De vreemdelinge5'
De Kerstïïiisroos
MAANDAG 24 DECEMBER 1928
VIERDE BLAD
Het was Kerstavond van het jaar 1770. Er
olies een koude wind door de straten van
Versailles, toen een jonge dame voortsloop
iusschen de boomen, waar zij, voorzichtig
laar alle kanten om zich heen ziende, naar
binnen gleed. Zij werd begeleid door een
jongen man met een breedgeranden hoed
op. De dame was blond. Eenige sneeuwvlok
ken waren in het goudgelokte haar blijven
hangen, dat in zware vlechten het voorhoofd
omlijstte. Twee groote heldere oogen zagen
angstig op naar den schildwacht, die met
eenigszins verbaasd gezicht het geweer pre
senteerde.
De slotpoort had zich nog niet achter de
dame en haar begeleider gesloten, toen een
rijtuig in forschen draf naar binnen zwenkte.
De schildwacht stelde zich andermaal in
positie, nu voor een statige, strenge vrou
welijke gedaante, die kaarsrecht in een hoek
van haar rijtuig gezeten was. Terwijl ze
met hare doordringende oogen de beide weg
snellende jongelui volgde, wenkte zij den sol
daat tot zich.
Wie waren dat, die gij daar juist binnen
liet? vroeg ze op gebiedenden toon.
Uw genade, dat was Hare Hoogheid de
Prinses de Lamballe. Den heer, die haar be
geleidde, kende ik niet.
De hofmeesteres lachte smadelijk.
Je hebt stellig zwakke oogen. 't Is je
geraden ze spoedig te laten genezen, indien
gij er prijs op stelt je post van schildwacht
hij Zijne Majesteit te behouden.
Met een gebiedende handbeweging beval
zij den koetsier naar den zijvleugel van het
slot door te rijden, terwijl de soldaat de
machtige vrouw de Noailles verbluft bleef
nastaren.
Al sinds geruimen tijd had de kroonprin
ses geheimzinnig gedaan. Zij, wier tijd anders
bijna geheel in beslag genomen werd door
wandelingen met haar schoothondje, spelen
met de kinderen liar er hofdames, of, tot
groote ergernis der oude prinsessen, het uit
halen van allerhande guitenstreken, hield
zich nu reeds meer dan veertien dagen als
't ware opgesloten in hare vertrekken en
weigerde iemand anders dan prinses de Lam
balle bij zich te ontvangen. Zelfs voor me
vrouw de Noailles, voor wie alle deuren van
het slot steeds wagenwijd werden geopend,
was de deur naar de- werkkamer van de
kroonprinses gesloten gebleven. Iets derge
lijks was haar nog nooit overkomen. Diep be-
leedigd was zij naar Lodewijk XV gesneld,
om zich te beklagen over deze ongehoorde
inbreuk op hare rechten; maar de oude ko
ning, die in een bijzonder goede bui was,
en de jonge vrouw van zijn kleinzoon uiterst
bekoorlijk vond, had de opperhofmeesters
wiet eenige beleefde woorden afgescheept.
Verontwaardigd over !s konings onver
schilligheid, maar nog heviger verontwaar
digd over het onbehoorlijk gedrag van de
kroonprinses tegenover haar, was zij ten
slotte met hare klachten bij 's konings doch
ters komen aandragen, welke zij zoo bizon-
der gelukkig was allen tegelijk te treffen.
Madame Adelaide troonde in 't midden van
da forcede sofa. De corpulente madame Vic
toria lag achterover geleund in een stoel,
welke bijna onder haar gewicht scheen te
(Een legende)
Juist zooals altijd ging dat jaar den
2-istcn December de zon op; en Bethlehem
zag er uit als ieder andere plaats in Pa
lestina, behalve dat het, hoewel een der
grootste in het rijk der hemelen, de minste
was onder de steden van Juda. De lucht
was scherp en in de verte beurden de ber
gen hun glinsterende kruinen op, gehuld in
het smettelooze sneeuwkleed, dat de winter
er over uitspreidde. De vlakte lag eenzaam
en verlaten; want de vreedzame schapen
zochten ook beschutting bij den watertoren,
waar des nachts de herders een schuil
plaats vonden, en waar zij hun kudde be
waakten.
„Heft uw oogen op mar de heuvelen,
de eeuwige heuvelen, die rondom Jerusa
lem staan, zooals de Heer staat rondom
Zijn volk" en „daar is nog geen geluid van
wagenwielen van Ilem, naar Wiens komst
lange eeuwen verzucht hebben, en de voe
ten van de Beminde zijn nog niet heerlijk
op de bergen cn toch dc Heer, de Hoop
van Israël, is nabij."
De werken van God zijn immer voorbe
reide werken. Vier duizend jaren zijn niet
te lang geweest om Bethlehem voor te be
reiden voor dien éénen nacht. En toch
toen die nacht kwam. waren zij nog niet
bereid om hunnen God te ontvangen.
Ongeveer twaalf jaar geleden was een
kind blij opgegaan naar Jeruzalems tempel,
„verheugd in te gaan in het huis des Ilee-
ren"; nog geen jaar geleden, had dit kind,
maagd geworden, de schaduwen der heilige
stad verlaten met den ernstigen timmer
man van Nazareth.
Men had er toen ter tijd nog al over ge
sproken in Bethlehem; want beiden hadden
hier bloedverwanten, die bij de verloving
tegenwoordig waren, cn terwijl sommigen
spreken van het vorstelijk voorkomen en
de zedige waardigheid van Maria, dochter
van Joachim en Anna, en zeiden, dat zij
goed zouden passen op den troon van Da
vids huis, waren er anderen, die spotten
met don bruidegom, Jozef, en zeiden, dat het
hem moeite kostte zijn huisraad wel te ma-
zullen breken; Sophie hield zich stil en ver
legen op den achtergrond.
Madame Adelaide's hoekige gestalte beefde
van ingehouden woede.
Dat dat Oostenrijksche kind de ver
trouwde vriendin van onze hooge moeder
zóó heeft durven behandelen! Het is onge
hoord! Dat mag niet geduld worden! riep
zij uit.
Dat mag niet geduld worden! herhaalde
prinses Victoria.
Dat mag niet geduld worden! fluisterde
ook prinses Sophie, hoewel eenigszins schuw.
Is zijne Majesteit er van in kennis ge
steld? vroeg Adelaide verder.
De opperliofmeesteres haalde de schouders
op.
Zijne Majesteit is er wel van onderricht;
maar Zijne Majesteit is zwak
Maar waarom is de kroonprinses zoo
veranderd? Waarom houdt zij zich toch dien
tijd schuil? vroeg Adelaide.
Niemand weet h®t, maar ik zal hare
gangen wel naspeuren, klonk het van me
vrouw de Noailles' dunne lippen.
En zij hield woord. In de daarop volgende
week ging de opperhof meester es de hofda
mes en de bedienden uithooren, maar zonder
het gewenschte gevolg; de anderen wisten
even weinig ais zij zelf. Allen de prinses de
Lamballe scheen een ingewijde in de ge
heimen van de kroonprinses, maar zij zweeg
als het graf en de woede van mevrouw de
Noailles groeide bij den dag.
Maar op Kerstavond op weg naar huis
van Saint-Denis, waar zij dien dag altijd ge
schenken aan de armen placht uit te reiken
werdij opeens uit de vrome- overpeinzin-
„gen,waarin zij verzonken was, gewekt, door
dat zij eenige passen voor zich uit in een der
straten van Versailles eene jonge vrouw uit
de duisternis zag opduiken. In die sierlijke
gestalte met haar lichten veerkrachtigen
gang herkende zij prinses de Lamballe. Ter
wijl zij zich afvroeg, roe het mogelijk kon
zijn, dat de prinses te voet ging en zich zon
der geleide op straat bevond, zag zij uit een
der huizen in de nabijheid een jongmensch
komen. Hij was klein van gestalte; hij gaf
de prinses vertrou\Velijk een arm, waarna
zij beiden zich in de richting van het slot
verwijderden.
Eindelijk was mevrouw de Noailles op 't
goede spoor! Zij vermoedt een onbestemd
voorgevoel zegt het haar! dat deze jonge
man op de een of andere manier in betrek
king moet staan tot de kroonprinses Marie
Antoinette, en zij spoort den koetsier tot
vlugger rijden aan. Even later snelt ze de
1 rcede marmeren trap op, welke naar Marie
Antoinette's woning leidt, en 't volgende
oogenblik ziet zij het paar, dat zij achter
volgt, de deur, die tot de vertrekken van de
kroonprinses toegang geeft, naderen. Eer
mevrouw Noailles aan 't eind van de gang
is go omen, is de jonge man verdwenen en
de ipierhofmeestercs bevindt zich van aan
gezicht tot aangezicht met prinses de Lam
balle.
De manier, waarop zij voor deze buist,
wijst er duidelijk op, dat een onweer bezig
is los te barsten. De prinses verbleekte op 't
zien van de strenge vrouw, die daar zoo
onverwacht voor haar stond en stamelde:
Moet ik 't dus beteven, dat de prinses
van Lamballe onwaarheid spreekt! Slechts
eenige minuten geleden bevond Uwe Hoog
heid zich op straat in gezelschap van een
ken, en het hem onmogelijk zou wezen het
koninkrijk van zijn vader David te. bestu
ren, dat zijn eenigste scepter steeds een tim-
mermanszaag zou blijven.
Doch weldra was de kleine wereld hun
ner bekenden hierover uitgepraat, men ver
gat hen, zooals het gewoonlijk gaat, voor
nieuwe en daarom meer belangrijke zaken.
Uit Rome kwam het bevel, een volkstelling
te houden. Dit was veel belangrijker; wamt,
hoewel het gebod van den Romeinschen
keizer, den toen regeerenden „godvruehti-
gen en edelmoedigen" Augustus, bij het volk
veel ontevredenheid verwekte, het zou veel
bedrijvigheid en een toevloed van bezoekers
brengen in het kleine Bethlehem, de stad
van David.
Zelfs Anna, het doofstomme kind van
het plaatsje, voelde ongewone belangstel
ling door al de bedrijvigheid en toebereid
selen. Zij was een weeze en woonde bij
eenige godvreezende schaapsherders, die
hun kudden in de nabijheid weidden. God
had een doornenheg geplaatst rondom deze
blanke lelie, haar door middel van haar
gebrek beschermende tegen de besmetting
der wereld. Haar onschuldige ziel ontving
onmiddellijk de inspraken van God, de Bron
van alle zuiverheid, en ging met Ilem om
te midden van de stilte der natuur, terwijl
haar diepe uitdrukkingsvolle oogen en haar
vlugge gebaren haar als middelen van ge
meenschap dienden met al wat rondom haar
goed was en braaf.
Van alle lammeren beminde zij het meest
deze, wier vacht smetteloos was; van alle
bloemen bond zij het liefst te zamen, de
zuiver witte sneeuwklokjes, de zilverreine
jasmijnen en de blanke lelies der dalen, en
onder haar speelkameraden, waren het dier
baarst. aan haar hart de zwartste cn meest
verwaarloosde der dorpskinderen.
De kleine kreupele Esdras, wees zooals
zij, nam een bijzondere plaats in haar hart
in; eens toen hij haar door teekens beduid
de, dat hij spoedig zou worden neergelegd
in de ruststede zijner vaderen, weende zij
en wilde niet getroost worden, voordat hij
haar zijn eenigen schat schonk, een ten
gere groene plant, met teere fijn-getande
blaadjes aan chocoladekleurige stengels,
doch die geen bloemen voortbracht.
Zij droeg deze plant naar haar verblijf in
jongmensch, cn datzelfde jongmensch be
vindt zich op 't oogenblik in de woning van
Marie Antoinette van de kroonprinses van
Frankrijk!
Op 't geluid van mevrouw de Noailles'
hooge, schelle stem kwamen de hofdames en
bedienden toeloopem Zij keken met verba
zing toe, hoe de prinses zich beschermend
voor Marie Antoinette's kamerdeur plaatste,
terwijl de opperliofmeesteres een paar van
hen toeriep om de wacht te houden, waarna
zij zich haastig in de richting van 's konings
vertrekken verwijderde.
In het werkvertrek van de kroonprinses
was het stil en rustig; geen echo van het
stormachtig lawaai daarbuiten drong hier
door. Een levensgroot schilderij, Maria
Theresia vowstellende, bedekte den eenen
wand, haar strenge denkersblik scheen zich
te vestigen op de dochter, die juist uit een
zijvertrek met een handwerk in de hand bin
nentrad. Deze nam plaats bij den haard en
begon ijverig te werken. De weerschijn van
het vlammend haardvuur deed de frischheid
van haar verblindend blanke gelaatskleur
des te beter uitkomen en verlichtte haar
scherp geteekend- profiel, dat slechts in ge
ringe mate ontsierd werd door de vooruit
stekende onderlip een aristocratische erfe
nis van een heele rij van kiezers. Een vroo-
lijk, zegevierend lachen ontbloot een paar
rijen van glinsterende tanden, het weelde
rige blonde haar eenigsins slordig opge
maakt hangt in krullen om n' hoog, sterk
gewelfd voorhoofd.
Er wordt °P tte deur getikt; vliegensvlug
stopt zij haar handwerk achter zich weg.
Wie is daar? Hare hofdame treedt opge
wonden binnen.
Mevrouw, daar is de koning. Zijne maje
steit volgt mij op den voet.
Marie Antoinette staat op; maar het is.niet
de koning, maar de opperliofmeesteres, die
daar in de deur staat.
De lach op 't gelaat van de kroonprinses
verandert in een ontevreden verontwaardigde
uit'ruk king en haar groute oogen schieten
vonken.
Altijd dat. gespionneer!: Ben ik dan naar
Frankrijk gekomen om er eer gevangene
te zijn?
Het zou het beste zijn, indien gij eene
gevangene waart. Voor vrijheid is Uwe Ko
ninklijke Hoogheid nog niet rijp, barstte me
vrouw de Noailles uit.
Marie Antoinette deed een pas achteruit
en hare lippen trilden. Zij wilde spreken,
maar de deur ging andermaal open: de ko
ning trad binnen, gevolgd door zijne doch
ters en -eenige dames en heeren van bet hof.
Zijn geheele optreden voorspelde storm.
Mevrouw, zei Lodewijk XV, wij wen-
schen uw vertrekken te onderzoeken; men
heeft ons meegedeeld, dat hier ean jong
mensch naar binnen Is gegaan.
liet gelaat van de kroonprinses veranderde
als door een tooverslag, zij -werd beurtelings
wit en rood. Ondanks den schrik, die zich
duidelijk op haar gelaat afspiegelde, wor
stelde zij tegen een lachbui, die haar bedreig
de te overmeesteren. Ten siotte kreeg toch
haar lachlust de overhand. Zij lachte, lachte,
dat haar tranen langs de wangen stroom
den; 't was niet mogelijk zich langer te be-
heerschen.
De koning zag er uiterst verbaasd uit; het
hof was versteend van schrik. De kroonprins
een gebroken aarden pot en hield ervan
om zijnentwille.
In den oorlogstijd ging zij aren lezen op
de velden, waar in lang vervlogen tijden
Ruth de maaiers volgde; doch was er dan
een kind, armer en zwakker clan zij, zoo gaf
zij aan dit de bijeengelezen aren af.
Doch nu was het de 2Jsten December, en
als de koude schemering neerdaalde over
de ongewoon drukke straten van Bethle
hem,, waar vele menschen haastig heen en
weer liepen om een schuilplaats te zoeken
voor den nacht, bemerkte Anna, die den
gansehen dag een vreemden en ongewonen
aandrang had gevoeld om rond te loopen
de verlegenheid van een jonge vrouw. Deze
behoorde tot een nederigen stam, doch
groote zedigheid en onbewuste waardigheid
lag over geheel haar wezen verspreid; zij
zat op een ezel, en werd beg-eleid door een
man, dio verscheiden jaren ouder Was
dan zij.
Zij wachtte voor de deur van de eenige
herberg der plaats.
„Ik zeg U, dat wij U niet kunnen opne
men; er is geen bed, zelfs geen hoekje
open, al zou Gesar zelf er om komen", en
met een ruwen lach, die zooveel zeggen
wilde als: „Veel, veel minder dus voor
arme lui als gij zijt!" deed de herbergier
de deur dicht.. Bedroefd om hun tegenspoed,
volgde hen Anna, toen zij zachtmoedig om
keerden, en gingen aankloppen hij de bur
gers.
Overal wedervoer hun hetzelfde lot.
Geen plaats! klonk het hun telkens tegen.
In sommige huizen schenen zij familie of
kennissen te hebben; want een vrouw zei-
de: „Kijk, daar zijn Jozef en zijn jonge
vrouw! Hoe jammer, dat gij zoo laat komt!
Zelfs het kleinste plaatsje in ons huis is
bezet. Doch ga naar Caleb, den bakker, hij
zal U zeker huisvesting verleenen."
Doch ook Caleb kon hen niet opnemen
en zond hen naar Jacob.
Toen zij eindelijk het laatste huis der stad
bereikt hadden, en ook hier waren weg
gezonden, zag Anna, hoe Jozef zijn bedroef
de oogen opsloeg naar het donkerblauwe
hemelgewelf, waar de sterren reeds geant
woord hadden: „Hier zijn wij!" en waar zij
als lampan hingen, in blijde gehoorzaam
heid aan de bevelen huns Scheppers, ter
die na den koning was binnengekomen, begaf
zich naar zijne gemalin en bleef aan hare
zijde staan; hij kon evenmin zijn lachen in
houden.
Ik vraag om vergeving voor mijn ge
malin, zei hij. Zij is onvoorzichtig geweest,
maar zij is niet zoo schuldig als Uwe maje
steit meent.
De prinses de Lamballe, die tegelijk met
de overige hofdames was binnengekomen,
was een oogenblik in het zijvertrek verdwe
nen en kwam nu weer binnen. In de hand
hield zij een heerenhoed en een manteljas,
die zij aan de voeten van Lodewijk XV legde
Hier zijn de kleeren van den ridder,
zei zij.
En hier is de ridder zelf, voegde Marie
Antoinette, die zich weer hersteld had, er
aan toe. Bij ons thuis in Oostenrijk plegen
wij altijd de Kerstgeschenken voor onze
familieleden in 't geheim te vervaardigen
Het zij verre van mij, dat ik nieuwe zeden en
gebruiken in Frankrijk zou willen invoeren;
maar ik kon den lust niet onderdrukken om
ten minste é'n handwerk te maken en wel
voor Uwe Majesteit, mijn lieven grootvader,
die mij steeds zooveel vriendelijkheid heeft
bewezen, sinds ik den voet op Fransch grond
gebied zette. Met behulp van mijne vriendin
de Lamballe was ik een handwerk begonnen
toen wij vanmiddag plotseling tot de ontdek
king kwamen, dat wij niet genoeg zijde had
den om het af te werken. Niemand was in
hot geheim imsrewijd; wat zouden we doen?
De prinses durfde niet alleen uit te gaan; ook
ik zou daartoe geen verlof krijgen van de
opperhofmeesteres. Toen kwam ik op den
inval het was een kinderachtige, onvoor
zichtige inval, dat zie ik nu in! mij als
heer te verkleeden om de prinses te kunnen
begeleiden.
Vergeef mij, Uwe Majesteit met deze
woorden greep zij het weggestopte handwerk
en wierp zich voor den koning op de knieën
en sta mij toe, u dit handwerk aan te bie
den, dat de onvrijwillige oorzaak werd van
zooveel opschudding.
Koning Lodewijk's boos gezicht klaarde
op.
Mevrouw de opperhofmeesteres heeft
gelijk. Ge hebt u schuldig gemaakt aan een
ortwelvoegelijkheid, welke gij geen tweeden
keer moogt begaan. Maar lief kind een
vriendelijke lach verhelderde 's konings ge
laat wie zou u niet gaarne willen verge
ven, die zoo jong in een vreemd land met
vreemde zeden kwaamt; vooral op dezen
Kerstdag, den dag van verzoening en vrede!
Hij hief haar op en omhelsde haar harte
lijk. Juist op dat oogenblik begonnen de kerk
klokken voor de Kerstmis te luiden. De ko
ning bood de kroonprinses den arm en paars
gewijze begaf zich het hooge gezelschap naar
de slotkapel.
DE KWESTIE VAN DE ERFELIJKHEID
„Ja ziet u mevrouw, wij hebben veel zdn om
u vooir de levensverzekering aan te nemen
maar wilt u nu nog zoo goed zijn, om mij te
vertellen, waar uw vader aan gestorven is?"
„Ik kan het mij niet precies herinneren,
mijnbeer, maar ik weet zeker, dat het niks
ernstigs was."
wijl na vier duizend jaar van afwachting,
van voorspellingen en waarschuwingen, de
menseh wederom zeide: „non serviam, ik
wil niet dienen".
Het werd laat en Anna moest zich haas
ten om bij de herders te komen, die zich in
hun schuilplaatsen op het veld terugtrokken
te midden hunner kudden.
Toch was zij blijven talmen, en toen de
laatste scherpe afwijzing had weerklonken,
greep zij, die geen aalmoes te geven, geen
tehuis had aan te bieden. Maria's hand en
bedekte die met hare kussen en tranen.
Een blik op het gelaat van het meisje
ontdekte aan Maria het medegevoel en te
vens de onmogelijkheid voor Anna om zich
in woorden te uiten, en deze tranen waren
zoet aan het hart der Moeder. Zij otterde
ze in stilte op als een eerherstel aan het
Hart van haren nog niet geboren Zoon,
wiens alwetende liefde toen reeds treurde
over Zijn ondankbaar volk.
Anna haastte zich nu; doch de aanraking
der maagdelijke handen en de vriendelijke
glans in het oog der Moeder waren een
balsem geweest voor het eenzame hart van
het jonge meisje, en hoewel zij zich neder-
legde om te slapen op hare arme legerste
de, kwam gedurig Maria's gelaat voor haar
oogen en kon ze niet in slaap komen.
„Iloe schoon was zij zoo vorstelijk en
toch zoo gansch moederlijk! En do man
zij scheen hem te troosten en de hardheid
der menschen bij hem te verontschuldigen.
Had ik hen maar hier gebracht! Doch zij
zag er zoo vermoeid uit en het zou voor
haar te ver geweest zijn."
En terwijl zij zoo nadacht, verschrok zij
eensklaps. Een helder licht schitterde van
den hemel en stroomde door den open in
gang naar binnen. Zij sprong op cn liep naar
buiten.
Is het een droom? De lucht is vol glan
zende gestalten, éón echter, nog heerlijker
dan de andere, schijnt te spreken tegen de
herders, die verwonderd en vol eerbied
liggen neergeknield.
Dan ziet, zij den Engel naar Bethlehem
wijzen, de herders haastig opstaan, en hard
loopend den weg inslaan naar de stad. Zij
ziet, dat, ieder wat medeneemt, de één een
lam, de ander een mandje met vruchten,
een derde ecu geitje; ieder draagt iets als
„PASSING SHOW".
Kleermaker (tot ontevreden cliënt): ,,'t Spijt
me ontzettend, meneer, maar we hebben uw
lengte verwisseld met uw liehaamsomtrek:"
BROKAAT MIDDEL
Ik helb geboord dat wandelen een uitste
kend middel is tegen kiespijn, zou dat waar
zijn?
Zeker als ie maar naar den tandarts
Wandelt.
VEILIGHEIDSLUCIFERS
„Noem je dat veiligheidslucifers?" zed de
buisvrouw tot een koonman aan, de deur. „Men
kan ze ia bet scheel niet aan krijgen,"
„Welnu, zei die marskramer, wat kunt u vei
liger verlangen?"
HEIN VAN DOMMELEN
Een boertje komt voor het eerst van zijn
leven in Amstedain en staart vol bewondering
naar d-s trams. Hij vindt bet leuk en sta.pt ook
in een wagen. Bij de haltes hoort hij den con
ducteur roenen:
Hobbema. P. C. Hooft, van Raerie. en
ziet hij passaiftieris uitstappen. Bij de edndhalta
gekomen blijft ons boertje nog zitten.
Conducteur: Uitstappen, mijnbeer, einid-
ihuilte
Boertje: Wa's dat, moet ik uitstappen?
Hedde dan al Hein van Dommelen geroepen?
ONDERZOEK ALLE DINGEN
Moeder bezorgdWaar zou de kleine vent
toch z'n mondharmonica gelaiten hebben. HU
zal 'm toch niet ingeslikt hebben.
Vader: Blaas 'hem eens in zijn mond. mis
schien hoor je wat.
NUCHTER
„Heb je gehoord dait Smith een knoop van
zijn overhemd heeft ingeslikt en dat vier dok
ters hem geopereerd hebben, zonder het ding
te vinden!"
„Dan ziet het er naar uit. dat hij een nieuwe
zal moeten knopen."
HAAR EENIGE KANS
Tantetje, vroeg de dwopan.de Isabella, aan
een ongetrouwd familielid op jaren, heb u ooit
een aanzoek gehad''
Een koer liefje, antwoordde tante .Een
man vroeg mij per telefoon, of Ik met hem wovl
trouwen, maar hij was verkeerd aangesloten.
AAN TAFEL
Papa (tot Jantje): „Jantje, eet niet zoo
gauw, De menschen zullen zeggen, dat je een
kleine schrok bent. Weet je wel, wat dat is?"
Kleine Jantje (peinzend). ..Wel papa, ik denk
zoo: een kleine schrok is de kleine jongen van
een grootan schrok.
-
STEKEBLIND
Wij zijn artisten en wij zouden uw bula
willen sohlleiren.
Mijn huis echileren? Je moet stekeblind
derd!
zijn, om niet te zien. dat bet pas Is opgeechil-
voor een offerande.
„Zou het mogelijk zijn?" dacht zij. „Is de I
Koning, de Messias, de Zoon van David,
ten laatste waarlijk tot zijn volk gekomen? 1
Maar wat zal ik dan nemen, ik heb niets!"' I
Lu zij kijkt rond en ziet. de kleine groene
plant, met de sckoone getande blaadjes,
welke haar de kreupele Esdras had gege*
ven.
„Zij draagt geen bloemen, mar ik zal
mijn hart in het midden plaatsen", dacht
het kind dat koninklijk was in edelmoedig*
heid van geest.
Spoedig haalde zij de schaapsherders in
en ging met hen. Een wonderbaar licht
schitterde boven een stal en zij trad bin*
nen. i
Hij, die dertig jaren later zou beloven,
dat de zuiveren van harte God zullen zien,
is daar. En Anna herkende haar Koningin j
cn Moeder in de moeder van het Kind.
Ook Marie,, wier hart steeds in overeen*
stemming klopte met het Ilart van Hem
die zeide: „Laat 'de kleinen tot Mij komen!'* i
gaf het meisje een teek en om naderbij te
komen, toen zij de kleine doofstomme her*
kende, die weinige uren tevoren medelij*
den met haar had getoond in Bethlehems
straten.
Toen offerde het eenvoudige kind deK
aarde haar groene plant aan het goddelijk 1
Kind «les hemels, en toen zijn kinderhand-
jes, die de wildernis doen bloeien als een
rozengaarde, dc blaadjes streelde, ziet! toen
werd de groene plant bedekt met liefelijk©
sneeuwwitte bloempjes.
En in 'n verrukking van heiligen eer*
bied, en vreugde, duuk-te Anna haar lippen
op het Hart van het goddelijk Kind, waat;
als in een rijk juweelenkistje, de traneh
lagen, welke zij dien avond had geschreid
op de handen van Maria.
En de ooren van hét doove kind werden j
geopend en haar tong ontbonden en vol i
blijdschap riep zij uit: „Mijn God, ik b0« i
min U!"
Sinds dien tijd bloeit de Kei'3t.misrooS
omtrent den tijd van den geboortedag van
Hem, het Woord des Vaders, Vleesch ge
worden, die alle dingen wel doet, en die
de dooven doet liooren en aan de stommen
hun spraak teruggeeft. .L
(St. Ant.)