Tweede Blad DE KOLONIALE POLITIEK EN DE EERSTE KAMER Vrijdag 19 April 1929 Pagina 1 f EEN KATHOLIEK EDELMAN, mm I DE RADIO-OMROEP ONZE HANDEL DE R. K. VOLKSPARTIJ MOETEN WIJ NAAR EEN ALGEMEEN PROGRAMMA. PASTOOR FRANCISCUS VERBURCH NED. R. K. HUISVESTINGS-COMITé EEN SAMENWERKING IN „COLLECTIEF RIJKSVERBAND DE MOORDZAAK TE GIESSEN- NIEU V/KERK Hot is heden een kwart eeuw geleden, dat mr. A. I. M. J. baron van Wijnbergen de Tweede Kamer binnentrad als afgevaar digde van het district Eist. Een zeldzaam werker is deze Geldersche edelman zijn leven lang geweest: een strij der met liet woord en met de pen, een hartstochtelijk verdediger der katholieke belangen in de Kamer, eene spreker op tal rijke katholieke bijeenkomsten, een schrijver van een onnoemelijk aantal artikelen, een Organisator van vele en groote zaken. Geestelijk leerling van Schaepman, legde hij, lang voor de meeste anderen, den grondslag van een der eerste zuivere ka tholieke a rbeidersvereeniging in Eindhoven en was hij een der predikers van de be ginselen der gezonde Christelijke demo cratie. Vóór veel anderen heeft hij ook de mid denstanders er op gewezen, dat zij acht moesten slaan op hun belangen, wilden zij niet ondei den voet geloopen worden. Maar, vooral zal van Wijnbergen blijven leven als degene onder de katholieken, die na Schaepman, het hardnekkigst hebben gekampt voor de vrijmaking van ons on derwijs. Niet alleen met woorden maar ook met daden. Met het woord heeft hij onze rechten verdedigd in het parlement, in conferen ties met ministers en collega's. Metterdaad heeft, hij steun geboden door mede den grondslag te leggen voor onze eigen universiteit, leergangen, handelshooge- scliool, centraal bureau van onderwijs en opvoeding. Als leider van de Katholieke Staatspartij, heeft, hij 'den moeilijken overgangstijd van het oude kiesstelsel naar het algemeen kiesrecht meegemaakt en in de partij de eenheid weten te bewaren. In de Kamer stond van Wijnbergen im mer op de bres, waar het gold principieele belangen te verdedigen; hij heeft één keer niet geschroomd den toenmaligen groot meester der vrijmetselarij te lijf te gaan Op sensationeele wijze Hij is een man van hoog karakter: geen jager naar gunst en niet belust op succes; hij is ook geen veelprater en gruwt van schipperen en nevel. Hij gaat kloek en onverstoord zijn weg en laat zich nooit afleiden van zijn doel. Zoo is hij wel eens niet begrepen door menschen, die hem te star vonden of voor achterlijk en conser vatief uitmaakten. Dit is onrechtvaardig: van Wijnbergen heeft meegewerkt aan de verkrijging van algemeen kiesrecht en aan dc verbetering van onze sociale wetgeving en hij is de laatste, die daaraan onnoodig wil knibbelen. De socialisten haten den man, die voor alles beginsel-politiek eischt en eens een keer scherp gezegd heeft: al wat canaille is, stemt links. Dart; van Wijnbergen beginsel-politiek eischt, kan geen ernstig man hem kwalijk nemen en dat het canaille rechts stemt, zal wel niemand durven beweren. Als edelman van ouden stempel is deze moderne aristocraat door het leven gegaan. Door zijn vrienden vereerd en door zijn tegenstanders geacht als man van karak ter, kan hij, na vijf en twintig jarigen par lementaire werkzaamheid, er groot op gaan een der vaste bouwers te zijn geweest aan 3e staatkundige en maatschappelijken in vloed van Nederland's katholieken van wier groote, algemecne vergaderingen hij een der stichters en de blijvende voorzit ter is. Deze eer katholiek strijder en bouwer te zijn geweest kan en zal niemand hem ontnemen en waarschijnlijk be schouwt baron van Wijnbergen zelf de erkenning daarvan als het stelligst bewijs zijn leven goed te hebben besteed. Wij hopen, dat „de" baron, zooals hij nu eenmaal heet, nog lang de baanderheer van 'de katholieken moge zijn op het staatkun dig terrein; waar hij ons zoo deskundig en Uitstekend vertegenwoordigde gedurende een kwart eeuw. Bene meritus de patria: de katholieke idealen verdedigend, heeft hij ook zijn vaderland wél gediend zooals protestatitsche leiders éérlijk hebben erkend. Het passiefsaldo in het eerste kwartaal afgenomen Het Centraal Bureau voor de Statistiek deelt ïnede, dat de waarde (zonder goud en zilv r) yan den invoer heeft bedragen In Maart 1929: 216; in Februari 1929: 178; In Maart 1928: 247; in Januari/Maart 1929: 627 en in Januari/ Maart 1928: 681 mill. gld. de waarde van den Uitvoer In Maart 1929: 175; in Februari 1929: 124; In Maart 1928: 173; in Januari/Maart 1929: 451 en in Januari/Maart 1928: 465 mill, gulden. Het saldo-invoer bedroog in de maanden Januari, Februari en Maart resp.; 80.8; 53.4 en 41.0; totaal Januari/Maart 1929: 175.7 en .voor Januari/Maart 1928: 216.7 mill. gld. DE GROSLIJST DER VERKIEZINGEN Naar de „Volkskr." verneemt, stelt de heer J. Zwaga, te Amsterdam, wiens naam voor komt op de groslijst der R.K. Volkspartij voor de Tweede Kamerverkiezingen, zich voor een candidatunr vanwege die partij niet beschik baar. V. Men schrijft ons: In een zaak, die geheel ons katholiek volk betreft in al zijn lagen en nuances is er wel degelijk rekening gehouden met zijn menta liteit. En waar het radio-vraagstuk van den begin ne af niets anders geweest is dan een strijd, heeft ons volk op meer dan bijzondere wijze daarin meegeleefd. Dit getuigde de groote vol doening, die er heerschte, toen wij konden me- dedeelen, met de hulp der Christelijken een 'eigen zender te kunnen exploiteeren. Van den beginne af hebben onze menschen dezen beschouwd als hun zender, als het recht- sche zendstation. Verontwaardigd waren zij, toen zij vernamen, dat de minister de Vrijzinnig Protestanten met hun ongeloovige programma's voor- een avond in de w-eek op onzen zend-er had geplaatst. Nog meer toen verleden week dezelfde mi nister ons verplicht had oenige uren van o-nzen zendtijd af te staan aan de liberalen, die op een omroep als de A. V. R. O. eigenlijk thuis be hoorden. Steeds bleek bet uit de groote corresponden tie, die de K. R. O. te voeren had, dat men zich alleen thuis gevoelde op een zender, die geheel het katholieke programma uitzond, ge lijk men zich als katholiek alleen bevredigd en veilig achtte voor zijn ^kinderen op de bijzon dere school, die de geheele opvoeding gaf. De eenige grief, die men tegen ons had, was, dat wij niet de gelieple week, doch slechts ruim drie dagen konden uitzenden. M. a. w. de mentaliteit van de katholieken is deze: gelijk wij een eigen pers en een eigen school hebben, zoo ook moet er voor ons een eigen radio zijn. Deze opvatting, sterk vastgegroeid door de traditie, mag o.i. niet worden tegengegaan bij ons volk. Wij hebben ons in den grooten strijd, die ge voerd is op het terrein van organisatie en school, daarbij wel gevonden, wij zouden een gevaarlijk precedent scheppen ais wij hiervan bij de radio gingen afwijken. En vooral, laten wij daar bijzonder eens den nadruk op leggen, is deze opvatting, dat idee van een geheel eigen radio, zooals school, pers en organisatie, vastgegroeid bij de groo te massa onder de katholieken. De gewone man, die bij den K. R. O. zijn busje komt ledigen, de kleine buTger, die voor den K. R. O. zijn dubbeltje in de week neerlegt, zij vooral zijn het, dia van een transigeeren niets willen weten. Zij hebben liet over onze radio waarvoor zij strijden willen; en zij zouden het niet dul den als wij een gedeelte van ons programma zouden moeten afstaan, om dit met de liberalen en socialisten b.v. samen te verzorgen. En daar om, wijl bet ons met de medewerking van ons katholieke volk niet ontbreekt en ook niet ontbreken kan aan de noodige capaciteit op alle gebied om de uitzending in zijn geheel te verzorgen, meenen wij zoo lang mogelijk ons te moeten verzetten tegen een algemeen programma. De grondlegger van de druivencultuur in het Westland. OPRICHTING VAN EEN MONUMENT. Te Naaldwijk is een comité gesticht onder voorzitterschap van den burgemeester van Monster en Poeldijk, den heer Kampschöer, om te komen tot oprichting van een monument voor pastoor Franeiscus Verburch als grond legger der druivencultuur in het Westland In dit comité hebben zitting genomen alle burgemeesters van het Westland, alle voorzit ters der vellingvereenigingen in het Westland, de Rijkstuinbouw en het kringbestuur van den L. T. B. Kring Westland. Pastoor Franeiscus Verburch werd te Berkel geboren en opgevoed en was daardoor bekend met den landbouw. Als jeugdig priester werd bij op 28 December 1647 naar het Westland gezonden en benoemd tot pastoor te Poeldijk. Hij was daar de eerste pastoor na de hervor ming en tot zijn parochie behoorden behalve Poeldijk ook een deel van Loosduinen, Naald wijk, 's Gravenhage, Monster en Ter Heyde, dus ongeveer de geheele streek. Heel veel vond hij daar niet, want een schuur was zijn woning, maar dit vormde geen, beletsel om daar, zoo wel op geestelijk als materieel gebied, zeer veel tot stand te brengen, waardoor zijn naam en zijn werk thans in bet Westland nog algemeen bekend zijn. In de oude kloostertuinen vond hij de daar vroeger door de monniken ge kweekte en toen voor deze streken nog zeld zame vruchten. Hij was het die dadelijk be greep, dat deze voor de bevolking van deze vruchtbare streek heel wat stoffelijk voordeel zouden kunnen opleveren. Veel steun ondervond hij daarbij van Prinses Marie, de weduwe van Willem II, en haar zoon Willem III, die op het huis Honselersdijk ver blijf bielden. Vooral Willem III had groote genegenheid voor pastoor Verburch. De vruch ten, door pastoor Verburch in eigen tuin ge kweekt, bood hij geregeld het Huls Honselers dijk aan. Volgens de overlevering moeten het vooral druiven geweest zün, die bij teelde. Tot het kweeken daarvan moedigde hij alle Westlan ders aan en stond hun met zijn ervaring op dit gebied bij. Algemeen wordt hij dan ook gehouden voor den grondlegger van deze cultuur, die thans niet alleen aan duizenden een goed bestaan geeft, maar waardoor ook de naam van het Westland tot ver over de gren zen beroemd is geworden. Reeds een paar jaar geleden, toen wij Dier over schreven, wezen we er op, dat deze pastoor zeker recht had op een standbeeld. Dat er thans een comité is opgericht waarin het ge heele Westland, ongeacht richting, of gods dienstige overtuiging, zitting heeft, verheugde ons zeer en vormt reeds dadelijk een waarborg voor de tot standkomlng van het monument. Alhoewel het nog niet ie vastgesteld, wordt toch algemeen aangenomen dat het te Poeldijk zal worden opgericht. JAARVERGADERING. Dinsdag werd te 's Hertogenbosch de Jaar vergadering gehouden van de afgevaardigden der Kringen. Met uitzondering van den voor zitter die door den Bisschop van Den Bosch wordt benoemd, den directeur, die in deze kwaliteit Md van het bestuur is, en de ver tegenwoordigers der landelijke organisaties, trad het geheele bestuur af en moesten nieuwe vertegenwoordigers uit de verschil lende bisdommen worden gekozen, zulks in verband met de ten vorigen jare tot stand gekomen reorganisatie. Bestuursverkiezing. De volgende bestuursleden werden gekozen: Uit de voordracht van het hoofdbestuur: Mr. Dr. L. N. Deckers, Den Haag, J. Pastoor en F. Noyons, 's-Hertogenbosch. Voor het Bisdom Haarlem: Mej. F. Baretta, Den Haag (plaatsvervanger Rector Braakman, Den Haag), Dr. W. B. Huddleston-Slater, Rot terdam (plaatsv. Mevr. J. siuys-Brugman, Rot terdam) en Mej. H. Meijer, Vlissingën (plaatsv. Mevr. M. Dankelman-Middelkoop, Hoorn). Voor het Aartsbisdom Utrecht: Dr. V. J. Smits, Utrecht (plaatsv. Alb. L. HulSt, Utrecht) J. J. J. W. IJsselmuiden, Arnhem( plaatsv. Mej. de Haer, Arnhem); H. J. Haarsma, Leeuwarden (plaatsv. mej. Chr. Reinhart, Groningen). Bisdom Breda: Mej. M. ingen-Housz en Mej. M. Laane, Breda (plaatsv. P- Sprangers en mevr. Brouwer-Ancker, Breda). Bisdom Roermond: Benoeming aangehouden daar niet voldoende candidates waren inge diend. Bisdom Den Bosch: mevr. T. Dietvors ten Brink, Nijmegen (plaatsv. mevr. Ummels, Den Bosch) -en B. Dekker, Tilburg (plaatsv. mej. M. Eras, Boxtel). Ter vergadering bleken 28 Kringen uit het land vertegenwoordigd. Jaarverslag. Het comité telt thans 64 afdeelingen en 695 correspondentschappen, totaal 759, terwijl er 14 in voorbereiding zijn. In 220 plaatsen, waar Katholieken wonen, is het comité nog niet ver tegenwoordigd. Door bemiddeling van het comité werden in 1928 uitgezonden de volgende zwakke Neder landsche kinderen: naar gezinnen 602 tegen 435 in 1927, met een totaal van 32.571 verpleeg- dagen (12.372 meer dan in 1927). Naar kolonie huizen 1155 kinderen tegen 1149 in 1927, met in totaal 46.755 verpleegdagen (in 1927 45.731); naar sanatoria 22 kinderen tegen 15 in 1927, met 3150 verpleegdagen. Bij deze cijfers ont breekt de uitzending in sanatoriumverpleging door de afdesling Rotterdam, welke niet wer den ontvangen. Tot dusver zond het comité, zoolang zij zich met de uitzending van Nederlandsche kinderen bezig houdt, 11.361 kinderen uit met 483.333 verpleegdagen. De pogingen van het bestuur om tot oprich ting van een inrichting voor prae-tuberculeuze kinderen te komen faalden. Het bestuur werkt echter in die richting voort, omdat een derge lijke inrichting als onmisbaar is te beschouwen. Een commissie ad boe bracht verslag uit over de tuberculoee-bestrijding en kwam tot de conclusie, dat er nog een groote groep is van personen, die bij bestaande R.K. vereeni- gingen geen hulp kunnen krijgen, zoodat voor het R.K. Huisvestingscomité hier nog een ter rein ter bewerking open ligt. Zij adviseert zich voorloopig te beperken tot hulp aan kinderen. Deze zaak is thans in voorbereiding. Mede dank zij de hulp eu voorlichting van het comité kwam een vacantiekolonie voor zwakzinnige kinderen tot stand, dat verbonden is aan het bekende koloniehuis te Eersel. Het financieel verslag gewaagt van vele gel delijke moeilijkheden. In 1928 wexd ontvangen 68.874.17% en uitgegeven ƒ76.282.17. Er was nog te vorderen 50.970.19 6n te betalen ƒ20.912.07. Het stamkapitaal van 25.000, waar van in 1927 iets moest worden afgenomen, kon weder worden hersteld. De totale hulp aan Hongarije verleend wordt becijferd op 4.216.519.61%. Het R.K. Huisvestingscomité trad in 1928 toe tot den Kon. Nat. Bond het Oranje Kruis en de secretaris van bet comité werd in deszelfs bestuur gekozen. Het verslag betoogt de nood zakelijkheid van eenheid en samanwerking in de hulpverleening bij rampen en betreurt in dat verband het afzonderlijk optreden van het Roode Kruis. De bezittingen van de verschillende afdee lingen van het comité bedroegen op 31 Dec. 1928 50.253.59. De totale verleende hulp gedurende de jaren der buitenlandsche en binnenlandsche acties van het comité (1914 1928) worden becijferd op ƒ25.658.566.38. Daaronder was 1.812.897.48 voor hulp bij rampen In ons land, 535.504.48% voor hulp aan Nederlandsche zwakke kinderen. Besprekingen. Het jaarverslag zelf gaf tot weinig bespre king aanleiding. Echter lokten de daarin be sproken zaken tot uitvoerige discussies, die een vlot verloop hadden. O.a. werd lang stil gestaan bij de kwestie der verpleegprijzen in de kolonie huizen. Men was 't er over eens dat de ver schillende huizen voor een sluitende exploitatie rekening hebben te zorgen, doch anderzijds achtte men de hooge verpleegprijzen een ernstig bezwaar voor de afdeelingen om de uitzending op beduidende wijze uit te breiden. Verschillen- de middelen werden in overweging gegeven om de verpleegprijzen te doen verlagen. Er werd een commissie benoemd, bestaande uit de hee- ren J. J. J. W. IJsselmuiden te Arnhem, J. Hulsman, Den Haag en den directeur Jos van Mackelenbergh, Den Bosch, die deze zaak nader onderzoeken zal, overleg zal plegen met de koloniehuizen en rapport zal uitbrengen. Een voorstei-Vlissingen drong aan om po gingen te doen om een lm ichting voor prae- tuberculeuze kinderen te krijgen. Het bestuur is reeds in die richting weikzaaro. Wat de selectie van de uit te zenden kinde ren betreft was de vergadering het erover eens, dat een streng geneeskundig onderzoek der uit te zenden kinderen wenschelijk en noodzakelijk is. Echter vond het bij den minister bestaande denkbeeld eener centrale selectie door in elke provincie aangewezen districts kinderartsen ernstige bedenkingen op practisChe en finan cieel© gronden, Men zal tén deze de nadere plannen van den minister afwachten. De ochtendvergadering wekd geleid door den vice-voorzitter, nota-ris .Lobach te 's-Hertogen bosch, de namiddag- en de hoofdbestuursver gadering door -den-voorzitter, Mgr. C. C. Prinsen die 's morgens verhinderd was. v. -*.- .r~m DE BRAND IN HET VALEIS VOOR VOLKSVLIJT TE AMSTERDAM Hee fel het vuur gewoed heeft, eu hoe verwoestend de vlammen werkten, toonen bovenstaande foto's DE MINISTER AAN HET WOORD Men ma,g zeggen, wat men wil van het breed opgezette debat, dat thans in de Eerste Kamer over de koloniale politiek wordt gevoerd, ont kend kan niet worden, dat het symptomen inhoudt van een groeiende belangstelling in het koloniale vraagstuk. En een verheugend feit is daarbij, dat die belangstelling zich meer en meer gaat richten op de emancipiatie van den inlander tot zelfbestuur, terwijl vroeger veelal als bet voornaamste koloniale vraag stuk gold: wat kunnen wij van Indië halen?' We zullen niet ontkennen, dat er nog wel zijn die voornamelijk oog hebben voor de voordeelen, welke Indië biedt, maar in steeds breeder kring begint toch het besef door te dringen, dat de taak. d.ie wij als koloniseer en de mogendheid hebben, er een is van ideëeien -Se ideëele taak heeft prof. Steger gisteren middag aan Regeering ern Volksvertegenwoor diging nog eens onomwonden voorgehouden. De rede van prof. Steger had de eigen schap van een frlssohen, stevigen wind, die een gezonde opruiming houdt onder de ver dorde bladeren en vermolmde takken in het bosch. Had bet eerste gedeelte van de rede, d<»or den heer Col ij n Woensdag op den laten middag gehouden, de verdienste van een helder licht te doen vallen op het verschil in cultuur tussohen Oost en West, waarmede bij het ontwerpen van een gezond koloniaal beleid terdege rekening moet worden gehouden, de redevoering van den heer Steger peilde nog dieper en zocht op de eerste plaats naar den rechtsgrond van kolonisatie om op die basis een rechtvaardig en tegenover God verant woorde koloniale politiek op te bouwen. En aldus speurende aan de zuiverste bronnen van katholieke wetenschap en philosophic vond bij bij St. Thomas en bij Leo XIII ln zijn Ency- oliek „De immortale Del" hoe de verhoudin gen tussahen de ve-rsohiillende volkeren moet zijn, n.l. die van een collectieve saam,hoerig heid en niet van overheerscher en over- heersohte. Onze verhouding tot den inlander moet zijn diie van mensch tot mensch. De rechtsgrond voor kolonisatie kan in die orde dan ook geen andere zijn dan het brengen van beschaving aan den evenmensoh, welke diie nog niet bezit. Men spreekt tegenwoordig van de ontvoogding van Indië. Wil men onze taak in Indië zien als die van een voogd, goed, maar dan beteekent dat ook, dat wij den pupil, die onder onze voogdijschap staat, opvoeden tot zelfstandigheid. Is echter die zeflfstandigheld bereikt, dan moeten we het tot man geworden kind ook zijn eigen weg laten gaan. Zoo ook staat het met Indië; wan neer dat volk eenmaal aan zijn zelfstandig heid toe is, mogen we geen dag langer daar onze leiding blijven uitoefenen, ook al zouden we door ons terug te trekken, zelf straat-arm worden. Aldus ongeveer de gedaehtengang van den heer Steger. De heer Steger waarschuwde voorts nog voor Dagelijksch Bestuur. In de vergadering van het hoofdbestuur werd bij acclamatie de heer J. Pastoor tot secretaris herbenoemd. Tot leden van het dagelijksch bestuur werden verder gekozen de dames Beretta, Den Haag en Ingen Housz, Breda, notaris Lobach, 's-Bosch, dr. Smits, Utrecht en dr. Hootsmans, Venray. het gevaar dat er ligt in het voortzetten van da vroegere politiek van overheersching en uitbuiting van den inlander, omdat deze den inlander onherroepelijk voert in de armen van het communisme. Wat dat beteekent schilderde de katholieke senator aan de hand van authen tieke gegevens uit Rusland in zeer schrille kleuren. Eu tenslotto deed hij nog een beroep op da regeering, zoowel die in Nederland als in In dië, om toch vooral de zedelijkheid en den godsdienst te bevorderen, want zonder moraal en godsdienst kan geen enkele staat blijven be staan. Minister Koningsberger verklaarde zich ook voorstander van een koloniale politiek, welke leidt tot een geestelijke en zedelijke entwikke ling van-het millioen-en-volk in Indië. Wanneer dit langdurig proces zou zijn be ëindigd, zal de intusschen geleidelijk inge krompen sfeer van het Nederlandsche leider schap weg vallen en dan begint het samen werken in „collectief Rijksverhand". De mi nister was echter niet bereid in dit proces den weg te volgen, welke des morgens door den heer Colijn was uitgestippeld, en welke ook reeds door hem was aangegeven in het bekende boek, dat hij na zijn laatste bezoek aan Indië heeft geschreven: het systeem der eilanden- gouvernementen. Ongetwijfeld liggen er aantrekkelijke en ge zonde gedachten aan een zoodanig systeem ten grondslag, maar waarom zou men nu al neer van bet centralisatie-systeem, dat nog geen gelegenheid heeft gehad om door te werken, moeten afstappen? Op die manier komt er nooit rust in het bestuursbeleid in Indië. En trouwens men moet den Volksraad niet, zooals de heer Golijn in zijn critiek op dit instituut deed, zien als een overkapping van een gebouw, dat nog geen muren heeft, niet als de bekroning, maar als het begin van een ontwikkeling tot een organische staats- ordening. De voornaamste taak van den Volks raad zag de minister dan ook in een uitgroeien naar beneden, in een uitbouw naar lagere organen. De heer Colijn was er allerminst tevreden over, dat zijn nieuwe vinding op koloniaal ge bied er in politieke kringen niet zoo grif in ging als blijkbaar zijn boek bij het publiek. WEER ANDERE MEDEDEEL1NGEN Naar aanleiding van de verklaringen van mej. Boumeester, deelt mej. Kroon mede, dal deze verklaringen in strijd zouden zijn met de ware toedracht der zaak. Er is niet, zooals juffr, B. zegl, den avond voor den moord geroepen „Kris er is een spoorwegongeluk gebeurd" doch, dit voorval had reeds acht dagen voor den bewus- ten avond plaats. Op dien avond, aldus juffr. Kroon, waren Teunissen en Vledderman Iaat aan komen loopen om een glas bier te drinken, 's Nacht om twaalf uur hebben T. en V. Klunder uit bed geroepen, met de woorden: „Kom op Chris, er is een seinhuis overhoop gereden en we moeten daar gaan werken". KI. kwam toen uit bed en had een hamer in den band van zijn broek gestoken. Op de vraag van de aanwezi gen: „wat moet je met den hamer doen?" ant woordde hij kwaad en slaperig: „Je weet nooit waarvoor ze je uit bed halen". Kroon en zijn vrouw zijn gisterochtend niet verhoord; thans was de beurt aan Rijksrecher cheur De Jong.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 5