong hier door. Een levensgroot schilderij, Maria Theresia vowstellende, bedekte den eenen wand, haar strenge denkersblik scheen zich te vestigen op de dochter, die juist uit een zijvertrek met een handwerk in de hand bin nentrad. Deze nam plaats bij den haard en begon ijverig te werken. De weerschijn van het vlammend haardvuur deed de frischheid van haar verblindend blanke gelaatskleur des te beter uitkomen en verlichtte haar scherp geteekend- profiel, dat slechts in ge ringe mate ontsierd werd door de vooruit stekende onderlip een aristocratische erfe nis van een heele rij van kiezers. Een vroo- lijk, zegevierend lachen ontbloot een paar rijen van glinsterende tanden, het weelde rige blonde haar eenigsins slordig opge maakt hangt in krullen om n' hoog, sterk gewelfd voorhoofd. Er wordt °P tte deur getikt; vliegensvlug stopt zij haar handwerk achter zich weg. Wie is daar? Hare hofdame treedt opge wonden binnen. Mevrouw, daar is de koning. Zijne maje steit volgt mij op den voet. Marie Antoinette staat op; maar het is.niet de koning, maar de opperliofmeesteres, die daar in de deur staat. De lach op 't gelaat van de kroonprinses verandert in een ontevreden verontwaardigde uit'ruk king en haar groute oogen schieten vonken. Altijd dat. gespionneer!: Ben ik dan naar Frankrijk gekomen om er eer gevangene te zijn? Het zou het beste zijn, indien gij eene gevangene waart. Voor vrijheid is Uwe Ko ninklijke Hoogheid nog niet rijp, barstte me vrouw de Noailles uit. Marie Antoinette deed een pas achteruit en hare lippen trilden. Zij wilde spreken, maar de deur ging andermaal open: de ko ning trad binnen, gevolgd door zijne doch ters en -eenige dames en heeren van bet hof. Zijn geheele optreden voorspelde storm. Mevrouw, zei Lodewijk XV, wij wen- schen uw vertrekken te onderzoeken; men heeft ons meegedeeld, dat hier ean jong mensch naar binnen Is gegaan. liet gelaat van de kroonprinses veranderde als door een tooverslag, zij -werd beurtelings wit en rood. Ondanks den schrik, die zich duidelijk op haar gelaat afspiegelde, wor stelde zij tegen een lachbui, die haar bedreig de te overmeesteren. Ten siotte kreeg toch haar lachlust de overhand. Zij lachte, lachte, dat haar tranen langs de wangen stroom den; 't was niet mogelijk zich langer te be- heerschen. De koning zag er uiterst verbaasd uit; het hof was versteend van schrik. De kroonprins een gebroken aarden pot en hield ervan om zijnentwille. In den oorlogstijd ging zij aren lezen op de velden, waar in lang vervlogen tijden Ruth de maaiers volgde; doch was er dan een kind, armer en zwakker clan zij, zoo gaf zij aan dit de bijeengelezen aren af. Doch nu was het de 2Jsten December, en als de koude schemering neerdaalde over de ongewoon drukke straten van Bethle hem,, waar vele menschen haastig heen en weer liepen om een schuilplaats te zoeken voor den nacht, bemerkte Anna, die den gansehen dag een vreemden en ongewonen aandrang had gevoeld om rond te loopen de verlegenheid van een jonge vrouw. Deze behoorde tot een nederigen stam, doch groote zedigheid en onbewuste waardigheid lag over geheel haar wezen verspreid; zij zat op een ezel, en werd beg-eleid door een man, dio verscheiden jaren ouder Was dan zij. Zij wachtte voor de deur van de eenige herberg der plaats. „Ik zeg U, dat wij U niet kunnen opne men; er is geen bed, zelfs geen hoekje open, al zou Gesar zelf er om komen", en met een ruwen lach, die zooveel zeggen wilde als: „Veel, veel minder dus voor arme lui als gij zijt!" deed de herbergier de deur dicht.. Bedroefd om hun tegenspoed, volgde hen Anna, toen zij zachtmoedig om keerden, en gingen aankloppen hij de bur gers. Overal wedervoer hun hetzelfde lot. Geen plaats! klonk het hun telkens tegen. In sommige huizen schenen zij familie of kennissen te hebben; want een vrouw zei- de: „Kijk, daar zijn Jozef en zijn jonge vrouw! Hoe jammer, dat gij zoo laat komt! Zelfs het kleinste plaatsje in ons huis is bezet. Doch ga naar Caleb, den bakker, hij zal U zeker huisvesting verleenen." Doch ook Caleb kon hen niet opnemen en zond hen naar Jacob. Toen zij eindelijk het laatste huis der stad bereikt hadden, en ook hier waren weg gezonden, zag Anna, hoe Jozef zijn bedroef de oogen opsloeg naar het donkerblauwe hemelgewelf, waar de sterren reeds geant woord hadden: „Hier zijn wij!" en waar zij als lampan hingen, in blijde gehoorzaam heid aan de bevelen huns Scheppers, ter die na den koning was binnengekomen, begaf zich naar zijne gemalin en bleef aan hare zijde staan; hij kon evenmin zijn lachen in houden. Ik vraag om vergeving voor mijn ge malin, zei hij. Zij is onvoorzichtig geweest, maar zij is niet zoo schuldig als Uwe maje steit meent. De prinses de Lamballe, die tegelijk met de overige hofdames was binnengekomen, was een oogenblik in het zijvertrek verdwe nen en kwam nu weer binnen. In de hand hield zij een heerenhoed en een manteljas, die zij aan de voeten van Lodewijk XV legde Hier zijn de kleeren van den ridder, zei zij. En hier is de ridder zelf, voegde Marie Antoinette, die zich weer hersteld had, er aan toe. Bij ons thuis in Oostenrijk plegen wij altijd de Kerstgeschenken voor onze familieleden in 't geheim te vervaardigen Het zij verre van mij, dat ik nieuwe zeden en gebruiken in Frankrijk zou willen invoeren; maar ik kon den lust niet onderdrukken om ten minste é'n handwerk te maken en wel voor Uwe Majesteit, mijn lieven grootvader, die mij steeds zooveel vriendelijkheid heeft bewezen, sinds ik den voet op Fransch grond gebied zette. Met behulp van mijne vriendin de Lamballe was ik een handwerk begonnen toen wij vanmiddag plotseling tot de ontdek king kwamen, dat wij niet genoeg zijde had den om het af te werken. Niemand was in hot geheim imsrewijd; wat zouden we doen? De prinses durfde niet alleen uit te gaan; ook ik zou daartoe geen verlof krijgen van de opperhofmeesteres. Toen kwam ik op den inval het was een kinderachtige, onvoor zichtige inval, dat zie ik nu in! mij als heer te verkleeden om de prinses te kunnen begeleiden. Vergeef mij, Uwe Majesteit met deze woorden greep zij het weggestopte handwerk en wierp zich voor den koning op de knieën en sta mij toe, u dit handwerk aan te bie den, dat de onvrijwillige oorzaak werd van zooveel opschudding. Koning Lodewijk's boos gezicht klaarde op. Mevrouw de opperhofmeesteres heeft gelijk. Ge hebt u schuldig gemaakt aan een ortwelvoegelijkheid, welke gij geen tweeden keer moogt begaan. Maar lief kind een vriendelijke lach verhelderde 's konings ge laat wie zou u niet gaarne willen verge ven, die zoo jong in een vreemd land met vreemde zeden kwaamt; vooral op dezen Kerstdag, den dag van verzoening en vrede! Hij hief haar op en omhelsde haar harte lijk. Juist op dat oogenblik begonnen de kerk klokken voor de Kerstmis te luiden. De ko ning bood de kroonprinses den arm en paars gewijze begaf zich het hooge gezelschap naar de slotkapel. DE KWESTIE VAN DE ERFELIJKHEID „Ja ziet u mevrouw, wij hebben veel zdn om u vooir de levensverzekering aan te nemen maar wilt u nu nog zoo goed zijn, om mij te vertellen, waar uw vader aan gestorven is?" „Ik kan het mij niet precies herinneren, mijnbeer, maar ik weet zeker, dat het niks ernstigs was." wijl na vier duizend jaar van afwachting, van voorspellingen en waarschuwingen, de menseh wederom zeide: „non serviam, ik wil niet dienen". Het werd laat en Anna moest zich haas ten om bij de herders te komen, die zich in hun schuilplaatsen op het veld terugtrokken te midden hunner kudden. Toch was zij blijven talmen, en toen de laatste scherpe afwijzing had weerklonken, greep zij, die geen aalmoes te geven, geen tehuis had aan te bieden. Maria's hand en bedekte die met hare kussen en tranen. Een blik op het gelaat van het meisje ontdekte aan Maria het medegevoel en te vens de onmogelijkheid voor Anna om zich in woorden te uiten, en deze tranen waren zoet aan het hart der Moeder. Zij otterde ze in stilte op als een eerherstel aan het Hart van haren nog niet geboren Zoon, wiens alwetende liefde toen reeds treurde over Zijn ondankbaar volk. Anna haastte zich nu; doch de aanraking der maagdelijke handen en de vriendelijke glans in het oog der Moeder waren een balsem geweest voor het eenzame hart van het jonge meisje, en hoewel zij zich neder- legde om te slapen op hare arme legerste de, kwam gedurig Maria's gelaat voor haar oogen en kon ze niet in slaap komen. „Iloe schoon was zij zoo vorstelijk en toch zoo gansch moederlijk! En do man zij scheen hem te troosten en de hardheid der menschen bij hem te verontschuldigen. Had ik hen maar hier gebracht! Doch zij zag er zoo vermoeid uit en het zou voor haar te ver geweest zijn." En terwijl zij zoo nadacht, verschrok zij eensklaps. Een helder licht schitterde van den hemel en stroomde door den open in gang naar binnen. Zij sprong op cn liep naar buiten. Is het een droom? De lucht is vol glan zende gestalten, éón echter, nog heerlijker dan de andere, schijnt te spreken tegen de herders, die verwonderd en vol eerbied liggen neergeknield. Dan ziet, zij den Engel naar Bethlehem wijzen, de herders haastig opstaan, en hard loopend den weg inslaan naar de stad. Zij ziet, dat, ieder wat medeneemt, de één een lam, de ander een mandje met vruchten, een derde ecu geitje; ieder draagt iets als „PASSING SHOW". Kleermaker (tot ontevreden cliënt): ,,'t Spijt me ontzettend, meneer, maar we hebben uw lengte verwisseld met uw liehaamsomtrek:" BROKAAT MIDDEL Ik helb geboord dat wandelen een uitste kend middel is tegen kiespijn, zou dat waar zijn? Zeker als ie maar naar den tandarts Wandelt. VEILIGHEIDSLUCIFERS „Noem je dat veiligheidslucifers?" zed de buisvrouw tot een koonman aan, de deur. „Men kan ze ia bet scheel niet aan krijgen," „Welnu, zei die marskramer, wat kunt u vei liger verlangen?" HEIN VAN DOMMELEN Een boertje komt voor het eerst van zijn leven in Amstedain en staart vol bewondering naar d-s trams. Hij vindt bet leuk en sta.pt ook in een wagen. Bij de haltes hoort hij den con ducteur roenen: Hobbema. P. C. Hooft, van Raerie. en ziet hij passaiftieris uitstappen. Bij de edndhalta gekomen blijft ons boertje nog zitten. Conducteur: Uitstappen, mijnbeer, einid- ihuilte Boertje: Wa's dat, moet ik uitstappen? Hedde dan al Hein van Dommelen geroepen? ONDERZOEK ALLE DINGEN Moeder bezorgdWaar zou de kleine vent toch z'n mondharmonica gelaiten hebben. HU zal 'm toch niet ingeslikt hebben. Vader: Blaas 'hem eens in zijn mond. mis schien hoor je wat. NUCHTER „Heb je gehoord dait Smith een knoop van zijn overhemd heeft ingeslikt en dat vier dok ters hem geopereerd hebben, zonder het ding te vinden!" „Dan ziet het er naar uit. dat hij een nieuwe zal moeten knopen." HAAR EENIGE KANS Tantetje, vroeg de dwopan.de Isabella, aan een ongetrouwd familielid op jaren, heb u ooit een aanzoek gehad'' Een koer liefje, antwoordde tante .Een man vroeg mij per telefoon, of Ik met hem wovl trouwen, maar hij was verkeerd aangesloten. AAN TAFEL Papa (tot Jantje): „Jantje, eet niet zoo gauw, De menschen zullen zeggen, dat je een kleine schrok bent. Weet je wel, wat dat is?" Kleine Jantje (peinzend). ..Wel papa, ik denk zoo: een kleine schrok is de kleine jongen van een grootan schrok. - STEKEBLIND Wij zijn artisten en wij zouden uw bula willen sohlleiren. Mijn huis echileren? Je moet stekeblind derd! zijn, om niet te zien. dat bet pas Is opgeechil- voor een offerande. „Zou het mogelijk zijn?" dacht zij. „Is de I Koning, de Messias, de Zoon van David, ten laatste waarlijk tot zijn volk gekomen? 1 Maar wat zal ik dan nemen, ik heb niets!"' I Lu zij kijkt rond en ziet. de kleine groene plant, met de sckoone getande blaadjes, welke haar de kreupele Esdras had gege* ven. „Zij draagt geen bloemen, mar ik zal mijn hart in het midden plaatsen", dacht het kind dat koninklijk was in edelmoedig* heid van geest. Spoedig haalde zij de schaapsherders in en ging met hen. Een wonderbaar licht schitterde boven een stal en zij trad bin* nen. i Hij, die dertig jaren later zou beloven, dat de zuiveren van harte God zullen zien, is daar. En Anna herkende haar Koningin j cn Moeder in de moeder van het Kind. Ook Marie,, wier hart steeds in overeen* stemming klopte met het Ilart van Hem die zeide: „Laat 'de kleinen tot Mij komen!'* i gaf het meisje een teek en om naderbij te komen, toen zij de kleine doofstomme her* kende, die weinige uren tevoren medelij* den met haar had getoond in Bethlehems straten. Toen offerde het eenvoudige kind deK aarde haar groene plant aan het goddelijk 1 Kind «les hemels, en toen zijn kinderhand- jes, die de wildernis doen bloeien als een rozengaarde, dc blaadjes streelde, ziet! toen werd de groene plant bedekt met liefelijk© sneeuwwitte bloempjes. En in 'n verrukking van heiligen eer* bied, en vreugde, duuk-te Anna haar lippen op het Hart van het goddelijk Kind, waat; als in een rijk juweelenkistje, de traneh lagen, welke zij dien avond had geschreid op de handen van Maria. En de ooren van hét doove kind werden j geopend en haar tong ontbonden en vol i blijdschap riep zij uit: „Mijn God, ik b0« i min U!" Sinds dien tijd bloeit de Kei'3t.misrooS omtrent den tijd van den geboortedag van Hem, het Woord des Vaders, Vleesch ge worden, die alle dingen wel doet, en die de dooven doet liooren en aan de stommen hun spraak teruggeeft. .L (St. Ant.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 14