Van alles wat Woensiag 8 Mes 1929 Derde Blad Pagma 1 Tante Fien, Avonturen van „De Schele" -tt- Nou zeg -tt- -tt- DE STAD MEISSEN, BEKEND OM HAAR EEUWENOUDE PORCELEIN-INDUSTRIE viert ln Juni haar duizendjarig bestaan. Een foto van de schilderachtige marktplaats met het Raadhuis. Ik ben tegenwoordig aan het tuinieren zei Tinus me laatst. Niet dat ik een tuin .van mijn eigen heb. Ik ben een van die menschen die vandaag 't eene aanpakken en morgen wéér wat nieuws beginnen. Maar ik had dringend geld noodig en nie mand wilde me leenen. Daarom wilde ik es wa; gaan tuinieren. Ik hob d'r wel geen verstand van. maar wat doe je al niet Vöor de dubbeltjes. 't Was een heldere, zonnige morgen, en bij zulk weer zien de vóórtuintjes er kaal en verwaarloosd uit Voordat ik begon keek ik een Zondagsblad even in en las de ko lom „Deze week in Tuin en Hof" om toch zoo'n beetje over planten en bloemen te kunnen praten, als 't noodig was. Maar ik had niet veel aan de krant, want ze hadden het over zeldzame planten met na men die klonken als dokters' recepjes. Zoo kwam ik tenslotte op m'n eigen on derstelling terug zooals oude Gerrit zei, toen hij midden op straat ineens op z'n Echterwerk zat. Ik nam een kaartje naar de uitenkanlt van de stad. Toen sprong ik er af en vond eindelijk een straat, met voor alle huizen een voor tuintje, een straat, waarvan alle huizen Villa's heetfn, en alle juffrouwen „me vrouw". Ik stapko op een huis af dat heette „Oud Nestje". De juffrouw kwam naar buiten toen ik schelde, en ik verzeker je, 't was een taaie! Ik begin d'r te vertellen van mijn nieuwe methode om tuinen te onderhouden en vroeg permissie om haar modderig stukje gras ik zei naturlijk „voortuin" op te knappen. Ze zei „Nee" met een toon als een ratteval die dicht slaat. Echter, ik was niet u'it 't veld geslagen, en bleef staan praten en knikken met mijn hoofd maar ondertusschen gaf ik mijn oogen de kost. Kijk, aan den overkant in „Landzicht" zie ik iemand door de gordijntjes naar ons gluren! Ik knik goeie morgen en over den weg stap ik naar „Landzicht". Ik bel aan en ver tel dat ik voor de juffrouw van „Oiid Nest je" haar tuin moet in orde brengen, maar de schop is gebroken en of zij alstublieft de hare wil leenen. Dat doet ze, bereidwillig als goede buur en ik stap terug naar „Oud Nestje". 't Spijt me u weer te moeten hinderen, mevrouw, zeg ik, maar de juffrouw van „Landzicht" heeft mij aangenomen om haar tuin op te knappen, maar ze kan haar hark niet vinden. Nu vraagt ze beleefd of u er haar een wil leenen. Ze keek me even aan, terwijl ik daar stond met de schop onder m'n arm alsof ik zóó van 't werk kwam, maar gaf me toch do hark. Ik werp hark en schop over den schouder en stap weer naar „Landzicht". De juffrouw van „Oud Nestje" is u zeer dankbaar, zeg ik, en ze vraagt of dit soms uw hark is. Het speet haar, dat ze 't vergat om hem eerder terug te brengen. Nee, dat is onze hark niet zeggen ze. Ziet, u, de juffrouw zei, dat ze 't niet zeker wist, van wie ze hem geleend had, merk ik. Ze zei als hij niet van hier was 'dan moest hjj zijn van juffrouw Jansen. Neen dc woont geen jufrouw Jansen in de straat, niet dat we weten, zeggen ze. Was het jmisschien Smit. Er is wél een jufrouw Smit. Dó.t is het! zeg ik, nu herinner ik het me weer, het was Smit. Waar woont zij? In „Nooiit Gedacht" zegt het meisje en wijst me het huis terwijl haar meesteres aan 't venster van „Landzicht" me na staat te kijken. Ik ben de tuin van „Oud Nestje" aan t opknappen zeg ik aan de deur van „Nooit Gedacht" en de juffrouw stuurt, me hier heen om Mevr. Smit te vragen of ze de schoffel zou willen leenen; de hare is op twee plaatsen gebroken? Als goede buren zeggen ze „O ja" en ge ven me den schoffel. Ilc leg de schoffel bij de schop en de hark op m'n schouders en loop den weg een eindje terug. Dan stap ik binnen bij „Villa Johanna". Ik ben aan 't werk op „Nooit Gedacht" zeg ik en hun grasmachine is kapot en nu vraagt juffrouw Smit of u zoo vricndlijk wil zijn hem even te leenen. 't Was zoo'n echte bijde liande ouwe juf frouw op „Villa Johanna", en ze keek me zoo'n beetje wantrouwend aan. Misschien vindt U het goed als ilc. m'n gereedschap hier laat tot ilc de grasmachi ne weer terug breng? vroeg ik. O, dat is goed, laat dan hier Liggen, zegt ze gerustgesteld. Nou, ilc leg hark en schoffel en schop neer in een hoek en neem de grasmachine op mijn schouders. Toen was ik foetsie! Tien gulden vijftig leverde hij me op in een klein winkeltje drie straten verder Iedereen kan met tuinieren geld verdie nen als hij 't maar op de goede manier aanpakt! jongeiui- Ge kunt ze gemakkelijk aan het vertellen krijgen over haar kinderjaren, toen ze nog tientje heette; maar niet over haar tateren jongen tijd, toen ze Fien geworden was Denk eens na: ze had zes broers, en zij was t eenig meisje daar tusschen in Ons Fientje is een echte jongen, zei vader, en hij had deugd in 't ding; ze zal de kaas niet van haar brood laten halen! En inderdaad. Als»de hoop ondereen aan t vechten geraakte, kletste zij haar broers om hun ooren dat ze de sterren zagen flikkeren; als zij Langs de haag van den spoorweg heen liepen om den trein bij te houden, liep Fientje barrevoets vooraan dat haar blond haar floot in den wind; als zij akkers en weiden door holden, holde Fientje mee, en sprong de beken over, zoo glad als de beste. Moeder schuddekopte: Ze is te wild, ze heeft manieren! Maar ze was goed van harjIn den fruittijd laadde ze haar zakken vol prui men en peper en appelen, en deelde ze uit aan de kinderen, die er thuis geen hadden. De blozendste appelen waren voor de arme bloedjes. 's Zondags na haar tweede Communie was ze opgestaan, zonder dat moeder haar riep, en vlug naar de kerk gespoed... En onder de Mis zat moeder daar van de hand Gods geslagen: ze zag haar wild Fientje te Communie gaan, ernstig en vroom als een groote. Dat deed ze voortaan eiken Zondag. En eiken Zondag ook was ze een ander meisje; altijd even blijmoedig maar toch niet wild. Doch van 's Maandags af haalde zij haar aas weer op. Tante Nonnelcen hard er haar eigen mee gemoeid. Fientje moest bij haar op hel pensionaat komen, oen paar jaren. Daar zouden ze er de jongensmanieren wel af schaven. Moeder was naar den Pastoor gegaan om een bewijs van doopsel on van goed gedrag. Maar de Pastoor bad gemonkeld: Om er de wildheid af te krijgen, moeder? Kom, kom, dat waait er van zelf af, mot de jaren, want uw Fientje heeft oen gouden hart. En zij is het vroomste, het godvruchtigste kind van heel de parochie- En tegen don eersten October had vader haar met de speelkar gevoerd naar het pensionaat bij tante Nonneken en een groote sluitmand met witgoed, en voel appelen en noten daaronder in. Maar veertien dagen voor Kerstmis tegen den noen, werd ze teruggebracht door den hovenier van 't klooster, mét een eigon- handigon brief van Tante Nonneken: „dat se er niet veel verdriet over mochten maken; maar dat de Zusters met Fientje geen huis konden houden. Dat ze enkel in de kapel voorbeeldig was en oen engeltje. Maar buiten dat, een echte kwajongen, die heel heit klooster overhoop zette. Gisteren onder het noenmaal, als de Zuster even moest buiten gaan, was Fientje boven op DE OUDSTE INWOONSTER VAN DEN LONDENSCHEN DIERENTUIN, „Marmaduke" een gchildpad van 20 jaar, houdt erg veel van bananen. de tafel gesprongen, had al de meisjes aan t zingen gezet, en sloeg de maat met den stofhaak...." Zoo was Fientje het pensionaat uitge vlogen. Ze was nu Fien geworden, en sinds een jaar prefect van de Congregatie. Al de jonge meisjes hadden voor haar gestemd Enkel eanige bedaagde kwezels waren er tegen geweest en hadden op straat ge mompeld dat Fien 's Zondags kon staan te fluiten op de duiven van haar vader. De Pastoor zelf was er in den grond voor geweest, voor de nieuwe prefect, want hij kende haar van over jaren, en dat er op heel de parochie weinig engelen waren als Fien. Maar toch had hij dien avond zitten te dubben, hij wist niet waarom, en gepeinsd dat het verkeerd zou afloopen. En 't liep verkeerd af. Ze had kennis gekregen met haren Giele, en reed met vader en moeder en haar oudsten broer naar Giele's ouders op de kermis. En krijgt ze me daar, na den noen, niet in haren kop van eens te dansen? Giele zei ze, als ge met mij niet éénen keer danst, trouwt ge met mij nietl Fien toch, zei moeder, ge zijt prefecr van de Congregatie! En congreganisten mogen niet dansen, of ze worden er uit gezet. Ta, ta, tal zei Fien. En ze ging. 's Maandags was heel Let dorp er vol van. De kwezels spraken er schande over. Zoo was Fien uit de Congregatie ge danst t Was een hemeltje haar huis met haar negen kinderen Zij of Giele zouden nooit geklaagd hebben. Hoe is ét Gods mogelijk schudde- kopten de buren; bij u is 't altijd goed weer! 't Weer is nooit slecht, zei Fien. als de menschen maar deugen' Maar haar negen gastjes kon ze leiden gelijk ze wilde, en dwingen alleen met haar oogen. Zelf naar de Mis gaan in de week kon ze niet; ze had haar handen te vol; maar om half zes wekte zij: Mannen, 't is tijd voor de Mis! 't Bed uit! En de mannen, waarvan er twee nauw gelukt een vuist hoog waren, kwamen hun bed uitgehold, wiesschen aan de pomp den vaak uit hun oogen en tnkken naar de kerk „bidden voor vader en moeder!" 's Zondags vroeg gingen de snaken op rij de straat over, voor haar uit: Fien rijdt met. de viotzwing! zeiden de menschen. Fien maakt Christenen van haar kinderen, zei de Pastoor, omdat zij zelf het voorbeeld geeft In den winter, als zij 'n stuk lijnwaad of balekatoen gekócht had, sneed en naaide zij 's avonds nieuw hemd -kens voor d.- kinderen. Maar daar was altijd één bij dat op n,iemands schouders of ondei niemands oksels moest gepast worden. Voor wie is dat. moeder? vr-.eg het oudste meisje. Voor een kindje dat geen moeder mee: heeft! Haar oudste jongen was op een Zondag achternoen, na het Lof, naast haar komen zitten onder den grooten nteboom, als zij in „Averbode's weekblad" aan hei lezen was. Hij zag er verlegen uit, draaide aan de punten van zijn blonden knevel en zei: Warm, vandaag, moeder! Moeder keek naar hem, over het papiei» weg: Jan, jongen, daar hapert iets? Waf is het kind? En Jan zei iets over Mieken van den wagenmaker, hij wist zelf niet wat. Moedef begreep: 't was daarom dat Mieken altijd zoo bloosde als zij haar tegenkwam. En al met eens zag zij, wat zij tot dan toe nooit gezien had: dat haar Jan een groote jongen was van vier en twintig jaar, geen kind meer. en aan trouwen mocht denken! En weggaan van moeder met een vreemd meisje En ze pakte den tip van haren blauwen voorschoot en hield hem onder haar oog: en opeens begon ze te snikken, te snikken, dat ze met twee handen haren voorschoot voor haar gezicht moest leggen. Dat was de eerste keer van haar leven, maar het deed toch zoo zeer aan haar hart. Kind, doe het maar, zi«i ze, want hef is de wil van God! Maar nog acht keeren naderhand heeft zij zoo'n zeer gehad aan het hart Uit de 1ste Mei-Viering De ontwapening voorop Ook te Brussel werden groote demonstra- ties gehouden ter viering van den lsten Mei dag. De optocht der S.D.A.P. werd voorafge gaan door vijftig leden van de Roode Gard» met knuppels ln de hand. De „Voorwaarts"1 geeft een kiek van Jan ter Laan.... ln het vuur van zijn rede. Oat zal ook geen brand maken. De Ervaring Twee kinderen waren aan 't twisten. ,,'t Is zoo", zei de een. ,,'t Is niet"» zei de ander. „Ik zeg je", zei de eerste, „dal t wel is", omdat m'n moeder zegt (lat 't zoo Is, en als die zegt dat 't zoo is, dan is 't zoo, al 's 't niet zoo". Spaansche Humor „Zeg, conducteur, mag men rooken in ae:o coupé?" „Neen. mijnheer". „Maar. waar komen dan al die eindjes :iga- retten op den grond hier vandaan?" „O die zijn van rookers, die geen permissie gevraagd hebben". Een kinderstuk, dat aan de kinderen ten goede komt Sir James Barrie, de schrijver van Peter Pan, hot stak van den jongen, die nooit op groeide, heeft ail zijn rechten er op afgestaan, aan het kinderhosip'it&al in de Great Ormond- street te Londen. Aangezien het stuk nog veel vertoond wordt en er ook een film van bestaat, zijn deze rechten nogal van bet eek en is. Men schat, dat het hospitaal er ongeveer vijf en twintig dui zend guiden per jaar door zal ontvangen, rtnm Drf3 MODERNSTE EIER-KOELHÜIZEN VAN EUROPA wordt thans te Berlijn opge- Het h*fft wn hoogte van 35, een lengte van 50 en een breedte van 30 meter. In dit gebouw kan men 50 millioen eieren bergen, den inhoud van 450 wagons

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 9