FEUILLETON HAAR DOEL BEREIKT MAANDAG 14 JANUARI 1929 DERDE BLAD PAGINA 4 DAMRUBRiEK SCHAAKRUBRIEK. -tt- Mat in t w e-e zetten. No. 4081. Pde2 verhindert zwart door 1Pd3: en 1 Df2door 1..., PeG:f, Indien 2 Pe6: dan 2... f3. GOEDE OPLOSSINGEN. H. v. Gaaien, Rotterdam alle beh. no. 4081 en no. 4082; D. v. Niekerk, Rijsenburg, alle beh. no. 4081 en no. 4083; Jouds, Rotterdam, no. 4078 en 4079; J. SmalB, Nijmegen, no. 4078 en no. 4082; W. H. Haring, Kethel, no. 4078; A. L. J. V. v. d. Snoek, den Haag, idem; Jos. Claassens en Jos. Willekens, Tilburg no. 4080. PARTIJ No. 889. GEWEIGERD DAMEGAMBIET. Gespeeld in 't tornooi te Trentschin-Teplitz 1928. Wit: R. Rêti. Zwart: R. Spielmann 1 d2d4 Pg8—f6 2 c2c4 e7e6 3 Pblc3 d7d5 4 Lel—g5 Pb8d7 6 e2e3 c7c6 6 a2a3 Lf8—e7 7 Pgl—f3 0—0 8 Ddlc2 De hier gekozen stelling Dc2 benevens Tdl, welke daardoor mogelijk is geworden, doordat zwart vr egtijdig, in de hoop op Cambrldge- Springvariant c7c6 speelt, is sterker dan die anders gebruikelijke Tel benevens Dc2, daar de toren op dl de bevrijding van het zwarte spel door c6c5 of e6e5 sterker belemmert. 8 a7—a6 9 Tal—dl Tf8e8 10 Lfld3 h?—h6 11 Lg5h4 d5Xc4 12 Ld3Xc4 In de beroemde partij GrtinfeldAljechin (Karlsbad 1923), was eenzelfde stelling bereikt echter met dit verschil dat de T op cl stond. 12 Pf6d5 13 Lh4—g3 Dd8a5 14 0—0 Pd5Xc3 15 b2Xc3 b7—b5 Pion a3 is klaarblijkelijk wegens 16 Tal in geen geval te nemen. 16 Lc4a2 Pd7—f8 P£8' is tot dekking van de K-stelling noodig. Pion a3 mag nog niet geslagen worden wegens 17 Tal bijv. 16Da3; 17 Tal, Lf6; 18 Lbl, Dal:; 19 Dh7t, Kf8; 20 Ld6f benevens volgend mat. 17 Pf3e5 Lc8—b7 18 f2—f4 Begin van den beslissenden aanval. 18 Le7—f6 Om den springer af te ruilen en zoodoende het indringen naar f7 te verhinderen. Na 18g6, volgt 19 f5, gf5; 20 Tf5:, ef5:; 21 D£5: en wint. 19 f4—f5 Lf8Xe5 20 Lg3Xe5 Van allen aanval afgezien, dreigt wit nu door 21 Ld6, benevens eventueel Lc6 ook positie- overwicht te verkrijgen. 20 Da5d8 21 f5Xe6 f7Xe6 Stand na den 21en zet van zwart. Na 21..., Pe6; volgt 22 Tf7:, Kf7; 23 Df5t, Kg8; 29 Le6:f, ICh8; 25 Dg6. 22 TflXfSt Te8Xf8 Na 22Kf8: hesUst 23 Dh7, Dd7; 24 Lg7:f 23 La2Xe6f Kg8—h8 24 Le6—a2! De fijnste zet van den aanval. Op 24 Dg6 zou zwart nog wat kunnen verdedigen, zij het dan gebrekkig. 24 Dd8g5 Om na 25 Lbl, Kg8, pion g7 gedekt te hebben. Met teruggave van de kwaliteit op f6 kon zwart zich langer staande houden. 26 La2bl Kh8—g8 26 Dc2—h7t Kg8—f7 27 Le5Xs7 Nu gaat het ten einde. 27 Dg5Xe3t 28 Kgl—hl De3—e2 29 Lg7—e5f Kf7—e6 30 Dh7g6t Ke6e7 Na andere Koningszetten volgt eveneens 81 Dd6f. 31 Dg6d6f Opgegeven Na 31... Ke8 volgt 32 Lg6t, Tf7; 33 Lf7f, Kf8; 34 Df6t, Ke8; 35 De6j- benevens Dame- gambiet. (Aanteekeningen van R. Réti in de „Morgenzeitung.") BOEKBESPREKING. Alain C. White en G. Hume. The Properties of Castling. Stroud Office of the Chess Amateur. Jaren geleden, toen men mij op de H. B. S. met meer hardnekkigheid dan resultaat de begin selen der wetenschap beproefde in te pompen, had ik een oude goede tante, zoo van dat soort, dat thans uitgestorven schijnt te zijn. Als ik haar bezocht stopte zij mijn zakken vol zoetigheid en schonk mij ook een dubbeltje, dat door mij natuurlijk snel in „prima" rookmateriaal werd omgezet. U kunt wel begrijpen, dat ik niet na liet tante van tijd tot tijd met een bezoek te „vereeren", vooral als, wat maar al te vaak gebeurde, mijn financiën in een zeer ongunstigen toestand verkeerden. Bij al deze goede eigenschappen bezat tante een eigenaardigheid, te pas of te onpas kwam steeds het gesprek op haar kanarievogel, die toch o zoo slim was. Piet moest niet te warm, maar vooral niet te koud water hebben, hoe hij van het witte zaad smulde, maar het zwarte hard nekkig verachte en het beestje zong toch zoo mooi Onwillekeurig viel deze tante mij te binnen, toen ik Alain C. White's nieuw kerstboek ont ving. Bij al zijn schitterende en goede eigen schappen en verdiensten heeft de heer White ook een „kanarie" en wel in zijn voorliefde voor abnormale schaakproblemen, welke voor een groot deel door zijn toedoen maar al te zeer in de mode gekomen zij en in sommige landen heeft de productie dézer problemen een derge- lijken omvang genomen, dat de compositie van normale schaakproblemen daardoor ten zeerste geschaad is. Het voorliggend boekje behandelt de rochade in schaakproblemen. M.i. behoort deze daarin in het geheel niet thuis, immers er is geen geval denkbaar, dat het mogelijk is te bewijzen, dat noch de K. noch de T. hun oorspronkelijk stand- veld nog niet verlaten hebben. Steeds blijft de mogelijkheid open, dat T of K hun oorspronke lijk standveld verlaten hebben en nadien daar weder zijn teruggekeerd. Wil men de rochade dus in een probleem toepassen dan moeten wij maar veronderstellen, dat dit laatste niet het geval geweest is. En waartoe zouden wij komen indien dergelijke onbewijsbare stellingen burgerrecht zouden ver krijgen? In de inleiding van het voorliggend werkje wordt gewag gemaakt van een vroegere uitgave van A. C. White, dat het en passant slaan tot onderwerp beeft. M.i. is deze verge lijking minder juist, immers in laatstgenoemd boekwerk staat A. C. W. nog steeds op den grondslag der realiteit en beweert en m.i. vol komen terecht, dat een oplossing met e. p.-slaan op den eersten zet alleen dan geoorloofd is indien uit de stelling bewezen kan worden, dat zwart's voorafgaande zet het 2 velden opspelen van een zwarte pion geweest is. Indien men echter, zooals bij de rochade van veronderstellingen uit gaat, is er wel geen enkele reden om als een witte pion op het vijfde veld staat en een zwarte daarnaast, aan te nemen, dat zwart voorlaatste zet het 2 velden opspelen van den pion geweest is en de oplossing dus met e. p.-slaan kan be ginnen. Een en ander neemt natuurlijk niet weg, dat het zeer zeker mogelijk is met de rochade van wit of zwart in een probleem aardige effecten te bereiken en meerdere aardige voorbeelden zijn dan ook in White's kerstboek te vinden, hoewel ook wel niet ontkend zal worden, dat een deel der gegeven honderd problemen van vrij laag gehalte is. Onderstaand een voorbeeld. J. DE KONING. Katholieke Illustratie 1909. Oplossing: 1 Kh3. Een aardig voorbeeld van den helaas te vroeg gestorven De Koning over de mogelijkheden van cross-check in een rochade- probleem. Rest nog te vermelden, dat de problemen op de bekende heldere Wijze in groepen verdeeld zijn, die een uitstekend overzicht geven over hetgeen er tot dusverre in deze soort problemen gepubliceerd is. De technische uitvoering laat, zooals trouwens steeds, niets te wenschen over. J. O. HET MODERNE KAMERMEISJE. Mevrouw: „Dina, wat 'n stof op dien stoel!" Dina: „Dat kan wel, mevrouw, er heeft langen tijd niemand op gezeten". Alle correspondentie te richten aan den dam- redacteur dezer courant. No. 47 (13 Jan. 1929). OPLOSSINGEN. Probleem No. 86 (V. DUPORT). Zwart: 5, 9, 10, 12, 16, 17, 20, 25, dam op 13. Wit: 23, 26/7, 29, 31, 33, 35, 39, 41 en 42. Wit 35—30 (zw. 25 4") 42—38, 29—24 (zw. 13 18) 24 11 en 26 8. Probleem No. 87 (P. KLEUTE Jr.) Zwart: 2/3, 7/9, 12, 15, 19, 23, 29, 33 en 34. Wit: 17. 20/2, 27, 32, 38, 42, 47/50. Wit 49—44, 17—11, 32—28, 48 30, 22—18, 44—40, 50 28, 27 38, 38—32 en 42 4. Goede oplossinger ontvangen van: W. J. v. d. Voort, Nieuw Vennep; R. Alders, Hillegersberg (ook no. 83 en 84)C. v. d. S., Joh. Lodewykx, H. W. Borghardt, J. R. H.. J. S., allen Rot terdam. PROBLEEM No. 91. BLIJDENSTEIN. Zwart. Wit. Zwart: 2, 4, 7, 9, 16, 26, 35, dam op 6. Wit: 13, 22/3, 25, 27/8, 37 en 45. PROBLEEM No. 92. COLOMBEL. Wit. Zwart: 8/10, 18, 22/3, 27, 36 en 39. Wit: 29, 35, 37/8, 42, 46, 48 en 49. PROBLEEM No. 93. (Voor eerstbeginnenden) Zwart. Wit: Zwart: 3, 6, 8, 9, 10, 16, 25 en 87. Wit: 24, 26, 28, 29, 35, 36, 39 en 48. PROBLEEM No. 94. A. JACOBS.' Zwart W i t Zwart: 5, 8, 9, 16, 20, 22, dam op 49. Wit: 18, 19, 27, 37, 38, 41, 42 en 43. SLAGZETTEN. Hieronder geven wij nog eenige typeslagen. Typeslag No. 1. Wij beginner, met een vol spel. 1. 33—28 18—23 2. 39—33 12—18 3. 4439 7—12 4. 31—27 17—22 5. 28 17 11 31 6. 36 27 1217 7. 33—28 17—21 8. 3430 2024 9. 40—34 6—11 10. 45—40 1— 7? En wit wint een schijf of gaat naar dan» met 3429 (zw. 24 31) en 37 6. Een voorbeeld in het midden der partij: Zwart: 3, 8, 9, 11, 13, 15/6, 18/9, 21, 23/5. Wit: 27/8, 30, 32/3, 35, 37/40, 43, 45 en 48. Wit: 4842, 40 20, 33—29 en 37 6. Een ander voorbeeld: Zwart: 2/3, 9/11, 13/4, 19, 23/4 en 31. Wit: 28, 30, 32/3, 35/6, 38/40, 43 en 48. Wit meent hier schijf 31 te kunnen win» nen met 4136 en verliest nu door zwart 1318. 18—22 en 14 45. Typeslag No. 2. 1. 33—28 18—23 2. 39—33 2025 3. 44—39 15—20 4. 5044 10—15 5. 31—27 5—10 6. 37—31 20—24 7. 41—37 14—20? Wit gaat naar dam met 3430 en 40 18; op 13 22 en 12 23, wit 27 18, 85—30, 33—29, 39 30, 2822 en 32 5 en op 12 23, wit 353<V 33—29, 3D 30, 28—22 en 32 5. Nog een opening, waarin zwart dezen type» slag uitvoert: 1. 31—26 19—23 2. 36—31 14—19 3. 41—36 10—14 4. 46—41 20—24 5. 31—27 15—20 6 8328 510 7. 37—31? En zwart 1721, 11 33, op wit 38 29 en 39 ?8, zwart 24 33, 16—21, 18—22, 12 21* 2329 en 19 46: op wit 39 28, zw. 1621* 18—22, 12 21, 23—29 en 19 46. Typeslag No. 3, 1. 33—28 18—23 2. 3933 1218 9. 44—39 7—12 4. 31—27 20—24 5. 36 -31 14—20 6. 4136 2429? 7. 33 24 20 29 Wit wint een stuk met 2822, 2721, 31 24 Typeslag No. 4. 1. 33—28 17—21 2. 39—33 21—26 8. 44—39 20—24 4. 34—30 14—20 6. 30—25 18—23 6. 25 14 9 20 7. 4034 4— 9 8. 34—30 13—18? Wit gaat met een kruisslag naar dam, n.1. 32—27, 37—32 en 33 4. Een andere opening: 1. 33—28 18—23 2. 39—33 12—18 3. 44—39 7—12 4. 50—44 2— 7 5. 34—30 20—24 6. 30—25 17—21 7. 40—34 21—26 8. 34—30. Indien zwart hier 1117 speelt, levert het Uitvoeren van dezen typeslag een schijf ver lies op, want na 3227, 3732 en 33 2 wordt de dam voor een stuk afgenomen en is wit een schijf achter. In het midden der partij: j Zwart: 1, 3, 5, 7/9, 12, 14/5, 17/9, 21 en 26. Wit: 28, 30/3, 35, 37, 39, 41/2, 46, 48/50. I; Wit 32—27, 37—32 en 33 4. Een ai.der voorbeeld: Zwart: 5, 10, 12, 14, 16, 18/20, 23, 28. Wit: 25, 27, 32, 34, 37, 39, 42/4 en 48. Zwart 28—33, 19—24, 14—19 en 18 47. Redacteur: P. A. KOETS HEID, Singel 82c. Schiedam Verzoeke alle mededeelmgen betreffende deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. PROBLEEM No. 4090. DR. J. J. O'KEEFFE. Ie prijs „Australian Columus Frival tornooi.' Mat in twee zetten. PROBLEEM No. 4092. J. BERKOVEC PLZEN. Ie Intern. Probleemtornooi v. d. Maasbode 1928. Mat in drie zetten. Oplossingen over drie weken. Deze worden bij «ns ingewacht tot Dinsdag 29 Januari. PROBLEEMOPLOSSINGEN. No. 4078. 1 LdS—f6 enz. No. 4079. 1 Td7d8 enz. No. 4080. 1 Tc3c6 enz. No. 4081. 1 Kg7h8 dreiging: 2 Pd4c6:f enz. 1..., Fce4, Pfe4:, Pd7, Pe6t, Pd3: (Pg4); I Pce2, Pde2, ed7, Pe6:, Dg4 enz. No. 4082. 1 c2c3 dreiging: 2 b3b4f enz. l...„ Te4, Le4, Pe4, d5—d4; 2 Pd6, a4—a5, Pe5, Td4: enz. De twee laatste opgaven zijn uit ons probleem- tornooi en verdienen de volle aandacht. We Vinden het een paar interessante opgaven. No. 4083. 1 Lh4—f6 dreiging: 2 Thl—h8±. 1..., Lhl: 2 Th2 (dreigt Th8). Dh2; 3 Pe8 enz. Ditmaal was het aantal Incorrecte oplossingen zeer groot, voornamelijk In betrekking tot de tweezetten. Hier laten we de weerleggingen volgen. De oplosser, wlen het aangaat zal de op- keldering hierin vinden. No. 4078. 1 Lg5 pareert zwart door 1Te6 en 1 Pc5 door 1T£4 ook Tg4 is afdoende. No. 4079. I Tc7 wordt door 1Lc7: verijdeld. No. 4080. Deze tweezet schijnt wel de koppigste geweest te zijn. 1 Tc7maakt zwart door 1 Pfor onschadelijk. 1 Tc5f door 1..., Ld5; 2 TdB: kan niet volgen daar wit hierdoor zijn koning in het schaak van de zwarte dame zou stellen. Verder haalt Pc6 f niets uit, wegens 1Lc6:. PROBLEEM No. 4091. A. CASSINELLI. Ie Eerv. verm, of the Sports Referee le semester 1928. Mat in twee zetten. naar het Duitsch tan K. RICHTHOFEN. 19) Bedrieg ik mij niet? mompelt hij in zdeh zelf. Dat is meer dan medelijden, meer dan edelmoedigheid, wat hem nu uit Tosca s blikken tegenstraalt. Een onvergelijkelijke za ligheid gaat door zijn ziel, doet hem aan haar voeten nederknielen. Hij vergeet plaats en tij 1. overleg en voorzichtigheid laat hij varen Kij omvat haar silanke gestalte, legt zijn hoofd op haar schoot. En zij laat haar wang rusten op dat zachte, dunne, vroeg-vergrijsde haar, haar handen op zijn schouders. Nog nooit in haar leven had zij zich zoo zeker en zoo veilig ge voeld, en tegelijk zoo grenzenloos los van al'.e aard ache dingen. En om hen heen niets dan schuimende gol ven Zij buigt haar gezicht dieper, tot hef het zijne raakt. Nu ziet hij haar in de oogm r— en zij kust hem. Zij kust hem weifelend en loch innig, zooals men slechts eens in zijn la- ,Ven kust. Toen.een 3toot.een gewirwar en Jespat van water en geplons door den vloed fh de boot drijft voort, zonder roeier, zoa- |er stuurmiuw.leeg. Een oogenblik komen twee gestalten te voor schijn, vast aan elkaar geklemddaar zijn )e weer verdwenenDaar, een arm rekt zich imhoog, zoekt den »nd vam de boot te pakken, )everg«ets! t De twee manen aan den oever werpen hun vischtuig op zij en kicken aar de zwarte ge daante, die langzaam het water verdeelt met één arm, voortdurend voorwaarts, maar lang zaam. langzaam. De andere arm houdt een kostbaren last omklemd, kostbaar maar zwaar, die hem in de diepte dreigt neer te trekken. De mannen aan den wal maken hun boot los en varen zoo snel mogelijk de verongelukten tege moet Nu zien ze voor zich in den stroom, die zoo gevaarlijk is, den zwemmer en reeds heb ben zij hem bereikt, pakken hem bij den schou der. Pak aan! zegt hij met zwakke stem en met een laatste inspanning van al zijn krach ten, heft hij iets omhoog, een slanke melsjes-. gestatle die hij aam zijn borst gedrukt had. Hij ziet hoe Tosca in de boot getrokken wordt. Een glimlach verheldert zijn gelaat. Zijn armen zak ken slap langs zijn lichaam neer, zijin hoofd verdwijnt onder water. Met ontzetting worden de mannen gewaar, dat een donker lichaam door den stroom snel van de boot weggevoerd wordt. Niet te houdenHun vaartuig wordt teiruglgeslingord. Iedere poging om de stroom versnelling, d;Ie door bet meer loopt, te nade ren is tevergeefisch. De man ie verloren! Waarom heeft hij niet naar onze waar schuwing geluisterd! zegt een der vfsschers, die nog steeds met scherpen blik staart naar het donkere punt, dat heen en weer geslingerd wordt door het grauwe, schuimende, wiebelende water. Nauwelijks kan hij zijn blikken er van afwenden hij strijkt met den rug van zijn verbruinde, harde hand langs zijn oogen. Dan ldjkt hij meewarig naar het bleeke meisje, dat als levenloos op den bodem der boot ligt. Als zij allebei eens afgedreven waren denkt hij. Maar het meisje is juist, dank zij de bemoeiingen van zijn kameraad, tot het bewust zijn teruggekeerd. Nog lacht zij als ln herinnering aan een moolen droom. De golven klotsen tegen.de wan den van de roeiboot. Daar opent zij wijd de oogen, die haar omgeving aanstaren en tast zij naar haar natte kleeren. Eensklaps richt zij zich op en kijkt over de schuimende water- Vlakte. De zon is verdwenen, duisternis grijnst haar van het meer tegen; met een schrillen schreeuw roept een watervogel in de verte. Een paar koude regendroppels vallen op haar ge zicht, dat zij met haar handen bedekt. Onder het drukkende gevoel haar laatsten steun verloren te hebben, krlmt zij ineen em ligt eenige oogenblikkn als verdoofd neer. Dan komt het bewustzijn van een grenzenlooze ver latenheid weer terug. Brandende tranen wellen in haar oogen op en ze steunt en zucht, zoodat dien ruwen mannen, verhard onder den moel- zamen arbeid voor het dagelijlksch brood, de oogen vochtig worden. Alle hoop is nog niet verloren, poogt de een haar te troosten. Maar zijn stem klinkt onzeker en hij wendt zijn hoofd af, terwijl hij die woorden uitspreekt. Je zegt, wat je zelf niet gelooft, Peter Lars (Miwijst de ander hem terecht, die de donkere stip ln de schuimende golven in het oog gehouden heeft. Hij is weg. Wie bij zoo'n storm in een stroomversnelling terecht komt, is onherroepelijk verloren. Dan helpt geen bid den en smeoken. Ik heb wel gedacht dat dat er vam komen zou, toen Ik dien heer de roei spanen uit zijn handen zag leggen. Nu is het uit. Het is een wonder, dat hij die juffrouw nog boven water heeft kunnen houden. „Pak aan!" riep hij nog em tilde de juffrouw met bijna bovenmenschelijke kracht omhoog. God geve zijn ziel de eeuwige rust Hij nam zijn pet van zijn hoofd en keek met een ernstig gezicht omhoog, waarheen hij zijn bede opzond. Peter Larsen ontbloot eveneens het hoofd en bidt een ,,Onze Vader". Tosca heeft zich opge richt en zegt langzaam woord voor woord mee. En dat was de lijkpleehtigheid voor pro fessor Vornhagen. Nooit zag een menschenoog zijn stoffelijk overschot weer, Het lag in de diepte van het meeT begraven. IX. De storm had de regenwolken te zamem ge dreven; nu openden zich haar sluizen en lieten het koude nat bij stroomen over de aarde vloeien. Restaurant Denzer vulde zich met ongeloof lijke vlugheid. Vele wandelaars, door den regen verrast, zochten een schuilplaats in de schit terend ingerichte zalen. Hebt u het al gehoord; professor Vorn hagen moet verdronken zijn. Die tijding dringt van de eene toit de andere kamer door, ook tot de familie WarnstTöm, die uitstekend gedineerd heeft en nu aan het des sert zit. De kelner wendt zich fluisterend tot den opperhoutvester: Er wordt verteld, dat professor Vornhagen verdronken is. Bij den molen aan het meer heeft men hem herkend, toen hij in een boot zat en die moet door den storm omgeslagen zijn. Een hieele massa volk heeft zich reeds aan den oever verzameld. Een leege hoot is ook al komen aandrijven. Sti st! maakt hij zijn huisgenooten op merkzaam, terwijl hij ernstig naar zijn vrouw en zoon kijkit Hij leunt, als door een plotse linge duizeligheid overvallen, achterover ln ziin stoel. Hij is verschrikkelijk tlieek geworden. De aandacht van de houtvesterisvrouw Is ge trokken. Zij zet het glas, dat zij in haar haud houdt óp tafel neer, harder dan eigenlijk wel voorzichtig was. Wait is er gebeurd? Ben je niet goed Paul? Die bezorgde vraag Is bestemd voor haar ech - genoot, dien zij met hftar blikken tracht te doorboren. Hij heeft zich langzamerhand van den eersten schrik hersteld. In ieder geval een overdreven bericht, dat in omloop is gebracht, antwoordt hij met. wel. felemde stem. Hoe is het mogelijk dat zoo iets rondgeba zuind wordt. Uit een achteloos weggeworpen vonkje wordt een wereldbrand gefantaseerd. Bruno, die tot nu toe in diepe droomerijen verzonken was geweest de likeur had hem melancholiek gestemd kijkt nu op. Zijn blik ontmoet dien van den kelner. Er moet toch werkelijk iets van waar zijn, zegt deze. Bruno wil nu weten, wat die geheimzinnig doenerij be teekent. De kelner had slechts op f aandringen gewacht,, om zijn verhaal voort ie zetten. Hij vertelde, wat er op het water ge beurd was. zoo omstandig, alsof hij er zelf bij geweest was; Een mijnheer, die er precies uit zag als professor Vornhagen, was met een dame in een roeibootje gestapt en had het woelige meer bevaren, ondanks de waarschuwing van een paar vlssehiers, die in de nabijheid hun. bedrijf uitoefenden. Toen was eensklaps het bootje omgeslagen en de inzittenden waren met den stroom mee gevoerd. O God. Tosoa, niep mevrouw Warnström verschrikt uit, die zich nu haar pleegdochter herinnert. Dat ongelukkige schepsel ook!.... Zij heeft natuuriijk den professor overgehaald met haar te gaan varen en nu heeft zij den dood van dien goeden man op haar geweten! Bruno Is opgesprongen. (Wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 12