i WIE ZAL DE ERFGENAAM WEZEN WOENSDAG 6 FEBRUARI 1929 DERDE BLAD PAGINA 2 „HUMORIST". „Moeder, kijk eens, wat ze met mijn hoepel gedaan hebben XIX (Slot} Ik zal dezen grooten naam dragen, wel trm, maar met waardigheid, besluit zij. Hoe dringend de nood ook worde, welke schit terende voorstellen de directeuren mij ook doen, nooit zal ik meer op eeusg tooneel verschijnen, zelfs niet voor een feest van liefdadigheid. Philippe weet, dat ik, den, uiterlijken schijn ten spijt, nooit aan zijn goedheid, aan zijn genegenheid voor mij getwijfeld heb. Niet de ijdelheid der zangeres heeft mij naar het tooneel gedreven, maar ik kon niet weer staan aan de begeerte terug te geven, wat mij niet toekwam. Mijn trouwe vriend be minde mij te veel om hot mij euvel te dui den, dat ik evengoed edelmoedig wilde zijn als hij; hij zal mij vergeven. Nu kan ik hem gehoorzamen, zijn nagedachtenis eeren hem beminnen zonder beschuldigd te wor den dat ik hem alleen om zijn geld getrouwd en zijn familie beroofd heb. Wat de notaris ook moge zeggen, nu zij alles helder inziet, betreurt Ninette haar dwaasheid niet. De gedachte, dat de laat ste der Varville's zou moeten leven, gebukt onder schulden, vernederd in grooten nood, dat ware meer dan de fierheid van de kleine d'Alby dragen kon. Die gedachte zou haar het leven vergiftigd hebben. God zij dank, .van dien spijt is zij verlost.. Zonder onrust over de toekomst, of over het verlies dat de notaris onherstelbaar acht, bedenkt Ninette evenwel dat zij zich Philippe's zachten glimlach en zijn van lief de sprekend gelaat niet meer voor den geest mag halen in de woning, die hij beminde; zij zal de studeerkamer niet meer terug zien, het heiligdom van haar herinnering, waar eens de herfstrozen haar geur ver spreidden, het wonderschoone woud en de vijvers, in den nevel door den avondzon ver guld. Uitgeput van vermoeienis bevangen door verkropten smart laat Ninette zich van den divan op het tapijt glijden, verbergt het gelaat in de kussens die op den grond ge vallen zijn en weent verslagen en hulpe loos, als eens op het bloemenbed in het casino te Neucastel. Met een licht gerucht gaat de deur open. De hertogin heft het hoofd niet op: Dat moet Lise zijn. Zoet ls haar de tegenwoor digheid van een vriendin, maar nog zoeter de liefkoozing der vingeren die beschroomd haar zwarte lokken nauwelijks durven aan raken. Eén ding slechts laat mij ontroostbaar Lise, zucht zij droevig, dat ik mij nooit meer zijn lief gelaat in zijn geliefd vertrek zal mogen herinneren Jawel Ninette, jawel, U zult aan den hertog kunnen denken in de omgeving, die hij boven elke andere liefhad. U zult Var- >i!le terugzien, het park. het bosch de vij vers, eiken dag, uw leven lang, zoo u wilt. Maar dat is Lise's stem niet! Ninette is Opgesprongen bi] het ho ven van deze man nelijke stem, die poogt zachter te klinken. Daar op den divan zit Fabien, den arm nog in een verband, bleek van ontroering. Bleeker nog dan hij staat de hertogin op eenigen afstand voor hem, blozend en be schaamd, dat zij deze liefkoozing aangeno men en zoet gevonden heeft, zelfs voor ze wist van wien ze kwam. Zwijgend en roerloos ziet zij den officier met haar groote donkere oogen aan, die nu nog dieper schijnen, niet vn vreugde maar .van weemoed. Na mevrouw Bholfus Mauwer die met mij wilde spreken, meedoogcnloos op zij geduwd te hebben, zegt Fabien, heb ik de zaal Valmore verlaten. Hier op den drem pel ontmoette ik juffrouw Dayaux en Pré- boys, doch ik heb hen in het voorbijgaan vluchtig gegroet om naar u te snellen, Ni- nette, trillend van geestdrift, doordrongen van dankbaarheid en bewondering. Noch van mijn verfoeilijke nicht, noch va» mr. Préboys, zelfs niet van uw vriendin heb ik willen vernemen, aan welke drijfveer u toe gegeven hebt Zoodra u daar in dat toover- aebtig decor venscheent, eerbaar, schoon en stralend, had mijn hart uw besluit geraden. Ik voelde dat u niet gehoorzaamdet aan den onweerstaanbaren aandrag van een kunste naarsroeping, maar aan de ingeving van een even edelmoedige als fiere ziel. U hebt u zelf geruineerd om mij voor den onder gang te redden, heldhaftig en dichterlijk, ln den overheerlijken zang, die een bijna bovenaardsche ontroering in mij verwekte. Ninette, dierbare Ninette, deze grootmoedige overgave, mij bovendien op zulk een groot moedige wijze aangeboden, ik neem ze aan. doch alleen om haar met u te deelen. Ik herneem alles om u alles terug te geven. In de duizeling der gevaarlijke rotsen, in den tooverglans der zilveren meren, van verro of nabij, zelfs in smart, toom en bitterheid, ^Ninette, had ik slechts één gedachte: u te beminnen! Met een smeekend gebaar onderbreekt zij hem, terwijl de tranen haar over de bleeke wangen vloeien: Ik bid u.... deaen avond niet.... niet hier.... zeg mij niets.... niets meerl Beef niet zoo kleine ster. Mijn gevoe-' lens zijn gezuiverd door zooveel dankbaar heid, door zulke eerbied voor uw herin neringen, dat zelfs de hertog sta mij toe uit te spreken ja, dat het zelfs den her tog nieft zou grieven. Een seconde, o een seconde slechts heeft Ninette den Indruk zoo gelijken oom en poef op elkander dat hot Philippe ls, die deze woorden van liefde fluistert, maar een Philippe, wiens rimpels gladgestreken zijn, wiens bleek gelaat weer kleurt, wiens blik straalt van liefde. Ninette voelt zich weer omglanst door den schitterenden zonne schijn, de onvergetelijke duizeling, waarop Fabien zinspeelt. Deze Varville is zoo ge heel de bruidegom van haar droomen, de bruidegom, wiens bekentenissen zij wacht en wenscht. Een seconde, een enkele se conde van betoovering verbeeldt Ninette zich dat het wonder geschied is: de hertog een kwart eeuw verjongd. Doch onmiddel lijk is de hertogin zich zelf weer meester, en met gevouwen handen, betraande oogen smeekt zij dringend: Ik bid u... geen woord meer. IJ doet mij zooveel pijn. Alles wat u zegt, doet mij aan Philippe denken. Uw herinnering verbiedt mij niet te hopen, Ninette. Ik begrijp en eerbiedig uw gemoedsbezwaren, maar hetgeen ik u beken kan u niet beleedigen. Het geluk, dat ik u vraag, o Philippe had begrepen dat het aan mij stond het u te geven. Hij heeft aan mijn huwelijk met u gedacht, vóór hij u zelf trouwde. Destijds, toen wij alle drie nog vrij waren, vertrouwde de hertog mij zijn begeerte toe, ons vereenigd te zien. En u hebt geweigerd? Ik heb geweigerd. Waarom? Uit hoogmoed, uit dwazeni hoogmoed. Daar ik u beminde, was ik jaloersch en woedend, dat de hertog u had weten te be schermen en uit d'en nood te redden, zonder mij en vóór mij. Ik vreesde een gedienstig en belangzuchtig erfgenaam to schijnen. Ik wilde u bezitten ja, maar door mij zelve ver overd. Ik had mij voorgesteld, dat u titel, fortuin, geluk, alles aan mij zoudt te dan ken hebben en.... aan mij alleen. Doch ik was jong, zonder invloed, bijna arm, Zelfs getrouwd zouden wij nog van den hertog afhankelijk geweest zijn, en zelfs als mijn vrouw ware u misschien slechts gelukkig geweest door hem. Dat idee kwelde mij, bracht mij in opstand... ik weigerde. Eerst wiist de hertog over zijn gevoelens jegens u te zwijgen, doch bij mijn weigering, waar hij ik mij wel wachtte de ware reden bloot te leggen, oordeelde hij het offer van zijn eigen liefde nutteloos. Hij vroeg u het ge luk, dat ik verstooten had. En zoo heb ik de kwellingen van depe, machtelooze ijver zucht moeten verdragen. O, Ninnette ik kan geen wreeder boete bedenken dan de ver plichting u dit alles te moeten bekennen. Beken niets meer.... spreek niet meer.... ik heb de kracht niet langer u aan te hoo ien. Ik zal heengaan Ninette, Doch ik ver zoek u als een groote gunst: keer naar Var ville terug, beleef er uw dierbare herinne ringen. Mijn oom zal u raden, mij zult u vergeven XV. DE AANWEZIGHEID VAN DEN AFWEZIGE Twee maanden zijn sedert de groote ge beurtenis in de zaal Valmore voorbijge gaan. De pers, geheel in beslag genomen door den oorlog, heeft er zelfs niet aan gedacht de uitvoering van Bérucy's werk, trouwens slechts een fragment er van, te vermelden en de hertogin acht dat zeer gelukkig. Wel licht hebben de bemoeiingen van mr. Pré- boys en Fabien ook wel tot dit zwijgen mee gewerkt. Hoe het zij, al heeft Ninette's her- verschijning op het tooneel als de schepster van deze rol dien dag opzien gebaard in een beperkten kring van menschen uit de hooge wereld, voor het groote publiek is het incident vrijwel onopgemerkt voorbij gegaan. Alleen de componist en Coubat blijven over de verdwijning van de siter ontroost baar; mevrouw Bholfus Mauwer en van Dosch twisten nog steeds bitter over dit onderwerp; Lina Spring acht het wijzer er geen woord over los te laten. Een dringend schrijven van Fabien en de mot redenelt omkleede raad van den notaris hebben Ninette overgehaald naar Varville terug te keeren. Zij woont daar voor het oogenblik met Lise Dayaux, Verre van de minste vernedering te onder vinden, nu zij er niet meer als opperste meesteres kan beschouwd worden, geniet ze nog hetzelfde gevoel van verlichting en be vrijding als op het oogenblik, dat zij hot tooneel betredend op de beschuldigingen en de laster antwoordde door den heerlijken lofzang, die bij elke pln-ase Fabien meer en meer in zijn vermeend recht herstelde. Nu de erfgenaam haar toestaat op het kas teel terug te keeren voor altijd, hoopt ze heeft de hertogin niets te betreuren, want aan Philippe's bedoelingen heeft ze alleen getwijfeld, misleid als ze was door schan delijke, verraderlijke leugens. Na lange weken van koortsig wachten heeft Fabien nog geen enkele uitnood!ging van Ninette ontvangen; dus besluit hij ten laatste zich zelf maar op Varville te invi teeren. Hij krijgt twee maanden verlof tot herstel en kondigt z'n komst aan tegen den eersten Maandag in Februari. Hoe kan deze kleine tante zonder dezen grooten neef te grieven zijn bezoek ontwij ken of ook maar uitstellen? Varville ver laten en naar Parijs terugkeerenï De her togin denkt er ernstig over, doch Lise en de notaris ontraden haar dezen harden maatregel ten stelligste. Het zou Fabien be leedigen en hem bitter verdriet veroorza ken. Zijn besliste, hardnekkige weigering een procedure, van welken aard dan ook, tegen het testament van zijn oom te begin nen, zijn misschien teedere maar in elk ge val berouwvolle houding die hem tot Ni- nette terugvoerde, verdienen zeker eenige toeschietelijkheid. Dat is de meening al thans der beide 1-aadslieden. en Ninette geeft toe. Zij zal den jongen hertog op Varville afwachten al verontrust zijn komst haar zeer. Immers, wat zal er uit deze ont moeting voortvloeien, een samenzijn waar in de hertogin meer voor zichzelf zal te vreezen hebben dan voor den kapitein? Op den bepaalden datum, een vroegen lente-dag van zachtheid en zonneschijn als die van het St. Maartens-zomertje gaat Ni nette door de groote vestibule tot op den stoep om den heer van Varville eer te be wijzen. Deze, in blauwe uniform, het eere- kruis op de borst, springt niet als weleer vlug en lenig van zijn paard, doch stapt langzaam uit den auto. De linkerschouder doet hem nog pijn, en zijn arm heeft de vrije beweging nog niet herkregen. Met zijn vrije hand grijpt Fabien de vin geren van de hertogin en brengt ze leven dig aan zijn lippen, doch laat ze bijna even spoedig los en zijn gelaat betrekt, zijn wenk brauwen fronsen zich, want hij zieit dat zij niet alleen geflankeerd wordt door Lise en mr. Pr)boy's, maar dat Florent met heel 't personeel haar volgt. Zulk een huldiging zou hem in andere omstandigheden zeker uiterst gevleid heb ben, dezen morgen maakt ze hem kregel en korzelig. Was het ook niet onbezonnen geweest, zich na twee maanden van angstig wachten te verbeelden, dat hij met Ninette alleen zou zijn? Welk een teleurstelling: inplaats van 'n intiem fête-atêite zulk '11 plechtige ont vangst met wijdsche praal! Ziedaar wat er van komt als men zich aan droomen overgeeft, zonder daaraan ge woon te zijn, verwijt Fabien zich zelf. Men verbeeldt zich dingen ,die zelfs van verre niet aan de werkelijkheid beantwoorden. Wat hem eveneens ontstemt? Wel staat mr. Préboy's ondoorgrondelijk gelaat nu ook in den vereischten plooi, maar Fabien meent in de oogen een glinstering van spot ternij waar te nemen, als begreep de no taris de teleurstelling van den kapitein en had hij er inwendig schik in. De nieuwe kasteelheer overwint echter zijn kwaden luim en antwoordt hartelijk op al deze welkomstgroeten, maar al die handdrukken vallen hem toch moeilijk, daar hij slechts één hand heeft om ze te geven. Aan tafel in de groote eetzaal, voor den monumentalen schoorsteen ziit de jonge her tog, gelijk het behoort, op de eereplaats de plaats van Philippe. Maar nu Fabien zich heimelijk verheugt, Ninette in het volle ge laat te mogen aanschouwen, ziet hij tegen over zich hat ietwat guitige gezicht van den notaris, terwijl Lise Dayaux aan de rechter zijde van den officier de hertogin aan zijn linkerhand plaats nemen: door deze schik king kan hij wegens zijn wond niet zonder pijn het hóófd naar Ninette wenden. Lise en mr. Prébovs moeten grootendeels het gesprek gaande houden, want Niinette schijnt weer in het verleden te vertoeven. En Fabien... dapper keert hij zich van tijd tot tijd naar zijn linkerbuurvrouw, doch tel kens verandert de glimlach in een pijn lijke trek. Hoe geheel anders had hij zich dit eerste bezoek voorgesteld. Na het dejeuner leidt de hertog zijn gas ten naar de studeerkamer. Daar vindt de kapitein zijn glimlach terug, want nu kan hij Ninette van alle kanten beschouwen. Toch maakit het voordurend gebabbel dei- beide anderen hem zenuwachtig. En daar hij wel inziet dat de hertogin vervuld van haar gedachten geenst&p tot toenadering zal doen, meent hij de zaak anders te moeten a an p altken. Juffrouw Dayaux en mr. Préboys zul len het mij zeker niet te kwalijk duiden, Ni nette, dat ik eenlge minuten mot u wensch te.... praten. Wij moeten noodig op enkele punten van gemeenschappelijk belang tot overeenstemming komen. Mag ik u voor slechts enkele ©ogenblikken een onderhoud verzoeken. De herinnering aan den hertog hier overal nog zoo levendig zal u een waar borg zijn voor mijn ontzag cn bescheiden heid, Terwijl Ninette nog met haar antwoord aarzelt, komt de notaris opnieuw tusschen- beiden, doch thans met den plechrtigen ernst die Fabien zoo dikwijls geprikkeld heeft. Mevrouw de hertogin, mijn waarde Fa bien, ik acht thans het oogenblik gekomen om u over een zaait te spreken, die ik al meer dan itwee Jaar met voordacht verzwe gen heb: ik wenscht eden geschikiten tijd af te wachten. Welnu dan: Daags voor den woedenden aanval waarin hij sneuvelde, heeft de hertog u beiden een laatsten brief geschreven. Met een begeleidend schrijven zond hij ze onder enveloppe naar mij door bemiddeling van een zijner mannen aan den dienst den' levensmiddelenvoorziening ver boden. Voor zijn vertrek had de hertog mij zoo dikwijls en zoo omstandig over zijn bedoelingen gesproken dat ik de inhoud dezer brieven wel vermoeden kon. Daar bovendien het tijdstip der overhandiging mits na zijn dood aan mij overgelaten was, heb ik die tot heden verschoven. Indien niet alle omstandigheden mij bedriegen is dit oogeriblik thans gekomen. Als u het nog niet wist zou deze laatste daad vair Phi lippe u leeren, welk een hoogstaand superi eur man hij was, hoe hij trachtte zelfs na zijn dood nog wel te doen en te beschermen wijl hij alles geraden en voorzien had. Deze eigenaardige lijkrede ontroert Ni- nette zeer, doch Fabien vreest in dezen nieu wen oproep van het verleden een belemme ring zijner plannen en dat verontrust hem in hooge mate. Beide jonge menschen verlaten de stu deerkamer. Juffrouw Dayaux, veel te nieuwsgierig om hun terugkomst af ,te wachten vraagt den notaris: Meenit u dat de zoo romantische ro man op he punt staalt tot een gelukkig slot te leiden? Dat geloof ik stellig, zegt Préboys, Na den dood van onzen Varville stond alleen de hoogmoedige koppigheid van den jongen hertog de eenvoudige ontknooping, waar óp u zinspeelt, in den weg. Ik zie thans in, dat ik te streng geoordeeld heb over Ninettes' opttreden met Triilby. Zij is voor edelmoedigheid gezwicht cn haar onvoorzichtigheid heeft uit zich zelf de eenige oplossing voorbereid. Ik moet wel eens lachen hoe de jonge hertog de rol van grootmoedig weldoener speelt. Deze vreugde te kunnen geven zich eenigszina den gelijke van Philippe te toonen, wijst bij alle ijdelhedd toch op een zielestreven even lofwaardig als treffend. Zal dat voldoende zijn om Ninette ge lukkig te maken? Er is alle reden zulks te verwachten. Practischer, niet wijzer, dan zijn oom, zal Fabien bijna ongevoelig de droomen van Ninette verwezenlijken, tot waarheid maken Het bewijs daarvoor is, zegt Lise scham per: op deze tafel, waarop Philiippe do heerlijkste rozen plaatste, heeft Fabien niets achtergelaten dan... zijn pijp. Dat is geen kwaad voorteeken. Onze verliefde jonkman heeft twee dingen in zijn voordeel: hij is jong en hij heeft het eerste bemind. Ik hoor mevrouw Bholfus Mauwer al zeggen: die liefde van de Varville's voor die kleine d'Alby wordt een familiegebrek. Laat dat wijf razen, bedrogen en ont goocheld is zij. Gelukkig zullen haar booze praatjes noodt de zoete rust van dit domein verstoren. Middelerwijl had Fabien bij het verlaten der studeerkamer tot zijn gezellin gezegd: Welk een schoone dag, Ninette. Zoo kan de lente niet ver meer zijn. Willen wij al pratend naar de vijvers wandelen? De hertogin voejt. dat deze uitnoodiging slechts ten doel heeft door andere, meer le vendige, vuriger herinnering de gedachte nis aan den overledene te verzwakken. Neen, antwoordt zij. Ik ga naar de ka pel. Daar wil ik bidden en dan mijn brief lezen. Nadenkend ziet Fabien haar langzaam en rustig doch vastberaden de stecnen trap af dalen. Wanneer zij in de kapel verdwenen is, ziet ook de officier van zijn wandeling af, sluit zich in zijn kamer op en begint terstond aan de lezing van het nagelaten schrijven. Vroeger heeft de jonkman dikwijls gespot met de zijns inziens overdreven gezwollen- lenheid van ooms stijl; ditmaal echter be schouwt hij deze regelen met. ontroering zelfs vóór hij ze gelezen heeft. „Wanneer je dit laatste vaarwel ontvong:, Fabien, zal ik misschien reeds lang ver dwenen zijn, wellicht breng ik morgen reeds het offer van mijn leven. Mogen nog vele jaren van innig geluk uw deel zijn. Je sloot je hart voor mij, maar ik heb je geheim geraden: je bemint Ninette. Wan neer ik er niet meer zal zijn, en de liefde, beter en sterker dan de hoogmoed je tot haar terugbrengt, bemin haar dan, zoo als ik op uw leeftijd haar bemind zou hebben- Begin een nieuw leven, Fabien. Neem plaats in de aloude woning. Vul het ledige dat ik achterlaat door een gezin te stich ten. Moge een talrijk kroost eenmaal waar-! dige strijders vormen, niet om oorlog te voeren maar om den vrede te verdedigen. Met een gelukkige eeuwigheid voor mij zelf in het verschiet, verheug ik mij reeds bij voorbaat over je toekomstig geluk". Terwijl de jonge hertog bij het lezen van dit afscheid zijn ontroering niet kan be dwingen, weer vervuld van de lieflijke herinneringen uit kindshedd en jeugd, ligt Ninette onder het gewelf der kapel op het graf van Varville neergeknield. Een lichtje brandt steeds op de mannes ren trede. De hertogin bidt en overweegt. Dan staat zij kalm op en zet zich op een laag stoeltje in den zonneschijn, die door de Kerkramen zeeft. Zij opent de enveloppe en leest het schrijven van Philippe, als hadde zij zijn stem gehoord. „Op den laatsten dag, waarover ik wel licht nog te beschikken heb, Ninette, zou ik mijn familie van dienst willen zijn. ge lijk ik het vaderland gediend heb. Ik zou enschen dat mijn dood, die met zooveel andere, glorieuze offers den vrede aan mijn land zal verzekeren, ook den vrede aan mijn haard mocht terugbrengen U en Fabien, ziedaar mijn familie. Mo gen zij, die overblijven, op het graf van den afwezige geknield, elkand^. naderen, zich met elkander verzoenen. Ge zijt nog jong, Ninette. Maak uw le ven niet onvruchtbaar in de vereering van een doode. Bedenk, dat ge alle vrijheid be zit om te leven, waar ik de vrijheid nam te sterven. Volg de stem van uw hart: het is te zuiver en te oprecht om u te kunnen bedriegen. Vrees niet in een andere lief de ook de mijne te gedenken. Vergeef Fabien zonder aarzelen, Ninette, Neem het geluk aan, dat ik niet vermocht u te geven. Moet ik vallenhet zal mij geen offer meer zijn, nu ik de hoop mag koesteren een Varville bij u achter te laten. Ik bid u, heb Fabien lief, ik, die u zoo Innig bemind heb". Weenend, het hart vol van de meest te genstrijdige gedachten, leest en herleest Ninette de laatste woorden van haar trou wen vriend. Weer knielt ze neder en ver diept zich in een vurig gebed. Doch reeds verstoren naderende schre den de stilte der kapel, 't Is Fabien. De hertogin gaat hem vóór, niet om hem te vermijden, te ontwijken, want zij zal den raad van Philippe opvolgen. Doch zij wil niet, dat de officier woorden van liefde zal spreken in de nabijheid van bet graf. Da jonkman ka.n nog niet voor den doode bidden, zelfs nog niet aan den doode den ken, gelijk Ninetlte het zou verlangen. Zij zal het hem leeren. Zij vinden elkander weer vóór het portaal in de schaduw van het orgel. Hun handen raken elkander, doch in groote kalmte, want het is in het wijwater, dat zij elkan der ontmoeten. En het kruisteeken ver spreidt zijn vrede tot in het diepst van hun gedachten. In de gang klinkt nu de harde, diepa commando-stem van den kapitein heel wat zachter dan gewoonlijk, en niet alleen kort, doch bijna beschroomd vraagt hij: U hebt nu den raad van den hertog ingewonnen, Ninette. Welnu, spoort hij n aan mijn vrouw te worden? De hertogin is hem dankbaar, dat hij zijn trots van zich schuift en zijn aanzoek onder het schild va.n Philippe beveiligt. Zijn stem klinkt zacht als een liefkoozing, doch zijn blik herinnert weer aan dien zon neschijn in de bergen. Ninette weet zich te beheerschon en antwoordt eenvoudig en zacht: Ik zal uw vrouw zijn, Fabien. Na een ontroerend wederzijdsch zwijgen stelt de hertogin voor: Laten wij naar Lise en mr. Préboys terugkeeren om hun dit nieuws mee te dee len, Ik geloof echter niet, dat het hen zeer verrassen zal. Ninette en de officier staan beneden aan de breede stecnen trap. In 'n opwelling van groote vreugde wil Fabien den orm om Ni nette's middel slaan; hij vergeet zijn wonde, De pijn doet hem verbleeken, Ninette voelt zich bewogen. Zij brengt beide Varville's samen in eenzelfde oorlogsvizioen, ln een zelfde bewondering van hun moed en dap perheid. De gedachtenis aan den gedoode, hecht haar nog sterker aan den gewonde. Dan drukt zij heel haar dankbaarheid aan Philippe, al haar liefde voor Fabien uit in deze zinspeling op de laatste brie ven. Hoe goed heefl de hertog ons tot elkan der welen te brengen... zonder ons van hem te verwijderen Deze woorden doen den officier nog beter inzien, dat hij alles voor het geluk van Ni nette moet veil hebben. Nu zijn oom ver dwenen iis, vreest de jonge Varville niet meer hem te gelijken, hij wenscht hem zelfs te evenaren. Hij wil wel, dat Ninette haar trouwen vriend betreurt, maar niet te zeer. Doch dan zal de kapitein aan zijn vrouw moeten denken, vóór hij aan zich zelf denkt, en tevens moet hij vertrouwelij ker, bedachtzamer, teederder worden. Zoo voelt Ninette zelfs in den eersten kus, waarmee Fabien bescheiden haar lip pen raakt, dat Philippe's genegenheid haar nog omringt en beschermt. EINDE.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 10