B
I
Mengelwerk
Het Pettkmd
r
Een Zuid-AfrikaaBSche Idylle
WOENSDAG 6 MAART 1929
DERDE BLAD
PAGINA 2
Ja ja en het loon voor de baker bo-
liet was een eelit Lief idee van de schoon
maakster van tante Ivoosje Of eigenlijk van
haar man, die haar 's avends pleegt te ko
men halen en clan altijd even vriendelijk
regt:
Yrouwtjelief. na gaan we eerst samen
even een neutje koopen.
Tante Koosje heeft zich daal' wel eens
mee bemoeid en tot den aclitenswaardi gen
echtgenoot op vermanenden toon gezegd
dat hij 71 ch schamen moest, om van de
zuurverdiende een-vijftig van zijn arbeid
zame vrouw zoo aanstonds naar een café
te willen loopen.
Dan lachte de echtgenoot aanmoedigend
en zen da.t. z'n vrouw een koppie sukkela
kon krijgen, als ze dat liever had, maar
dat hij voor zich 's avonds meer voor een
neutje voelde, omdat ie daar zoo lekker op
sliep. Hij kon het tante Koosje anrecom-
mandeeren
Waarop tante Koosje verzekerde dat zij
*s mans anrecommandasies niet noodig
had en dat zij zeivers heel goed wist wat
zij voor haar slapen gaan drinken moest.
Hetgeen inderdaad het geval is.
De schoonmaakster bemoeide zich nooit
met dergelijke gesprekken, die lachte maar
en als een volgerfden keer tante Koosje er
over begon, dat zij baar een-vijftig beter
moest gebruiken, lachte zij nog eens en
zei dat ze toch zoo'n raren kerel tot man
had. Meer niet.
Je kan evengoed tegen een hooiberg
zegge, dat hij geen gebakke makreel mot
ete, verzekerde tante Koosje, die nu een
maal van sterke beeldspraak houdt.
Maar om op ons verhaal terug te komen,
de man van de schoonmaakster kwam op
een ochtend, toen wij juist een aandoenlijk
verhaal van onze tante over haar buurdame
rechts hadden aangehoord, vertellen dat aan
zijn vrouw dien nacht een dochtertje van
veertien pond door den ooievaar was thuis
gebracht.
Weeg jij je kinderen! riep tante Koosje
onthutst, waarop de jonge vader antwoord
de, dat de kruidenier in Kethei hij
woont n.L in Kethei, want tante Koosje
heeft alle schoonmaaksters in Overschie ai
geprobeerd en kan er uit dat dorp geen
meer krijgen de gewoonte heeft aan zijn
vaste klanten, bij wijze van cadeau, als zij
met een nieuw familielid zijn gezegend, zijn
weegschaal aan te bieden voor een enkelen
keer gebruik.
Dat is heel aardig van Ta, getuigde
de vader, want op die manier weet je in
Kethei altijd ineens wie d'r de voorspoedig
ste zuigeling heeft gekregen in een boek
jaar.
Nou man, 'k flisiteer je wel, mopperde
Koosje en zij deed of zij den nadrukkelijken
oogwenk van den gelukkigen papa naar het
buffetje met het kraftje en de glazen niet.
zag.
Dank u wel en van 't zelfde, zei de man.
Dan nam hij z'n pet in de hand, kuchte als
een notaris en ging voort. Mijn vrouw en
ik hebben besloten onze dochter an u op te
dragen en haar met uw verlof Koosje te
noemen, naar u, zoodat uwe zoo veel als
petemoei zijn zal.
Tante Koosje was een cogenblik stil en
keek ons aan.
Nou tante, zei ik, dat is wel een bijzon
dere onderscheiding voor u. Zoo leeft uw
naam iii Kethei voort en we hebben alleen
maar te wenschen, dat u plezier van uw
pleegkind beleven zal.
Ik bood haar mijn hand aan, maar dat
zag zij niet, of zij deed alsof.
De teekanaar liet zich evenmin onbetuigd:
Ik hoop. zoo sprak hij met een stem
vol ontroering, dat dit Koosje in alles haar
naamgenoote zal gelijken
Daar is alle kans op, verzekerde de
trotsche vader. Een kind van veertien pondt
Ja maar - stamelde Koosje.
We hebben er eerst over gedacht onze
lieve kleine naar Napoleon te noemen. Na
poleonnetje of zoo, maar Koosje vonden wij
toch bever klinken.
Heb je dan zelf geen moeder? En je
vrouw ook niet? informeerde Koosje.
Ik geloof het wel, juffrouw, maar we
zijn er niet zoo erg goed mee, weet u. We
zijn tegen d'r zin getrouwd en haar moeder
vooral heeft altijd zooveel tegen me, dat
Llaaredele niet in aanmerking kan komen
en om mijn moeder nou niet te bevoordee-
lon, begeven we ons op onzijdig terrein en
honden ons aan u.
Ik kan het je niet beletten, zei tante
Koosje wat spijtig. "Namen zijn vrij.
Het was te hopen, filosofeerde de vader,
dat het geld in de wereld zoo vrij was,
maar in ells geval zeg ik u mede namens
mijn vrouw en de jongste spruit dank voor
uw welwillende aanneming van het petemoe
derschap
Hij ging zitten.
Ik meende, dat ik aan de plechtigheid
eenigen Luister had bij te zetten door zoo'n
beetje als ceremoniemeester op te treden.
Wel tante, zoonets overkomt niet ieder
een. Alle hulde hoor. En als u nu een spaar
bankbeekje voor de lieve Koosje in orde ma
ken wil, zal ik met genoegen met het geld
voor u naar de bank gaan.
De vader knikte goedkeurend.
Liefst in Kethei, waagde hij op te mer
ken. We hebben daar een heel nette rijks
postspaarbank. En als ik zoo vrij mag we
zen op te merken, het uitzet je kan de juf
frouw ook in Kethei koopen, het is altijd
prettig voor een vader, als hij zijn eigen
dorpsgenooten bevoordeeld ziet.
Nou dat treft dan al heel best, voer
ik voort. Dat kan dan allemaal ineens ge
beuren als tante in Kethei het kind gaat
aangeven bij den Burgerlijken Stand.
Een zilveren rammelaartje en een zil
veren kroesje met inscriptie verkoopen ze
in Kethei niet, maar daar is niet zoo'n
haast bij, dat kan in Rotterdam wel in orde
worden gemaakt over een weekje of zoo, re
deneerde vader.
Is er in Kethei nog al keus in wiegen?
vroeg ik. Of moet tante daar ook voor naar
Rotterdam?
O, neen, haastte de vader zich te zeggen.
Je hebt in Kethei voor vijftien, twintig gul
den een schat van een wieg. De juffrouw
vindt zeker goed dat ik ztlf mee ga, als ze
die koopt dan kan ik ineens zeggen dat er
een stuk of zes onderleggers bij geleverd
moeten worden, dat heeft mijn vrouw me
uitdrukkelijk opgedragen.
Zoo zijn dan de eerste maatregelen
vastgesteld en nu zou ik tante willen vra
gen een stevigen borrel in te schenken ter
eere van de jongste Koosje in ons vaderland,
sprak ik op hartelijken toon.
Dat is een uitstekend idee, prees de
vader.
Tante Koosje had voor haar doen zeld
zaam lang gezwegen. Ze keek niet gelijk het
een blijde petemoeder betaamt, vond ik,
maar zij moest zich nog een beetje in de
vreugde voegen.
Tap jij even een fikse hen, prop! zei
ik tot den teekenaar. De jonge vader knikte
mijn artistieken vriend aanmoedigend toe e.n
deze stond inderdaad, als gebiologeerd op.
Doch nu kwam tante Koosje tot bewust
zijn.
Jij blijft er af! beval zij.
Schenk u de glazen niet vol, tante zei
ik, want er zal vandaag wel meer op het
geluk van de jonggeborene moeten worden
gedronken.
Dat vrees ik ook, zuchtte de vader niet
zonder geestdrift
Een oogenblik had ik me bevreesd ge
maakt dat Koosje bezwaar zou maken om
haar plicht in dezen te vervullen, On.noodig
want zij stond inderdaad, zwijgend op en
schonk in vier van haar kleinste glaasjes
een scheutje brandewijn.
Hou jij een toespraak, fluisterde ik den
teekenaar toe, waarop deze iets in zijn
baard bromde, dat we geen van drieën ver
stonden. Ik redde opnieuw de situatie:
De kleine Koosje!
En op haar lieve petcnemme! schreeuw
de de vader, die bijna, 't glaasje mee had
ingeslikt.
Bestel jij nou even een auto, dan rij
den we met ons vieren naar Kethei om het
kind aan te geven, gelastte ik den teekenaar.
Meneer is zeker óók al eens het geluk
deelachtig geworden, dat tante Koosje he
den te beurt walt, lonkte de vader mij toe
en hij dronk des teekenaars glaasje meteen
leeg.
Wat tante Koosje vandaag had, begreep
ik niet. Anders is zij nog al gul met bet
uitspreken van haar gedachten, doch nu
kon zij het niet.
Zij was volkomen overrompeld, boven
dien keek zij niet zoo welwillend als zij
anders pleegt te doen.
Dadelijk komt de auto, tante. Ver
geet u de pegulantcn niet, amders moet u
tweemaal rijden.
Ja, dat had ik haast vergeten, juf
frouw. Als ik zoo vrij mag wezen even op
te tellen de vader haalde een oud bruin
zakje uit zijn vest, benevens een stukje
potlood, waaraan hij de helft van den ge
noten brandewijn likte en begon met zijn
knie als schrijftafel te rekenen: Honderd
gulden voor liet spaarbankboekje, en veei -
tig voor de wüeg en vijf en vijftig voor
het uitzetje en om 't maar Ineens af te
doen twee tientjes voor de rammelaar en
het. bekertje en o, ja, een tachtig voor de
Inscriptie, dat is.dat istwee honderd
acht en veertig gulden en tachtig cente wil
n maar is narekenen, meneer, ik zeg altijd,
ieder het zijne
100
40
55
20
1.80
„PASSING SHOW".
Onderwijzer: „Kun je me een zeldzaam dier
in Australië opnoemen?''
Sam: „De olifant".
Onderwijzer: „De olifant komt in Australië
niet voor".
Sam: „Nou, moet-ie daar dan effetjes zeld
zaam zijn!'
taalt de petemoeder óók. Goed, dat meneer
er bij is! riep haastig de vader. Met drie
honderd gulden komt u er wel en als er
iets tekort, komt willen de heeren 't u wel
verschieten hoop ik.
Thans barstte tante Koosje in haar oude
fiere zelfbewustheid los, weer in de wolie
kracht van haar beproefde welbespraaktheid.
Denke julliedenke julliestortter-
de zij en ze zag wit van drift, dat ik heele-
maal gek bon geworde. Driehonderd guide.
Driehonderd jaar het spinhuis in. jullie al
lebei. Hier kerel, omdat het je vrouw is,
hier heb je een rijksdaalder en nou me
huis uit
Juffrouw! Juffrouw! vermaande de
man. Denk toch even na. asjeblieft. Voor
twee gulden vijftig kan ik mijn dochter on
mogelijk Koosje noemen. Dat kan u toch
niet eisclien.
Ik eisch niks niemendal en hoepel op
asjeblieft.
Over tante Koosje's gedrag schaamde ik
mij en ik kan 't me levendig voorstellen
dat. de jonge vader, nadat hij den rijks
daalder i.n zijn vestzak had gestoken, diep
gegriefd was.
Als meneer mee wil gaan naar Kethei
om het kind aan te geven, zal me dat aan
genaam zijn, zei hij op een droeven toon
tot mij.
Ik klopte hem vol mededoogen op den
schouder en verklaarde mij volgaarne be
reid, mede namens den teekenaar.
We wandelden met z'n drieën naar Kethei,
waar mijn kameraad eerst het, dorpsplein
tje toekende en schreden vervolgens naar
het gemeentehuis.
Hoe heeten de heeren? U Arie en u
Hendrik? Schrijft u dan maar Ariejaantjc
Hendrikkie op. Mooie namen.
Maai' je moet van ons geen spaar
bankboekje, wieg, rammelaar en de rest.
verwachten.
Natuurlijk niet, natuurlijk niet! L bint
Koosje niet. Jammer dat dat is misgeloo-
pen, klaagde de voorspoedige vader.
Op don stoep van het Raadhuis dacht
hij eens na en had nog een gelukkige inval.
Kom mee, kom mee, Arie en Hendrik!
Dan gane we met nog een paar hoogst
solide vrinden, op gepast manier, den riks
van tante Koosje soldaat, maken.
men, en "ik weet, dat ze hem onder deze
omstandigheden genoegen zouden hebben
gedaan.
Ja zeker, antwoordde hij, terwijl zijn
oogen over het perron dwaalden. Hoe is
uw broers naam en in welk regiment en...
misschien kan ik een boodschap voor hem
meenemen?
O, als ge wilt, zei ze verheugd hem
een kaartje overhandigend, zeg hem dan,
dat ge zijn zuster Auguste ontmoet hebt.
Auguste? viel hij haar in de rede.
Ja, Ik zal den naam onthouden.
Zeg hem. dat wij het allen goed
maken en zeer bezorgd zijn over zijn lot,
dat we nacht en dag voor zijn behouden
terugkomst bidden en dat hij zorg moet
dragen voor zichzelf. En och hemel, waar
zou papa in al die drukte blijven?
Ik denk, dat ge he-m moeilijk alleen
kunt vinden. Mag ik u van dienst zijn?
Gaarne, ik was dom genoeg om af
te dwalen.
Zeg dat niet. Ik ben er dankbaar voor.
En hij wees naar de rozen.
Hé, daar is vader, riep ze verheugd
Dan hebt ge mij niet meer noodig,
zei hij. Dank nogmaals voor de bloemen en
vaarwel.
Vaarwel, zei ze, haar tengere hand in
de zijne leggend. Een behouden terugkomst.
Tot weerziens.
Tot weerziens? zei hij treurig. Ik denk
niet dat wij elkaar weer zullen zien. Ik
hoop het van harte.
Ze bloosde tot antwoord
Daar ligt ons huis, zei ze. Wij zien
van uit ome vensters alle treinen, die
passeer en
Ik zal het' onthouden. En wanneer ik
gezond word teruggezonden, zal ik de rozen
voor het raampje houden en wuiven.
Vóór zij antwoorden kon of het verhin
deren, had hij haar vingers aan zijn
lippen gebracht.
Zij bleef een oogenblik met kloppend hart
staan.
Ze was liever ijlings naar huis gegaan
zonder haar vader te ontmoeten, die haar
met vragen overstelpen zou.' Ze verlangde
er naar alleen te zijn op haar kamer en
te schreien, waarom wist ze niet. Ze had
zich vreemd gedragen, maar voelde geen
berouw over haar gedrag.
En de dagen gingen langzaam voorbij,
elk op elkaar gelijkende. lederen morgen
vertoonde zich een zwak, bleek gezichtje
voor den vensters van het huis, op kleinen
afstand van het station.
Ten laatste werd haar geduld beloond.
Op een namiddag voor een der open deuren
van haar kamer staande, passeerde een
trein met gewonden. Uit een der laatste
coupé's of was het verbeelding wuifde
een lange blanke arm met verdorde rozen
JOURNAL".
„Ik heb twee maanden gekregen voor een
vak kolen".
„Jandorie, dan zijn de kolen duur gewor
den. Ik heb verleden jaar maar veertien dagen
gekregen 1"
in de handen. Bedrogen haar oogen zich
niet? Ze spoedde zich naar het station.
Het schouwspel was nauwelijks geschikt
voor jle oogen van een zwakke, onervaren
vrouw. Maar zij doorstond het.
Zij herkende hem Hun oogen ont
moeten elkaar.
Ge zaagt het? Zijt ge daarom ge
komen? Dat was goed van u.
Hij stak haar zijn hand toe en.... bracht
haar aan de lippen.
Ik vreesde, dat ge hot niet gezien
zouclt hebben en ik voelde me zeer teleur
gesteld.
Ze wierp een schuinen blik op zijn beide
dragers, zei toen zachtjes.
Ge zijt niet gevaarlijk gewond?
O, neen, antwoordde hij mat. Do
kogel zit er nog in. maar met Röntgen
stralen zullen ze hem. vindon. Binnen een
maand of langer hoop ik terug te zijn. En
dan hoop ik vurig, weer te- zien.
Dat hoop ik ook, herhaalde ze werk
tuigelijk. Ik bedoel, da.t ge smedig liefer
zult zijn.
En dan zal ik onverwijld terugkomen,
't Zou me spijten, Zuid-Afrika voor het
laatst te hebben gezien. Ik ontmoette uw
broer en ik heb een boodschap voor u.
Hij zcide: zeg aan Gusta, dat ik hef goed
maak en haar raad ter harte zal nemen.
En ik hoop dat wij drieën elkaar weer
zulten zien, als de oorlog voorbij is. Wij
zijn groote vrienden geworden, fluisterde hij.
Waarom draagt ge die verdorde rozen?
Werp ze toch weg, ge hebt er niets meer
aan.
Waarom? vroeg hij. Eens zult ge het
weten, wanneer ik terugkom. Ea als ik
sterf, zullen ze met--mij begraven worden.
Vaarwel.
Vaarwel, zei de ze zacht ontroerd. fj
Hij liet haai' hand niet 'los.
Gusta, hebt ge mij niets te zeggen?
fluisterde hij, terwijl de mannen zich ge
reed maakten hom verder te dragen.
Ja, mompeldle ze zoo zacht, dat 't bijna
voor hem verloren ging, ik hoop dat mijn
broeders wensch vervuld moge worden.
Twee maanden zijn voorbijgegaan. Broe
der Jaap is thuisgekomen, licht gewond.
Zij wachten samen ieder schip, dat de
Tafelbaai binnenstoomt op. Maar ieder
schip stelt hen teleur en telkenmale richt
Jaap zijn blik op bet droevige gezichtje
zijner zuster en fluistert haar toe, dat de
vriend, dien hij aan de Moddenrivier ont
moette, ééns komen zal. Zij lezen geregeld
cle couranten, maar hebben beiden zijn
naam over het hoofd gezien plotseling
aan een operatie overleden".
Zij wachten broeder en zuster. En ginds,
in een eenzaam plekje van een verlaten
doodenakker, rust hij, onbewust, van de
liefde, die zijn komst verbeidt.
248.80
't Klopt precies, tante. Neem u voor
alle zekerheid driehoderd gulden mee, want
er zijn nog kleinigheden zooals een fooi
voor de baker....
Het station van Kaapstad zag zwart van
de mensohen. Nieuwe troepen uit Engeland
waren aangekomen en de halve bevolking
was aan het station tegenwoordig om den
vertrekkenden een laatst vaarwel toe te
roepen.
Onder hen bevond zich ten jong, mooi
meisje, dat op den arm van liaar vader
geleund, met treurigen blik het schouw
spel aanstaarde en nu en dan half mee
warig op den ruiker Kaapsche rozen in
haar hand neerzag.
Plotseling liet haar vader haar alleen
staan en trad op een groep officieren links
toe.
Het meisje, nu alleen aan zich zelf
overgelaten, wandelde het perron over en
zag, van weemoedige gevoelens vervuld.
toe.
Plotseling viel haar oog op een jong
soldaat vóór haar.
Door een plotselinge ingeving stak ze
hem haar rozen toe, die met een dank
baren blik en een rooden blos werden
aanvaard.
Ge gelijkt op mijn broer, zei ze haastig»
eenigszins verlegen over baar handeling.
Hij is ginds. Ik dacht, dat ge ze misschien
gaarno mee zoudt nemen. Ge zult ze daar
ginds weinig op uw pad ontmoeten.
Ik dank u er hartelijk voor, ant
woordde de jonge man, verheugd nog op
het laatste oogenblik een stem te hooren,
die hem vriendelijke woorden toeriep:
Ze zijn heel mooi en ge hebt gelijk,
we zullen aan de Modderrivier wel geen
bloemen ontmoeten. Ik zal ze in waarde
honden, cn de bekoorlijk0 herinnering steeds
bewaren.
Aan de teleurstellende uitdrukking van
haar gelaat zag hij, dat het compliment
haar hinderde.
Ik bedoel dit, vervolgde hij ernstig,
dat wij ongelukkige kerels als we zijn,
iedere vriendelijkheid ons bewezen, als een
souvenir godenken.
Dan beu ik zeer blij, dat ik ze u
gegeven heb, antwordde ze opgeruimd.
Mijn broer houdt ook zooveel van bloe-
Bondstreet snobbisme.
De gemeenteraad van Westminster heeft be
sloten, den Minister voor Transport te ver
zoeken hot verkeer van omnibussen in Bond
street te verbieden.
Bondstreet ia de duurste en voornaamste
winkelstraat van Londen. Uiterlijk is ze veel
onaanzienlijker dan Regentstreet. Ze is smal,
en de gevels van de meeste winkels zijn zon
der eenige pretentie. En toch is er In heel
Europa geen tweede 'winkelstraat te vinden,
die zóó exclusief is als Bondstreet.
Alleen de rijken winkelen daar. Er zijn tien
duizenden welgestelde lieden, die wanneer zij
in Rotterdam of Amsterdam woonden, geen
oogenblik zouden aarzelen de duurste winkels
van Noordblaak of Kal verstraal binnen te
gaan, maar die nog nooit een Bondstreet-ma-
gazijn van binnen hebben gezien, en waar
schijnlijk ook nooit zien zullen, indien zij niet
van de klasse der welgestelden overgaan naar
die der rijken. En zelfs dan zou hun eerste
entree in zulk een heiligdom voor die meesten
nog een heele beproeving zijn, want winkelen
in Bondstreet is geen maatschappelijke deugd,
die men kan aanleeren; men moot ermee ge
boren zijn.
De gemeenteraad van Westminster heeft het
request bij den minister ingediend naar aan
leiding van een adres van de Bondstreet As
sociation, den Bondstreetbond, een vereeuiging
van bewoners en winkeliers der doorluchtige
straat. Er rijden gemiddeld 96 omnibussen per
i uur door de nauwe Bondstreet, en de Associa
tion beweert, ongetwijfeld terecht, dat de
persoonlijkhedenf die gewoon zijn hun inkoo-
pen in deze straat te doen, van omnibussen
geen gebruik plegen te maken.
Tusschen haakjes: Enkele jaren geleden wa
ren Koning Albert van België en zijn gemalin
een paar dagen incognito te LondenDen eer
sten middag maakten ze een gezellig ritje
boven op een bus, en stapten in Bondstreet
af om daar eenige inkoopea te doen. Maar
natuurlijk, ze waren ook maar de Belgische
souvereinm en geen City-bankier en -ban-
kierster.
De winkeliersvweeniging houdt vol, dat haar
leden sehade ondervinden van de omnibussen.
Deze zijn oorzaak van menige verkeersopstop
ping, welke den winkelenden dames niet con
venieert Men heeft berekend, dat de dames
van do viei'-en-twintig vrije uren, die zij per
dag hebben, wel eens vijf minuten verliezen
aan verkeersopstopping in Bondstreet......
Bovendien zien ze ertegen op, haar wagens
al te ïang te laten wachten in een «trant,
wellce zich hiertoe, zoowel door haai- geringe
breedte, als door den omvang van het zware
verkeer, slecht leent, 't Gevolg hiervan is,
dat ze vaak minder tijd in een winkel door
brengen en dus minder koopen, dan ze zouden
doen, wanneer haar harten niet van onrust
over haar auto's popelden.
Neemt men dit alles in aanmerking, dan.
moet 't worden toegejuicht, dat de gemeente-
raad van Westminster iets doen wil, om
het lot der rjjken een weinig te versachten.
Natuurlijk zijn er ook minder illustere pep,
sonen, die geen auto er op nahouden, en toch.
dagelijks in Bondstreet moeten zijn. Bijvoor*
beeld: een paar duizend mannelijke en vrou
welijke winkelbedienden. Maar wanneer nu
do ommibusroutes, zooals het plan ts, wat
meer naar het Westen verlegd worden, dan
zullen dde bedienden 's morgens en 's avonds
maar vijf tot tien minuten hebben om te loo
pen om de nieuwe haltes te bereiken. Dit
maakt voor hen dus een verschil van slecht*
tien tot twintig minuten per dag.
En dat is toch waai'lijk niet zoo erg, en wan
neer men bedenkt hoeveel de rijken niet doea
om de armen moreel en materieel beter te
maken, dan ze van nature zijn, dan zal mea
grif toegeven, dat de armen ook wel eens
iets voor de rijken mogen overhebben.
Want laatstgenoemden hebben werkelijk
heel veel zorgen, maar tot nu toe hebben ze
deze in stilte gedragen
Men krijgt door dit adres van de Bondstreet
Association wel eenigszins den indruk, dat de
Winkeliers het wat te bont maken.
Niemand zal hun het recht ontzeggen, om
al hun best te doen, teneinde het den bezoe
kers van de Bondstreet-winkels zooveel moge
lijk naar den zin te maken.
In dit geval gaan ze echter te ver.
Er zijn nu eenmaal nog meer menschen dan
de Bondstreetwinkeliers en hun klanten.
Londen. J. B.
„MUSKETE".'
De energie, die noodig is om het rcokesi
af te ieeren. -«