Tweede Blad
DE KOLONIALE POLITIEK EN DE EERSTE KAMER
Vrijdag 19 April 1929
Pagina 1
f EEN KATHOLIEK EDELMAN,
mm
I
DE RADIO-OMROEP
ONZE HANDEL
DE R. K. VOLKSPARTIJ
MOETEN WIJ NAAR EEN
ALGEMEEN PROGRAMMA.
PASTOOR FRANCISCUS
VERBURCH
NED. R. K. HUISVESTINGS-COMITé
EEN SAMENWERKING IN „COLLECTIEF RIJKSVERBAND
DE MOORDZAAK TE GIESSEN-
NIEU V/KERK
Hot is heden een kwart eeuw geleden,
dat mr. A. I. M. J. baron van Wijnbergen
de Tweede Kamer binnentrad als afgevaar
digde van het district Eist.
Een zeldzaam werker is deze Geldersche
edelman zijn leven lang geweest: een strij
der met liet woord en met de pen, een
hartstochtelijk verdediger der katholieke
belangen in de Kamer, eene spreker op tal
rijke katholieke bijeenkomsten, een schrijver
van een onnoemelijk aantal artikelen, een
Organisator van vele en groote zaken.
Geestelijk leerling van Schaepman, legde
hij, lang voor de meeste anderen, den
grondslag van een der eerste zuivere ka
tholieke a rbeidersvereeniging in Eindhoven
en was hij een der predikers van de be
ginselen der gezonde Christelijke demo
cratie.
Vóór veel anderen heeft hij ook de mid
denstanders er op gewezen, dat zij acht
moesten slaan op hun belangen, wilden zij
niet ondei den voet geloopen worden.
Maar, vooral zal van Wijnbergen blijven
leven als degene onder de katholieken, die
na Schaepman, het hardnekkigst hebben
gekampt voor de vrijmaking van ons on
derwijs.
Niet alleen met woorden maar ook met
daden. Met het woord heeft hij onze rechten
verdedigd in het parlement, in conferen
ties met ministers en collega's. Metterdaad
heeft, hij steun geboden door mede den
grondslag te leggen voor onze eigen
universiteit, leergangen, handelshooge-
scliool, centraal bureau van onderwijs en
opvoeding.
Als leider van de Katholieke Staatspartij,
heeft, hij 'den moeilijken overgangstijd van
het oude kiesstelsel naar het algemeen
kiesrecht meegemaakt en in de partij de
eenheid weten te bewaren.
In de Kamer stond van Wijnbergen im
mer op de bres, waar het gold principieele
belangen te verdedigen; hij heeft één keer
niet geschroomd den toenmaligen groot
meester der vrijmetselarij te lijf te gaan
Op sensationeele wijze
Hij is een man van hoog karakter: geen
jager naar gunst en niet belust op
succes; hij is ook geen veelprater en gruwt
van schipperen en nevel. Hij gaat kloek
en onverstoord zijn weg en laat zich nooit
afleiden van zijn doel. Zoo is hij wel eens
niet begrepen door menschen, die hem te
star vonden of voor achterlijk en conser
vatief uitmaakten. Dit is onrechtvaardig:
van Wijnbergen heeft meegewerkt aan de
verkrijging van algemeen kiesrecht en aan
dc verbetering van onze sociale wetgeving
en hij is de laatste, die daaraan onnoodig
wil knibbelen.
De socialisten haten den man, die voor
alles beginsel-politiek eischt en eens een
keer scherp gezegd heeft: al wat canaille
is, stemt links.
Dart; van Wijnbergen beginsel-politiek
eischt, kan geen ernstig man hem kwalijk
nemen en dat het canaille rechts stemt, zal
wel niemand durven beweren.
Als edelman van ouden stempel is deze
moderne aristocraat door het leven gegaan.
Door zijn vrienden vereerd en door zijn
tegenstanders geacht als man van karak
ter, kan hij, na vijf en twintig jarigen par
lementaire werkzaamheid, er groot op gaan
een der vaste bouwers te zijn geweest aan
3e staatkundige en maatschappelijken in
vloed van Nederland's katholieken van
wier groote, algemecne vergaderingen hij
een der stichters en de blijvende voorzit
ter is.
Deze eer katholiek strijder en bouwer
te zijn geweest kan en zal niemand
hem ontnemen en waarschijnlijk be
schouwt baron van Wijnbergen zelf de
erkenning daarvan als het stelligst bewijs
zijn leven goed te hebben besteed.
Wij hopen, dat „de" baron, zooals hij nu
eenmaal heet, nog lang de baanderheer van
'de katholieken moge zijn op het staatkun
dig terrein; waar hij ons zoo deskundig en
Uitstekend vertegenwoordigde gedurende
een kwart eeuw.
Bene meritus de patria: de katholieke
idealen verdedigend, heeft hij ook zijn
vaderland wél gediend zooals protestatitsche
leiders éérlijk hebben erkend.
Het passiefsaldo in het eerste kwartaal
afgenomen
Het Centraal Bureau voor de Statistiek deelt
ïnede, dat de waarde (zonder goud en zilv r)
yan den invoer heeft bedragen In Maart 1929:
216; in Februari 1929: 178; In Maart 1928:
247; in Januari/Maart 1929: 627 en in Januari/
Maart 1928: 681 mill. gld. de waarde van den
Uitvoer In Maart 1929: 175; in Februari 1929:
124; In Maart 1928: 173; in Januari/Maart
1929: 451 en in Januari/Maart 1928: 465 mill,
gulden.
Het saldo-invoer bedroog in de maanden
Januari, Februari en Maart resp.; 80.8; 53.4
en 41.0; totaal Januari/Maart 1929: 175.7 en
.voor Januari/Maart 1928: 216.7 mill. gld.
DE GROSLIJST DER VERKIEZINGEN
Naar de „Volkskr." verneemt, stelt de heer
J. Zwaga, te Amsterdam, wiens naam voor
komt op de groslijst der R.K. Volkspartij voor
de Tweede Kamerverkiezingen, zich voor een
candidatunr vanwege die partij niet beschik
baar.
V.
Men schrijft ons:
In een zaak, die geheel ons katholiek volk
betreft in al zijn lagen en nuances is er wel
degelijk rekening gehouden met zijn menta
liteit.
En waar het radio-vraagstuk van den begin
ne af niets anders geweest is dan een strijd,
heeft ons volk op meer dan bijzondere wijze
daarin meegeleefd. Dit getuigde de groote vol
doening, die er heerschte, toen wij konden me-
dedeelen, met de hulp der Christelijken een
'eigen zender te kunnen exploiteeren.
Van den beginne af hebben onze menschen
dezen beschouwd als hun zender, als het recht-
sche zendstation.
Verontwaardigd waren zij, toen zij vernamen,
dat de minister de Vrijzinnig Protestanten met
hun ongeloovige programma's voor- een avond
in de w-eek op onzen zend-er had geplaatst.
Nog meer toen verleden week dezelfde mi
nister ons verplicht had oenige uren van o-nzen
zendtijd af te staan aan de liberalen, die op een
omroep als de A. V. R. O. eigenlijk thuis be
hoorden.
Steeds bleek bet uit de groote corresponden
tie, die de K. R. O. te voeren had, dat men
zich alleen thuis gevoelde op een zender, die
geheel het katholieke programma uitzond, ge
lijk men zich als katholiek alleen bevredigd en
veilig achtte voor zijn ^kinderen op de bijzon
dere school, die de geheele opvoeding gaf. De
eenige grief, die men tegen ons had, was, dat
wij niet de gelieple week, doch slechts ruim
drie dagen konden uitzenden.
M. a. w. de mentaliteit van de katholieken
is deze: gelijk wij een eigen pers en een eigen
school hebben, zoo ook moet er voor ons een
eigen radio zijn.
Deze opvatting, sterk vastgegroeid door de
traditie, mag o.i. niet worden tegengegaan bij
ons volk.
Wij hebben ons in den grooten strijd, die ge
voerd is op het terrein van organisatie en
school, daarbij wel gevonden, wij zouden een
gevaarlijk precedent scheppen ais wij hiervan
bij de radio gingen afwijken.
En vooral, laten wij daar bijzonder eens den
nadruk op leggen, is deze opvatting, dat idee
van een geheel eigen radio, zooals school,
pers en organisatie, vastgegroeid bij de groo
te massa onder de katholieken.
De gewone man, die bij den K. R. O. zijn
busje komt ledigen, de kleine buTger, die voor
den K. R. O. zijn dubbeltje in de week neerlegt,
zij vooral zijn het, dia van een transigeeren
niets willen weten.
Zij hebben liet over onze radio waarvoor
zij strijden willen; en zij zouden het niet dul
den als wij een gedeelte van ons programma
zouden moeten afstaan, om dit met de liberalen
en socialisten b.v. samen te verzorgen. En daar
om, wijl bet ons met de medewerking van ons
katholieke volk niet ontbreekt en ook niet
ontbreken kan aan de noodige capaciteit op
alle gebied om de uitzending in zijn geheel
te verzorgen, meenen wij zoo lang mogelijk
ons te moeten verzetten tegen een algemeen
programma.
De grondlegger van de druivencultuur
in het Westland.
OPRICHTING VAN EEN MONUMENT.
Te Naaldwijk is een comité gesticht onder
voorzitterschap van den burgemeester van
Monster en Poeldijk, den heer Kampschöer, om
te komen tot oprichting van een monument
voor pastoor Franeiscus Verburch als grond
legger der druivencultuur in het Westland
In dit comité hebben zitting genomen alle
burgemeesters van het Westland, alle voorzit
ters der vellingvereenigingen in het Westland,
de Rijkstuinbouw en het kringbestuur van den
L. T. B. Kring Westland.
Pastoor Franeiscus Verburch werd te Berkel
geboren en opgevoed en was daardoor bekend
met den landbouw. Als jeugdig priester werd
bij op 28 December 1647 naar het Westland
gezonden en benoemd tot pastoor te Poeldijk.
Hij was daar de eerste pastoor na de hervor
ming en tot zijn parochie behoorden behalve
Poeldijk ook een deel van Loosduinen, Naald
wijk, 's Gravenhage, Monster en Ter Heyde,
dus ongeveer de geheele streek. Heel veel vond
hij daar niet, want een schuur was zijn woning,
maar dit vormde geen, beletsel om daar, zoo
wel op geestelijk als materieel gebied, zeer veel
tot stand te brengen, waardoor zijn naam en
zijn werk thans in bet Westland nog algemeen
bekend zijn. In de oude kloostertuinen vond
hij de daar vroeger door de monniken ge
kweekte en toen voor deze streken nog zeld
zame vruchten. Hij was het die dadelijk be
greep, dat deze voor de bevolking van deze
vruchtbare streek heel wat stoffelijk voordeel
zouden kunnen opleveren.
Veel steun ondervond hij daarbij van Prinses
Marie, de weduwe van Willem II, en haar zoon
Willem III, die op het huis Honselersdijk ver
blijf bielden. Vooral Willem III had groote
genegenheid voor pastoor Verburch. De vruch
ten, door pastoor Verburch in eigen tuin ge
kweekt, bood hij geregeld het Huls Honselers
dijk aan.
Volgens de overlevering moeten het vooral
druiven geweest zün, die bij teelde. Tot het
kweeken daarvan moedigde hij alle Westlan
ders aan en stond hun met zijn ervaring op
dit gebied bij. Algemeen wordt hij dan
ook gehouden voor den grondlegger van deze
cultuur, die thans niet alleen aan duizenden
een goed bestaan geeft, maar waardoor ook de
naam van het Westland tot ver over de gren
zen beroemd is geworden.
Reeds een paar jaar geleden, toen wij Dier
over schreven, wezen we er op, dat deze pastoor
zeker recht had op een standbeeld. Dat er
thans een comité is opgericht waarin het ge
heele Westland, ongeacht richting, of gods
dienstige overtuiging, zitting heeft, verheugde
ons zeer en vormt reeds dadelijk een waarborg
voor de tot standkomlng van het monument.
Alhoewel het nog niet ie vastgesteld, wordt toch
algemeen aangenomen dat het te Poeldijk zal
worden opgericht.
JAARVERGADERING.
Dinsdag werd te 's Hertogenbosch de Jaar
vergadering gehouden van de afgevaardigden
der Kringen. Met uitzondering van den voor
zitter die door den Bisschop van Den Bosch
wordt benoemd, den directeur, die in deze
kwaliteit Md van het bestuur is, en de ver
tegenwoordigers der landelijke organisaties,
trad het geheele bestuur af en moesten
nieuwe vertegenwoordigers uit de verschil
lende bisdommen worden gekozen, zulks in
verband met de ten vorigen jare tot stand
gekomen reorganisatie.
Bestuursverkiezing.
De volgende bestuursleden werden gekozen:
Uit de voordracht van het hoofdbestuur:
Mr. Dr. L. N. Deckers, Den Haag, J. Pastoor
en F. Noyons, 's-Hertogenbosch.
Voor het Bisdom Haarlem: Mej. F. Baretta,
Den Haag (plaatsvervanger Rector Braakman,
Den Haag), Dr. W. B. Huddleston-Slater, Rot
terdam (plaatsv. Mevr. J. siuys-Brugman, Rot
terdam) en Mej. H. Meijer, Vlissingën (plaatsv.
Mevr. M. Dankelman-Middelkoop, Hoorn).
Voor het Aartsbisdom Utrecht: Dr. V. J.
Smits, Utrecht (plaatsv. Alb. L. HulSt, Utrecht)
J. J. J. W. IJsselmuiden, Arnhem( plaatsv. Mej.
de Haer, Arnhem); H. J. Haarsma, Leeuwarden
(plaatsv. mej. Chr. Reinhart, Groningen).
Bisdom Breda: Mej. M. ingen-Housz en Mej.
M. Laane, Breda (plaatsv. P- Sprangers en
mevr. Brouwer-Ancker, Breda).
Bisdom Roermond: Benoeming aangehouden
daar niet voldoende candidates waren inge
diend.
Bisdom Den Bosch: mevr. T. Dietvors ten
Brink, Nijmegen (plaatsv. mevr. Ummels, Den
Bosch) -en B. Dekker, Tilburg (plaatsv. mej.
M. Eras, Boxtel).
Ter vergadering bleken 28 Kringen uit het
land vertegenwoordigd.
Jaarverslag.
Het comité telt thans 64 afdeelingen en 695
correspondentschappen, totaal 759, terwijl er
14 in voorbereiding zijn. In 220 plaatsen, waar
Katholieken wonen, is het comité nog niet ver
tegenwoordigd.
Door bemiddeling van het comité werden in
1928 uitgezonden de volgende zwakke Neder
landsche kinderen: naar gezinnen 602 tegen
435 in 1927, met een totaal van 32.571 verpleeg-
dagen (12.372 meer dan in 1927). Naar kolonie
huizen 1155 kinderen tegen 1149 in 1927, met
in totaal 46.755 verpleegdagen (in 1927 45.731);
naar sanatoria 22 kinderen tegen 15 in 1927,
met 3150 verpleegdagen. Bij deze cijfers ont
breekt de uitzending in sanatoriumverpleging
door de afdesling Rotterdam, welke niet wer
den ontvangen.
Tot dusver zond het comité, zoolang zij zich
met de uitzending van Nederlandsche kinderen
bezig houdt, 11.361 kinderen uit met 483.333
verpleegdagen.
De pogingen van het bestuur om tot oprich
ting van een inrichting voor prae-tuberculeuze
kinderen te komen faalden. Het bestuur werkt
echter in die richting voort, omdat een derge
lijke inrichting als onmisbaar is te beschouwen.
Een commissie ad boe bracht verslag uit
over de tuberculoee-bestrijding en kwam tot
de conclusie, dat er nog een groote groep is
van personen, die bij bestaande R.K. vereeni-
gingen geen hulp kunnen krijgen, zoodat voor
het R.K. Huisvestingscomité hier nog een ter
rein ter bewerking open ligt. Zij adviseert zich
voorloopig te beperken tot hulp aan kinderen.
Deze zaak is thans in voorbereiding.
Mede dank zij de hulp eu voorlichting van
het comité kwam een vacantiekolonie voor
zwakzinnige kinderen tot stand, dat verbonden
is aan het bekende koloniehuis te Eersel.
Het financieel verslag gewaagt van vele gel
delijke moeilijkheden. In 1928 wexd ontvangen
68.874.17% en uitgegeven ƒ76.282.17. Er was
nog te vorderen 50.970.19 6n te betalen
ƒ20.912.07. Het stamkapitaal van 25.000, waar
van in 1927 iets moest worden afgenomen, kon
weder worden hersteld.
De totale hulp aan Hongarije verleend wordt
becijferd op 4.216.519.61%.
Het R.K. Huisvestingscomité trad in 1928 toe
tot den Kon. Nat. Bond het Oranje Kruis en
de secretaris van bet comité werd in deszelfs
bestuur gekozen. Het verslag betoogt de nood
zakelijkheid van eenheid en samanwerking in
de hulpverleening bij rampen en betreurt in
dat verband het afzonderlijk optreden van het
Roode Kruis.
De bezittingen van de verschillende afdee
lingen van het comité bedroegen op 31 Dec.
1928 50.253.59.
De totale verleende hulp gedurende de jaren
der buitenlandsche en binnenlandsche acties
van het comité (1914 1928) worden becijferd
op ƒ25.658.566.38. Daaronder was 1.812.897.48
voor hulp bij rampen In ons land, 535.504.48%
voor hulp aan Nederlandsche zwakke kinderen.
Besprekingen.
Het jaarverslag zelf gaf tot weinig bespre
king aanleiding. Echter lokten de daarin be
sproken zaken tot uitvoerige discussies, die een
vlot verloop hadden. O.a. werd lang stil gestaan
bij de kwestie der verpleegprijzen in de kolonie
huizen. Men was 't er over eens dat de ver
schillende huizen voor een sluitende exploitatie
rekening hebben te zorgen, doch anderzijds
achtte men de hooge verpleegprijzen een ernstig
bezwaar voor de afdeelingen om de uitzending
op beduidende wijze uit te breiden. Verschillen-
de middelen werden in overweging gegeven om
de verpleegprijzen te doen verlagen. Er werd
een commissie benoemd, bestaande uit de hee-
ren J. J. J. W. IJsselmuiden te Arnhem, J.
Hulsman, Den Haag en den directeur Jos van
Mackelenbergh, Den Bosch, die deze zaak nader
onderzoeken zal, overleg zal plegen met de
koloniehuizen en rapport zal uitbrengen.
Een voorstei-Vlissingen drong aan om po
gingen te doen om een lm ichting voor prae-
tuberculeuze kinderen te krijgen. Het bestuur
is reeds in die richting weikzaaro.
Wat de selectie van de uit te zenden kinde
ren betreft was de vergadering het erover eens,
dat een streng geneeskundig onderzoek der uit
te zenden kinderen wenschelijk en noodzakelijk
is. Echter vond het bij den minister bestaande
denkbeeld eener centrale selectie door in elke
provincie aangewezen districts kinderartsen
ernstige bedenkingen op practisChe en finan
cieel© gronden, Men zal tén deze de nadere
plannen van den minister afwachten.
De ochtendvergadering wekd geleid door den
vice-voorzitter, nota-ris .Lobach te 's-Hertogen
bosch, de namiddag- en de hoofdbestuursver
gadering door -den-voorzitter, Mgr. C. C. Prinsen
die 's morgens verhinderd was.
v. -*.- .r~m
DE BRAND IN HET VALEIS VOOR VOLKSVLIJT TE AMSTERDAM Hee fel het vuur
gewoed heeft, eu hoe verwoestend de vlammen werkten, toonen bovenstaande foto's
DE MINISTER AAN HET WOORD
Men ma,g zeggen, wat men wil van het breed
opgezette debat, dat thans in de Eerste Kamer
over de koloniale politiek wordt gevoerd, ont
kend kan niet worden, dat het symptomen
inhoudt van een groeiende belangstelling in
het koloniale vraagstuk. En een verheugend
feit is daarbij, dat die belangstelling zich meer
en meer gaat richten op de emancipiatie van
den inlander tot zelfbestuur, terwijl vroeger
veelal als bet voornaamste koloniale vraag
stuk gold: wat kunnen wij van Indië halen?'
We zullen niet ontkennen, dat er nog wel
zijn die voornamelijk oog hebben voor de
voordeelen, welke Indië biedt, maar in steeds
breeder kring begint toch het besef door te
dringen, dat de taak. d.ie wij als koloniseer en de
mogendheid hebben, er een is van ideëeien
-Se ideëele taak heeft prof. Steger gisteren
middag aan Regeering ern Volksvertegenwoor
diging nog eens onomwonden voorgehouden.
De rede van prof. Steger had de eigen
schap van een frlssohen, stevigen wind, die
een gezonde opruiming houdt onder de ver
dorde bladeren en vermolmde takken in het
bosch.
Had bet eerste gedeelte van de rede, d<»or
den heer Col ij n Woensdag op den laten middag
gehouden, de verdienste van een helder licht
te doen vallen op het verschil in cultuur
tussohen Oost en West, waarmede bij het
ontwerpen van een gezond koloniaal beleid
terdege rekening moet worden gehouden, de
redevoering van den heer Steger peilde nog
dieper en zocht op de eerste plaats naar den
rechtsgrond van kolonisatie om op die basis
een rechtvaardig en tegenover God verant
woorde koloniale politiek op te bouwen. En
aldus speurende aan de zuiverste bronnen van
katholieke wetenschap en philosophic vond bij
bij St. Thomas en bij Leo XIII ln zijn Ency-
oliek „De immortale Del" hoe de verhoudin
gen tussahen de ve-rsohiillende volkeren moet
zijn, n.l. die van een collectieve saam,hoerig
heid en niet van overheerscher en over-
heersohte. Onze verhouding tot den inlander
moet zijn diie van mensch tot mensch. De
rechtsgrond voor kolonisatie kan in die orde
dan ook geen andere zijn dan het brengen
van beschaving aan den evenmensoh, welke
diie nog niet bezit. Men spreekt tegenwoordig
van de ontvoogding van Indië. Wil men onze
taak in Indië zien als die van een voogd,
goed, maar dan beteekent dat ook, dat wij
den pupil, die onder onze voogdijschap staat,
opvoeden tot zelfstandigheid. Is echter die
zeflfstandigheld bereikt, dan moeten we het
tot man geworden kind ook zijn eigen weg
laten gaan. Zoo ook staat het met Indië; wan
neer dat volk eenmaal aan zijn zelfstandig
heid toe is, mogen we geen dag langer daar
onze leiding blijven uitoefenen, ook al zouden
we door ons terug te trekken, zelf straat-arm
worden.
Aldus ongeveer de gedaehtengang van den
heer Steger.
De heer Steger waarschuwde voorts nog voor
Dagelijksch Bestuur.
In de vergadering van het hoofdbestuur werd
bij acclamatie de heer J. Pastoor tot secretaris
herbenoemd.
Tot leden van het dagelijksch bestuur werden
verder gekozen de dames Beretta, Den Haag en
Ingen Housz, Breda, notaris Lobach, 's-Bosch,
dr. Smits, Utrecht en dr. Hootsmans, Venray.
het gevaar dat er ligt in het voortzetten van
da vroegere politiek van overheersching en
uitbuiting van den inlander, omdat deze den
inlander onherroepelijk voert in de armen van
het communisme. Wat dat beteekent schilderde
de katholieke senator aan de hand van authen
tieke gegevens uit Rusland in zeer schrille
kleuren.
Eu tenslotto deed hij nog een beroep op da
regeering, zoowel die in Nederland als in In
dië, om toch vooral de zedelijkheid en den
godsdienst te bevorderen, want zonder moraal
en godsdienst kan geen enkele staat blijven be
staan.
Minister Koningsberger verklaarde zich ook
voorstander van een koloniale politiek, welke
leidt tot een geestelijke en zedelijke entwikke
ling van-het millioen-en-volk in Indië.
Wanneer dit langdurig proces zou zijn be
ëindigd, zal de intusschen geleidelijk inge
krompen sfeer van het Nederlandsche leider
schap weg vallen en dan begint het samen
werken in „collectief Rijksverhand". De mi
nister was echter niet bereid in dit proces
den weg te volgen, welke des morgens door den
heer Colijn was uitgestippeld, en welke ook
reeds door hem was aangegeven in het bekende
boek, dat hij na zijn laatste bezoek aan Indië
heeft geschreven: het systeem der eilanden-
gouvernementen.
Ongetwijfeld liggen er aantrekkelijke en ge
zonde gedachten aan een zoodanig systeem ten
grondslag, maar waarom zou men nu al neer
van bet centralisatie-systeem, dat nog geen
gelegenheid heeft gehad om door te werken,
moeten afstappen? Op die manier komt er nooit
rust in het bestuursbeleid in Indië.
En trouwens men moet den Volksraad niet,
zooals de heer Golijn in zijn critiek op dit
instituut deed, zien als een overkapping van
een gebouw, dat nog geen muren heeft, niet
als de bekroning, maar als het begin van
een ontwikkeling tot een organische staats-
ordening. De voornaamste taak van den Volks
raad zag de minister dan ook in een uitgroeien
naar beneden, in een uitbouw naar lagere
organen.
De heer Colijn was er allerminst tevreden
over, dat zijn nieuwe vinding op koloniaal ge
bied er in politieke kringen niet zoo grif in
ging als blijkbaar zijn boek bij het publiek.
WEER ANDERE MEDEDEEL1NGEN
Naar aanleiding van de verklaringen van mej.
Boumeester, deelt mej. Kroon mede, dal deze
verklaringen in strijd zouden zijn met de ware
toedracht der zaak. Er is niet, zooals juffr, B.
zegl, den avond voor den moord geroepen „Kris
er is een spoorwegongeluk gebeurd" doch, dit
voorval had reeds acht dagen voor den bewus-
ten avond plaats. Op dien avond, aldus juffr.
Kroon, waren Teunissen en Vledderman Iaat
aan komen loopen om een glas bier te drinken,
's Nacht om twaalf uur hebben T. en V. Klunder
uit bed geroepen, met de woorden: „Kom op
Chris, er is een seinhuis overhoop gereden en
we moeten daar gaan werken". KI. kwam toen
uit bed en had een hamer in den band van zijn
broek gestoken. Op de vraag van de aanwezi
gen: „wat moet je met den hamer doen?" ant
woordde hij kwaad en slaperig: „Je weet nooit
waarvoor ze je uit bed halen".
Kroon en zijn vrouw zijn gisterochtend niet
verhoord; thans was de beurt aan Rijksrecher
cheur De Jong.