DE KLEINE JEANNE. 1 FRANKRIJK IN NOOD DE ONTWAKENDE ROEPING HET BEGIN VAN DEN TOCHT Het 5be Ceutofeeöt ban be H- Jeanne b'^lrc e ©erberin ban Bomrrmi». j^nne d'Arc vertrekt uit Vancouleurs naar -den Koning. Bet volk ia samengestroomd en doet de kleine groep uitgeleide. „JuLu De mare van Jeanne's tochtvan haar zending vooral, snelt haar vooruit en overal stroomt het volk samen langs de cegef om haar te begroeten, te zegenen en met haar te bidden. p ^'i;iii||||!lll!lilllil!lliill!lli!ll!!!lllllllllliillll!lll!llll!lllll!IIM^ iilllllllllllllllülIllIlliüllllülllIlülllüüll!IIlüllllllllllllill llllllillllilllllilIllllllllüüllllilllllllllllIlllülüllllllllllllllll Maar het is niet alleen tusschen de lieve bloemen van de bloeiende lente en den lach der vruchten van den oogst, noch louter tus schen dartele makkers, dat Jeanne is opge groeid. In de vredige woning der d'Arc's heerschten vaak sombere bezorgdheden. Het land werd verscheurd en gehavend door den krijg en afgelegen streken waren overgeleverd aan roovers en gewapende benden, van partijgan gers en vijanden, welke niets ontzagen wat het buitnemen in den weg stond. Eenmaal moest men zelfs uit Domremy met het vee vluchten. Er was reeds groote nood in het land van Frankrijk zelfs vóór Karei VII den troon be klom en Jeanne haar heldenrit aanving, en de krijg, dien zij niet geheel besluiten, maar waarvan zij het einde voorbereiden zou, droeg den ontzettenden naam van den Honderdjari gen oorlog die gevoerd werd tusschen de Fran seben en Engelschen, die een groot deel van Frankrijk veroverd hadden. Het is moeilijk te beschrijven, hoe Jeanne onder dat a-lles leed. Want reeds vele jaren was zij zich toen haar roeping bewust: ze wist, dat zij het land zou redden. In den zomer van 1425, toen Jeanne dus IS jaar oud was, voltrok zich het wonder, waarvoor de beschim ping geen verklaring nog gevonden heeft en dat de tegenstanders zelfs niet meer direct dur ven ontkennen, het mirakel van 'stemmen. Mira kel, dat des te minder aanvechtbaar is, daar alles in het verleden van het meisje er op wijst, dat men met een gezonde, kloeke ver standige en eenvoudige figuur te doen heeft. Op een zomernamiddag in den tuin, tusschen de kerk en het ouderlijk huis, bemerkt het meisje plotseling een lichtkrans en een Enge len-stem. Aanvankelijk is Jeanne vervuld van een groote vrees. Men heeft bij het proces van Rouaan willen doen gelooven, dat Jeanne die stem het eerst gehoord heeft onder den ,,feeënboom", waar het Meifeest werd gevierd en om welken boom de volkslegenden feeën- verhalen hadden geweven. Klaarblijkelijk wil de men aan hallucinaties doen gelooven. Maar Jeanne is in haar mededeelingen zeer precies geweest en het rehabilitatieproces heeft vast kunnen leggen, dat de eerste stemmen door haar vernomen zijn in den tuin tusschen het huis en de kerk. Den eersten keer dacht Jeanne reeds te doen te hebben met den aartsengel Michaël, doch eerst na de derde verschijning kreeg zij zeker heid. Het kind, dat zich gewend had de ge meenschap der heiligen te zoeken, ontmoet wel dra Sint Michaël, Sinte Oatherina en Sinte Marguerite, de heiligen, die zij was gaan zoe ken van haar prilste jeugd af, in de heilig dommen van de streek. De ontmoetingen worden weldra veelvuldi- ger, doch Jeanne spreekt er aanvankelijk met niemand over. Weldra is zij met haar heiligen vertrouwd, die haar niets bijzonder avontuur lijks zeggen. „Wees goed en godvruchtig", ,,heb God lief, bezoek de Kerk" Zoo blijven de stemmen haar langen tijd aansporen braaf te leven, deugdzaam te zijn, haar plicht te doen. Weldra worden de stemmen bevelend, totdat op eenmaal weerkinkt: „Ga dochter met bet groote hart, ga naar Vancouleurs den heer van Baudricourt opzoeken, die zal U mannen ge ven, om u naar den koning te leiden". Zeven jaar lang zullen die stemmen haar gebieden en Jeanne zal ze raadplegen op de moeilijkste momenten van haar heroïeke loopbaan. Van haar 13e tot haar 16e jaar blijft Jeanne het geheim der stemmen in haar hart verber gen. Enkele keeren, als het hart overloopt van meewaTen met het lot van het land. doet zij enkele zinspelende mededeelingen. De wonderlijke historie van de H. Jeanne d'Arc is zóó schoon, dat men niet tot legenden zijn toevlucht heeft te nemen, om haar in ieders bewondering te doen voortleven. Het is moge lijk, dat wijd en zijd de hanen van vreugde gekraaid hebben, toen in den nacht van den 6en Jauuari 1412 de eerste dochter der d'Arc's In het kleine Domremy in de Maasvallei het levenslicht aanschouwde. Van het ouderlijk huis is nog wat over. De resten ervan liggen in de weelderige Maas vallei, juist op de grens van het oude Lotha ringen en het voormalig Champagne, In een der dorpjes tusschen Neufchdteau en Vaucouleurs, De familie d'Arc was niet van die streek Vader d'Arc, Jacques genaamd, was er zich bij zijn huwelijk komen vestigen. Hij was ge boortig van Ceffonds in 't gebied van de boven- Marne en zijn vrouw, Ysabelette Romée kwam uit de Vogezen, uit het gehucht Vouthon, dicht bij Gondrecourt. Zij waren niet geheel en al onbemiddeld, en de eenvoudige boerenfamilie genoot weldra een groote achting in de streek. Het buis was laag en van een groot dak voorzien. De grootste der drie kamers was een keukenkamer, waar de ouders sliepen, en waar de eenige schouw van het huis zich be vond. in dit huis zijn de drie jongens en de twee meisjes geboren. Sinds 1818 is het huisje als historisch monu ment bet eigendom van het departement van de Vogezen. De kleine Jeanne groeide op als een kloek en vroolijk kind „werkzaam, nimmer lui, vlug, handig, nimmer ledig", zooals haar jeugd vriendinnetjes Mengette en Hauviette het later hebben verklaard, terwijl ze zelf zeggen kon: „Ik kan spinnen zoo goed als eenige vrouw In Frankrijk". Weldra helpt zij niet alleen haaT moeder bij de huiselijke bezigheden, doch ook haar vader en haar broers bij de werkzaam heden op het veld. En, als zij vooral bij de kunstenaars den naam verworven heeft van de „Lotharingsche herderin", dan ls het, om dat zij vaak haar stemmen hoorde, als ze de kudde hoedde op de gemeente weide, wanneer de wachtbeurt aan de d'Arc's was. Maar een eigenlijke herderin was zij niet. Links onder den kop reprocudeeren wy ee% houtsnede van Jeanne d'Arc door F. M. Balvat, uit „Jcanne d'Arc" van J. Delbell, editeurs Ferenczi et fils, Paris. stad in opschudding gebracht. Het volk Is vol dankbare vreugde, de hovelingen zijn wan trouwig. Maar zelfs uit het belegerde Orleans is een deputatie gezonden, om te doen lnfor- meeren, wat er toch waar is van het verhaal van die reizende Maagd, die beweert Frankrijk te zullen redden. ben maar een arm meisje, ik kan niet paard- rijden als de krijgslieden Maar de stemmen worden zoo dringend, dafc Jeanne later verklaarde: „Ik kon mij nie(| meer staande houden, waar ik mij bevond. Omdat God het wil, moet ik het doen Al had ik honderd vaders en honderd moedera gehad, al was ik de dochter des konings ge weest, ik zou vertrokken zijn...." De ouders, eindelijk op de hoogte gesteld, doen al hun best Jeanne af te leiden en baai; het vertrek uit het hoofd te praten. Het won der van de stemmen wordt ruchtbaar. Jeanna wordt bewaakt, doch Jeanne geeft den moed en het vertrouwen niet op en op Hemelvaarts dag neemt een familielid, Durand Laxart haal! mee naar Vaucouleurs. eanne d'Arc's leven be reikte in IJ/29 het gloricuse hoogtepunt. In dat jaar verwierf zij den eerenaam van Maagd van Orleans. Bet is een ontroerende ge dachte geweest juist dit jaar voor de her denking te kiezen van haar vijfde eeuwfeest waarvan de viering dezer dagen in Frank- begonnen is. Maar de heilige Jeanne niet alleen een figuur in de Fransche historie. Ze behoort aan heel de Katho lieke Kerk. Bij gelegenheid van haar eeuwfeest publiceeren wij hier het eerste deel van een levensschets, door onzen Parijschen correspondent geteekend. Op Driekoningendag van 1429 bereikt Jeanna d'Arc haar zeventiende jaar. Zij boort thans dagelijks haar stemmen die meer en meer aan dringen. „Voor Halfvasten moet ik bij den koning zijn, ook al zou ik mijn beenen moeten verslijten tot aan de knieën". „Niemand kan het koninkrijk redden zonder mijne hulp Eiken ochtend bezoekt zij een kapel. Ho» wel het oude kasteel en de kapel van Vaucou leurs reeds lang gesloopt zijn, is het Maria beeld voor hetwelk Jeanne bad, bewaard go- bleven en bet is thans te vinden in de par» chlekerk. Op 23 Feibruari vertrekt Jeanne naar Chinon aan de Loire waar de koning woont op 150 mijlen efstand. In den namiddag van den lOden Maart wordt het doel bereikt. Ze wordt op het palels toegelaten en zal den koning ontmoeten. Het wantrouwen der hovelingen doet haar op da proef stellen. De koning verbergt zich en een hoveling wordt als de dauphin aangewezen. Maar Jeanne, die nimmer den koning gezien heeft, treedt onmiddellijk op hem toe en zegt:. „God geve U een gelukkig leven, lieve Dau phin". En ze laat er op volgen. „Ziedaar da koning" inderdaad op den Dauphin wijzend „ik ben door God gezonden om Orleans ta ontzetten en den koning naar Reims te gelei den". De koning staat aan den grond genageld. Op dat oogenblik gebeurt er iets, waardoor Jeanne de geheimste gedachten des konings blijkt te lezen. Een ontzettende twijfei knaagt aan Karei VII's geluk, gevolg van het snood bedrijf van de schandelijke Ieabeau. Als da noodlottige koningin haar dochter in de rech ten van den zoon heeft geplaatst en de bov» lingen vragen: „en de dauphin dan heeft Ieabeau uitgeroepen: „O die, die telt niet". De dauphin lijdt daaronder erbarmelijk. Hij moet twijfelen aan zijn vorstelijke geboorte. Maar Jeanne neemt, dien twijfel af. Ze flulster- tert iets tot den koning en geeft hem de ver zekering van de koninklijkheid van zijn bloed. Jeanne heeft den dauphin gewonnen, maar het beleg van Orleans duurt voort en de zeg» vierende maagd. ontmoet eerieuzen tegen stand. Het hof en de raadgevers der kroon praten en overleggen en het zal weken duren eer Jeanne den titel zal kunnen verwerven van de Maagd van Orleans. Jeanne d'Arc hoort voor het eerst de „stemmen" in den tuin tusschen haar huis en de kerk. In 1428 dringen de stemmen zoodanig aan, dat Jeanne bevreesd is. „Ga naar Frankrijk ga naar Vaucouleurs M" sporen de stem men haar aan. en Jeanne roept uit: ,,Maar ik Het volk is samengestroomd en doet de klei ne groep uitgeleide in een enthousiasme, ge voed door een onmetelijke hoop. Jeanne rijdt als een volleerde rijdster. Bevallig houdt ze zich op haar ros en groet minzaam. De mare van haar tocht, van haar zending vooral, snelt haar vooruit en overal stroomt het vollt samen langs de wegen om haar te begroeten, te zege nen en met haar te bidden. Op den eersten avond wordt gerust In de abdij van St. Urbain, waar overnacht wordt. Den volgenden dag wordt de Marne gepasseerd, over de brug van Joinville, en op het kasteel de Blaise wordt van paarden gewisseld. De tweede nacht wordt doorgebracht te Clairvaux. 26 Februari vertrek naar Pothières. waar overnacht wordt; op Zaterdagavond wordt Auxerre bereikt, waar de Zondag wordt door gebracht. Dag aan dag is zoo haar tocht te volgen, over Montargis naar Gien, naar Sou- vlgny, en 3 Maart vinden we de cavalcade te Menneton sur Cher. 5 Maart wordt Sainte Catherine de Fierbois bereikt, waar Jeanne haar patrones gaat bidden en juist op den dag voor het half-vastenfeest is Chinon in het zicht en kan zij den koning schrijven om hem te verzoeken ontvangen te worden. Alvorens den brief te schrijven woont zij drie H. H. Mis sen bij, In afwachting van de toestemming, die eerst 9 Maart komt, verblijft zij in een pastorie. 9 Maart komt zij in Chinon aan, na nog door plunderaars te zijn aangevallen. Ze logeert in de stadsherberg, waar de graaf van Ven- dóme haar den volgenden dag komt halen. Het bericht van haar komst heeft de geheele

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 8