Woensdag 16 Januari 1929
Pagina 1
Een in het nauw
gebrachte
waarzegster*
Een olieavontuur.
Een der meisjes in hot Maria huis, Ur
sula genaamd, had verlof ontvangen om
haar in de nabijheid van Maris Stella wo
nende moeder en bloedverwanten, die allen
nog heiden waren, te bezoeken. Het meisje
kwam behouden daar aan, genoot bij haar
lieve moeder een vacamtie van vier weken
en wildo toen weer naar St. Michael terug-
keeren. Halverwege werd zij zoodanig door
duizeligheid en zwakte overmand, dat zij
niet verder kon. Zij werd in de dichtstbij
zijnde kraal gebracht, waar zij na eenigen
tijd wel wat herstelde, maar toch niet aan
yerder reizen kon denken.
Nu was de kraal, waarin zij gebracht was,
die van haar eigen vader, een verstokten
heiden, die nie alleen niets van bekeering
«wilde weten, maar ook zijn dochter met
geweld van het katholiek geloof wilde ver
vreemden.
Ursula kende de zienswijze van haar va
der en had daarorn op de heenreis opzette
lijk zijn woning vermeden; op de terugreis
had zij hetzelfde willen doen, maar de
mensch wikt en God beschiktHaar onge
steldheid duurde tamelijk lang en daar te
gelijkertijd haar heidensche vader bedenke
lijk ziek werd, zond het brave meisje een
boodschap naar St. Michael fen liet mij ver
zoeken om naar haor toe te komen, haar
biecht te hooren en tegelijk te probeeren
haar vader gunstig te stemmen voor den H.
Poop.
Ik ging dus onmiddellijk op weg. Albert,
onze zwarte katechlst, was mijn metgezel en
gids. Hot was een ruwe mistige regendag.
Nadat wij ongeveer twee en een half uur ge
reden hadden, zagen wij eenige Kaffer-hut
ten in den nevel gehuld liggen. Weldra weer
klonk ons daaruit een eenrtoonig geluid te
gen. Een hooge schelle vrouwenstem stelde
In kort afgebroken zinnen de ecno vraag na
da andere, waarop een koor van mannon,
Trouwen en kinderen telkens antwoordde:
Siyauvurna, siyauvuma! Zoo is hef,
zoo is het.
Daarbij hoorden wij een geluid van hun-
den,, die op den grond sloegenIk kende
dat al! Daar was oen heidensche waarzeg
ster (Is&ngoma.) aan het werk en had iets
Uit te vissclien. Nu, dat wilde ik wel eens
bijwonen.
lik reed snel naderbij, steeg van het paard
gaf hot mijn motgezel om het vast te hou
den, en naderde nu gehuld in mijn regen
mantel, van terzijde den ingang om het too-
neel eens wat te bekijken. Juist, daar was
het lieve leventje gaande. In den achtergrond
der hut zat de meest beruchte ïsangoma, een
stevige vrouw, met scherpe, wild vertrokken
gelaatstrekken. Me dunkt dat ze ongeveer
40 jaar oud was. Hoofd, hals en armen
Waren met toovcrmiddelen omhangen. Zoo
zat zij gehurkt op haar mat, terwijl rechts
en links van haar een uitgelezen schaar
mannen, jongelingen, vrouwen, meisjes, ja,
Zelfs eenige kinderen stonden opgesteld in
hoefijzdi-vorrn. Niemand had mijn nadoring
bemerkt, want allen staarden vol aandacht-
dat ze nu eens a.ls bepaalde uitspraken, soms
aan het voorspellen was.
Er is hier gestolen.
Het koor antwoordde, met de handen op
'den grond slaande telkens weer:
Siyavuma, slyavuma! Het is zoo, het
is zoo
Isangom:
i Hier werd iets ontvreemdt
Hier in deze hut.
liet was niet iets dat gestorven was.
Het was iets levends.
Het was iets kleins, niet iets groots!
Het heeft veeren om het geheele lijf!
Het was een kip.
Wie heeft liet gestolen? Geen dier.
Het was een mensch, een mensch
Hij was niet oud maar jong.
Het was zeker een kind
Het was zeker oen kind uit deze kraal
Zoo ging het verder en verder. De slimme
vrouw stelde haar vragen mot opzet zoo,
dat ze ww,ww als bepaaldlo uitspraken, soms
als halve vragen konden beschouwd worden
en zij verstond meesterlijk de kunst om
uit die eenvoudige menschon die onvoor
waardelijk op haar vertrouwden, alles te
lokken wat zij wilde.
Maar mij werd het wachten in den nevel
regen weldra ite veel on ik besloot aan de
zaak een oinde te maken. Eerst en voor alles
maakte ik over het gat, waar men de hut
in en uit moest kruipen het heilig kruistee-
ken en nu hield de waarzegster plotse
ling met haar vragen op. Ik trad rrader cn
kroop door heit gat naar binnen. Algemeene
verbazing. Een missionaris van de Ama Ro
ma in een Kafferhut, waar zoo Juist een
ïsangoma aan het werk was.
Een poos' was ulies sprakeloos, maar daar
na begonnen eenige mannen te brommen,
een paar der brutaalsten vroegen mij wat
ik lrier kwam doen, het.zieke meisje was
ginds op dien verwijderden heuvel, ik moest
rnaar gauw maken dat ik weg kwam
Daarmee had ik nu juist geen haast maar
begon nu die bijgeloovlgé snoevers ten aan-
hoore van de aanwezige vrouwen en kinde
ren, door allerlei ironische vragen in het
nauw te brengen. Nadat de mannen onder
voortdurend gelach behoorlijk voor het lapje
waren gehouden, ging ik direct op do nog
altijd op de mat zittende ïsangoma toe; cn
terwijl ik haar scherp aanzag, zei ik dat ik
nu zelf eens haar kunst wilde probeeren.
Ik hield haar mijn dichtgeknepen handen
voor de oogen en vroeg:
In welke hand heb ik geld? Hoeveel?
(Feitelijk bah ik in hef. geheel niéts in mijn
handen)
Zij antwoordde:
Ik weet het niet.
Daarna stelde ik haar een heele boel an
dere vragen, maar ik kreeg-geen ander ant
woord als:
Ang azic ik. wee 'bet-niet.
Daarbij werd zij steeds meer verlegen en
staarde'mij radeloos aan. Niet. minder ver
steld stonden de si'lic getuigen van dit merk
waardig toonoel.
Nu zei ik tort ïsangoma.
Kijk mij strak aan, kijk mij reelït in
het gelaat.
Zij deed liet. Toen rabatte ik, terwijl ik
haar scherp aanzag heit heilig kruisteeken
over haar heen. Een oogcnblik later werd do
zwarte- waarzegster asehgrauvv, ham- oogen
verdraaiden, werden strak en verglaasd als
van een stervende. Een sidderen ging door
haar geheele lichaam, in haar ledematen,
hoorde mem kraken, alsof zij uiteen werden
-gerukt. En met holle verwrongen rekken
staart zij voor zich uit.... dan een gillende
door merg en been dringende lcrcet. en met
de woorden: „Ngafa! - Ik ben des doods,
valt zij onverhoeds ter aarde.
Nu overmeestert de vreeseiijkè schrik alle
aanwezigen. De mannen en jongelingen kie
zen het hazenpad en kruipen zoo snol moge
lijk het deurtje door; do vrouwen en kinderen
blijven, maar staren met ontzetting nu weer
mij aan, dan weer naar de ïsangoma, die
als dood ter aarde ligt.
Het duurde een heele poos eer zij weer
DE EN ING VAN HST ROEMEENSGEE PARLEMENT geschiedde eenige dagen geleden
nu v de voorlezing der Koninklijke boodschap door den Prinsregent Nicolabs van Roemenië
Daar het reeds avond begon te worden
en de terugreis naar Sint Michaël bij het
slechte weer zeer bezwaarlijk was besloot ik
naar onzen niet ver verwijderden missie
post Hemelberg o rijden, die gemakkelijker
cn sneller te bereiken wa^ en keerde eerst
den volgenden dag naar Sint Michaël terug.
Later is pater Marisuert, de rector van He
melberg, Ursula en haar vader dikwijls gaan
bezoeken, omdat de bedoelde kraal voor hem
dichterbij was dan voor mij. Het meisje werd
langzamerhand beter maar de vader niet
Daarentegen werd zijn ziel seeds zachter en
heter gestemd. Veertien dagen geleden kwam
midden in den nacht een bode naar pater
Mansuet met het bericht, dat de zieke op
sterven lag, cn het H. Doopsel wenschste te
ontvangen. De pater missionaris ging ter
stond op weg en vond zijn patiënt wel voor
bereid en doopte hem. Twee dagen later
stierf hij rustig cn vreedzaam in den Heer.
Dus was mijn rit in regen cn wind niet
tevergeefs geweest. Ursula's vader was voor
den hemel gewonnen en adn do ïsangoma
was belet haar handwerk verder uit te oefe
non. Nu moet St. .Michael deze waarzegster
nog rtot den II. Doop brengen.
DEZE NIEUWE NEGER-JAZZBAND, bestaande uit vier negerweesjongens uit New Orleans,
weird op een feestje bij een der vele New Yorksche MUIionairs uitgenoodigd om met bun
instrumenten, eon kistje met wat blikken bussen, een concert te geven, dat volgens de berich
ten, luiden bijval verwierf.
tot bewustzijn kwam. Zij keek heel verwon
derd en begon nu verstandig en bodaard to
praten; ook haar gelaatstrekken waren niet
meel- zoo wild en fanatiek als te voren. Ik
vroeg, hoe zij zich gevoelde en of zij nog
maals haar \vuarzeggerskunst zou willen 1k>-
proeven.
Nu kan ik niets meer! antwoordde zij,
al mijn kracht is weg. Ik heb mijn kunst
reeds als klein meisje van mijn vader geleerd
die ook waarzegger was. Soms komt er plot
seling een, kracht over me die mij geheel
overmeestert, öf die van God komt of wel
van den Satan, ik wedt hot niet dat zoudt
gij-mij moeten verklaren 'rafundisi. Als dat,
„Ukubula" voorhij is,-weet, ik niets meer van
hetgeen ik daarbij gedaan en gezegd heb;
ook nu in uwe tegenwoordigheid vermag
ik niéts meer.
Langzamerhand bedaarden ook de aanwe
zige vrouwen cn kinderen. Met groote be
langstelling luisterden zij naar 't langdurige
gesprek, dat ik met de oogenschijnlijk ge
heel veranderde Ïsangoma hield en een der
vrouwen had ?,elfs den moed mijn nieuwe
leerlinge aan te raden, om zich te bekceren
cn onderricht te nemen bij de Ania-Roma.
Zij beloofde dit onmiddellijk. Ik kroop
echter nu. weer door hat deurja uit de hut,
besteeg mijn paard en reed na diit belangwek
kend intermezzo opnieuw over den berg en
dan naar de Kaffcrkraal, waar de zieke
Ursula niij wachtte.
Het was des middags ongeveer twee uur
rtoen wij eindelijk na lang rondvragen in haar
nabijheid kwamen. Ursula vond ik welis
waar nog zeer zwak, maar zij was toch op
en kon een beetje op Cn neer gaan. Weldra
bracht zij het gesprek op haar vader, hij was
zwaar ziek maar wilde, niets van bekeering
en doop weten.
Ik moest itoch eens mot hern gaan spreken
en hem tort- betere, gedachten brengen. Ik be
loofde het. Daarna ging zij in gen onliewoon-
de hut om zich tot de biecht voor te berei
den, terwijl ik haar zieken vader leozoeht en
rtei loops naai*: zijn toestand vroeg. Eerst ant
woordde hij met enkele ontwijkende woor
den, rnaar langzamerhand werd hij mee
gaande en bekende kleur. Hij klaagde over
een vreemde stijfheid ift i)als en nek- al3.
mode over pijnen in der uggegraait, de len
den en beenen, vei honden rnet groote-zwak
te en gemis aan eetlust. Ik kende deze ziekte
hier te lande vindt men die hij polygamisten
en buitendien bij degenen, die een losbandig
leven geleid hebben. Do man was nog in zijn
beste jaren en toch stond de dood reeds met
de zeis- gereed.
Na een lang gesprek nam ik mijn rituaal
ter hand, hing de stola om, on, sprak een
zegengebed over den zieke met, de meening,
dat de lieve God ltoni en allen de genade
der bekeering en het, jp Doopsel mocht
schenken. Tenslotte besproeide ik hom en
zijn huit met wijwater, alles aan de bescher
ming van de voorzienigheid aanbevelend.
Daarna hoord ik de biecht van de zieke
Ursula, zegende nogmaals do heele kraal
cn elke hut in het bijzonder en ging heen.
II<iof'U:!!t!>rctrtir van i'Oliiic lial.'Itcr bij den
Nash-wagcn.
Pist?
Ja, Mien?
Is de dop op de benzinetank?
Ja, Piet.
Zijn de banden good opgepompt?
Ja, Mien.
Heb je genoeg olie?
Mensch pardon wij drijven in
de olie.
Zij rijden.
Waarom sla je links af?
Ik ga even langs de garage van
Willemse.
Zie je wel dat er weer iets niet in
orde is
Mensclipardon
Zij stoppen voor garage.
Morgen, mevrouw, morgen, meneer
Willemse, ik wou je even spreken. Ik
ga mee doen met den sterrit naar Monaco.
Met een wagen als die van u is het
een peuleschilletje. Gaat mevrouw ook
mee?
Neen, ik ga met don trein. Meneer
brengt het toch niet. verder dan Sloterdijk.
Och waarom, mevrouw? Wat lean u
gebeuren? Als u maar zorgt dat u onder
weg steeds dezelfde olie en benzine ge
bruikt,, dan behoeft u niet bang te zijn.
Het is met een motor gelukkig niet als
met een mensch.
Hoe bedoel Je dat, Willemse?
Een mensch moet in een vreemd land
aan den vreemden kost wennen.
En een motor dan niet
Neen, mevrouw. Die kan altijd en
overal denzelfden kost krijgen waar hij ge
wend aan is.
Ik weet het niet, Willemse, ik vind
bet toch maar veiliger als meneer zijn
eigen olie meeneemt. Dan weet je wat je
hebt.
Zooals li wilt, mevrouw. Ik zal zorgen
voor een paar bussen. Maar als ik u was
Maai- zij hooren niet naar den ervaren
man cn rijden verder.
Zij rijden naar Monte-Carlo. Mevrouw is
toch meegegaan. Welke vrouw is niet be
lust op zulk een avontuur?
Zij rijden en zijn zonder ongelukken
Brussel gepasseerd en op weg naar de
Fransche grens. Mevrouw verschikt de
tasschen, die voor haar staan en haar blik
blijft, just.cn op een vlek op het tapijtje.
Piet
Ja, Mien.
Er lekt iels
Bestaat niet.
En toch. lekt. er wat. Het tapijtje drijft!
Heb je de thermosflesch misschien om-
gestooten?
Ik stoot nooit iets om!
Mevrouw slaakt een gilletje.
Mijn suit-case
Ben je hem kwijt?
Dia zit onder do olie 1 Vol vlekken
En pas ..nieuw! Zou je niet stoppen?
Piet stopt. Kijkt naar zijn eigen voeten.
Ook de cocosmat drijft Mien staat rechtop
in den wagen en gesticuleert De twee
andere passagiers versjouwen de tasschen
en ontdekken dat ook de hunne
Piet is bedremmeld.
Heb ik het je niet gezegd
Je hebt niets gezegd.
r-f Jawel.. Ik zei nog bij Willemse: neem
geen olie mee.
Menschpardon
- Heb ik gelijk, gehad? Je moet nooit
olie meenemen.
Mensch... fmrdon
Verkeerd begrepen.
Dokier tot drinkebroer: Alvorens la je on
derzoek, eerst een vraag: drink je?
Drinker: Zeer aangenaam, dokter, alsjeblieft
een glaasje cognac!
Ilij zei toch dat je overal onderweg
je eigen olie kon krijgen. En nu zit ik
door jouw schuld van onder tot boven vol I
Zoo kan ik niet in Monaco komen. Ik moet
in Parijs een paar toiletten koopen. J«
eigen schuld
Mensch pardon
En nu heb je voor don moto: geen olio
meer. Net wat ik dacht
Piet gaat den oliedruk na. Er is te weinig*
Zie je welAlles jou eigenwijsheid.
Waarom ben ik niet met den trein gegaan.
Dan was ik er nu al geweestMaar ik
•ga naar Paquintwee avondjapon
nen Wie niet hooren wil
Piet zucht. Kijkt den langen weg af.
Als er maar ergens een garage in do
buurt is
Als je maar weet dat ik niet van plan
ben hier vannacht te blijven staan.
Wij zullen voorzichtig verder rijden*
De motor zal toch maar niet zoo in eens
warm loopen.
Straks springen we nog de lucht in.
Na zes kilometer een garage.
Do gezellige garagist komt naar buiten.
Mien ia ad uit den wagen.
Essence, monsieur, essence. U zit ondefl
de olie. Essence om de vlekken weg t-o
krijgen.
Ieder is aan liet werk met benzine. Na
heel wat gewrijf is iedereen klaar en staat
de wagen gereed.
Ik zat tooli maar een, busje olie mee
nemen, zegt meneer.
Ileb je nü nog niet genoeg leergeld
betaald! Als je dat doet, ga ik loopen!
Allez, zegt de garagist, waarom zou
u dien smeerboel in den wagen nemen?
Zal niet gebeuren
Maar mijn eigen olie dan? Hoe kom ik
daar aan?
Maar monsieur, weet u dan niet dat
men bij iedere pomp verkoopt? Hier en ia
Frankrijk en bij u, in Holland, net zoo goed
cn over heel de wereld, overal dezelfde oli»
uit verzegelde tanks.
Méneer giet er altijd de helft naast
Geen bezwaar, madame. Daar is ooit
voor gezorgd. De olie ivordt geleverd peg
liter in glaaen-flessdhen met trechter-tuit-
sluiting. Er gaat geen druppeltje verloren,
er komt geen stof in,- u werkt niet met een
vullen trechter en verliest geen tijd. In
óén woord, olie-ongelukken bestaan niet
meer en overal staan de mandjes met de
ftesschen klaar mét elke soort, die u wenscht.
de lichte, de middelsoort en de zware olie.
Terwijl de benzine in uw tank wordt ge
pompt, vult de olieflesch uw carter.
Vooruit dan maar!
De gezichten klaren op, mevrouw krijgt
haar twee toiletten van Paquin, meneer
maakt geen enkel strafpunt en zegent da
benzine uit de pomp die fgedurende heel
den langen, zwaren tocht den motor voor
treffelijk verzorgd hebben en „in high
spirits" komt het gezelschap te Monte-Carlo
aan.