B I Mengelwerk Het Pettkmd r Een Zuid-AfrikaaBSche Idylle WOENSDAG 6 MAART 1929 DERDE BLAD PAGINA 2 Ja ja en het loon voor de baker bo- liet was een eelit Lief idee van de schoon maakster van tante Ivoosje Of eigenlijk van haar man, die haar 's avends pleegt te ko men halen en clan altijd even vriendelijk regt: Yrouwtjelief. na gaan we eerst samen even een neutje koopen. Tante Koosje heeft zich daal' wel eens mee bemoeid en tot den aclitenswaardi gen echtgenoot op vermanenden toon gezegd dat hij 71 ch schamen moest, om van de zuurverdiende een-vijftig van zijn arbeid zame vrouw zoo aanstonds naar een café te willen loopen. Dan lachte de echtgenoot aanmoedigend en zen da.t. z'n vrouw een koppie sukkela kon krijgen, als ze dat liever had, maar dat hij voor zich 's avonds meer voor een neutje voelde, omdat ie daar zoo lekker op sliep. Hij kon het tante Koosje anrecom- mandeeren Waarop tante Koosje verzekerde dat zij *s mans anrecommandasies niet noodig had en dat zij zeivers heel goed wist wat zij voor haar slapen gaan drinken moest. Hetgeen inderdaad het geval is. De schoonmaakster bemoeide zich nooit met dergelijke gesprekken, die lachte maar en als een volgerfden keer tante Koosje er over begon, dat zij baar een-vijftig beter moest gebruiken, lachte zij nog eens en zei dat ze toch zoo'n raren kerel tot man had. Meer niet. Je kan evengoed tegen een hooiberg zegge, dat hij geen gebakke makreel mot ete, verzekerde tante Koosje, die nu een maal van sterke beeldspraak houdt. Maar om op ons verhaal terug te komen, de man van de schoonmaakster kwam op een ochtend, toen wij juist een aandoenlijk verhaal van onze tante over haar buurdame rechts hadden aangehoord, vertellen dat aan zijn vrouw dien nacht een dochtertje van veertien pond door den ooievaar was thuis gebracht. Weeg jij je kinderen! riep tante Koosje onthutst, waarop de jonge vader antwoord de, dat de kruidenier in Kethei hij woont n.L in Kethei, want tante Koosje heeft alle schoonmaaksters in Overschie ai geprobeerd en kan er uit dat dorp geen meer krijgen de gewoonte heeft aan zijn vaste klanten, bij wijze van cadeau, als zij met een nieuw familielid zijn gezegend, zijn weegschaal aan te bieden voor een enkelen keer gebruik. Dat is heel aardig van Ta, getuigde de vader, want op die manier weet je in Kethei altijd ineens wie d'r de voorspoedig ste zuigeling heeft gekregen in een boek jaar. Nou man, 'k flisiteer je wel, mopperde Koosje en zij deed of zij den nadrukkelijken oogwenk van den gelukkigen papa naar het buffetje met het kraftje en de glazen niet. zag. Dank u wel en van 't zelfde, zei de man. Dan nam hij z'n pet in de hand, kuchte als een notaris en ging voort. Mijn vrouw en ik hebben besloten onze dochter an u op te dragen en haar met uw verlof Koosje te noemen, naar u, zoodat uwe zoo veel als petemoei zijn zal. Tante Koosje was een cogenblik stil en keek ons aan. Nou tante, zei ik, dat is wel een bijzon dere onderscheiding voor u. Zoo leeft uw naam iii Kethei voort en we hebben alleen maar te wenschen, dat u plezier van uw pleegkind beleven zal. Ik bood haar mijn hand aan, maar dat zag zij niet, of zij deed alsof. De teekanaar liet zich evenmin onbetuigd: Ik hoop. zoo sprak hij met een stem vol ontroering, dat dit Koosje in alles haar naamgenoote zal gelijken Daar is alle kans op, verzekerde de trotsche vader. Een kind van veertien pondt Ja maar - stamelde Koosje. We hebben er eerst over gedacht onze lieve kleine naar Napoleon te noemen. Na poleonnetje of zoo, maar Koosje vonden wij toch bever klinken. Heb je dan zelf geen moeder? En je vrouw ook niet? informeerde Koosje. Ik geloof het wel, juffrouw, maar we zijn er niet zoo erg goed mee, weet u. We zijn tegen d'r zin getrouwd en haar moeder vooral heeft altijd zooveel tegen me, dat Llaaredele niet in aanmerking kan komen en om mijn moeder nou niet te bevoordee- lon, begeven we ons op onzijdig terrein en honden ons aan u. Ik kan het je niet beletten, zei tante Koosje wat spijtig. "Namen zijn vrij. Het was te hopen, filosofeerde de vader, dat het geld in de wereld zoo vrij was, maar in ells geval zeg ik u mede namens mijn vrouw en de jongste spruit dank voor uw welwillende aanneming van het petemoe derschap Hij ging zitten. Ik meende, dat ik aan de plechtigheid eenigen Luister had bij te zetten door zoo'n beetje als ceremoniemeester op te treden. Wel tante, zoonets overkomt niet ieder een. Alle hulde hoor. En als u nu een spaar bankbeekje voor de lieve Koosje in orde ma ken wil, zal ik met genoegen met het geld voor u naar de bank gaan. De vader knikte goedkeurend. Liefst in Kethei, waagde hij op te mer ken. We hebben daar een heel nette rijks postspaarbank. En als ik zoo vrij mag we zen op te merken, het uitzet je kan de juf frouw ook in Kethei koopen, het is altijd prettig voor een vader, als hij zijn eigen dorpsgenooten bevoordeeld ziet. Nou dat treft dan al heel best, voer ik voort. Dat kan dan allemaal ineens ge beuren als tante in Kethei het kind gaat aangeven bij den Burgerlijken Stand. Een zilveren rammelaartje en een zil veren kroesje met inscriptie verkoopen ze in Kethei niet, maar daar is niet zoo'n haast bij, dat kan in Rotterdam wel in orde worden gemaakt over een weekje of zoo, re deneerde vader. Is er in Kethei nog al keus in wiegen? vroeg ik. Of moet tante daar ook voor naar Rotterdam? O, neen, haastte de vader zich te zeggen. Je hebt in Kethei voor vijftien, twintig gul den een schat van een wieg. De juffrouw vindt zeker goed dat ik ztlf mee ga, als ze die koopt dan kan ik ineens zeggen dat er een stuk of zes onderleggers bij geleverd moeten worden, dat heeft mijn vrouw me uitdrukkelijk opgedragen. Zoo zijn dan de eerste maatregelen vastgesteld en nu zou ik tante willen vra gen een stevigen borrel in te schenken ter eere van de jongste Koosje in ons vaderland, sprak ik op hartelijken toon. Dat is een uitstekend idee, prees de vader. Tante Koosje had voor haar doen zeld zaam lang gezwegen. Ze keek niet gelijk het een blijde petemoeder betaamt, vond ik, maar zij moest zich nog een beetje in de vreugde voegen. Tap jij even een fikse hen, prop! zei ik tot den teekenaar. De jonge vader knikte mijn artistieken vriend aanmoedigend toe e.n deze stond inderdaad, als gebiologeerd op. Doch nu kwam tante Koosje tot bewust zijn. Jij blijft er af! beval zij. Schenk u de glazen niet vol, tante zei ik, want er zal vandaag wel meer op het geluk van de jonggeborene moeten worden gedronken. Dat vrees ik ook, zuchtte de vader niet zonder geestdrift Een oogenblik had ik me bevreesd ge maakt dat Koosje bezwaar zou maken om haar plicht in dezen te vervullen, On.noodig want zij stond inderdaad, zwijgend op en schonk in vier van haar kleinste glaasjes een scheutje brandewijn. Hou jij een toespraak, fluisterde ik den teekenaar toe, waarop deze iets in zijn baard bromde, dat we geen van drieën ver stonden. Ik redde opnieuw de situatie: De kleine Koosje! En op haar lieve petcnemme! schreeuw de de vader, die bijna, 't glaasje mee had ingeslikt. Bestel jij nou even een auto, dan rij den we met ons vieren naar Kethei om het kind aan te geven, gelastte ik den teekenaar. Meneer is zeker óók al eens het geluk deelachtig geworden, dat tante Koosje he den te beurt walt, lonkte de vader mij toe en hij dronk des teekenaars glaasje meteen leeg. Wat tante Koosje vandaag had, begreep ik niet. Anders is zij nog al gul met bet uitspreken van haar gedachten, doch nu kon zij het niet. Zij was volkomen overrompeld, boven dien keek zij niet zoo welwillend als zij anders pleegt te doen. Dadelijk komt de auto, tante. Ver geet u de pegulantcn niet, amders moet u tweemaal rijden. Ja, dat had ik haast vergeten, juf frouw. Als ik zoo vrij mag wezen even op te tellen de vader haalde een oud bruin zakje uit zijn vest, benevens een stukje potlood, waaraan hij de helft van den ge noten brandewijn likte en begon met zijn knie als schrijftafel te rekenen: Honderd gulden voor liet spaarbankboekje, en veei - tig voor de wüeg en vijf en vijftig voor het uitzetje en om 't maar Ineens af te doen twee tientjes voor de rammelaar en het. bekertje en o, ja, een tachtig voor de Inscriptie, dat is.dat istwee honderd acht en veertig gulden en tachtig cente wil n maar is narekenen, meneer, ik zeg altijd, ieder het zijne 100 40 55 20 1.80 „PASSING SHOW". Onderwijzer: „Kun je me een zeldzaam dier in Australië opnoemen?'' Sam: „De olifant". Onderwijzer: „De olifant komt in Australië niet voor". Sam: „Nou, moet-ie daar dan effetjes zeld zaam zijn!' taalt de petemoeder óók. Goed, dat meneer er bij is! riep haastig de vader. Met drie honderd gulden komt u er wel en als er iets tekort, komt willen de heeren 't u wel verschieten hoop ik. Thans barstte tante Koosje in haar oude fiere zelfbewustheid los, weer in de wolie kracht van haar beproefde welbespraaktheid. Denke julliedenke julliestortter- de zij en ze zag wit van drift, dat ik heele- maal gek bon geworde. Driehonderd guide. Driehonderd jaar het spinhuis in. jullie al lebei. Hier kerel, omdat het je vrouw is, hier heb je een rijksdaalder en nou me huis uit Juffrouw! Juffrouw! vermaande de man. Denk toch even na. asjeblieft. Voor twee gulden vijftig kan ik mijn dochter on mogelijk Koosje noemen. Dat kan u toch niet eisclien. Ik eisch niks niemendal en hoepel op asjeblieft. Over tante Koosje's gedrag schaamde ik mij en ik kan 't me levendig voorstellen dat. de jonge vader, nadat hij den rijks daalder i.n zijn vestzak had gestoken, diep gegriefd was. Als meneer mee wil gaan naar Kethei om het kind aan te geven, zal me dat aan genaam zijn, zei hij op een droeven toon tot mij. Ik klopte hem vol mededoogen op den schouder en verklaarde mij volgaarne be reid, mede namens den teekenaar. We wandelden met z'n drieën naar Kethei, waar mijn kameraad eerst het, dorpsplein tje toekende en schreden vervolgens naar het gemeentehuis. Hoe heeten de heeren? U Arie en u Hendrik? Schrijft u dan maar Ariejaantjc Hendrikkie op. Mooie namen. Maai' je moet van ons geen spaar bankboekje, wieg, rammelaar en de rest. verwachten. Natuurlijk niet, natuurlijk niet! L bint Koosje niet. Jammer dat dat is misgeloo- pen, klaagde de voorspoedige vader. Op don stoep van het Raadhuis dacht hij eens na en had nog een gelukkige inval. Kom mee, kom mee, Arie en Hendrik! Dan gane we met nog een paar hoogst solide vrinden, op gepast manier, den riks van tante Koosje soldaat, maken. men, en "ik weet, dat ze hem onder deze omstandigheden genoegen zouden hebben gedaan. Ja zeker, antwoordde hij, terwijl zijn oogen over het perron dwaalden. Hoe is uw broers naam en in welk regiment en... misschien kan ik een boodschap voor hem meenemen? O, als ge wilt, zei ze verheugd hem een kaartje overhandigend, zeg hem dan, dat ge zijn zuster Auguste ontmoet hebt. Auguste? viel hij haar in de rede. Ja, Ik zal den naam onthouden. Zeg hem. dat wij het allen goed maken en zeer bezorgd zijn over zijn lot, dat we nacht en dag voor zijn behouden terugkomst bidden en dat hij zorg moet dragen voor zichzelf. En och hemel, waar zou papa in al die drukte blijven? Ik denk, dat ge he-m moeilijk alleen kunt vinden. Mag ik u van dienst zijn? Gaarne, ik was dom genoeg om af te dwalen. Zeg dat niet. Ik ben er dankbaar voor. En hij wees naar de rozen. Hé, daar is vader, riep ze verheugd Dan hebt ge mij niet meer noodig, zei hij. Dank nogmaals voor de bloemen en vaarwel. Vaarwel, zei ze, haar tengere hand in de zijne leggend. Een behouden terugkomst. Tot weerziens. Tot weerziens? zei hij treurig. Ik denk niet dat wij elkaar weer zullen zien. Ik hoop het van harte. Ze bloosde tot antwoord Daar ligt ons huis, zei ze. Wij zien van uit ome vensters alle treinen, die passeer en Ik zal het' onthouden. En wanneer ik gezond word teruggezonden, zal ik de rozen voor het raampje houden en wuiven. Vóór zij antwoorden kon of het verhin deren, had hij haar vingers aan zijn lippen gebracht. Zij bleef een oogenblik met kloppend hart staan. Ze was liever ijlings naar huis gegaan zonder haar vader te ontmoeten, die haar met vragen overstelpen zou.' Ze verlangde er naar alleen te zijn op haar kamer en te schreien, waarom wist ze niet. Ze had zich vreemd gedragen, maar voelde geen berouw over haar gedrag. En de dagen gingen langzaam voorbij, elk op elkaar gelijkende. lederen morgen vertoonde zich een zwak, bleek gezichtje voor den vensters van het huis, op kleinen afstand van het station. Ten laatste werd haar geduld beloond. Op een namiddag voor een der open deuren van haar kamer staande, passeerde een trein met gewonden. Uit een der laatste coupé's of was het verbeelding wuifde een lange blanke arm met verdorde rozen JOURNAL". „Ik heb twee maanden gekregen voor een vak kolen". „Jandorie, dan zijn de kolen duur gewor den. Ik heb verleden jaar maar veertien dagen gekregen 1" in de handen. Bedrogen haar oogen zich niet? Ze spoedde zich naar het station. Het schouwspel was nauwelijks geschikt voor jle oogen van een zwakke, onervaren vrouw. Maar zij doorstond het. Zij herkende hem Hun oogen ont moeten elkaar. Ge zaagt het? Zijt ge daarom ge komen? Dat was goed van u. Hij stak haar zijn hand toe en.... bracht haar aan de lippen. Ik vreesde, dat ge hot niet gezien zouclt hebben en ik voelde me zeer teleur gesteld. Ze wierp een schuinen blik op zijn beide dragers, zei toen zachtjes. Ge zijt niet gevaarlijk gewond? O, neen, antwoordde hij mat. Do kogel zit er nog in. maar met Röntgen stralen zullen ze hem. vindon. Binnen een maand of langer hoop ik terug te zijn. En dan hoop ik vurig, weer te- zien. Dat hoop ik ook, herhaalde ze werk tuigelijk. Ik bedoel, da.t ge smedig liefer zult zijn. En dan zal ik onverwijld terugkomen, 't Zou me spijten, Zuid-Afrika voor het laatst te hebben gezien. Ik ontmoette uw broer en ik heb een boodschap voor u. Hij zcide: zeg aan Gusta, dat ik hef goed maak en haar raad ter harte zal nemen. En ik hoop dat wij drieën elkaar weer zulten zien, als de oorlog voorbij is. Wij zijn groote vrienden geworden, fluisterde hij. Waarom draagt ge die verdorde rozen? Werp ze toch weg, ge hebt er niets meer aan. Waarom? vroeg hij. Eens zult ge het weten, wanneer ik terugkom. Ea als ik sterf, zullen ze met--mij begraven worden. Vaarwel. Vaarwel, zei de ze zacht ontroerd. fj Hij liet haai' hand niet 'los. Gusta, hebt ge mij niets te zeggen? fluisterde hij, terwijl de mannen zich ge reed maakten hom verder te dragen. Ja, mompeldle ze zoo zacht, dat 't bijna voor hem verloren ging, ik hoop dat mijn broeders wensch vervuld moge worden. Twee maanden zijn voorbijgegaan. Broe der Jaap is thuisgekomen, licht gewond. Zij wachten samen ieder schip, dat de Tafelbaai binnenstoomt op. Maar ieder schip stelt hen teleur en telkenmale richt Jaap zijn blik op bet droevige gezichtje zijner zuster en fluistert haar toe, dat de vriend, dien hij aan de Moddenrivier ont moette, ééns komen zal. Zij lezen geregeld cle couranten, maar hebben beiden zijn naam over het hoofd gezien plotseling aan een operatie overleden". Zij wachten broeder en zuster. En ginds, in een eenzaam plekje van een verlaten doodenakker, rust hij, onbewust, van de liefde, die zijn komst verbeidt. 248.80 't Klopt precies, tante. Neem u voor alle zekerheid driehoderd gulden mee, want er zijn nog kleinigheden zooals een fooi voor de baker.... Het station van Kaapstad zag zwart van de mensohen. Nieuwe troepen uit Engeland waren aangekomen en de halve bevolking was aan het station tegenwoordig om den vertrekkenden een laatst vaarwel toe te roepen. Onder hen bevond zich ten jong, mooi meisje, dat op den arm van liaar vader geleund, met treurigen blik het schouw spel aanstaarde en nu en dan half mee warig op den ruiker Kaapsche rozen in haar hand neerzag. Plotseling liet haar vader haar alleen staan en trad op een groep officieren links toe. Het meisje, nu alleen aan zich zelf overgelaten, wandelde het perron over en zag, van weemoedige gevoelens vervuld. toe. Plotseling viel haar oog op een jong soldaat vóór haar. Door een plotselinge ingeving stak ze hem haar rozen toe, die met een dank baren blik en een rooden blos werden aanvaard. Ge gelijkt op mijn broer, zei ze haastig» eenigszins verlegen over baar handeling. Hij is ginds. Ik dacht, dat ge ze misschien gaarno mee zoudt nemen. Ge zult ze daar ginds weinig op uw pad ontmoeten. Ik dank u er hartelijk voor, ant woordde de jonge man, verheugd nog op het laatste oogenblik een stem te hooren, die hem vriendelijke woorden toeriep: Ze zijn heel mooi en ge hebt gelijk, we zullen aan de Modderrivier wel geen bloemen ontmoeten. Ik zal ze in waarde honden, cn de bekoorlijk0 herinnering steeds bewaren. Aan de teleurstellende uitdrukking van haar gelaat zag hij, dat het compliment haar hinderde. Ik bedoel dit, vervolgde hij ernstig, dat wij ongelukkige kerels als we zijn, iedere vriendelijkheid ons bewezen, als een souvenir godenken. Dan beu ik zeer blij, dat ik ze u gegeven heb, antwordde ze opgeruimd. Mijn broer houdt ook zooveel van bloe- Bondstreet snobbisme. De gemeenteraad van Westminster heeft be sloten, den Minister voor Transport te ver zoeken hot verkeer van omnibussen in Bond street te verbieden. Bondstreet ia de duurste en voornaamste winkelstraat van Londen. Uiterlijk is ze veel onaanzienlijker dan Regentstreet. Ze is smal, en de gevels van de meeste winkels zijn zon der eenige pretentie. En toch is er In heel Europa geen tweede 'winkelstraat te vinden, die zóó exclusief is als Bondstreet. Alleen de rijken winkelen daar. Er zijn tien duizenden welgestelde lieden, die wanneer zij in Rotterdam of Amsterdam woonden, geen oogenblik zouden aarzelen de duurste winkels van Noordblaak of Kal verstraal binnen te gaan, maar die nog nooit een Bondstreet-ma- gazijn van binnen hebben gezien, en waar schijnlijk ook nooit zien zullen, indien zij niet van de klasse der welgestelden overgaan naar die der rijken. En zelfs dan zou hun eerste entree in zulk een heiligdom voor die meesten nog een heele beproeving zijn, want winkelen in Bondstreet is geen maatschappelijke deugd, die men kan aanleeren; men moot ermee ge boren zijn. De gemeenteraad van Westminster heeft het request bij den minister ingediend naar aan leiding van een adres van de Bondstreet As sociation, den Bondstreetbond, een vereeuiging van bewoners en winkeliers der doorluchtige straat. Er rijden gemiddeld 96 omnibussen per i uur door de nauwe Bondstreet, en de Associa tion beweert, ongetwijfeld terecht, dat de persoonlijkhedenf die gewoon zijn hun inkoo- pen in deze straat te doen, van omnibussen geen gebruik plegen te maken. Tusschen haakjes: Enkele jaren geleden wa ren Koning Albert van België en zijn gemalin een paar dagen incognito te LondenDen eer sten middag maakten ze een gezellig ritje boven op een bus, en stapten in Bondstreet af om daar eenige inkoopea te doen. Maar natuurlijk, ze waren ook maar de Belgische souvereinm en geen City-bankier en -ban- kierster. De winkeliersvweeniging houdt vol, dat haar leden sehade ondervinden van de omnibussen. Deze zijn oorzaak van menige verkeersopstop ping, welke den winkelenden dames niet con venieert Men heeft berekend, dat de dames van do viei'-en-twintig vrije uren, die zij per dag hebben, wel eens vijf minuten verliezen aan verkeersopstopping in Bondstreet...... Bovendien zien ze ertegen op, haar wagens al te ïang te laten wachten in een «trant, wellce zich hiertoe, zoowel door haai- geringe breedte, als door den omvang van het zware verkeer, slecht leent, 't Gevolg hiervan is, dat ze vaak minder tijd in een winkel door brengen en dus minder koopen, dan ze zouden doen, wanneer haar harten niet van onrust over haar auto's popelden. Neemt men dit alles in aanmerking, dan. moet 't worden toegejuicht, dat de gemeente- raad van Westminster iets doen wil, om het lot der rjjken een weinig te versachten. Natuurlijk zijn er ook minder illustere pep, sonen, die geen auto er op nahouden, en toch. dagelijks in Bondstreet moeten zijn. Bijvoor* beeld: een paar duizend mannelijke en vrou welijke winkelbedienden. Maar wanneer nu do ommibusroutes, zooals het plan ts, wat meer naar het Westen verlegd worden, dan zullen dde bedienden 's morgens en 's avonds maar vijf tot tien minuten hebben om te loo pen om de nieuwe haltes te bereiken. Dit maakt voor hen dus een verschil van slecht* tien tot twintig minuten per dag. En dat is toch waai'lijk niet zoo erg, en wan neer men bedenkt hoeveel de rijken niet doea om de armen moreel en materieel beter te maken, dan ze van nature zijn, dan zal mea grif toegeven, dat de armen ook wel eens iets voor de rijken mogen overhebben. Want laatstgenoemden hebben werkelijk heel veel zorgen, maar tot nu toe hebben ze deze in stilte gedragen Men krijgt door dit adres van de Bondstreet Association wel eenigszins den indruk, dat de Winkeliers het wat te bont maken. Niemand zal hun het recht ontzeggen, om al hun best te doen, teneinde het den bezoe kers van de Bondstreet-winkels zooveel moge lijk naar den zin te maken. In dit geval gaan ze echter te ver. Er zijn nu eenmaal nog meer menschen dan de Bondstreetwinkeliers en hun klanten. Londen. J. B. „MUSKETE".' De energie, die noodig is om het rcokesi af te ieeren. -«

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 10