Voor onze Jeugd
m
\/»f
VThea was uit logeer en geweest
mms®*-
Ren nieuwe brief van oom Anton
X
VRIJDAG 24 MEI 192&
B. L. N. S.
DE TOCHT VAN LASIBO door „frans de teek
ivo- 1
Ai-,
dt'lfffiJTTÏÏWi'i
(i)
x
O O
v, v
Overneming uit deze rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden
„Jakkes," zei Thea, „dat nare oud
bakken brood altüd 's morgens!"
Ze zei het binnensmonds, want ze
wist heel goed, dat ze geen aanmerkin
gen mocht maken op het eten. Maar
hardop voegde ze erbij:
„Tante Nora roosterde het brood al
tijd 's morgens. Dan kreeg je 't heele-
maal warm en zoo heerlijk bruin en
knapperig! Zalig gewoon!"
Moeder glimlachte even.
En vader keek even over z'n krant heen
„Ja, tante Nora heeft tijd genoeg."
„O moes, maar ik kan 't cok wel. Ik
mocht van tante Nora dikwijls genoeg
't brood roosteren. Als u maar zoo'n
eieotrisch roostertje koopt, dan zal ik
wel
De zusjes keken moeder aan en Ben,
de oudste, wilde weten hoe zoo'n elec-
trische broodrooster er wel uitzag, maar
moeder zei enkel: „Zoo?" op de manier
die duidelijk beteekende, dat ze er niet
verder over hooren wilde.
En vader keek even, over z'n krant
heen, naar Thea, en Thea sloeg de
oogen neer.
Thea was uit logeeren geweest by oom
■Willem en tante Nora, die geen kinde
ren hadden en die haar wel wat ver
wenden. En nu, weer terug thuis, zat ze
misnoegd mee aan tafel, waar geen lek
kere hapjes werden opgedischt zooals bij
tante Nora en keek ze minachtend naar
het kleine eenvoudige slaapkamertje, dat.
ze met drie zusjes moest deelen.
Zelfs moeder leek haar niet meer zoo
lief als vroeger. Moeder was lang niet
zoo mooi als tante Nora. Tante Nora
had zoo'n mooie rose kleur en moeder
was zoo bleek. En dan die kleeren van
tante Nora! Nou! Moeder was nooit eens
chic. Altijd even gewoon! Niks leuk!
En zco leefde Thea ontevreden "voort,
altijd hunkerend naar de meerdere weel
de die ze bij tante Nora had genoten.
Moeder scheen er niets van te merken.
Moeder was ook zoo vervelend stil, veel
stiller dan vroeger en tante Nora was
juist zoo gevoelig en zoo vroolijk.
Toen werd 't weer vaeantie en op een
ochtend kwam mceder niet aan 't ont
bijt en vader, die er zeer verdrietig uit
zag, zei:
„Moeder is ziek. Jullie moeten héél
stil wezen. En morgen mag je misschien
bij oma gaan logeeren."
„Bij oma!"
Thea dacht even na. Nou ja, oma was
heel lief, maar véél liever ging ze toch
weer naar tante Nora.
.Mag ik niet bij tante Nora gaan lo
geeren, vader?"
Teder keek haar even aan. Voelde
haar tegen, dat tante Nora niet meer
blijdschap toonde over haar komst.
Tante begon met haar te vertellen, dat
ze het heel druk had. Over 'n paar we
ken ging ze met oom naar Italië en
Zwitserland. Daar moest ze allerlei nieu
we toiletten voor hebben en bovendien
waren er juist in deze dagen allerlei
feestelijkheidjes Waar ze heen moeiten.
En oom Willem had het buitengewoon
druk op het kantoor en was moe en
kortaf als hij thuis kwam.
Zoo werd Thea vrijwel aan haar lot
overgelaten, terwijl tante Mora met de
naaister overlegde, ofwel ze ging met
tante mee boodschappen doen, stond er
moe en verveeld bij in de winkels, ter
wijl tante allerlei liet uitpakken en maar
niet tot een besluit kon komen.
En Thea dacht aan Ben en Karei en
de zusjes, die nu by oma waren en die
elkaar hadden om mee te spelen. Ze
d&cht aan moeder, die thuis ziek rag.
moeder, die nooit tijd had voor reizen en
uilgangetjes en urenlang winkelen zoo-ris
tante Nora. Ze overdacht hoe moeder
heel den dag bezig was, in de kamer, m
de keuken, hoe ze 's avonds, als de kin
deren naar bed gingen, nog zat te naaien
of kousen te sfoppen. Ze zag moeder's
bleek gezicht met die zachte oogen, die
toch zoo veel, veel veel liever waren dan
de koele oogen van tante Nora O
neen, ze wilde nu geen kwaad denken
van tante Nora. Tante was wel lief voor
haar, liet nu en dan eens 'n toetje klaar
maken speciaal omdat zij dat lekker vin
den zou, tracteerde haar soms op gebak
jes in 'n lunchroom Maar moeder,
Als moeder eens stierf! O, o, als moe
der nu eens sterven ging!
„Wat zat jij daar sip te kyken!" zei
tante Noia opeens, opziend van het mo
deblad, waarin ze nieuwe modellen uit
zocht.
En Thea snikte het uit:
„Mceder! Moeder! Moeder is zoo erg
ziek!"
Tante Nora keek verschrikt.
„Heb je 'n brief gehad? Is moeder
erger?"
„Neen tante. Maar ik dacht ik
dacht
„Nou zeg, dan heb je toch ook geen
reden om te huilen," vond tante Nora.
Thea beet haar tanden op elkaar en
droogde haar oogen af.
„Ik ga even naar huis schrijven, tante."
„Goed," knikte tante Nora.
Thea ging naar boven, naar de vrien
delijke logeerkamer, die tante haar had
afgestaan. Maar eer ze schrijven ging,
knielde ze neer, in een sterke behoefte
om tot God te bidden. En ze bad vurig,
zóó, als ze nooit tevoren gebeden had.
Ze bad voor moeder, voor moeder's be
houd, voor moeder's spoedige genezing.
Ze bad voor vader, voor d'e broertjes en
zusjes, voor oma en ook voor oom en
tante, maar vooral voor moeder. En ze
bad voor zich zelve, dat God haar hel
pen mocht om beter te worden, om min
der aan haar zelf te denken en meer aan
anderen. En 't was of Onze Lieve Heer
haar nu meteen al den weg wees, of Hij
haar influisterde wat ze doen moest. Was
zij niet cTe oudste thuis? Kon zij niet
wat helpen in de huishouding, stil en ge-
ruischloos, zocdat moeder geen hinder
van haar had? Zou zij ook niet mee
moederke kunnen verzorgen en bedienen r
Toen ging er een lange brief naar
huis, een brief, waarin Thea nederig
heur heele hart had uitgestort.
Twee dagen later was Thea thuis. En
later, toen moeder aan de betere hand
was, toen ze, wat bleekjes nog, maar
lederen dag sterker wordend, weer be
neden in de woonkamer zat, waar nu de
heele familie weer bijeen was, toen trok
ze even Thea naar zich toe en ze zei:
„Door m'n ziek-zijn heb ik pas ge
merkt hoe 'n lieve flinke oudste dochter
wen trok ze even Thea naar zich toe
o, wat was moeder toch heel anders! Ze
voelde nu, hoe moeder altijd aan haar
dacht, altijd voor haar zorgde, al kon
ze 't niet zoo royaal geven als tante Nora,
die rijk was en geen kinderen had.
En nu was moeder ziet, zóó ziek, dat
al de kinderen het huis uit moesten,
'omdat het anders voor haar niet rustig
genoeg was. Erg ziek dus, heel erg ziek.
En opeens was 't Thea of haar keel
werd toegeknepen van angst.
of ik heb."
Die woorden zijn in Thea's hart be
waard gebleven en voor geen enkele la
tere vreugde zou ze het geluk hebben
willen missen, dat deze woorden van
moeder haar gegeven hebben.
LINA TERVOOREN.
Het was maar een geluk, dat die brief
er lag, toen Henk en Toos om 12 uur
uit school kwamen. Het was een verve
lende morgen geweest; ze hadden allebei
een onverwachte wiskunde-repetitie ge
had en waren in twijfel of ze er iets
van hadden terecht gebracht. Bovendien
regende het. En regen beteekende thuis
zitten. Maar de brief van Oom Anton
met verschillende aanteekeningen en af
beeldingen van Afrikaansche dieren
maakte alles weer goed.
Prompt half twee stonden ze by Jan
en Gerrit op de stoep. Die twee waren
nog maar nauwelijks klaar met eten;
maar vyf minuten later zat de heele Bond
voor Levende Natuurstudie vereenigd om
de tafel; Henk vouwde den brief open en
begon:
Baste Henk.
Je dacht zeker: Oom Anton belooft
veel, maar komt zyn belofte niet na
Maar nee hoor, Ik heb alleen maar ge
wacht, tot Ik weer eens iets bijzonders
te vertellen had. En dat is nu het ge
val. Ik heb namehjk van de week een
reiziger te logeeren gehad, die in Abes-
sinië geweest is. Hij maakte deel uit van
een Amerikaansche expeditie. Nu is Abes-
sinië het land van belofte voor Afrikaan
sche dieren. Baar worden ze door de
regeering min of meer beschermd en mag
iedere expeditie maar een klein aantal
huiden, geraamten of overblijfsels van
dieren meenemen.
Mijnheer Kiewbert had eerst een jacht
op nijlpaarden meegemaakt, (fig. 1). Dat
zijn hoogst eigenaardige dieren. Het ge
wicht van zulke dieren is 20002500
et was een buitengewoon mooie zomer geweest. Dag aan dag had net
zonnetje geschenen en de planten op het veld waren verdroogd,
maar dat hinderde niet, want dan werden de vruchten des te beter
Aan den rand van het dorp, waarin het volgende verhaaltje zich afspeelde,
woonde een boer, die een heel groot stuk land bezat en die daarop van alles
teelde.
In het midden van het veld had hy een lapje grond afgescheiden, dat
speciaal bestemd was om er bconen te kweeken.
Zooals jullie natuurlijk allemaal weet, worden de planten, waaraan de
boonen groeien, heel lang, zoo lang, dat ze niet recht op kunnen
staan, en als ze over den grond blijven liggen, dan gaan een heeieboel
van de vruchten aan het rotten. Om dat nu te voorkomen, steken
de boeren groote, dikke, knoestige stokken in den grond, waarlangs
de booneranken omhoog kunnen klimmen.
Nu gebeurde het, dat er op het lapje grond, waarvan ik jullie op het
oogenblik vertel een ernstige twist uitbrak tusschen de booneranken
en de bconestaken.
Een kabouter was natuurlijk weer de schuld ervan geweest. Die
had het heele zaakje aan het roeren gebracht. Want daar kun je
zeker van zijn: als er ergens ruzie of oneenigheid is, dan is er vast
en zeker een kabouter aan het werk geweest, die er pleizier in had
de menschen zonder eenige reden tegen elkaar op te jagen.
Als ze dan druk met elkaar aan het kibbelen zijn, dan
staat de kabouter op een afstand er om te lachen en dan
roept ie uit:
„Wat zijn ze toch dwaas om over zoo'n kleinigheid
drukte te maken."
En hij heeft groot gelijk, want als je ruzie hebt,
en je denkt even na waar het eigenlijk om gaat,
dan zul je meestal zien, dat het de moeite niet
waard is.
Zoo was het nu ook het geval met de boone-
te, staken.
Ml De kabouter had de booneranken ver-
i weten, dat ze niet eens op hun eigen beenen
konden staan en tegen de boonestaken had hij
gezegd, dat ze wel gek leken, om altyd in weer
en wind voor die malle booneranken klaar te
staan.
De boonestaken nu waren zoo kinderachtig
geweest, zich daaraan te storen en maakten
zich een voor een van de ranken los, die na
tuurlek slap op den grond vielen.
„Zie je nu wel," riep de kabouter op een afstand
uit, „dat ze niet alleen kunnen staan."
Maar nu gebeurde er iets heel onverwachts.
Be boer van het land kwam er langs en zag dat
- de boohéstaken geen dienst meer deden.
„Wat is dat nou," zei hij, „die boonestaken
deugen niet. Ik zal ze verbranden en andere
er voor opzoeken." En zoo was het de boone
staken hun eigen schuld, dat ze een heel
Ieelijken dood moesten sterven, omdat ze het
vertikt hadden het werk te doen, waarvoor
ze alleen geschikt waren.
KG. Veel kwaad d'cen ze niet, ze eten
vooral lotusplan ten. (lig. 2). Het is een
afschuwelijk gezicht ais die dieren met
hun maaltyd bezig zijn. Telkens duikt er
een op met zijn bek vol sappige sten
gels, terwijl hy zyn bek met de groote
tanden steeds beweegt.
Gevaarlijk wordt het dier pas ais het
aangevallen wordt. Maar dan is het ook
een tegenstander die niet voor de poes
is. Ook kunnen ze een geweldig bral
lend geluid maken.
Een ander opmerkelyk dier is de man
telbaviaan. (fig. 3.) Meestal worden deze
dieren Hamadryas genoemd. Zcoals alle
bavianen vormen ook deze dieren groote
troepen, waarin de mannetjes de kudde
verdedigen. Het zyn dieren waarvoor
zelfs de jagers respect hebben als ze een
poging doen om de jonge dieren te van
gen. Honden die anders voor geen klein
tje vervaard zijn, kruipen voor deze die
ren met den staart tusschen de pooten
weg. En het is meermalen gebeurd dat de
jagers meenden een dier levend gevan
gen te hebben en dat ze bedrogen uit
kwamen, omdat het dier op het laatst
nog door een der mannetjes werd ontzet.
Leeuwen worden in Abessinië ook wel
aangetroffen. Het aantal leeuwen is niet
groot in Afrika, maar hier komen ze nog
wel voor. Het zijn heelemaal niet zulke
ó'appere dieren als vaak beweerd wordt,
(fig. 4). Voor menschen gaan ze gewoon
lijk op de vlucht. Alleen als ze in het
nauw gedreven worden, gaan ze recht op
hun tegenstanders aan.
En de leeuwin met jongen verdedigt
ze tegen eiken vüand. Jonge leeuwen zijn
alleraardigste diertjes. Ze zijn niet geel
achtig van kleur, zooals de leeuw zelf,
maar gestreept, (fig. 5).
Je schreef me, dat je ook eens graag
Crt.M.6
Stond er moe en verveeld by
Thea zoo weinig voor haar moedert De
andere kinderen keken erg bedroefd,
maar Thea scheen alleen maar te den
ken aan dat uit logeeren gaan.
„Tante Nora heeft je niet uitrenoo-
digd," zei hij kortaf.
„O vader, maar tante Nora zal 't best
leuk vinden als ik kom. Ze heeft zelf
gezegd dat ik vast nog eens terug moet
komen. Zal ik tante schrijven, vader, en
vragen of ik mag?"
Vader haalde de schouders op. Kg
dacht even na en toen zei hij:
„'k Zal zelf wel even schrijven. Mis
schien wil tante Nora er nog wel iemand
bU hebben als ze hoort hoe 't hier staat.
Jullie allemaal bij oma is eigenlijk wel
wat veel gevergd."
Maar dat viel niet mee. Tante Nora
schreef terug, dat ze juist nu, door aller
lei drukte, moeiiyk logé's kon hebben,
dat ze Thea echter bij zich zou nemen
om de familie te helpen.
En zco vertrok Thea dan, al viel 't
10.. Op zichzelf is zooiets vast niet plezic-rig, als
je van zoo'n hoogte met je neus in het zand
terecht komt, maar het ergste was, aat het
paard heel erg zijn best deed en maar door
bleef trekken, met het gevolg dat de leeiyke
bandiet een heel eind werd meegesleurd. Het
was toch wel erg, al was het een Ieelijke vent.
11. De andere inbreker, die er maar niets van
begreep, dat er geen beweging in den wagen
kwam, had al een paar maal gebruld: „Schiet
op, direct pakken ze ons in onzen kraag,"
maar hij kreeg natuurlijk geen antwoord.
Toen hij een tijdje later om een hoekje
keek, zag hij al heel gauw hoe laat hei was
12. Dat eisclit wraak, mompelde hy, zooais het
een echten roover past, en met de brutaliteit,
zulken menschen eigen, sloop hy weer het huis
binnen om het zusje van Lasido te stelen.
Zyn vrouw kon net goed een dienstmeisje
gebruiken en had al een paar keer gevraagd
of hij er een wilde meebrengen.
wat over den Afrikaanschen plantengroei
wou hooren. Dat moet ik maar tot een
volgenden brief uitstellen, want ancfers
<5
L&vi
wordt deze te groot. Hartelijke groeten
aan Toos en alle leden van B. L. N. S„
als altijd, je oom Anton.
Tig,./
ee«<w
Het lezen van den brief, 't kyken van
de plaatjes en het praten er over had
Tij s-
Jong* Lïcuw
zooveel tijd genomen, dat de Woensdag
middag weer geheel verstreken was.
Het regende nog steeds maar dat deer
de hun niet, ze hadden weer een gezel-
ligen middag gehad en met de beloften
van een wandeling alshet mooi weer
was de volgende week, ging het gezel
schap uiteen.
A. L.