mm m
FEUILLETON
i
§Éf A, Hit 1111 A lilt
m m
4m
Éêk wm. nm
dP YAm m
Hl ÉH
I m m
m mm
MAANDAG 31 DECEMBER 1928
DERDE BLAD
PAGINA 4
SCHAAKRUBRIEK.
UITLOTINGEN.
DAMRUBRIEK
■urn;
^f® y wé.
ïi
wm
HAAR DOEL BERE KT.
Redacteur: P. A. K.OETSHEID, Singel 82c.
Schiedam.
Verzoeke alle mededeelingen betreffende deze
rubriek aan bovenstaand adres te richten.
PROBLEEM No. 4084.
TC. A. L. KUBBEL.
Ie prijs Alruss Turn 1928.
Mat in twee zetten.
PROBLEEM No. 4085.
DH. E. PALKOSKA.
Ie prijs tornooi Trollh&ttans Schachs&llsk 1928.
Mat in drie zetten.
PROBLEEM No. 4086.
P. MATOUSEK, Praag.
Se Intern. Probleemtornooi v. d. Maasbode 1928.
Mat in drie zetten.
W/. Wm rw
Oplossingen over drie weken. Deze worden bij
ons ingewacht tot Dinsdag 15 Januari.
PROBLEEMOPLOSSINGEN.
No. 4069. 1. Ddlb3 enz.
No. 4070. 1. Tc3—a3 enz.
No. 4071. 1. Dglg3 dreigingen: 2. ed3:f en
Pe3 enz.
1Kc5:, Kd5:, Tc5:, Td5:, de2.
2. Tböt, Th5y, Tb4f, ed3:f, Pb6t enz.
GOEDE OPLOSSINGEN.
H. v. Gaaien, Rotterdam alle; P. "Witte, Over-
scliie alle: A. L. J. V. v. d. Snoek, Den Haag no.
4069, no. 4070; J. v. Uden, Rotterdam idem; W.
H. Haring, Kethel no. 4069.
CORRESPONDENTIE.
D. v. N. te R. 1. b5 weerlegt zwart in no.
4069 door 1. Pd5. In no. 4070 1. LeB door
I. de6:.
J. S. te N. Ziehier hoe de door U aange
geven oplossingen worden gepareerd: no. 4069
1. Kb2: door 1Pd3-f, 4070 Kd7: door 1.
Pea-f 4071. 1. Pe6f, Kd5 speelt wit 2. De3 dan
2Kc6.
PARTIJ No. 887.
FRANSCHE OPENING.
Gespeeld in de 8ste ronde van het tornooi te
Brünn, 16 September 1928.
Wit: L. Steiner. Zwart: II. Kmoch.
1. e2e4 e7e6
2. d2d4 d7—dB
8. Pblc3 Pg8—f6
4. Lel—g5 d5Xe4
Deze is de soliedste van de Fransche partij,
terwijl zoowel 4. Lb4 als ook de normale zet
4. Le7 aan wit meer het initiatief laat.
5. Lg5Xf6
Hierna krijgt wit slechts dan voordeel, wan
neer hij de dame terugneemt!
5g7X«
6. Pc3Xe4 f0—f5
7. Pe4g3
Of 7. Pc3 beter is, 6cht)nt wegena 7. Lg7l
twijfelachtig: 8. Pf3 Pc6 resp. 8. Pge2, b6 enz.
7c7c5
8. Pgl—f3 Ph8—c6
9. Ddl—d2
Zijn temperament getrouw, vermijdt Steiner,
den na 9. dc5 volgenden dame-ruil, geraakt nu ln
den achterstand.
9c5Xd4
10. Lflb5 Lc8d7
11. 0—0
De korte rochade is gezien de open g-lijn zeer
gewaagd. Na de lange rochade ware gevolgd
11. h5! met de dreiging Lh6. Het beste was
nog 11. PXd4, doch staat zwart na 11. Db6!
12. LXC6 bc6 beduidend beter.
11Dd8—b6
12. Pf3Xd4 0—0—0!
Hiermede toont zwart op heldere wijze z'n
betere positie aan, terwijl stukwinst door 12.
DXd4; 13. DXd4, FXd4; 14. LXd7t, KX<M
slechts van tijdelijken aard zijn; 15. Tadl hene
vens c3 met gelijk spel.
13. Pd4Xc6
Klaarblijkelijk gedwongen.
13Ld7Xc6
14. Lb5d3
Op het voorgenomen 14. Dc8 zou zwart elegant
de dame winnen; 14. DXbBi; 15. DXh8,
Dd6; 16. f3 (wat anders?) Lc5t enz.
14. h7hB
De mat-aanval begint.
15. Dd2c3 Th8g8
16. Dc3—f6 Lf8c5
17. Df6—h4 Db6c7
Stand na den 17den zet van zwart.
<4% ',£SSmk< f y///yy.
De partij is eigenlijk reeds beslist. Zwart dreigt
de victorie te behalen door 18. Tg4; 19.
DXh5 Ld4 benevens Th8 of nog fraaier door
18. Tg4; 19. DXh5 TXsS; 20. hg3 DXsS;
21. Dh2 (indien Dh8 dan Dame-ruil benevens
Tg8f)21. Dg71 en tegen Th8 is geen pa
rade. Daar 18. h3? niet aangaat en 18. Khl niet
helpt, blijft wit niets anders over dan een wan-
hoopsuitval.
18. b2b4 Lc5d4
19. b4—b5 Tg8—g4!
Het nemen van Tal levert veel te weinig op.
20. Dh4h3 h5—h4!
21. b5Xc6 h4X&3
22. c6Xb7f Kc8—h8
23. Dh3—h6 Td8—h8
24. Dh6d2 g3Xf2f
De meest afdoende winstvoortzetting!
25. TflXf2 Dc7Xh2f
26. Kgl—fl Ld4Xf2
27. Dd2Xf2 Tg4-f4
Opgegeven.
In deze partij toont zich de theoreticus Kmoch
ook als practisch speler van beteekenis.
Aanteekenlngen v. A. Becker
in de Wiener Schachzeitung.
STAD PARIJS 1866.
Trekking van 5 December 1928.
No. 401.781 is betaalbaar met fes. 150.000, no.
561.365 met frs. 50.000, no. 2.168, 33.497, 409.682,
473.895 met frs. 10.000, no. 72.050, 119.574, 424.605,
539.308, 556.160 met frs. B.000, no. 42.236, 50.576,
165.926, 224,765, 317.475, 470.624, 486.335, 524.618,
553.725, 596.004 met frs. 2.000, 6.460 nummers zijn
uitgeloot k pari.
STAD PARIJS 2 PCT. 1899.
6 December (117e trekking).
No. 41.686 is betaalbaar met frs. 100.000, no.
148.317 en no. 183.290 met frs. 10.000, no. 16.200,
17.056, 20.575, 65.142, 74.375, 108.084, 121.527,
127.736, 141.773, 164.639, 183.712, 198.808, 206.729,
211.254, 231.412, 247.350, 268,319, 284.803, 289.505,
304.230, 313.295, 327.804, 831.100, 340.710, 360.087,
363.209, 378.224, 381.392, 395.589, 405.210 met frs.
1.000, 1.879 nummers zijn betaalbaar pari.
Alle correspondentie te richten aan den dam-
redacteur dezer courant.
(No. 45, 30 December 1928).
PROBLEEM No. 86.
V. DUPORT.
Zwart.
Wit:
ZwartB. 9, 10, 12, 16, 17, 20, 25, dam op 13.
Wit: 23, 26/7, 29, 31, 33, 35, 39, 41, 42.
PROBLEEM No. 87.
P. KLEUTE JR.
Zwart.
Wit:
Zwart: 2, 3, 7/9, 12, 15, 19, 23. 29, 33/4.
Wit: 17, 20/2, 27, 32, 38, 42, 47/50.
Partij, gespeeld op 12 December 1928 ln het
Rotterdamsch Dam Genootschap tusschen de
heeren H. J. v. d. Broek met wit en Joh. Lode-
wijkx met zwart.
1. 33—28
2. 39—33
3. 44—39
4. 34—30
5. 81—27
6. 36—31
18—23
12—18
7—12
20—24
14—20
Hier wijkt wit af van de Hoilandsche opening;
dan had moeten volgen 3731, zwart 1721,
wit 3025 (niet 3126, hetgeen een schijf ver
lies oplevert door zwart 2429, enz.)
6. 10—14
Nu zwart veld 25 niet wil bezetten is het
logisch, dat wit dit doet,
7. 30—25 17—21
8 31—26
Wit wil zich de vrijheid van spel op zijn
linkervleugel niet laten belemmeren.
8 .2—7
Ons lijkt 17 beter.
9. 26 17
10. 37 26
Stelt een dreiging op met .1621.
11. 41—37
Gaat tot den aanval over en zet aan de drei
ging 1621 meer kracht bi).
12. 33 24 20 29
13. 50—44 12—17
14. 46—41 14—20
15. 25 14 9 20
16. 40—34
Met dezen zet is alle gevaar voor de dreiging
1621 voorkomen.
16. 29 .40
17. 45 34 5—107
Niet sterk; 2024 zou hier te verkiezen zijn.
17 ging niet wegens 2822, 34—29 en 32 1.
18. 28—22
Wit gaat zwart's centrum verzwakken.
18. 18 27
19. 32 12 8 17
11 81
7—11
2429
EEN PRACTISCHE JOURNALIST.
Hoogedelgestrenge Heer, schreef een ge-
sjoohte journalist aan den directeur van de
Nederlandsche Bank, ik wilde gaarne toe
zending van de nieuwste bankbiljetten om er
een recensie over te schrijven."
Zwart.
Wit:
20. 38—32 10—14
21. 43—38 4—9
22. 49—43 20—25
2024 was veel sterker. Zwart speelt to veel
naar de rand, terwijl wit het centrum behoudt.
23. 41—36 15—20
24. 32—27
Wit gaat nu trachten zwart's rechtervleugel
aan te vallen.
24. 20—24
Zwart neemt de gelegenheid niet waar met
1721. Nu volgt van zeif sprekend van wit
3731. Wit kan altijd met 2722, 2631 vrij
komen, belet bovendien 1318 wegens 2721,
enz.
25. 37—31! 24—30
Hiermede gaan wederom 2 schijven van het
centrum. Had zwart gespeeld 2429, dan wit
4440 gedwongen, zwart 17- 22 en 13 22 met
positievoordeel.
26. 35 24 19 30
27. 38—33
Nu komt zwart's zwakke positie op den
rechtervleugel sterk naar voren; hij kan niet
vrij komen.
27. 14—19
28. 42—38 9—14
29. 4712 1—7
30. 42—37
Niet 3329, dan kwam zwart vrij met 39,
13 22, 17—21 en 11 13.
30.7—12
Zwart's stand is critiek. Op 39 wit 3329.
met dreiging 2721; op 1420 of 3025, wit
3732 zw. 712 gedwongen, wit 3329, zwart
12—18 gedwongen, wit 2721, enz.
Zwart.
Wit.
31. 33—29
Nu moet zwart een schijf verliezen; 1318
gaat niet door wit 2721. Het beste lijkt ons nog
23—28, wit 27—21 en 31 33. De tekstzet geeft
onvermijdelijk verlies.
31. 12—18
32. 26—21 17 26
33. 27—22 18 27
34. 29 20 25 14
35: 34 25 19—23
36. 31 22
Zwart had her gevoegelijk kunnen opgeven.
Do overmacht der tegenpartij is te groot om nog
eenige kans op remise te krijgen.
36.
37. 39—34
38. 34—30
39. 38—33
40. 43 32
41. 22—18
42. 36—31
43. 30—24
44. 25 34
45. 43—39
Zwart geeft op.
3—9
9—13
29—23
29 38
13—19
10—21
11—17
19 30
6—11
SLAGZETTEN IN DE OPENING.
1. 32—28 17—21
2. 31—26 12—17
3. 33—29 8—12?
Wit wint een schrijf met 2822 (zwart 18 27),
29—23, 37—32, 42 22, 26 19, 38—33, enz.
1. 32—36 19—24
2. 32—27 13—19
3. 37—32 8—13
4. 3228 18—23?
Wit speelt 3429 (zwart 23 21), 2923,
33 22, 20 30, wint een schijf, terwijl de zwart»
schijf 28 zeer gevaarlijk staat.
1. 34—30 18—23
2. 30—25 12—18
3 40—34 7—12
4. 4510 1—7
5. 35—307
Hier dwingt wit de winst van een schijf af
door 2024, gevolgd op zwart 4035 door 2429,
1420 en 9 40. Wit kan de schijf op 40 niet
afnemen met 5045, daar wit dan zou ant
woorden 1014, 2328 en 18 40
1. 33—28 13—23
2. 38—33 17—21
3. 42—38 21—26
4. 34—30 20—24
5. 40—34 15—20
6. 30—25 12—18
7. 4440 8—12
8. 5044 16—21
9. 31—27?
Hier wint zwart op fraaie wijze met 2429
(wit 33 15), 19—24 (wit 28 17), 11 33, 24—30,
14—20 en 10 50.
1. 34—30
2. 33—28
3. 31—27
4. 36—31
18—23
20—24
12—18
14—20?
Wit 27—21, 37—31, 82 12, (zwart 8 :J7),
wit 30—25, 25 21 enz.
1. 31—27 18—23
2. 36—31 12—18
3. 41—36 7—12
4. 34—30 20—25
5. 39—34 14—20
6. 33—28 1—7
Wit komt nu uit de opsluiting door 34—29; op
23 34 wit 30 39; op 25 34, wit 27—22, 29 18,
31 22 en32 25 met gelijk aantal stukken.
X .3430 20—25
2. 39—34 14—20
3. 44—39 10—14
4. 33—28 5—10
5. 39—33 18—23
6. 31—27 17—21
7. 3631 11—17
8. 41—36 6—11
9. 46—41 13—13
10 60447
Zwart gaat naar dam met 1822, 2127
(wit 32 21). 16 27, 19—23 (wit 29 :18), 12 32
(wit 37 28), 20—24, 14 32 en 17 50.
1. 35—30 18—22
2 40—35 20—24
3. 32—28 16—21
4. 31—26 21—27
5. 37—31 12—18
6. 41—37 11—16
7. 45—40 8—12?
Wit gaat naar dam door 2823, zwart 19 28,
(op 18 29 met hetzelfde resultaat na 29 18),
30 8, 37—32. 33—28 en 31 2.
1.
3430
17—21
2t
30—25
21—26
3.
35—30
16—21
4.
40—35
11—16
5.
45—40
6—11
6.
4034
11—17
7.
44—40
7—11
8.
50—45
20—24
9.
49—44
1—7
10.
32—28
18—23
11.
38—32?
Zwart gaat naar dam 23—29, 21-
-27, 1318
en 9 49,
OPLOSSINGEN:
rrobleem no. 82.
Zwart: 4, 12/5, 18/9, 25 en 35.
Wit: 2S/9, 32/4, 37, 39, 43, 44.
Wit; 29—24, 44—40, 39 50, 32—27 en 28 10.
Goede oplossingen ontvangen van: V. Ph. v. d,
Kolk, Beverwijk: W. J. v. d. Voort, Nieuw Ven
nep; Joh. Lodewijkx, H. W. Borghardt, J. P. H.
C.v. d. S„ J. L., W. v. Daalen, allen Rotter
dam; J. v. Dam, den Haag; R. Alders, Hille-
gersberg.
DE SCHEEPVAARTBEWEGING IN DE
AFGELOOPEN WEEK
Gedurende de afgeloopen week zijn volgens
onze statistiek den Nieuwen Waterweg binnen
gekomen 236 schepen, waarvan zeilschepen en
i zeelichter. Hiervan waren bestemd voor Rot
terdam, met inbegrip van Hoek van Holland, 211
schepen, m. 338,816 n. reg. tons, voor Vlaardingen
13. Schiedam, 3. Pernts 1 andere Nederl. plaatsen
5 en Duitschland 3.
Voor Poortershaven waren bestemd 3 stoom
schepen. terwijl 15 schepen den Waterweg z{jn
binnengekomen om te bunkeren.
Gedurende hetzelfde tijdvak van 19'27 kwamen
den Nieuwen Waterweg binnen 193 schepen
waarvan 0 zeilschepen en 1 zeelichter. Hiervan
waren bestemd voor Rotterdam met inbegrip van
Hoek van Holland 175 schepen voor Vlaardingen
8, Schiedam 6. Pernis 0 andere Nederl plaatsen
1 en Duitschland 3.
Sedert l Januari zijn aangekomen
Schepen Netto Reg. ron
N'. Waterweg 1928 13945 23.130.971
1927 14697 23.913.661
Nu 752 782.690
Tegen vorgc week 795 840183
Rotterdam 1928 12481 21.035.154
1927 13182 21.654.384
Nu 701 619.230
Tegen vorige week 737 C59 252
Uunkorhooten zijn in deze statistiek niet
inbegrepen.
Opgestoomd 2 schepen 3132 netto ton-
naai- het Duitsch van
H. RICHTHOFEN.
8)
Het oogenblik is guntig, ging hij voort, leg aj
Ja zwarigheden weer voor mij open, zooals Je
vroeger deed, toen je al je kleine verdrietig
heden en bezwaren aan mij vertelde. Waar ben
Je zoo bedrukt over? Ik weet het no<g, of het
gisteren gebeurd la, dat ik vaak do tranen van
Je wangen heb gekust en den lach in je oogen
heb teruggetooverd. Ik zie dat kleine, ronde
kindergezichtje nog duidelijk voor mij! Huil
maar eens goed bij mij uit, kindje!
Zij sloeg haar oogen, die nat waren van de
tranen, zuchtend ten hemel. Was er dan niets,
heeliemaal niets, dat haar helpen kon?
Hij liet haar handen los en keerde zich met
een zucht van ongeduld om. Daar werd zijn
paard gezadeld voorgebracht. Hij knipte de étui
met de ringen dicht, die nog geopend op de tafel
gelegen had en stopte ze weet in zijn borstzak.
Toen pakte hij zijn hoed en zijn rijzweep, kuste
eijn moeder de hand, groet zijn vader en slin
gerde zich in den zadel. De ouders zijn opge
staan en kijken hem na, hoe hij ln vollen galop
wegrijdt. Hij zit prachtig te paard, nu ja, daar
voor is hij- ook luitenant bij het regiment hu
zaren.
Als je eens wist, Bruno, denkt Tosca en
«fluit de oogen. Weer voelt ziji die doodelijke
matheid ln al haar ledematen. Boos staat ze op.
Niet lang geleden had zij ergens gelezen; Een
denkend mensch zwemt tegen den stroom op!
fel de ellende haar hen gronde richten, omdat
haar denkkracht verlamd is, daar ziji slechts
ln staat is één enkele gedachte vast te honden?
Zij wil probeeren haar oude gewoonten weer te
volgen, te doem, zooals ze vroeger deed, haar
lieven, trouwen vriend weer op te zoeken, het
bosch. Spoedig zal het weer bloeien en geuren,
als vroeger. Ondoordringbaar donker zal afwis
selen met verblindende lichtstrepen, die door
moeder zoo over hoornen en heesters en struiken
verdeeld worden. Alle bloemen heffen haar kop
jes omhoog. De vinken slaan, de koekoek roept,
de houtduiven kirren en de lijsters zingen
het zijn allemaal zoete geluiden neen, zij
kaai zo niet hooven. Zij weet het, het woud
heeft zijn tooverkracht voor haar verloren, dat
komt nooit meer terug! Dat is het niet, waarin
zij zich verdiepen moet, om verder te kunnen
leven. Dat niet. Er moet wat anders komen, om
de spaarkracht van haar geest weer ten leven op
te wekken.
Zij Is nog in gedachten verdiept, als plotse
ling een scherp hel geluid tot haar doordringt.
Zij moet een oogenblik nadenken, om te weten,
wat het is. Juno is van zijn plaats onder aan de
warandatrap opgesprongen en door den voortuin
met woedend geblaf tegen de aangrenzende heg
gerend. Daar Is een armoedige gestalte versche
nen, die met een verbitterd gezicht over de
hieg naar de veranda kijkt. Het bleeke gezicht
dringt zich tusschen de struiken door om te
zien.
Als of alles nog niet genoeg Is, roept de
vrouw van den houtvester geërgerd. Die bede
laars zijn een plaag voor het land. Laat zo
Wijven, waar ze hooren!
De bruingevlekte hond is geen kwaadaardig
beest, maar nu meent hij, achterdochtig als hij
is, overal gevaar te bespeuren, voor de Jonge
diertjes, mollige zachte Jonge hondjes, die glan
zend ln een mandje te slapen liggen, dat aan
den zonkant van het huls neergezet la. Zoo ziet
tij ook ln den aangekomene een vijand, dien
hij verjagen moet. Hij sprong tegen de heg
op, dl© eerst meeboog en toen terugveerde. De
houtvester fluit hard en du'deliik. maar -Tuno
in zijn woede hoort bet niet. Hij pakt den armen
zwerver, die niet achteruitgeweken is, bij den
schouder en een kreet van pijn weerklinkt door
den tuin. Tosca is, snel ais de wind, naar het
woedende dier toegeijld en trekt het aan zijn
halsband van zijn slachtoffer terug.
Schaam je, Juno, roept ze buiten adem
en Juno had de verontwaardiging in die woor
den wel verstaan. Kwispelstaartend kroop de
hond terug achter zijn jonge meesteres, alsof
hij een strengere afstraffing door deemoedigheid
wilde afwenden, Maa.r Tosca is met een ver
schrikt gebaar naar den mishandelden man ge
sneld, die haar een oogenblik aankeek, zoeals
êen schipbreukeling ziet naar het reddingbren-
gende eiland, om dan bewegingloos in elkaar te
zakken.
Ontdaan kijkt Tosca naar- dat intelligente ge
zicht, dat haar aan de trekken herinnert, die
eens, misschien in een droom, gezien heeft.
Het werd haar zoo verwonderlijk te moede
zij buigt zich over den zwerver heen en pakt
de fijngevormde. bloedlooze hand, die zoo smal
is als die van haai- zelf. Het Is dezelfde hand!
Lieve hemel! roept zij uit en alles om haar
heen draalt ln een lering rond. Als ziji de stem
van den opperhoutvester naast zich hoort,
krijgt zij haar tegenwoordigheid! Van geest
terug en richt zich op.
Kom mee, Tosca, zegt hij schor en vat liet
meisje onder den arm. Hij schopt naar Juno,
die snel achteruit wijkt, verbaasd over die onge
wone handeling. Ik zal dien armen man naar
het dorp laten brengen, vervolgt hij, de waard
Stark zal de zorg' voor hem graag op zich ne
men.
Hij geeft daarvoor de noodige bevelen, die met
den grootsten spoed ten uitvoer worden ge
bracht, i,,.r
Tosca weet nog altijd niet, hoe zij het heeft,
ook niet als de wagen, waarmee de bewustelooze
naar het dorp gebracht wordt, al lang uit het
gezicht verdwenen ls. Zij zit alleen in de veran
da in de houding van iemand, die scherp luis
tert, maar het is haar zelf niet duidelijk, waar
zij op wacht of waarnaar ziji luistert, als waren
het stemmen, die uit de vei'te schijnen over te
klinken, of als tonen, die haar oor nog nooit
meent gehoord te hebben. En toch zijn het
zoete geluiden, dat weet ze zeker, geluiden,
waarnaar zij onbewust vaak met heimwee ver
langd had. Heldere, blinkende tranen rollen
langzaam over haar wangen, zulke waren
liet, die Bruno vroeger had weggekust.
De wagen keert uit het dorp terug. Adam, de
knecht, komt met een verlegen gezicht naar
Tosca toe. Neemt zijn pet af en wrijft met den
rug van zijn hand over zijn voorhoofd. Tosca
kijkt hem vragend aan.
Ja, de juffrouw moest toch eens muur be
neden gaan; hij maakt met zijn hoofd een be
weging in de richting van het dorp, dat in het
dal gelegen is. De zieke wenscht de juffrouw te
spreken, zegt de waard.
Tosca is reeds opgesprongen. Zooals zij daaT
zat, zonder hoed of handschoenen, rent ziji den
verbluften knecht voorbij en snelt naar het
dorp. Iemand die flink doorstapt kan dien
afstand In een goed kwartier afleggen, maar
Tosca had slechts de helft van dien tijd noodig
voortgedreven als zij werd dooi' haar ongewon-
denheid. Juist staat zij hijgend naar adem, voor
de deur van de herberg, als de waard haar al
tegemoet komt.
Ik waag u om versehoonlng, juffrouw, zegt
de man beleefd, terwijl hij een buiging maakt,
waarbij hij zichtbaar' verlegen ls, de zieke
heeft verschillende keeren uw naam genoemd
ToscaTosca; daarom vond lk het noodig,
omdlat hij klaarblijkelijik zwaar de koorts heeft
ik dacht,11 lk keoj de juffrouwhij ligt
misschien op sterven en hij verlangt denkelijk
wel naar een laatsten troost
Breng mij maar eens bij hem. Stark, on
derbrak Tosca den silotterenden waard. Met
moeite kwamen de weinige woorden over haar
lappen.
De herbergier opende een zijdeur en vroeg,
of hij met de juffrouw mee wilde gaan; zij
schudde het hoofd, trad de kamer binnen en de
waard sloot achter haar zachtjes de deur.
Van het bed, dat aan den zijwand van het
vertrek stond, staarden een paar donkere oogen
haar aan. Haar eigen oogen! Een koude rilling
loopt over haar rug. Al haar zalige droomerijen
ztjin vervlogen, nu zij tegenover deze werke
lijkheid staat. In het met bonte dekens bedekte
bed de ingevallen gestalte, waarvan de eene
schouder half ontbloot en met een natten doek
bedekt ls. Een kom met water staat op den
houten steel naar het ledikant. In de donkere
oogen, die haar nog steeds aanstaren, ligt een
uitdrukking van onuitsprekelijke smart.
Dat is bitterder dan de dood, zegt een
stem, die haar zoo vertrouwd tegenklinkt, alsof
er geen dozijn jaren tusschen nu en toen liggen.
Vader roept zij uit en werpt zich voor zijn
bed op baar knieën neer.
Ik verdien dien naam niet, mompelt bij,
terwijl hij zijn bevende hand op Tosea's hoofd
legt; hoe veel veugde en genoegen heb lk opge
offerd aan een waandenkbeeld.
De twee paren oogen rusten in elkaar. Neen,
er Is niets ln dit gelaat, dat haar verontrus
ten moetl En haar lippen beroeren de zijne ln
een hartelljken kus.
(Wordt vervolgd) j[