Allerlei. Robbedoes. Dr. Trifulgas. Kleine Theresia en de sneeuw WOENSDAG 13 MAART PAGINA 3 -tt- tt— I tt— „PASSING SHOW". „Hé, vader, daar is een beer om u te spreken!" ,,'t Is goed jongen, laat maar bovenI" Naar bet Engelsch van L. E. TIDDEMAN. Vrij bewerkt door C. E. de Lille Hogerwaard. Al weer een nieuwe pop! zei Olga Pen- ders-, en je hadt er al zooveel. Ja, maar dit is een nieuw soort pop. antwoordde Bep. Zij is heel anders dan de anderen. Willen jullie haar eens zien? Zij ls levensgroot. Allen riepen nu: „ja graag!" en vroegen ol ze mee mochten om de pop te gaan halen, maar Bep keek haar vader schalks aan en yroeg: Wilt u haar alsjeblieft halen. Vader? De dokter ging onmiddellijk en kwam met Zwaantje in de armen terug. Haar blonda haar was zijiger dan ooit en haar oogjes schitterden, terwijl een lief blosje haar wangen kleurde Zij droeg een witte jurk en om haar hals een snoer kralen. Zij zag er werkelijk als een mooie pop uit. Alle kinderen wa ren opgetogen, terwijl Bep haar handen uitstak en riep: Geef haar mij maar, Vader, dan kan ik haar aan iedereen laten zien. Dokter Halm zette Zwaantje glimlachend op Beps schoot. Kijk eens, zei Bep, dit is mijn groots, nieuwe pop, die heclemaal voor mij is. Zij ls anders dan alle andere póppen. Vinden jullie haar geen dot? De laatste vraag werd niet goed gehoord, want Zwaantje sloeg haar armpjes om Beps hals en sloot haar lippen met een kus. Ik hou van je, fluisterde het kinder stemmetje zacht, maar in Beps ooren klon ken deze woorden als de heerlijkste muziek De kinderen speelden nog geruimen tijd, dansten, lachten on sprongen en haddon de grootste pret. Boven alle andere geluiden uit hooide Bep echter steeds de woorden: „Ik hou van je", en zij stemden haar innig gelukkig. Het was al laat, toen zij naast Zwaantje In bed kroop en nog later, toen dokter Halm nog eens naar de beide slapende kinderen kwam kijken. Hij ook dacht aan de een voudige woorden, die het kleine weesje met haar lief stemmetje gezegd had. Hij boog zicli over Bep heen en omdat het haar ver jaardag was en hij zooveel van haar hield, zei hij zacht, terwijl hij zijn dochtertje een kus gaf: Ik hou van je, kleintje. Bep opende haar oogen en sloeg haar armen om zijn hals. Hierdoor werd Zwaan tje wakker. Zij ging in bed opzitten en keek van de een naar den ander. Ik ook. Opa! riep zij. Soms kun je iets zeggen zonder te ant woorden en dit deed dokter Halm. Hij spreidde zijn armen heel wijd uit en druk te beide kinderen aan zijn hart. Bep dacht, dat zij het hoorde kloppen en zweeg, ter wijl Zwaantje druk babbelend met de knoo- pen Van zijn vest speelde. Maar in beider oogen begon het zandmannetje weer zand te strooien, zoodat zij weldra dicht vielen. Toen ging dokter Halm zachtjes de ka mer uit, zonder Hector, die op de mat voor de deur lag, te storen. De maan scheen door het raam, de ster ren schitterden, de wind speelde door de bladeren der boomen en de verjaardag van Bep Halm behoor a weer tot heit verleden. Een kleine Philosoof. Vader: „Kareltje, ik ben bij je meester ge weest, en hij was zeer ontevTeüen over je." Kareltje.: „Over 't algemeen heerscht er tegenwoordig veel ontevredenheid onder de menschen!" PASSING SHOW". In het overstroomde huis; poes wordt uit- Iftlaten. Een fantastisch verhaal ilssj. Het is de wind, die giert. Die flui tende vlagen doen de boomen van de Vol- sindan kust buigen en jagen voort, zichzelf tegen de bergen van de Crimma slingerend. Ginds aan de haven ligt het stadje Luk- trep; misschien honderd huizen, met groene palen, die hen onverschillig tegen den woes- ten wind beschermen; vier of vijf heuvel achtige sftraten, eer ravijnen dan straten, geplaveid met keien en bestrooid met aseh van de Werkende heuvels op den achtergrond. De vulkaan is niet ver verwij derd. Zij heet Vauglor. Overdag spuwt zij zwavelachtige gassen; des nachit braakt zij van tijd tot tijd groate vlammen. Aan de andere zijde van de stad liggen ruines uit het Crimmaria tijdvak. Het lijken net dobbelsteenien. Onder meer merken wij de Zes-vier op, een naam die gegeven is aan een merkwaardig heuveltje, dalt aan de eene zijde zes openin gen heeft en aan de andere vier. Dit is Luktrop. Dan komen de verspreide nederzettingen midden op de hei, zooals in Engeland. Maar dit is Engeland nieit. Is het Frankrijk? Ik weet het niet. Is het Euro pa? Ik kan hst niet zeggen. In alle gevallen behoeft gij op geen enkele kaart naar Luk trop te zoeken. Rat-tait! Er wordt bescheiden geklopt op de smalle deur van Zes-vier, aan den linker hoek van de Rue Messaglière. Dit is een van de meest comfortable huizen in Luktrop. Het rat-tait wordlt beantwoordt door een woeat geblaf, dat op het huilen van een woif gelijkt. Dan wordit er een venster geopend boven de deur van Zes-vier, en een kwaad- geluimde stem roept: De duivel hale hem, die mij hier komt lastig vallen. Een jong meisje, dat gehuld in een dun nen doek in den regen staat te huiveren, vraagt of dr. Trifulgas thuis is. Hij is thuis of niet thuis, al naar om standigheden. Ik heb hem noodig voor mijn vader die op sterven ligt. Waar is dat? Op Val Karnion, vier kertzen hier van daan. En hoe heet hij? Vort Ivartif. Vort Kantif de haringzouter? Ja, en als dr. Trifulgas Dr. Trifulgas is niet thuis. en hot venster wordit dichtgeslagen. Een hardvochtig man, die Dr.. Trifulgas, die niemand helpt als hij niet van tevoren betaald wordt. Zijn oude Hurzof, een bas taard dog patrijshond, zou nog meer gevoel hebben gehad dan hij. Nu was Vort Kartif, de haringzouter een arm man en van ge- ringen stand. Waarom zou dr. Trifulgas nu ecnige moeite gedaan hebben, en nog wel in zoo'n nacht Is het nu nog al niet genoeg dait ik heb moeten opstaan, mompelde hij toen hij weer naar bed ging, dat is alleen reeds tien fret- zers waard. Er waren nauwelijks twintig minuten ver- loopen of de ijzeren klopper bonste weer op de deur van Zes-vier. Erg tegen zijn zin verliet da dokter zijn bed en keek uit het venster. Wie is daar? riep hij. Ik ben de vrouw van Vort Kairif. De haringzouter van Val karnion? Ja, en als gij weigert te komen, sterft hij. Best dan zult gij weduwe zijn. Hier zijn twintig fretzers. Twintig fretzers om naar Val Karnion Ce gaan, vier kertzen hier vandaan? Neen ga maar heen. En het venster werd weer gesloten. Hasj. Rrrrt! En dan rat-tat, rat-tat, rat- tat. Bij het geluid van den wind kwamen nu nog drie slagen van den klopper, door een vasteren hand bewogen. De dokter sliep. Hij ontwaakte, maar in een vreeselijk kwaad humeur. Toen hij het venster opende sloeg de wind als een geweerschot naar binnen. Ik kom van den haringzouter. Alweer die vervloekte haringzouiterl Hij heeft een beroerte gekregen. Laat hij vanzelf maar beter worden. Wij hebben wat geld gekregen, ver volgde de vrouw, een voorschot op ons buis, dat aan Doutrup is verkocht in de Rue Mes saglière. Als ge niet komit, zal mijn klein dochter geen vader, mijn schoondochter geen man en ikzelf geen zoon meer heb ben. Een beroerte! Wel, dat kost tweehon derd fretzers. Wij hebben er maar honderd cn twin tig- Goeden nacht! en wederom werd hot venster gesloten. Maar na eenig nadenken bleek het toch dat honderditwintig fretzers voor anderhalf uur onderweg en een half uur voor de visite, een frotzer per minuut maakt. In plaats van weer naar bed te gaan, hulde de dokter zich. in zijnwfluweelen jas, stapte in zijn waterlaarzen en dook toen in zijn dikke overjas, mot zijn muts op zijn hoofd cn zijn wanten aan. Hij liet de lamp branden dicht bij zijn pharmacopeia, die op pag. 19? open lag. En de deur van Zes-vier r i v 11 i open duwend bleef hij op den drempel staan. De oude vrouw stond er nog, leunende op haar stok, krom gebogen door tachtig jaren van ellende. De honderdtwinitig fretzers? Hier is het geld. Dokter Trifulgas floot Hurzof gaf hem een klein lantaarntje te dragen en sloeg den weg naar het strand in. De oude vrouw volgde hem. Wat een vreeselijk weer! De dokter en de oude vrouw volgden de kronkelingen van het strand. De zee is wit van een loodachtig wit een somber wit Zij gaan zoover tot er een bocht In den weg is tusschen de dui nen. Op een plaats houdit de oude vrouw stil. Met haar bevenden vinger wijst zij op een roodachtig licht. Daar is het huis van Vort Kartif den haringzouter. Daar?, zei de dokter. Ja, antwoordde de oude vrouw. IIuu, schreeuwt Hurzof. Een plotselinge uitbarsting van de Vaug- lordie tot aan den grond schudlt. Een bun del schitterende vlammen stijgt op ten he mel en dringt tot in de wolken door. Dr. Trifulgas is op den grond geworpen. Hij vloekt verschrikkelijk, staat weer op en kijkt om zich heen. De oude vrouw is er niet meer. Dait doet er niet toe, we zullen toch gaan, mompelt dr. Trifulgas. Slechlts een lichtschijnsel op een halve kertz afstand. Het is de lamp van den ster vende misschien van den doode. Natuur lijk is hot het huis van den haringzouter. Met gejaagden tred stapt dr. Trifulgas voort Naar mate hij vordert wordt het huis duidelijker zichtbaar, geheel afgezonderd als staat het midden in het landschap. Het is opmerkelijk hoeveel het gelijkt op dat van dr. Trifulgas, de Zeis-vier te Luktrop De deur staat aan; hij behoeft ze slechts open te duwen. Hij treedt binnen en de deur slaat door den wind met geweld ach ter hem dicht. De hond Hurzof staat buiten en huilt, met tusschenpoozen van stilte. Vreemd! Men zou gezegd hebben dat dr. Trifulgas in zijn eigen huis was terugge keerd. En toch heeft hij niet geloopem Hij is zelfs niet teruggekeerd. Hij is 'te Val Karnion en niet te Luktrop. En toch, hier is dezelfde smalle gewelfde gang, dezelfde houten trap met lange leuning. Hij loopt de trap op. Hij bereikt het por taal. Door de deur schijnt een zwakke licht straal evenals in Zes-vier. Is het een ge zichtsbedrog? Iq c|e duisternis herkent hl] zijn kamer, de gele sofa, rechts den ouden stoel, linies de Ijzeren brandkast. Daar is zijn armstoel met de lederen zitting; daar is zijn tafel met de gedraaide pooten en daarop dicht bij de uitgaande lamp zijn pharmacopeia, opengeslagen op pag. 197. Wat scheelt mij toch, mompelt hij. Wat hem scheelt? Vreest 25ijn pupillen zijn verwijd; zijn lichaam is door de ze nuwen vertrokken; het ijskoude zweet breekt hem uit zijn haren .ijzen ten berge. Bij gebrek aan olie gaat de lamp uit. Ja, daar is het bed, zijn eigen bed met den he mel; het is even breed als lang en wordt door zware gordijnen omsloten. Is het moge lijk dat dit het bed is van een armen ha ringzouter? Met sidderende hand grijpt dr. Trifulgas de gordijnen beet; hij opent ze; kijkt in bed. De stervende man, wiens hoofd boven de dekens uitsteekt ligt bewegeniloos. De dok ter buigt zich over hem heen. Ah! welk een kreet, waarop, van buiten, een bovennatuur lijk huilen van den hond antwoordt. De stervende man is niet Vont Kantif het is Dr. Trifulgas; hij is het zelf die door duizeling is bevangen, hij zelf! Ja, hij is het, voor wien om een dokter gezonden is, voor wien honderd twintig fretzers zijn be taald. Hij, die in zijn hardvochtigheid wei gerde om den haringzouter bij te staan hij, die stervende is. Dr. Trifulgas is als krankzinnig; hij weet, dat hi] verloren is'. Niet alleen verslappen de functies der or ganen, maar de longen en het hart houden op te werken. En toch heeft hij het bewust zijn niet verloren. Wat kan er gedaan wor den? Eein aderlating. Als hij aarzelt is dr. Trifulgas dood. In dien tijd deed men nog aderlatingen. Dr. Trifulgas grijpt zijn insitrumentenkistje neemt er zijn lancet uit en opent een ader in den arm van zijn dubbelganger. Er komt geen bloed uit. Hij rukt krachtig aan zijn stoel vooruit zijn eigen ademhaling wordt langzamer. Hij verwarmt zijn voeten met warme steenen *uj wordt kouder. Nu valt zijn dubbelganger achterover en blaast zijn laatsten adem uit. Niettegen staande alles wat zijn wetenschap hem ge leerd heeft te doen, sterft hij onder zijn eigen handen. Den volgenden morgen werd er in het huis van Zes-vier een lichaam gevonden, dat van Dr. Trifulgas. Men legde hem in een lcist en droeg hem met veel praal naar het kerkhof van Lutrop. Wat den ouden Hurzof betreft, zegt men, dat hl] tot den huldigen dag huilende de streek afjaagt met zijn aangestoken lan taarn. Kind van zyn tyd Meester; ,,Wat weet je ml] te verte/Hen van Aren?" Jantje: „Zijn naam staat nummer één in het telephoonbodk", meer, of lk nies Je an I." Het was winter. Sneeuwvlokken vielen neder als dons en dekten de aarde als met een blanke vacht. Het werd avond; de duisternis viel en geen ster vertoonde zich aan den hemel. Sneeuw bleef vallen, altijd maar sneeuw. Plots kwam er een geluid uit den toren. Het sloeg negen uur. Hat was de tweede Januari. Mijnheer Louis Maitin zat vurig te bid den, dat God hem toch een zoon mocht schenken, „een missionaris". Dat was zijn groot ideaal. Zijn onrust groeide aan met het oogenblik en de uren schenen hem dagen. Eindelijk kwam zijn zuster hem dan toch verwittigen: Gij hebt een missionaris.... een doch tertje. Hat nieuws stemde den vader treurig. Zijn zuster, om hem op te vroolijkcn, riep uit: Kom zien naar het wonderbaar juweel dat uw vrouw verblijdt. Louis liet het hoofd hangen, overgegeven en onderworpen aan Gods wil. Dan stond hij na eendge oogenblikken op. Hij was toch zeker bij zichzelf, dat God op een of andere wijze zijn srneeken had verhoord. Om zijn gemoed wat te bedaren begaf hij zich eerst voor een geopend raam, en daarbui ten zag hij de reine blanke sneeuw noder- vallen en den grond bedekken met baar helderheid. Aldus werd geboren de „Kleine Witte Bloem" te midden der witte sneeuw in het jaar 1872. Kleine Theresia nog kind. zijnde, speelde buitengewoon gaarne met sneeuw. Ze klapte haar beide handjes tezamen en jubelde het uit van pret, zoo dikwijls de sneeuw begon te vallen. Zij ving de sneeuw vlokken op en gaf ze aan haar zuster Ce line, die zij beminde met geheel haar hart. Pauline, later haar „moedertje*had er ge noegen in, haar gade te slaan, als Treeske het huis uit liep om de sneeuw t8 laten vallen op haar hoofdje, Toen zij negen jaar telde had zij haar eigen slede en de vroege morgen vond haar eens aan het spel. Er was geen enkele sport, die haar beter beviel. Sneeuwrein bevond zij zich overgelukkig te midden der reine sneeuw. Op zekeren dag toen zij zich weer vermaakte met de sneeuw vroeg haar vader: Zeg mij koninginneken, waarom gij u zoo voelt getrokken tot de sneeuw? Het meisje antwoordde: Papa, gtij weet ik ben 'n winterbloempje. Is de sneeuw niet het zinnebeeld der rein heid? Is uw dierbaar hoofd niet sneeuwwit? Is de kruin van den berg Carmel niet mat sneeuw bedekt? Rein als de sneeuw is de Koningin des Hemels. Haar kleed is ver blindend wit als de sneeuw. Wit als sneeuw is ook het kleed van den Paus. Het Paasch- lam tevens is sneeuwwit. Gedenk, papa, dat ik in Januari geboren ben in het midden der sneeuw, en de sneeuw blijft mij dier baar. Als de zon de sneeuw gesmolten heeft dan vormt zij bronnen en rivieren, groot en lang. De sneeuw onder de voeten getreden is nuititeloos, doch door de zon hervormd in helder water, verkwikt zij de dorstige aarde en draagt haar heelende kracht zelfs naar afgelegen landstreken. Zoo zal mijn ziel door de beproevingen der we reld gaan, vernederd en vertreden, gelijk de sneeuw. Doch Jesus de zoon der gerechtig heid zal bij mijn dood de sneeuw van mijn bestaan wegsmelten en herschoppen in een bron van levend water waaraan vele dor- stigen de genade der zaligheid zullen drin ken. En zoodoende lieve Papa, zal na mijn dood uw edel zielsverlangen verwezenlijkt worden een missionaris te bezitten. Ja, in den hemel zal uw kind missionaris worden Daar zal zij heit werk verrichten van Apostel. Na mijn dood zal ik bloemen op aarde doen regenen* genaden voor de zie len. Dat is de redien, waarom ik de sneeuw zoo teeder bemin. Ik ben een winter bloempje. CRUCIGER. Aan het juiste adres. In de club: „Is het waar, ben JU verloofd?" „Jawel; met de dochter van 'n millionnalr." „Dan feliciteer lk jeschuldeischers." De held van Ezeroem Br la weder één dier typisch Russische ge neraals gestorven, die tijdens den wereldoor log In verre gewesten belangrijke overwinnin gen hebben behaald, maar die door de gewel dige gebeurtenissen ln Europa onbekend ble ven. Het is generaal Bergmann, een populair Kozakkengeneraal. Bij het begin van den oor log kreeg hij het commando over een groep legers in de Kaukasua ©n de opdracht, het of fensief van een onder Enver Pacha daar ope- reeremd Tuirksch leger tot stilstand te bren gen. Na een strijd van twee maanden (van 28 October tot 24 December 1914) werd het Turksche leger bij Erzeroem verslagen. Deze overwinning verwekte in Rusland groote geest drift Na de bolschewistisdhe revolutie toog hij naar Frankrijk. Evenals zooveel andere Rus sische legeraanvoerders leefde lyj er ln be narde omstandigheden. Hij wijdde zich, on danks zijn hoogen leeftijd, aan de ondersteu ning zijner verbannen landgemootem, die hem hoogelijk vereerden, evenals zijn Kozakken dat Indertijd deden. Hij stierf in een beeeheiden appartement van •en eenvoudige wijk van Marseille. „HUMORIST". Fakir (bij wijze van conversatie)- Uitste kende vloer, niet?" Het scheren van Wenkbrauwen Bij den enzln van onnatuurlijk geverfde lippen en wangen komt nu ook nog het scheren van de wenkbrauwen. Brengt het „opmaken" niet direct gevaar voor de gezichtsorganen mee anders ls dilt bij het scheren de.r wenkbrauwen! Deze hebben u.I. de taak vele voor de oogen schadelijke stoffen, zooals stof of vocht, dat op het voorhoofd gevormd wordt, af te wenden van de oogen. Werden de wenkbrauwen nu ten ileele geschoren, dat niet zelden voorkomt, daarna nog tot een smal boogje bijgewerkt, dan kunnen zij hun werkzaamheden niet naar be- hooren verrichten en allerlei oogaandoeningen zijn het gevolg. Dit werd geconstateerd door een Dultsche oogspecialist, die zijn bevindingen hieromtrent mededeelt in een medisch tijd schrift. Hij vertelt, dat hij nooit zooveel geval len van bindvllesontsteklng, ooglidontsteking of abcessen ln de ^nabijheid der oogen to be handelen kreeg als dit het geval was ln den tijd, dat wenkbrauwscheren tot een modegril werd. Eerlyk. Een taxi-chauffeur bood zijn diensten aan bij den eigenaar eener groote garage. Alles scheen ln orde met den sollicitant. HU had nog geen enkel proces-verbaal wegens te snel rijden of zoo opgeloopen en nog nooit een ongeluk gehad. Ben je eerlijk? vroeg de garage-eigenaar. Héél eerlijk! Veronderstel, dat je in je taai honderd duizend gulden vond, die een paaagier had verloren. Wat zou je dan doen? Doen? Ik zou niets meer doen. Ik zou leven van m'n rente! was het antwoord. Ze kenden hem Twee artisten gingen samen op vacantia. Toen ze 's avonds op step gingen naar een hotel, kwamen belde tot de ontdekking, dait ze geen oent op zak meer hadden. „O, dat is niet erg", zei de een, „ze kennen Jou zeker ln dat hotel". ,,Dat is juist", zei de ander, „wat me zoo bezwaart". Hy was goed ingelicht Op weg naar school had Jantje onrijpe appels gegeten. Toen hij plaats nam ln ztn bank, vroeg de meester: „Welk seizoen hebben wij nou?" „Ik geloof, meester, dat dit het appalselzoen zeker niet ls. „Hoe weet je dat?" vroeg de meester. „Wel", zei Jantje, ,,tk Iheb er zoo'n stille wenk van gekregen". Gemeen Zij: „Ik las dat de giraffe een tong heeft die wel negentien centimeter lang ls". HIJ: „Lieve mensch, ben Je nu al weer jaloerach?" Moeilyk probleem „Hoe vinden jelui daarboven in de lucht toch altijd den juisten weg?" vroeg een dame aam een vliegenier. ,,Op hot kontpas, mevrouw, dat altijd naar het Noorden wijst". „En als je dan naar hot Westen moet vliegen?" De verkeerde boodschap Nou zegt Plet dat 's ook wat moeder Bij don smid op nummer vier Hebben ze van 't kleine zusje Ook niet bijster veel plezier. d'Ooievaar heeft zeker droomend Bij de kikkersloot gestaan, En toen bij den smid zijn boodschap Heelemaal verkeerd gedaan. 't Is zes weken nu geleden, Dat de ooievaar het gaf, Maar hot moest een meisje wezen Nu wil men er weer van af. Kom, zegt moeder, een vergissing Komt bij d'ooievaar niet voor, Wat men hem bestelt dat krijgt mem, 1 Dat is diik in orde hoor. Maar vertel eens, heeft de ©mid dan i Tegen jou zijn nood geklaagd. Neen, zegt Piet, maar 'k heb gelezen j Dat 'r een jongen wordt gevraagd. TONNY SMIT. IN DEN GRIEPTIJD. „EVERYBODY'S WEEKLY". Heer des huizen tot inbreker: „Geen sta#

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 3