FEUILLETON
HAAR DOEL BEREIKT
MAANDAG 14 JANUARI 1929
DERDE BLAD
PAGINA 4
DAMRUBRiEK
SCHAAKRUBRIEK.
-tt-
Mat in t w e-e zetten.
No. 4081. Pde2 verhindert zwart door 1Pd3:
en 1 Df2door 1..., PeG:f, Indien 2 Pe6: dan
2... f3.
GOEDE OPLOSSINGEN.
H. v. Gaaien, Rotterdam alle beh. no. 4081
en no. 4082; D. v. Niekerk, Rijsenburg, alle
beh. no. 4081 en no. 4083; Jouds, Rotterdam,
no. 4078 en 4079; J. SmalB, Nijmegen, no. 4078 en
no. 4082; W. H. Haring, Kethel, no. 4078; A.
L. J. V. v. d. Snoek, den Haag, idem; Jos.
Claassens en Jos. Willekens, Tilburg no. 4080.
PARTIJ No. 889.
GEWEIGERD DAMEGAMBIET.
Gespeeld in 't tornooi te Trentschin-Teplitz
1928.
Wit: R. Rêti. Zwart: R. Spielmann
1 d2d4 Pg8—f6
2 c2c4 e7e6
3 Pblc3 d7d5
4 Lel—g5 Pb8d7
6 e2e3 c7c6
6 a2a3 Lf8—e7
7 Pgl—f3 0—0
8 Ddlc2
De hier gekozen stelling Dc2 benevens Tdl,
welke daardoor mogelijk is geworden, doordat
zwart vr egtijdig, in de hoop op Cambrldge-
Springvariant c7c6 speelt, is sterker dan die
anders gebruikelijke Tel benevens Dc2, daar de
toren op dl de bevrijding van het zwarte spel
door c6c5 of e6e5 sterker belemmert.
8 a7—a6
9 Tal—dl Tf8e8
10 Lfld3 h?—h6
11 Lg5h4 d5Xc4
12 Ld3Xc4
In de beroemde partij GrtinfeldAljechin
(Karlsbad 1923), was eenzelfde stelling bereikt
echter met dit verschil dat de T op cl stond.
12 Pf6d5
13 Lh4—g3 Dd8a5
14 0—0 Pd5Xc3
15 b2Xc3 b7—b5
Pion a3 is klaarblijkelijk wegens 16 Tal in
geen geval te nemen.
16 Lc4a2 Pd7—f8
P£8' is tot dekking van de K-stelling noodig.
Pion a3 mag nog niet geslagen worden wegens
17 Tal bijv. 16Da3; 17 Tal, Lf6; 18 Lbl,
Dal:; 19 Dh7t, Kf8; 20 Ld6f benevens volgend
mat.
17 Pf3e5 Lc8—b7
18 f2—f4
Begin van den beslissenden aanval.
18 Le7—f6
Om den springer af te ruilen en zoodoende het
indringen naar f7 te verhinderen. Na 18g6,
volgt 19 f5, gf5; 20 Tf5:, ef5:; 21 D£5: en wint.
19 f4—f5 Lf8Xe5
20 Lg3Xe5
Van allen aanval afgezien, dreigt wit nu door
21 Ld6, benevens eventueel Lc6 ook positie-
overwicht te verkrijgen.
20 Da5d8
21 f5Xe6 f7Xe6
Stand na den 21en zet van zwart.
Na 21..., Pe6; volgt 22 Tf7:, Kf7; 23 Df5t,
Kg8; 29 Le6:f, ICh8; 25 Dg6.
22 TflXfSt Te8Xf8
Na 22Kf8: hesUst 23 Dh7, Dd7; 24 Lg7:f
23 La2Xe6f Kg8—h8
24 Le6—a2!
De fijnste zet van den aanval. Op 24 Dg6 zou
zwart nog wat kunnen verdedigen, zij het dan
gebrekkig.
24 Dd8g5
Om na 25 Lbl, Kg8, pion g7 gedekt te hebben.
Met teruggave van de kwaliteit op f6 kon zwart
zich langer staande houden.
26 La2bl Kh8—g8
26 Dc2—h7t Kg8—f7
27 Le5Xs7
Nu gaat het ten einde.
27 Dg5Xe3t
28 Kgl—hl De3—e2
29 Lg7—e5f Kf7—e6
30 Dh7g6t Ke6e7
Na andere Koningszetten volgt eveneens 81
Dd6f.
31 Dg6d6f Opgegeven
Na 31... Ke8 volgt 32 Lg6t, Tf7; 33 Lf7f,
Kf8; 34 Df6t, Ke8; 35 De6j- benevens Dame-
gambiet.
(Aanteekeningen van R. Réti in de
„Morgenzeitung.")
BOEKBESPREKING.
Alain C. White en G. Hume. The
Properties of Castling. Stroud
Office of the Chess Amateur.
Jaren geleden, toen men mij op de H. B. S.
met meer hardnekkigheid dan resultaat de begin
selen der wetenschap beproefde in te pompen,
had ik een oude goede tante, zoo van dat soort,
dat thans uitgestorven schijnt te zijn. Als ik haar
bezocht stopte zij mijn zakken vol zoetigheid en
schonk mij ook een dubbeltje, dat door mij
natuurlijk snel in „prima" rookmateriaal werd
omgezet. U kunt wel begrijpen, dat ik niet na
liet tante van tijd tot tijd met een bezoek te
„vereeren", vooral als, wat maar al te vaak
gebeurde, mijn financiën in een zeer ongunstigen
toestand verkeerden.
Bij al deze goede eigenschappen bezat tante
een eigenaardigheid, te pas of te onpas kwam
steeds het gesprek op haar kanarievogel, die toch
o zoo slim was. Piet moest niet te warm, maar
vooral niet te koud water hebben, hoe hij van
het witte zaad smulde, maar het zwarte hard
nekkig verachte en het beestje zong toch zoo
mooi
Onwillekeurig viel deze tante mij te binnen,
toen ik Alain C. White's nieuw kerstboek ont
ving. Bij al zijn schitterende en goede eigen
schappen en verdiensten heeft de heer White ook
een „kanarie" en wel in zijn voorliefde voor
abnormale schaakproblemen, welke voor een
groot deel door zijn toedoen maar al te zeer in
de mode gekomen zij en in sommige landen
heeft de productie dézer problemen een derge-
lijken omvang genomen, dat de compositie van
normale schaakproblemen daardoor ten zeerste
geschaad is.
Het voorliggend boekje behandelt de rochade
in schaakproblemen. M.i. behoort deze daarin in
het geheel niet thuis, immers er is geen geval
denkbaar, dat het mogelijk is te bewijzen, dat
noch de K. noch de T. hun oorspronkelijk stand-
veld nog niet verlaten hebben. Steeds blijft de
mogelijkheid open, dat T of K hun oorspronke
lijk standveld verlaten hebben en nadien daar
weder zijn teruggekeerd. Wil men de rochade
dus in een probleem toepassen dan moeten wij
maar veronderstellen, dat dit laatste niet het
geval geweest is.
En waartoe zouden wij komen indien dergelijke
onbewijsbare stellingen burgerrecht zouden ver
krijgen? In de inleiding van het voorliggend
werkje wordt gewag gemaakt van een vroegere
uitgave van A. C. White, dat het en passant
slaan tot onderwerp beeft. M.i. is deze verge
lijking minder juist, immers in laatstgenoemd
boekwerk staat A. C. W. nog steeds op den
grondslag der realiteit en beweert en m.i. vol
komen terecht, dat een oplossing met e. p.-slaan
op den eersten zet alleen dan geoorloofd is indien
uit de stelling bewezen kan worden, dat zwart's
voorafgaande zet het 2 velden opspelen van
een zwarte pion geweest is. Indien men echter,
zooals bij de rochade van veronderstellingen uit
gaat, is er wel geen enkele reden om als een
witte pion op het vijfde veld staat en een zwarte
daarnaast, aan te nemen, dat zwart voorlaatste
zet het 2 velden opspelen van den pion geweest
is en de oplossing dus met e. p.-slaan kan be
ginnen.
Een en ander neemt natuurlijk niet weg, dat
het zeer zeker mogelijk is met de rochade van
wit of zwart in een probleem aardige effecten te
bereiken en meerdere aardige voorbeelden zijn
dan ook in White's kerstboek te vinden, hoewel
ook wel niet ontkend zal worden, dat een deel
der gegeven honderd problemen van vrij laag
gehalte is.
Onderstaand een voorbeeld.
J. DE KONING.
Katholieke Illustratie 1909.
Oplossing: 1 Kh3. Een aardig voorbeeld van
den helaas te vroeg gestorven De Koning over de
mogelijkheden van cross-check in een rochade-
probleem.
Rest nog te vermelden, dat de problemen op
de bekende heldere Wijze in groepen verdeeld
zijn, die een uitstekend overzicht geven over
hetgeen er tot dusverre in deze soort problemen
gepubliceerd is.
De technische uitvoering laat, zooals trouwens
steeds, niets te wenschen over. J. O.
HET MODERNE KAMERMEISJE.
Mevrouw: „Dina, wat 'n stof op dien stoel!"
Dina: „Dat kan wel, mevrouw, er heeft
langen tijd niemand op gezeten".
Alle correspondentie te richten aan den dam-
redacteur dezer courant.
No. 47 (13 Jan. 1929).
OPLOSSINGEN.
Probleem No. 86 (V. DUPORT).
Zwart: 5, 9, 10, 12, 16, 17, 20, 25, dam op 13.
Wit: 23, 26/7, 29, 31, 33, 35, 39, 41 en 42.
Wit 35—30 (zw. 25 4") 42—38, 29—24 (zw.
13 18) 24 11 en 26 8.
Probleem No. 87 (P. KLEUTE Jr.)
Zwart: 2/3, 7/9, 12, 15, 19, 23, 29, 33 en 34.
Wit: 17. 20/2, 27, 32, 38, 42, 47/50.
Wit 49—44, 17—11, 32—28, 48 30, 22—18,
44—40, 50 28, 27 38, 38—32 en 42 4.
Goede oplossinger ontvangen van: W. J. v. d.
Voort, Nieuw Vennep; R. Alders, Hillegersberg
(ook no. 83 en 84)C. v. d. S., Joh. Lodewykx,
H. W. Borghardt, J. R. H.. J. S., allen Rot
terdam.
PROBLEEM No. 91.
BLIJDENSTEIN.
Zwart.
Wit.
Zwart: 2, 4, 7, 9, 16, 26, 35, dam op 6.
Wit: 13, 22/3, 25, 27/8, 37 en 45.
PROBLEEM No. 92.
COLOMBEL.
Wit.
Zwart: 8/10, 18, 22/3, 27, 36 en 39.
Wit: 29, 35, 37/8, 42, 46, 48 en 49.
PROBLEEM No. 93.
(Voor eerstbeginnenden)
Zwart.
Wit:
Zwart: 3, 6, 8, 9, 10, 16, 25 en 87.
Wit: 24, 26, 28, 29, 35, 36, 39 en 48.
PROBLEEM No. 94.
A. JACOBS.'
Zwart
W i t
Zwart: 5, 8, 9, 16, 20, 22, dam op 49.
Wit: 18, 19, 27, 37, 38, 41, 42 en 43.
SLAGZETTEN.
Hieronder geven wij nog eenige typeslagen.
Typeslag No. 1.
Wij beginner, met een vol spel.
1. 33—28 18—23
2. 39—33 12—18
3. 4439 7—12
4. 31—27 17—22
5. 28 17 11 31
6. 36 27 1217
7. 33—28 17—21
8. 3430 2024
9. 40—34 6—11
10. 45—40 1— 7?
En wit wint een schijf of gaat naar dan»
met 3429 (zw. 24 31) en 37 6.
Een voorbeeld in het midden der partij:
Zwart: 3, 8, 9, 11, 13, 15/6, 18/9, 21, 23/5.
Wit: 27/8, 30, 32/3, 35, 37/40, 43, 45 en 48.
Wit: 4842, 40 20, 33—29 en 37 6.
Een ander voorbeeld:
Zwart: 2/3, 9/11, 13/4, 19, 23/4 en 31.
Wit: 28, 30, 32/3, 35/6, 38/40, 43 en 48.
Wit meent hier schijf 31 te kunnen win»
nen met 4136 en verliest nu door zwart 1318.
18—22 en 14 45.
Typeslag No. 2.
1. 33—28 18—23
2. 39—33 2025
3. 44—39 15—20
4. 5044 10—15
5. 31—27 5—10
6. 37—31 20—24
7. 41—37 14—20?
Wit gaat naar dam met 3430 en 40 18; op
13 22 en 12 23, wit 27 18, 85—30, 33—29,
39 30, 2822 en 32 5 en op 12 23, wit 353<V
33—29, 3D 30, 28—22 en 32 5.
Nog een opening, waarin zwart dezen type»
slag uitvoert:
1. 31—26 19—23
2. 36—31 14—19
3. 41—36 10—14
4. 46—41 20—24
5. 31—27 15—20
6 8328 510
7. 37—31?
En zwart 1721, 11 33, op wit 38 29 en
39 ?8, zwart 24 33, 16—21, 18—22, 12 21*
2329 en 19 46: op wit 39 28, zw. 1621*
18—22, 12 21, 23—29 en 19 46.
Typeslag No. 3,
1. 33—28 18—23
2. 3933 1218
9. 44—39 7—12
4. 31—27 20—24
5. 36 -31 14—20
6. 4136 2429?
7. 33 24 20 29
Wit wint een stuk met 2822, 2721, 31 24
Typeslag No. 4.
1. 33—28 17—21
2. 39—33 21—26
8. 44—39 20—24
4. 34—30 14—20
6. 30—25 18—23
6. 25 14 9 20
7. 4034 4— 9
8. 34—30 13—18?
Wit gaat met een kruisslag naar dam, n.1.
32—27, 37—32 en 33 4.
Een andere opening:
1. 33—28 18—23
2. 39—33 12—18
3. 44—39 7—12
4. 50—44 2— 7
5. 34—30 20—24
6. 30—25 17—21
7. 40—34 21—26
8. 34—30.
Indien zwart hier 1117 speelt, levert het
Uitvoeren van dezen typeslag een schijf ver
lies op, want na 3227, 3732 en 33 2 wordt
de dam voor een stuk afgenomen en is wit een
schijf achter.
In het midden der partij: j
Zwart: 1, 3, 5, 7/9, 12, 14/5, 17/9, 21 en 26.
Wit: 28, 30/3, 35, 37, 39, 41/2, 46, 48/50. I;
Wit 32—27, 37—32 en 33 4.
Een ai.der voorbeeld:
Zwart: 5, 10, 12, 14, 16, 18/20, 23, 28.
Wit: 25, 27, 32, 34, 37, 39, 42/4 en 48.
Zwart 28—33, 19—24, 14—19 en 18 47.
Redacteur: P. A. KOETS HEID, Singel 82c.
Schiedam
Verzoeke alle mededeelmgen betreffende deze
rubriek aan bovenstaand adres te richten.
PROBLEEM No. 4090.
DR. J. J. O'KEEFFE.
Ie prijs „Australian Columus Frival tornooi.'
Mat in twee zetten.
PROBLEEM No. 4092.
J. BERKOVEC PLZEN.
Ie Intern. Probleemtornooi v. d. Maasbode 1928.
Mat in drie zetten.
Oplossingen over drie weken. Deze worden bij
«ns ingewacht tot Dinsdag 29 Januari.
PROBLEEMOPLOSSINGEN.
No. 4078. 1 LdS—f6 enz.
No. 4079. 1 Td7d8 enz.
No. 4080. 1 Tc3c6 enz.
No. 4081. 1 Kg7h8 dreiging: 2 Pd4c6:f enz.
1..., Fce4, Pfe4:, Pd7, Pe6t, Pd3: (Pg4);
I Pce2, Pde2, ed7, Pe6:, Dg4 enz.
No. 4082. 1 c2c3 dreiging: 2 b3b4f enz.
l...„ Te4, Le4, Pe4, d5—d4; 2 Pd6, a4—a5, Pe5,
Td4: enz.
De twee laatste opgaven zijn uit ons probleem-
tornooi en verdienen de volle aandacht. We
Vinden het een paar interessante opgaven.
No. 4083. 1 Lh4—f6 dreiging: 2 Thl—h8±.
1..., Lhl: 2 Th2 (dreigt Th8). Dh2; 3 Pe8 enz.
Ditmaal was het aantal Incorrecte oplossingen
zeer groot, voornamelijk In betrekking tot de
tweezetten. Hier laten we de weerleggingen
volgen. De oplosser, wlen het aangaat zal de op-
keldering hierin vinden.
No. 4078. 1 Lg5 pareert zwart door 1Te6 en
1 Pc5 door 1T£4 ook Tg4 is afdoende.
No. 4079. I Tc7 wordt door 1Lc7: verijdeld.
No. 4080. Deze tweezet schijnt wel de koppigste
geweest te zijn. 1 Tc7maakt zwart door 1
Pfor onschadelijk. 1 Tc5f door 1..., Ld5; 2 TdB:
kan niet volgen daar wit hierdoor zijn koning
in het schaak van de zwarte dame zou stellen.
Verder haalt Pc6 f niets uit, wegens 1Lc6:.
PROBLEEM No. 4091.
A. CASSINELLI.
Ie Eerv. verm, of the Sports Referee
le semester 1928.
Mat in twee zetten.
naar het Duitsch tan
K. RICHTHOFEN.
19)
Bedrieg ik mij niet? mompelt hij in
zdeh zelf. Dat is meer dan medelijden, meer
dan edelmoedigheid, wat hem nu uit Tosca s
blikken tegenstraalt. Een onvergelijkelijke za
ligheid gaat door zijn ziel, doet hem aan haar
voeten nederknielen. Hij vergeet plaats en tij 1.
overleg en voorzichtigheid laat hij varen Kij
omvat haar silanke gestalte, legt zijn hoofd op
haar schoot. En zij laat haar wang rusten op
dat zachte, dunne, vroeg-vergrijsde haar, haar
handen op zijn schouders. Nog nooit in haar
leven had zij zich zoo zeker en zoo veilig ge
voeld, en tegelijk zoo grenzenloos los van al'.e
aard ache dingen.
En om hen heen niets dan schuimende gol
ven
Zij buigt haar gezicht dieper, tot hef het
zijne raakt. Nu ziet hij haar in de oogm
r— en zij kust hem. Zij kust hem weifelend en
loch innig, zooals men slechts eens in zijn la-
,Ven kust.
Toen.een 3toot.een gewirwar en
Jespat van water en geplons door den vloed
fh de boot drijft voort, zonder roeier, zoa-
|er stuurmiuw.leeg.
Een oogenblik komen twee gestalten te voor
schijn, vast aan elkaar geklemddaar zijn
)e weer verdwenenDaar, een arm rekt zich
imhoog, zoekt den »nd vam de boot te pakken,
)everg«ets!
t De twee manen aan den oever werpen hun
vischtuig op zij en kicken aar de zwarte ge
daante, die langzaam het water verdeelt met
één arm, voortdurend voorwaarts, maar lang
zaam. langzaam. De andere arm houdt een
kostbaren last omklemd, kostbaar maar zwaar,
die hem in de diepte dreigt neer te trekken.
De mannen aan den wal maken hun boot los en
varen zoo snel mogelijk de verongelukten tege
moet Nu zien ze voor zich in den stroom, die
zoo gevaarlijk is, den zwemmer en reeds heb
ben zij hem bereikt, pakken hem bij den schou
der.
Pak aan! zegt hij met zwakke stem en
met een laatste inspanning van al zijn krach
ten, heft hij iets omhoog, een slanke melsjes-.
gestatle die hij aam zijn borst gedrukt had. Hij
ziet hoe Tosca in de boot getrokken wordt. Een
glimlach verheldert zijn gelaat. Zijn armen zak
ken slap langs zijn lichaam neer, zijin hoofd
verdwijnt onder water. Met ontzetting worden
de mannen gewaar, dat een donker lichaam
door den stroom snel van de boot weggevoerd
wordt. Niet te houdenHun vaartuig wordt
teiruglgeslingord. Iedere poging om de stroom
versnelling, d;Ie door bet meer loopt, te nade
ren is tevergeefisch. De man ie verloren!
Waarom heeft hij niet naar onze waar
schuwing geluisterd! zegt een der vfsschers,
die nog steeds met scherpen blik staart naar
het donkere punt, dat heen en weer geslingerd
wordt door het grauwe, schuimende, wiebelende
water. Nauwelijks kan hij zijn blikken er van
afwenden hij strijkt met den rug van zijn
verbruinde, harde hand langs zijn oogen. Dan
ldjkt hij meewarig naar het bleeke meisje, dat
als levenloos op den bodem der boot ligt.
Als zij allebei eens afgedreven waren
denkt hij. Maar het meisje is juist, dank zij de
bemoeiingen van zijn kameraad, tot het bewust
zijn teruggekeerd.
Nog lacht zij als ln herinnering aan een
moolen droom. De golven klotsen tegen.de wan
den van de roeiboot. Daar opent zij wijd de
oogen, die haar omgeving aanstaren en tast
zij naar haar natte kleeren. Eensklaps richt zij
zich op en kijkt over de schuimende water-
Vlakte. De zon is verdwenen, duisternis grijnst
haar van het meer tegen; met een schrillen
schreeuw roept een watervogel in de verte. Een
paar koude regendroppels vallen op haar ge
zicht, dat zij met haar handen bedekt.
Onder het drukkende gevoel haar laatsten
steun verloren te hebben, krlmt zij ineen em
ligt eenige oogenblikkn als verdoofd neer. Dan
komt het bewustzijn van een grenzenlooze ver
latenheid weer terug. Brandende tranen wellen
in haar oogen op en ze steunt en zucht, zoodat
dien ruwen mannen, verhard onder den moel-
zamen arbeid voor het dagelijlksch brood, de
oogen vochtig worden.
Alle hoop is nog niet verloren, poogt de
een haar te troosten. Maar zijn stem klinkt
onzeker en hij wendt zijn hoofd af, terwijl hij
die woorden uitspreekt.
Je zegt, wat je zelf niet gelooft, Peter
Lars (Miwijst de ander hem terecht, die de
donkere stip ln de schuimende golven in het
oog gehouden heeft. Hij is weg. Wie bij zoo'n
storm in een stroomversnelling terecht komt,
is onherroepelijk verloren. Dan helpt geen bid
den en smeoken. Ik heb wel gedacht dat dat
er vam komen zou, toen Ik dien heer de roei
spanen uit zijn handen zag leggen. Nu is het
uit. Het is een wonder, dat hij die juffrouw
nog boven water heeft kunnen houden. „Pak
aan!" riep hij nog em tilde de juffrouw met
bijna bovenmenschelijke kracht omhoog. God
geve zijn ziel de eeuwige rust
Hij nam zijn pet van zijn hoofd en keek met
een ernstig gezicht omhoog, waarheen hij zijn
bede opzond.
Peter Larsen ontbloot eveneens het hoofd en
bidt een ,,Onze Vader". Tosca heeft zich opge
richt en zegt langzaam woord voor woord mee.
En dat was de lijkpleehtigheid voor pro
fessor Vornhagen. Nooit zag een menschenoog
zijn stoffelijk overschot weer, Het lag in de
diepte van het meeT begraven.
IX.
De storm had de regenwolken te zamem ge
dreven; nu openden zich haar sluizen en lieten
het koude nat bij stroomen over de aarde
vloeien.
Restaurant Denzer vulde zich met ongeloof
lijke vlugheid. Vele wandelaars, door den regen
verrast, zochten een schuilplaats in de schit
terend ingerichte zalen.
Hebt u het al gehoord; professor Vorn
hagen moet verdronken zijn.
Die tijding dringt van de eene toit de andere
kamer door, ook tot de familie WarnstTöm, die
uitstekend gedineerd heeft en nu aan het des
sert zit. De kelner wendt zich fluisterend tot
den opperhoutvester:
Er wordt verteld, dat professor Vornhagen
verdronken is. Bij den molen aan het meer
heeft men hem herkend, toen hij in een boot
zat en die moet door den storm omgeslagen
zijn. Een hieele massa volk heeft zich reeds
aan den oever verzameld. Een leege hoot is ook
al komen aandrijven.
Sti st! maakt hij zijn huisgenooten op
merkzaam, terwijl hij ernstig naar zijn vrouw
en zoon kijkit Hij leunt, als door een plotse
linge duizeligheid overvallen, achterover ln ziin
stoel. Hij is verschrikkelijk tlieek geworden.
De aandacht van de houtvesterisvrouw Is ge
trokken. Zij zet het glas, dat zij in haar haud
houdt óp tafel neer, harder dan eigenlijk wel
voorzichtig was.
Wait is er gebeurd? Ben je niet goed Paul?
Die bezorgde vraag Is bestemd voor haar ech -
genoot, dien zij met hftar blikken tracht te
doorboren. Hij heeft zich langzamerhand van
den eersten schrik hersteld.
In ieder geval een overdreven bericht, dat
in omloop is gebracht, antwoordt hij met. wel.
felemde stem.
Hoe is het mogelijk dat zoo iets rondgeba
zuind wordt. Uit een achteloos weggeworpen
vonkje wordt een wereldbrand gefantaseerd.
Bruno, die tot nu toe in diepe droomerijen
verzonken was geweest de likeur had hem
melancholiek gestemd kijkt nu op. Zijn blik
ontmoet dien van den kelner.
Er moet toch werkelijk iets van waar zijn,
zegt deze.
Bruno wil nu weten, wat die geheimzinnig
doenerij be teekent. De kelner had slechts op f
aandringen gewacht,, om zijn verhaal voort ie
zetten. Hij vertelde, wat er op het water ge
beurd was. zoo omstandig, alsof hij er zelf bij
geweest was; Een mijnheer, die er precies uit
zag als professor Vornhagen, was met een dame
in een roeibootje gestapt en had het woelige
meer bevaren, ondanks de waarschuwing van
een paar vlssehiers, die in de nabijheid hun.
bedrijf uitoefenden.
Toen was eensklaps het bootje omgeslagen
en de inzittenden waren met den stroom mee
gevoerd.
O God. Tosoa, niep mevrouw Warnström
verschrikt uit, die zich nu haar pleegdochter
herinnert. Dat ongelukkige schepsel ook!.... Zij
heeft natuuriijk den professor overgehaald met
haar te gaan varen en nu heeft zij den dood van
dien goeden man op haar geweten!
Bruno Is opgesprongen.
(Wordt vervolgd)