c
vDe eenige oplossing.
WOENSDAG 8 MEI 1929
DERDE BLAD
PAGINA 2
Bakviscih: ,.Hebt u In uw praktijk ooit fouten
gemaakt, die nadeel ige gevolgen gehad heb
ben?"
Specialist „Ja, ik heb eens een Amerikaan-
sahen miltüranaiT genezen na twee consulten".
Nigel E. Farrington, zeer goed bekend bij
alle lezers van magazines, was uit zijn hu
meur en tevens eenigszins verrast. Die ge
moedstoestand was een direct gevolg van
de ontvangst van onderstaanden brtief van
den uitgever van het Blaekfrairs Magazine.
„Geachte Heer Farrington.
Gij zult u wel herinneren, dat wij zes
maanden geleden een novelle hebben ge
plaatst, getiteld: „Het pad opwaarts". Om
streeks hetzelfde tijdstip verscheen in de
„Cirkel" een novelle, geschreven door een
zekere Cora Dennis, onder den titel „Het
meisje in het katoenen jurkje". De behan
deling van de beide onderwerpen is ver
schillend, maar de intrige was vrijwel de
zelfde, zoodat ik mij genoodzaakt zag U
even daarover te schrijven.
Uw laatste novelle verschijnt nu in het
loopend nummer onder den titel: „Waar het
geluk zich nestelt". De toevallige samenloop
van omstandigheden heeft zich ongelukki
gerwijze herhaald, want Cora Dennis schrijft
in de laatste „Qirkel" een novelle, welke
als twee droppels water op de uwe lijkt. Wij
denkon er niet aan een van beiden van pla
giaat te beschuldigen, maar u begrijpt, dat
wij er den nadruk op moeten leggen, dat een
dergelijke onderlinge samenloop van om
standigheden dient vermeden te worden. Wij
zouden het derhalve zeer op prijs stellen
als u de zaak verder wilde onderzoeken en
ons tevens op de hoogte wilde stellen van
uw bevinden. Wij hopen van U de verzeke
ring te ontvangen, dat een herhaling van
dergelijke feiten voortaan uitgesloten is."
Loop naar de pomp, sputterde Nigel
tot de koffie-kan. Hoe kan ik nou een der
gelijke verzekering geven? Ik ken Cora Den
nis niet en als ik haar kende, zou ik toch
nooit kunnen eischen dat wij onze ma
nuscripten vergelijken, voordat wij ze ver
sturen. De typistes hebben geen
schuld. Die verkoopen immers geen
copy. Ik betwijfeld zelfs, of zij iets van
den inhoud snappen. Trouwens, miss Den
nis mag zijn wie of wat zij wil, ik geloof
niet, dat zij op een „gestolen" onderwerp
zou ingaan. Met dat al blijft het een be
roerd geval. Sanquhar heeft volkomen gelijk
dat gaat niet langer. Daar moet een einde
aan komen. Maar hoe? Hoe? Hoe?
Hij belde en beval zijn huisknecht dade
lijk het laatste nummer van de „Cirkel" te
bezorgen. Hij las de novelle van Cora Den-
iii- met de grootste belangstelling. Zij had
ki getiteld: „Liefde in een klein nestje". Die
titel herinnerde verdraaid veel aan zijn
eigen werk. De behandeling der stof was
vi i schillend. Miss Dennis was gevoeliger,
zi.t legde vooral nadruk op de gevoelige
zijde barer karakters, terwijl Nigel de ge
dachten cn gewaarwordingen zijner typen,
meestal vaag aanduidde en dieper begrij-
peu daarvan overliet aan de schranderheid
van zijn lezei'9.
Met dat aljdeef het onderwerp onloochen
baar hetzelfde. Het was zijn onderwerp. Hoe
kwam zij er aan? Hoe kon dat? Sanquhar
had het, weliswaar best opgenomen, maar
hoe zou het de derde maal gaan? Nigel's
eetlust was er finaal door bedorven, want
hij stelde veel prijs op zijn relatie met het
Blaekfrairs Magazine.
Hij piekerde nog steeds over de beste
manier, om op tactvolle wijze tot een op
lossing te komen, toen de telefoon rinkelde.
Hallo, ja hallo? riep hij wrevelig.
Is u mijnheer Nigel Farrington? vroeg
een vrouwelijke stem.
Ja.
O, dan moet ik me eerst voorstellen
Ik hen Cora Dennis. U zult. mijn naam wel
nooit hebben gehoord?
O neen? dacht Nigel.
Maar hij antwoordde luid:
Toch wel.
Neem me niet kwalijk, dat ik u heb
opgebeld, mijnheer Farrington, maar werke
lijk het betreft een zaak van belang... T<
u er?
Ja.
U gaf geen antwoord. Ik dacht, dat u
weg was.
Het spijt me, dat u een zoo geringen
dunk hebt van mijn beleefdhcidsgevocl.
Wat zei u?
Niets. Het is te lang, om het te her
halen.
Wat is u tergend! Ik zal u zeggen,
waarom ik u opbelde. Ik heb vanmorgen
een brief gekregen van den uitgever van
de „Cirkel". Ik schrijf nog al veel voor dat
tijdschrift en.
Ja, dat weet ik.
Tracht nu niet mij een compliment te
maken, mijnheer Farrington, Ik weet beslist,
dat u mijn novellen niet leest.
Ik heb er daarnet nog een gelezen.
Tenminste
Tenminste wat? Ga door
Waarom? Ik heb een hekel aan insi
nuaties.
Dat doe ik ook niet.
O ik dacht, dat u het wel deed?
Wat zou ik insinueeren?
Wel, dat ligt voor de hand: dat de no
velle, welke u hebt gelezen en door mij is
onderteekend, niet van mij is... is u er
nog?
Ja.
Dat is de tweede maal, dat u niet ant
woordt. Ik vind, dat het verschrikkelijk be
krompen is, als iemand misbruik maakt
van het feit, dat hij zich aan de andere zijde
van een telefoondraad bevindt, om te zwij
gen, als hij-behoort te sprekenIs u er
nog?
Ja.
Het werkt op mijn zenuwen.
En op de mijne.
Dat is tenminste openhartig. Maar in
allen ernst, mijnheer Farrington, ik zit in de
klem.
Dat spijt me.
Ik geloof er niets van. Het klinkt niet
erg „spijtig". Het klinkt eer geërgerd.
Het spijt me.
U is bepaald geen schitterend causeur
aan de telefoon.
Een telefoon is een gevaarlijk iets.
Dat geef ik toe. Zouden wij niet. Is
u er nog?
Ja.
Zouden wij nietik bedoeler
o, u is een vreeselijk menseh.
Waarom?
Omdat u alles aan mij overlaat
Wat laat ik aan u over?
Dat weet u heel goed. U weet, dat ik
het vooruitzicht van mijn betrekking aan de
„Cirkel" te zullen verliezen, niet kan dragen
en dat zal niettemin gebeuren, alsbe
halve wijo, goeden dag!
Nigel belde en belde maar er kwam geen
woord meer. Had hij niet het geluid ge
hoord wan een bedwongen snik? Arme kleine
meid. Als zij tenminste een kleine meid
wasze was misschien wel een gehuwde
vrouw met vijf kinderen! Kom, was dat niet
een reden te meer om haar uit de penarie to
helpen?
Hij keek in het telefoonboek en vond
haar adres.
Hij greep den eersten den besten hced,
zei tot zijn huisknecht, dat hij in de club zou
lunchen en snelde weg. Twee minuten later
was hij terug, ruilde zijn hoed om met zijn
besten hoed. Hij zocht tevens naar zija bes
te handschoenen.
Het was immers heel goed mogelijk, dal
zij niet een gehuwde vrouw was mot vijf
kinderen.
II
Een daghitje bracht hem in de kleine zit
kamer van een kleine étagewoning. Er
stonden vazen vol bloemen, een open piano,
een paar boeken en een doosje sigaretten.
Nigel bemerkte opgelucht, dat er geen ge
broken speelgoed op den grond lag.
Toen Cora Dennis binnentrad liet hij
zijn hoed vallen. Alle schrijvers zijn ge
makkelijk te beïnvloeden en dat is een van
de redenen, waarom zij meestal op latuo
leeftijd trouwen. De lange, rechte weg is
alleen geschikt voor mannen met vastge-
ankerde gedachten. Maar als men eens de
vijf-en-dertig voorbij is, begiint de weg ver
bazend kort te lijken.
Het is overbodig het haar, de oogen, de
gestalte, den glimlach en de stem van miss
Cora Dennds te beschrijven. Lezeressen zou
den allicht iets weten te becritisecren en
lezers hebben hun eigen gedachten omtrent
dat punt. De hoofdzaak is en blijft, dat
Nigel zijn besten hoed liet vallen.
U hebt de verbinding verbroken?
flapte hij er uit.
Ik heb er niet het flauwste idee van
wie of wat u is.
Ik ben Farrington. Ik heb het gezegd
tot uw dienstmeisje.
Zij heeft er een verschrikkelijke poes
pas van gemaakt. Wilt u niet gaan zitten?
Dank u. Het, was misschien heel goed,
dat u afbelde.
Waarom? vorschte miss Dennis.
Nou, omdat een telefoon zoo... zoo...
Gevaarlijk is?
Soms wel. Soms zijn zij ook wel vei
liger danToch.
Is u gekomen om u te excuseeren.
Werkelijk. Maar ik weet niet waar
over.
„RIRE".
Moderne folteringen.
„En hoe ver heb je vandaagwel geloopen,
beete man?"
„Geloopen? Ben je gek, menseh, ik ben nog
niet van m'n plaats hier geweest
U was vreeselijk onaardig aan de tele
foon!
Dat moet ik ontkennen. Ik vind, dat
ik de tact in persoon was.
Tact is soms niets anders dan ver
momde brutaliteit. U liet doorschemeren, dat
mijn novelle niet van mij was.
Dat geloof ik niet
U denkt, dat zij het niet. is?
Neen, ik denk het niet.
Kunnen twee verschillende menschen de
scheppers zijn van dezelfde novelle?
Dat blijkt! Want, onze novelle behoort
op dit oogenblik aan twee verschillende uit
gevers.
Wat geen van beiden trouwens erg
prettig vindt, naar het schijnt.
Men heeft mij tenminste op de vin
gers getift, gaf Nigel toe.
Prachtig. Het doet me pleizier te hoo-
ren, dat de grooten soms evenveel hebben te
verduren als de geringen.
Ik ben geen groote, miss Dennis, en
u is evenmin een geringe.
Ik zal het worden, als ik voortaan
steeds blijf struikelen over uw onderwerpen.
Wij dienen de catastrofe zoo mogelijk,
te vermijden. Als u mij wilt zeggen waar
u het onderwerp van uw laatste novelle
hebt gevonden, zal ik betzelfde doen en dat
is een geheim, dat ik nimmer aan iemand
heb toevertrouwd.
Wat een verschrikkelijke verantwoorde
lijkheid riep Cora. Is het een van uw ge
woonten, vertrouwen te hebben in vrouwen?
Neen, nooit.
Dan zou ik u den raad willen geven
geen uitzondering te maken voor mij.
Ik waag het erop. Maar op één voor
waarde.
Welke?
Muren hebben ooren, vooral de muren
van étage-woningen. Ik moet het kunnen
fluisteren aan uw oor.
Is dat niet iets buitengewoons bij een
eerste ontmoeting?
Dat zijn de omstandigheden eveneens.
Wij zelf zijn bet en alles wat die drommel-
sche zaak betreft.
Ik kan niet inzien, dat ik buitengewoon
ben.
Toch is u het.... en zéér!
Hoe zoo?
Dat is een onderdeel van dezelfde
kwestie. Laten we bij de hoofdzaak blijven.
Mag ik fluisteren?
Als u het heel vlug doet. en er niets
om geeft, als ik lach.
Nigel stond op, naderde Cora en fluisterde
iets in haar oor. (Niemand, behalve zijzelf
zal ooit weten, wat er gefluisterd werd).
Cora lachte niet, een schokje ging door
haar lichaam en zij keek naar den man op
met ronde oogen.
Verbazend, hijgde zij zachtjes. Precies
zooals ik.
Ik vermoedde het. Kom dan bestaat er
maar een oplossing.
Ik zie er geen enkele.
Ik wel. Ik moet naar een andere bron
omzien.
O neen. Dat zou niet eerlijk zijn
Een van ons beiden moet in ieder geval
een andere gedachtenbron ontdekken. Ik
beschik over de sterkste verbeelding, ver
klaarde Nigel vriendelijk-
Dat betwijfel ik.
Daar valt niet aan te twijfelen. Uw
sterke zijde is: het gevoel, niet de verbeel
dingskracht.. En daarom zult u mij ten
slotte de baas af zijn. Hot gewone publiek
laat zich tenslotte leiden door het gevoel
en geeft den brui aan de verbeelding.
Cora zei niets. Zij dacht heel hard na.
Nigel zei niets. Hij keek heel strak.
Mag ik uw verbeelding op de proef
stellen? vroeg Cora plotseling.
Heel graag. Ik zal vandaag toch niet
in staat zijn eem letter te schrijven.
Cora ging naar het kleine bureau en
nam twee potlooden en twee velletjes papier
Kijk, zei zij, u schrijft hierop neer,
wat naar uw inzien de beste oplossing
blijkt te zijn voor deze moeilijkheid, en ik
doe hetzelfde. Dan vouwen wij de velletjes
eoo op, dat zij precies gelijk zijn, schudden
ze door elkaar, totdat wij niet meer weten,
welk dat van u en dat van mij is, dan
gooien wij erom wie er het eerst een neemt-
en leest.
Uitstekend, zei Nigel.
Zij zaten een paar minuten op hun pot
looden te bijten en staarden in de ruimte.
De aschkooltjes van het kleine haardvuur
vielen met een dof smakje in het bakje.
Plotseling, met een energiek, vastbesloten
gebaar begon Nigel te schrijven. Zijn be
sluit deed hem zwaar ademhalen en toen
hij opkeek zag hij, dat Cora's velletje netjes
gevouwen op de tafel lag. Ilij vouwde het
zijne op dezelfde manier en legde het
ernaast.
Mag ik even uw hoed leenen? vroeg
Cora.
Zij wierp de velletjes i n den hoed en
schudde ze dooreen.
Kruis of munt? vroeg Cora.
Munt, zei Nigel.
Kruis, riep miss Dennis.
Het is kruis. U hebt de keuze. Wilt u
eerst lezen of zal ik het doen?
Moet u dat vragen? zeii Cora en ter-
zelfdertijd nam zij een velletje uit den hoed.
Zij vouwde het langzaam, behoedzaam open.
Hetgeen zij las, tooverde een schitterenden
blos op haar voorhoofd, haar hals en steeds
verder.
Nu, zei Nigel de hand in den hoed
stekend, laten we nu het andere papier zien.
Hetgeen daarop gebeurde, gebeurde zeer
snel. Iemand die beheerscht wordt door het
gevoel, is gewoonlijk zeer snel in zijn
handelingen.
Miss Dennis had de eerste opwelling
Toen zij zag, dat Nigel het andere briefje
opende, dat, naar zij natuurlijk wist, het
hare was, sprong zij door de kleine kamer,
graaide het uit zijn vingers en wierp het in
het vuur.
Nigel had de tweede opwelling. Hij wilde
weten, wat zij had geschreven, greep het
reeds brandend papier uit het vuur en
doofde de vlammen tusschen zijn vingers.
Cora stond tegenover hem met strakken
blik en fonkelende oogen.
Geef mij het papier, beval zij.
Waarom? zei Nigel kortaf, het hoofd
in den nek werpend.
Omdat ik het vraag.
U hebt dat van mij gelezen.
Dat doet niets terzake.
Een overeenkomst is een overeenkomst.
Ik heb niets dergelijks gesloten.
Beste kind, je hebt zelf voorgesteld, dat
wij beiden
Noem me zou niet. U schijnt te ver
geten, dat wij volkomen vreemd zijn aan
elkaar.
Cora deed op dit oogenblik een belache-
lijken en vergeefschen sprong naar het
papiertje.
Goed, zei Nigel. Ik was het vergeten.
En hij gaf heel galant het verfrommelde
document af.
In ieder geval, zei Nigel aandringend,
u moet. antwoorden, wat u over mijn voor
stel denkt.
Cora ging aan het venster staan en keek
naar buiten. Niet dat zij eenig belang stelde
in hetgeen er op de straat gebeurde, maar
zij wist, dat het ellendige blozen zou terug-
keeren. En het kwatn terug. Nigel kon al
leen maar de toppen van haar oortjes zien.
maar zelfs die verrieden haar. Hij voelde
zich ontzettend verlicht.
En? drong hij aan.
Zij schudde het. hoofd.
En waarom niet?
Ik geloof niet dat dat een... afdoende
manier zou zijn.
Waarom niet?
Omdat u geen medewerker noodig hebt.
Daar kan ik het best over oordeelen.
Waarom? vroeg zij. zich tenslotte om
draaiend.
O, om verschillende redenen. Vooreerst:
ik ben verschrikkelijk lui.
- En u hebt iemand noodig, die de helft
van het werk zou doen?
Neen, maar om mijn werkkracht te
verdubbelen. Waarom zou u het niet be
proeven?
Zijn blik en zijn woord waren oprecht.
Daar was nu wel niet zoo heel veel staat
op te maken en toch....
Ik zal u iets zeggen, zed Cora. U moet
een novelle schrijven over hetgeen vandaag
is gebeurd. Als het slot u niet voldoet zal
ik zien in hoever ik u kan helpen.
Best.
III
De week daarop kwam Nigel terug.
Het baat niets, zei hij. Ik zit vast. Het
gordijn wil niet vallen.
Mag ik lezen wat u hebt geschreven?
Natuurlijk.
Zij las aandachtig. Zij had een prettige
manier om haar hoofd een weinig schuin te
houden. Nigel was Overtuigd, dat zijn heele
loopbaan nu afhing van het feit, dat hij
miss Dennis als medewerkster moest zien
te krijgen.
Het is heel handig in eikaar gezet,
zei zij tenslotte.
Handig? Ik begrijp u niet.
U hebt het zoodanig aange.egd, dat het
Zij (enthousiast)„Telegram, lieveling
Moeder en tante Polly komen hier logeeren
Hij (met kenbaar misnoegen)„Zij zijn twee
weken geileden pas hier geweest".
Zij; „Ja hè! Vind je de tijd niet vliegen?"
Oudste Inwoner van een dorp (zijn concur
rent ontmoetend)„Ben je nog niet dood
meisje u beslist moet laten zier-, wat zij up
liet velletje papier beeft neergeschreven.
Inderdaad?
Dat weet u heel goed.
Dan is het onbewust geschied.
Misschien.
En doet u dat?
Ik vrees, dat u zult ontgoocheld zijn.
Ik moet het er op wagen.
Cora opende een kleine lade van haar
bureau eji haalde het verfrommelde velle
tje papidr te voorschijn. Zij gaf het aan
Niget.
Zijn vingers trilden, toen hij het open
vouwde. W7at dacht hij te zullen vinden? Hij
had wei vijftig mogelijkheden onder het
oog gezien en geen van allen klopte met
de werkelijkheid.
Prachtig, riep hij. Een uitstekende grap.
Hij keerde zich om en ging naar de deur.
Gaat u?
Denkt u niet. dat het tijd is?
U schijnt boos te zijn.
Wat een wonder. Ik zou zeker bij
moeten zijn. dat ik voor den gak ben
gehouden.
Ik begrijp u niet.
Neen. Kijk eens hier?
En hij hield haar toornig het velletje
papier onder de oogen.
Ik zie het. Wat zou dat?
Niets! Behalve dat, u niet aan het
spelletje hebt deelgenomen.
Dat moet ik beslist ontkennen.
Natuurlijk.
Als sommigen geen spelletje kunnen
spelen, zei Cora langzaam, dan beschuldigen
zij soms elkaar van bedrog.
Er was iets in haar manier van sproken,
dat hem dwong haar bij de armen te grijpen
en ba'ar vol in het gelaat te zien.
Wat bedoelt u daarmee?
Ik beweer, dat u niet opgewassen
waart tegen het speleltje, dat wij inderdaad
speelden
Waarom niet?
Vooreerst, omdat u niet kunt lezen!
Dat ligt voor de hand. Er stond niets
op geschreven.
Niet?
Hebt u het naderhand uitgegomd?
Dat geloof ik niet,.
Maar. er staat niets op!
Wat zijn mannen toch weinig spits
vondig. Was ik dan verplicht iets op dat
papier te schrijven?
T-Ioe kon ik het anders lezen?
Ik heb altijd gedacht, dat u iets van
vrouwen afwist!
Neen, niets.
Dan moet ik Beginnen u iets te leeren.
Waar staan de diepste goedachten eener
vrouw het eerst te lezen?
Goeie hemel, mompelde Nigel.
En na een poosje voegde hij eraan toe:
Maar ik kan natuurlijk niets lezen,
als je ze gesloten houdt!
En Cora opende haar oogen en hij keek
erin en las wat zij niet aan het velletje
papier had durven toevertrouwen.
Nu kun je het slot der novelle wel
vinden, fluisterde zij Ov Dbl.
Zij„Doe maar geen moeite meer, man 1
Daar valt me juist in, dat ik den sleutel bij
de buren biernaast heb laten liegen
Een gave
De Londensche correspondent van eien
Duitsch blad doet een verhaal van een Engel-
schen Bisschop die persoonlijk dat gedeeite
van Londen wilde bezoeken, waar voigens de
fantasie van journalisten alle misdaden ge
beuren. In gezelschap van een zorgzaam geko
zen expert ging de Bisschop Whitechaple af,
maar de excursie viel hem danig tegen. Hij
zag heelemaal geen misdaad maar alleen twee
iets of wat aangeschoten matrozen die met
elkaar handgemeen werden. Nauwelijks kreeg
de een een klap op z'n oogen, of dit had tot
gevolg dat bij den ander de mond openging
voor het uitlaten van allerlei mooie woorden.
De Bisschop stond er verbluft van.
„Om 's hemelswil", riep de Bisschop, „waar
hebben jelui al die verschrikkelijke woorden
geleerd?"
„Geleerd", antwoordde de matroos bijna
smadelijk, „dat leer je niet, dat is 'n gaaf
Het geval doet ons depken aan een patir
Franciscaan die in de Jordaan in Amsterdam
op huisbezoek ging, en toen hij ergens een
trap opging boven een aap van 'n jaar of
veertien erbarmelijk hoorde vloeken.
„Hel, hei", zei de pater", „jongen waar hel»
je dat geleerd?"
De jongen keek verbaasd: „Leeren Eer
waarde, leeren, dit leert men niet, da's 'n
gaoff'.