smt
OVER AFRIKA NAAR SPANJE
gggllfg g|
lÉsss5*
fV
i
ESSEN, DE ZIEL VAN HET
RURHGEBIED
A
DINSDAG 23 JULI 1929
EERSTE BLAD
DE NEDERLANDSCHE
FOLKLORE-SCHOUW.
v^lr\3e«^TDi0nysius' Tilburs; schoonste
vendel, le St. Jons, Oirschot, 2e St. Leonar-
KRUPP. HET RUHRDAL.
PAGINA
----- m
^gg
Hl fc -Ar-^"^.'
I
WmZym
X-, JL-sK'H
HET INTERNATIONALE TANGER
(Van onzen H-correspondent)
Dit Ia dus de fameuze internationale stad
Tanger, de twistappel van oudsher der'groote
mogendheden, het kruidje-roer-me-nlet van de
hocge politiek.
Als men zoo boven op den berg staat, waar
Tanger tegenaan gevlijd ligt en zijn blik over
de troosteloos verlaten, kale toppen in het
rond weiden laat, vraagt men zich af, waarom
Politici zich om die klompen steen toch
zoo druk maken.
Maar een inspectie van het blauwe vlak van
de zich steeds meer vernauwende zee zegt het
Overal plekken rookpluimpjes en hier en daar
loopt dichterbij en helder de camee-achtige
blanke lijn van een kielzog.
In het nauw bij het Oosten zitten de sehepen
bijna op elkaar en heel in de verte schemert
een schaduw: het rotsmassief van Gibraltar.
En achter ons strekt zich het veelbelovende
Marokko uit, waarom Frankrijk en Spanje zich
nog steeds uitermate zorgen scheppen. Het
Marokko van Abd el Krim en Abd el Kadör,
de nakomelingen van de Moorsche veroveraars!
die eens, aan den overkant, in Spanje, eer
geweldig rijk gesticht hebben.
Als men op een bergtop staat en wat om
zich heen kijkt en het aardoppervlak en relief
heneden zich ziet, aan de eene zijde den
Atlantischen Oceaan, aan de andere de Mid-
dellandsche zee en voor en achter Europa en
Afrika, krijgt men «enig begrip van inter
nationale kwesties.
Ter Wille van Tanger hebben tallooze diplo
maten urenlang aan vervelende banketten aan
gezeten. Om geen enkede kwestie is zoo vlijtig
gegeten als om de Marokkaansclie. Nog op
den dag van heden worden de diplomatieke
dineTs voortgezet en er is een nieuwe etar
met flinken eetlust hij gekomen: het Italië van
Mussolini.
Desondanks is Tanger een aardig stadje, dat
hier en daar zich zelf heeft weten te blijven
en dus in enkele hoeken een echt Oostersch
karakter bezit.
Het pleintje, waarop de hoofdstraat uit
loopt, is echter een typische kruising van een
Spaansche en een Fransche stadswijk.
Al wonen er veel meer Spanjaarden, de
Fransehen voeren er den boventoon. In de
armoedige café's is alles naaT echt-Fransche
wijze smakeloos. De kofife Is slap, de limonade
futloos en het ijs karakterloos. Overigens kan
men er prettig zitten en een bont, internatio
naal gewemel gadeslaan.
De Marokkanen beschikken over een einde-
looze staalkaart van kleuren, loopend van
okergeel tot pikzwart.
Het ls vandaag feest en ledereen ziet er mooi
uit. De kinderen loopen in zijden kleeren en
.vieren hun vreugde op allerlei muziekinstru
menten bot. Een Oostersche kleurenpracht om
van te duizelen.
Er wonen vele rijke Arabieren in Tanger.
In hun uiterlijk vertoon van welvarendheid
lijken ze op hun rasgenooten in Tunis. Ze
vorken een groot verschil met de poovere Ara
bieren uit het binnenland. Intusschen, vele
dezer rijke burgers van Frankrijk zijn Marok
kaansehe Joden.
Tanger heeft als elke Oostersche toeristenstad
haar kostelijk uitgedoste gidsen, die zich met
een zwier bewegen, alsof ze de kadi In hoogst
eigen persoon zijn of minstens tot het hof van
den sultan behooren»
De gids, die mij tot zijn slachtoffer had uit
verkoren, bleek een onderkruiper van den
hotelpatriarch. Deze had zijn diensten al vroe
ger aangeboden, maar nul op het request ge
kregen, welk echec hem bijna zijn waardigheid
had doen verliezen. Toen ik met een ander
Jiet hotel verliet, mompelde de oude eenige
verwensehingen, die den onderkruiper schlch
tig maakten.
Een Oostersche gids Is in zijn soort een voor
treffelijk exemplaar. Is eenmaal de belooning
Toor zijn diensten bepaald, dan blijkt hij er
ook mede tevreden en wanneer men een hau
taine minachting toont voor de geijkte beziens
waardigheden en dus eigenlijk ook voor zijn'
keuze, beijvert hij zich, den vreemdeling iets*
anders te laten zien,
Zoo kwam Ik o.a. in een Moorschen theetuin'
terecht, die hoog hoven de Straat van Gibral-'
tar hing en er een onvergetelijk vergezicht over1
twee werelddeelen bood. Hier aanschouwde ik
den dreigenden, veelbekenden uittocht van een'
smaldeel, grauwe, Fransche oorlogsschepen die'
ml "I!)daTel!ellde saluutsch°ten de majestate-
lijke stilte stuk rammeiden. i
Men kaïi in Tanger precies een dag zoek bren 1
gen. Daarna vindt het afscheid zonder eenigen
weemoed plaats.
Mijn gids heb ik beloofd, zijn vrienden in
Holland te groeten. Hij heeft er heel goede
vrienden. Ze verkoopen er tapijtjes en shawls.
Zoo gauw een koopman met een fez op me in
Rotterdam aanspreekt, zal ik hem een salam
brengen van Moestapha uit Tanger....
Nu echter ligt de stoomboot naar Gihraltar
op me te wachten. Ik zeg de Moorsche kellners
van het hotel in hun wijde broeken vaarwel
Hun lange baarden buigen diep en hun helgele
muiltjes klapperen op den steenen vloer, waar
over ze met mijn bagage komen aandraven.
Het weer is prachtig, de zee vlak en er
staat een verfrisschend windje.
Ofschoon een kind den weg naar de „Gebel
Dersa' vinden kan, vertrouw ik me toch aan
de hoede toe van den patriarch, misschien uit
een soort gewetenswroeging.
En ik wandel, door geen zorgen over koffers
en passagebiljet gekweld, naar de pier, met wel
gevallen genietend van de edele vormen van
mijn schip, dat ver de baai in ligt.
Hoe onbezorgd, hoe onnadenkend, hoe dom
kan een tevreden stemming een mensch toch
maken.
Inplaats dat ik, na een reeks van droevige
eTvaringen hier en elders, nauwlettend obser-
VT'Jaï-Mr met mezelf'eQ met m'n bagage
kljk lkinaar het gewoel om mij heen,
Een Moor, zoo dik als een pacha, stuurt schel
dend en sputterend een motorboot zeetoe, maar
heeft het danig met de golven te kwaad. Hij
houdt echter braaf stand, als een echte water
geus. Dat moet ook, want hij vaart onder de
vlag van den Rotterdamschen Lloyd. Gisteren
lag hij nog langs de „Sibajak".
Ik word opeens opgeschrikt door de stem
van een Engelschen steward. Die vertelt me
dat mijn bagage in een verkeerde sloep zat en
bijna op weg was naar West-Afrika. Gelukkig
is het onheil nog bijtijds verhoed en een neger
moet de koffers en de francs voor hun vervoer
van den wal naar het schip teruggeven, het
geen onder een fel Afrikaansch protest ge
beurt....
Als de „Gebel Der-sa" koers zet naar Gibraltar
zie ik den wapperenden witten mantel van den
patriarch op de trap van twee bonderd treden.
De oude geniet vermoedelijk, maar ten on
rechte van zijn wraak.
Er strekt zicïi een afstand van vier uur varen
uit tusscheu Tanger, de internationale twist
appel van Europa en de rots van Gibraltar,
EngeJand's onbetwist, onneembaar bezit.
Gibraltar ls een vrijhaven. Geen passencon-
trole dus en ook geen douane.
Aangezien Ik niet zoo'n verre reis gemaakt
heb, teneinde Gibraltar te bewonderen raak ik
er absolluut niet van onder den indruk, dat het
stadje weinig interessants biedt. De haven doet
een beetje armelijk aan en ligt open en bloot
voor de krachtige winden en de sterke zee-
stroomingen, die de navigatie rond den sleuteli
van de Middellandsche zee af en toe nogal ge
vaarlijk maken.
Thans is het er echter rustig en een slank
bootje glijdt kalm door de haai, op Algeciras
af. Dit stadje schittert al even blank in de zon
als Tanger.
Het is voor mij de voorpost van Spanje. Te
Algeciras zal ik den langverbeiden Spaanschen
bodem betreden.
Vlak voor me, achter een lichte branding,
schemert Spanje, het land van de caballeros,
van de Katholieke Koningen, van de stieren
gevechten en van Primo de Rivera.
De gewonnen prijzen
De Zondag was het glanspunt van de folk
loristische feesten.
Een compacte menschenmenigte sloeg het
Opstellen van den stoet gade.
Omstreeks kwart over twaalf begon de stoet
zich in beweging te zetten. De optocht slaagde
j\ls geheel werkelijk zeer goed en hij doet dan
f>ok den samensteller, dr. P. C. de Brouwer
fills eer aan.
De stoet werd geopend door een standaard-
lijder met het vaandel van Tilburg Vooruit.
/<an volgde de kernspreuk „Het Vaderland ge
itouwe blijf ick tot in den doet", waarachter
spreuk „Brabant in syn eyghen lant". Men
*oncludeere uit deze spreuk intusschen niet,
.lat het alleen Brabanters waren, die in dezen
jtoet meeliepen; er waren ook West-Friezen en
1 limburgera.
De bekende Oeteldonkers uit Den Bosch had-
dan hun beroemd corps de fanfare „De Kik-
vorsch afgevaardigd en het spreekt vanzelf,
lat deze vroolijke troep van lustige snuiters
Jroote belangstelling trok.
Hierop volgden groepen van kinderen, die
Verschillende folkloristische gebruiken van
Brabant aanschouwelijk voorstelden, zooals de
Sterrenzangers van Driekoningen, de rommel-
potters van Vastenavond, de Pinksterblom e d
Alleraardigst waren de groepen, die de ver
dwijnende bedrijfsvormen in beeld brachten,
Het waren bonte, vroolijke troepen van
hoeren en boerinnen, die bijzonder goed acteer
den.
Ook de volledige Erabantsche overtrek trok
yeel belangstelling.
Hierop volgden de gilden, die uit alle stre
ken van Nederland waren opgekomen om aan
deze feesten deel te nemen.
De stoet werd besloten door bet Akkermans-
gilde uit Venlo met de bekende reuzen Valuas
en zijn vrouw, die, toen zij het stadhuis pas
seerden waar het voltallig gemeentebestuur op
het bordes bet optrekken van den stoet gade
ploeg een dansje uitvoerden, dat begrijpelijker-
ynjs heel wat lachlust opwekte.
Omstreeks half twee kwam de stoet op het
Sportpark aan, waar deze nogmaals voor öe
Jury defileerde, waarna de verschillende spe
len een aanvang namen.
De jury kende de prijzen als volgt toe:
Gilde met het schoonste geheel in den stoet:
St. Joris te Brecht (België). Oudste en meest
oorspronkelijke costumes: 1ste pr. Groep Enk-
huizen, 2e prijs Gilde St. Sebastiaan, Esschen.
Schoonste verzameling oude platen: Gilde St.
Joris, Goirle; schoonste Arzameling oude pa
pieren en perkamenten: St. Joris, Tilburg-
oudste vendel: St. Sebastiaan, Esschen,
(Belgie)oudste standaard: le St. Sebastiaan,
denhout, 2e St. Joris, Brecht (B.)oudste
schild met papegaai: le St. Catharina, Son, 2e
St. Joris, Brecht (B.)oudste koningsschild:
St. Catharina, Rosmalen; grootste aantal ko-
mngsschilden: St. Antonius, Cuyk a. d. Maas;
schoonst opgetuigd standaardpaard: St Se
bastiaan, Udenhout; best gedresseerd sandaard-
paard; St. Sebastiaan, Goirle; beste vendelaar;
le M. Strijbos van St. Catharina te Strijp, 2e
Rijken, van St. Anthonius te Beek en Donk-
tromslaan (oude trom) St. Joris, Zesgehuchten
(spantrom)roffelen (kleine trom)le St An-
thonius te Beek- en Donk, 2e St. Joris, Zesge-
us, Beek en Donk; schoonste standaard St.
Joiis, Tilburg; schoonste en meeste zilver- le
St Dionysius, Tilburg, 2e St. Joris, Helvoirt;'
gilde met liet grootste ledental: St. Joris
Brecht (België); oudste gilde: St. Joris Til
burg; oudste gildelid: een man van 93 jaar,
van St. Catharina te Strijp; verstkomend ge
zelschap uit Nederland: Enkhuizen (visschers-
gilde); verstkomend gezelschap uit België: St.
Joris, Brecht; een buitengewone prijs werd
toegekend aan 't muziekkorps Be Kikvorsch
van de Oeteldonksclie club te Den Ao r-h-
Folklorepvjjzen verwierven: Boerenovenrek
met klepperman, voorgesteld door de afdaeling
Tilburg van den Jongen Boerenstand le prijs-
Kwezel met wolspinters, voorgesteld door be
woners van den Heikant, te Tilburg 2e pri-s-
spinning, voorgesteld door den Jongen Boeren
stand, 3e prijs; Oude Weverij (Heikant, Til-
burg) 4e prijs en Ossenkar, Middeibeers 5e pr
Ex.ratprijzen: Oude dansen: de heer Land-
metere, danslseraar te Tilburg verwierf een
eereprijs voor een aantal door zijn leerlingen
uitgevoerde oude dansen; Gilde St. Sebastiaan
te Esschen (B.) kreeg den eersten prijs van
deze afdeeiing.
De dainesgroep van het visschersgilde te
Enkhuizen verwierf twee eerste prijzen, een
voor de mooiste Nederlandsche kleederdracht
en een yoor West-Frieseh dialect.
DE ,,GRUGA"
Essen de ziel van het Ruhrgebied
Hier heeft de arbeid fabrieken gebouwd bo-
ven de schatten, die God er hegraven heeft
Breed en groot, als in slagorde staan'zij
opgesteld die reuzen, met haar breede muren
grauw en zwart, somber als de rook, die zon
der ophouden uit de monden van honderd en
meer schoorsteenen het luchtruim ingestooten
wordt.
Hier klopt het hart van den arbeid. En
evenals het bloed vanuit het hart door onze
lichamen gedreven wordt, zoo ook heeft de
arbeid zich vanuit deze stad, waar werkzaam
heid wet is, over het geheele Ruhrgebied ver-
spieid en het een eigen karakter gegeven.
Hier regeert de arbeid en de menschen zijn
onderdanen. Hij gebiedt niet met een lach
zooals de mode, doch dwingt met ijzeren wil.
Eu niets ontkomt aan zijn invloed. Die invloed
manifesteert zizh in alles.
De kerken, de bank- en beursgebouwen, de
kantoren en de woonhuizen vertellen U alles
wat gij weten wilt, en zeggen in enkele oogen-
blikken méér, dan bladzijden druks.
Zij dragen den tijd in de vroolijke krullen
en blijstemmende vormen van hun gevels en in
de zware, plompe, grijZ9 stapels granieten
blokken, die met liun vierkanten ramen, for
ten met kijkgaten lijken. Zij bewijzen, dat met
de ontwikkeling van de industrie de rust is
heengegaan.
Alle bouwstijlen hebben hun vertegenwoordi
gers en zoo is Essen's binnenstad bont gewor
den als een hortus botanicus, waar allerlei
bloemensoorten naast elkander zijn geplant.
En door die bontheid buitengewoon interes
sant.
Heeft de arbeid bet stadsbeeld aan zich on
derworpen, evenzeer deed hij dit met de
kunst. De zeer belangwekkende inhoud van de
musea manifesteert ten duidelijkste dat de
beeldende-- kunstenaars zich aan zijn invloed
niet vermochten en vermogen te onttrekken.
ff™
Eenige dsr „Sondera
ai ben
op dc Gruga..
Dit jaar vraagt Essen de bijzondere belang-
stelling om de „Grosse Ruhrlandische Garten-
bau Ausstellung", die er van Juni tot October
gehouden wordt: een tentoonstelling, waar
van de waarde niet mag bepaald wor
den naar do fcrchitectonische kunst
werken, welke zij brengt, maar naar het doel,
dat zij beoogt.
Zij werd geboren uit den drang naar hst
oplossen van een der vele sociale vraagstuk
ken.
De bevolking van Essen is door den groei
der industrieën geweldig toegenomen. Telde
deze stad in 1860 nog slechts 20.000 zielen,
thans heeft zjj een Inwonerstal van 643.000.
Deze toeneming schiep noodwendig hygië-
nisch-ongunstige toestanden. De eischen, welke
de industrie stelde, vroegen aanvankelijk zoo
zeer de aandacht, dat aan uitbreiding der woon
stad niet te denken viel.
Nu is het derhalve plicht dit verzuim zoo
spoedig mogelijk te herstellen.
Reeds heeft het stadsbestuur door het doen
bouwen van tallooze arbeiderswoningen alle
gerieflijke huizen, waarbij het kazerne-type ge
heel tv t-rd uitgeschakeld in den grootsten
nood voorzien. Van een niet hoog genoeg te
schatten belang is echter de totstandkoming
van een behoorlijken tuinbouw.
Vooraanstaande persoonlijkheden droegen in
de laatste jaren er toe bij, dat reeds grootere
oppervlakten konden worden gècultiveerd,
doch van meer importantie wordt het nu ge
acht, dat bij de bevolking^ zelf meer liefde
voor de natuur wordt aangekweekt.
Dr. Meur er, Beigeordnete der stad, toch
die -een aantal Hollandsche journalisten en
bestuurd ei s der land- en tuinbouworganisaties
op zoo hartelijke en vriendelijke «wijze ontving
en hun de schoonheden van Essen, de Gruga
en het Ruhrdal liet zien zeide het zoo
juist, dat alleen een bevolking, die gezond
woont en liefde voor de natuur heeft, met
ambitie kan blijven werken. Goede woonge
legenheid is voor den arbeider niet alleen vol
doende, hij moet ook zijn eigen tuintje hebben,,
dat hem :rust schenkt en ontspanning ver
schaft. Vooral in de groote stad is dit onont
beerlijk.
De Gruga nu wil een poging doen, die lief
de op te wekken; zij is er niet alleen om mooie
bloemen te toonen en vreemdelingen te trek
ken, maar vóór alles om de bevolking uit de
stad en de naaste omgeving van dienst te zijn.
Want als de tentoonstelling geëindigd is, zpl-
len de aangelegde tuinen blijven, zoodat Essen
dan een nieuw en schitterend park rijker is.
Wij schrijven schitterend, en met reden.
Want wat tuinarchitectuur betreft, staat deze
aanleg op een hoog plan. 23 H.A. onbebouwd
land zijn veranderd in tuinen, die om strijd
dingen naar de grootste volmaaktheid.
Zeer bijzonder van aanleg is het moderne
kerkhof. Verder brengt de tentoonstelling af-
deelingen voor kweekerijen, glascultuur, volks
tuintjes, tuinmeubelen en -beeldhouwwerk,
landbouwwerktuigen, terwijl ook een afdeeiing
de. bescherming van dieren en vogels bepleit.
De Duitschers hebben aan deze tentoonstel
ling het blijkt uit alles hun beste krach
ten gegeven; kunde en natuur werkten samen
om een fraai geheel tot stand te brengen en
we kunnen dan ook moeilijk anders dan onze
waardeering uitspreken voor wat onze Ooste
lijke naburen in deze hebben tot stand ge
bracht.
Xrupp
Wie over Krupp hoort spreken, ziet in zijn
geest niets dan fabrieken en denkt aar, loco
motieven en dikke Bertha's. Hij stelt zich .tets
grootsch voor, want hij verneemt ooi, dat er
in den oorlog 120x00 werklieden, zoowel vrtu
wen als mannen hun brood verdiend hebben.
Bij benadering tracht hij vast te «tellen, wel:;
een oppervlakte die fabrieksterreinen wei be
slaan. Doch zich m. n juist beeld vormen kan
hij niet, al wordt hem ook een panorama ge
toond.
Krupp is de koning van het staal. Hij en
zijn nakomelingen zijn niet tevreden geweest,
met eenige hectaren grond: zij hebben er 870
geëischt en daarop verrees een stad even som
ber als gigantisch.
Fabrieken kunn.-n er vroolijk uitzien. Ais
haar muren opgetrokken zijn met onze mooie
Hollandsehen baksteen en haar dak gedekt is
met roode pannen Doch deze fabriekswereld
is eve ngrijs ais een winterlucht, even som
ber als de donkere dagen voor Kerstmis.
Het zou ock gee.-' zin gehad hebben andere
dan grijze steen te gebruiken. Want de rook
en het stof zouden spoedig de kleur hebben
weggebeten.
De arbeid vraagt naar geen uiterlijk schoon:
hij eischt energie, de overgave van den mensch
niet lichaam en geest.
In de werkplaatsen dikwijls 500 M. lang
donderen de kranen, terwijl zij blokken
staal, tienduizenden kilo's wegend, van het
eene eind der hal naar het andere dragen, bo
ven de hoofden de« arbeiders. Deze storen zich
er niet aan. maar iaten rustig de ijzeren ge
vaarten over zich heengaan alsof er geen ge
vaar te duchten is; zij staan bij de hoogovens,
die helle vuren, welker witten gloed het oog
verblindt en de huren schroeit en zij kruipen
er bijna in om de nooit verzadigde gulzigaards
te voeden; de gloeiende klompen staal persen
en kneeden zij als brood door middel van ge
weldige hamers en al vliegen de stukken er
met een knal af en vallen de vonken als een
sterrenregen langs hnn lichamen en op hun
asbesten buis, zij büiven op hun post
En ginds waar de smeltovens worden geleegd
en elk „vreemd" wezen een goed heenkomen
zoekt, zien zij den dood recht in de oogen: want
een kleine hoeveelneid is genoeg
Er zijn „vreedzamer" afdcelingen, die, waar
alleen afgewerkt ea gemonteerd wordt, maar
da gevaren zijn grojt Het staal is gevaarlijk..
en alle .gezichten zijn bleek.
Doch zonder rust daveren de machines en
vlammen de ovens
De wereld vraagt
Het loven eischt.
De mensch gehoorzaamt
Dg terugkeer van koning
Amanoellah naar het Westen.
De tragedie van koning Amanoellah begint
steens tragischer te worden
Na de overwinning van den zoon van den
waterdrager Habiboellah werd hij de balling
uit het land, dat hij met één slag had willen
hervormen.
1 Amanoellah gaf niet om tradities, niet om
godsdienstige bezwaren die voor zijn onder
danen toch wel degelijk van groot gewicht wa-
ren niet om practisciie hinderpalen.
Hij was in een vloek en een zucht door Euro
pa gereisd en had daar de wonderen van het
Westen aanschouwd.
De machtigste rijken hadden uitbundig voor
hem uitgepakt. De hoofdsteden, van het oude
continent liepen, uit toen Amanoellah en zijne
schoone Soerya er hun entree joyeuse hielden
De Oostersche monarch van een ruw en wild
land in het hart van Azië werd verwelkomd,
zooals weinig gekroonde hoofden zich zagen
ontvangen.
Het steeg Amanoellah naar het hoofd. Wie
zou ook niet onder den indruk raken, als de
grootcn van het machtige Westen hem hun
hulde komen aanbieden
Men weet, wat de gevolgen waren. Een paar
maanden, nadat Amanoellah, met grootsche
voornemens bezield, in zijn hoofdstad Kaboel
terugkeerde, moest hij vluchten. Na hem werd
zijn broeder Inayatoellah verdreven en thans
vechten verschillende pretendenten om den
troon van Afghanistan.
De kennismaking met het Westen is Ama
noellah duur te staan gekomen. Hij staat hier
wel niet alleen maar zijn geval is tragischer
dan vele andere.
Men heeft hem overstuur gemaakt en hem,
den barbaar dat was hij, ondanks alle schijn
bare beschaving de verhoudingen uit het
oog doen verliezen.
Nu zwerft hij als een balling rond, als een
balling, die niet eens zijn hebben en houden
heeft kunnen redden.
Want niettegenstaande den stoet van auto's
waai mede hij naar Bombay reisde en de reeks
eeiste klas hutten, die hij op een schip naar
Europa besprak, is koning Amanoellah au bout
de son latin financieel.
Ret Ruhrdal
De itomeinsche tuin op de Gruga.
We hebben ook een tochtje naar het Ruhr
dal gemaakt.
Welk een weldadige rust brengt de Ruhr. Zij
biedt zich niet aan zij laat zich zoeken en de
gene, die op een oogenblik, waarop hij het niet
verwachtte haar vindt, voelt zich als een, die
juist de gevangenis verlaten heeft: bevrijd van
de stalen discipline niet meer gebonden aan
de kluisters der celmuren.
Boven hem welit de blauwe hemelkoepel,
waariii de zon schittert als een gouden bloem
in een drijfschaal: van links en van rechts
wuiven de eiken en dennen hem toe; aan zij.i
voeten kronkelt do rivier, waarop jachten en
roeibooten als schrpverkens spelen; de witte
huizekens van Wee den liggen gehurkt in hec
groene land en de torenspitsen bieden hem hun
hanen als een Palmpaasch.
En hij, wiens oog niets zag dan het gekrioel
van jachtende menschen, wiens oor niets hoor
de dan het gestamp der machines, het gillen
der sirenen en den claxon der auto's en die
niets rook dan ko'endamp en benzinegassen,
vergeet hij dit schouwspel, wat de stad va a
zijn krachten genomen heeft, omdat de natuur
hier geeft alles wet zij te missen heeft
Men kan wandemn, waar men wil, telkens
weer böedt het wood op de heuvelen nieuwe
schoonheid, ieder open plekje schitterende ver
zoo nu en dan een trein met veel lawaai zijn
gezichten. En ware liet niet, dat in het dal
komst aankondigde, of dat luidruchtige dagjes-
menschen en giechelende meiskens aan hun
blijheid-om-het-buUe azijn lucht gaven, de stilte
zou volkomen zijn.
Doch de stilte is voor den peinzer: wij hou
den van den schaterlach, die in het uur van
zich-zonder-zorgen-v;,elen, geboren wordt
N. de R. Jr.
Dit is ook geen wonder, aangezien Afghaan-
sche herdersvorsten nu eenmaal geen Indische
Nabobs zijn.
Vermoedelijk heeft de Oostersche monarch
nog in het Oosten zijn stand willen ophouden,
maar toen hij Europa naderde, erkende hij
openlijk, een koning zonder land en zonder geld
te zijn.
Destraaf van Bab el Mandeb, de ingang van
de Roode Zee, was voor Amanoellah in waar
heid de poort der tranen, zooals de Arabieren
haar noemen.
Ie Port Sai'd ging een Engelsch journalist
den verdreven koning interviewen.
Hij merkte op, dat zelfs de schoone maar erg
bleeke koningin Soerya oude kleeren droegi
waarop de sporen van bet reizen en trekken
duidelijk te zien waren.
Toen oe journalist een opmerking maakte
over de schatten, die Amanoellah volgens do
geruchten uit Afghanistan zou hebben kunnen
medevoeren, barstte de Oosterling in traneu
uit. Hij verklaarde tenslotte, niet om zijn ver
loren troon te weenen, maar om de treurige
omstandigheid, dat hij, na zijn reiskosten tot
Italië betaald te hebben, nog slechts over zes
pond sterling beschikte, dus ongeveer vijf en
zeventig gulden
Nu Amanoellah zonder troon en met zes
pond sterling op zak naar Europa terugkeert,
is er niemand, die hem uitnoodigt, zijn gast te
zijn.
Allen, die diep voor hem gebogen hebben,
kennen hem nu opeens niet meer.
't Is een lioel ander Westen, dat hem nu ont
vangt, of eigenlijk heelemaal niet ontvangt.
Men ziet hem nu liever gaan dan komen
Daarom zal Amanoellah slechts een jaar in
Italië trachten te blijven en dan wil hij terug
naar zijn land, niet om daar weer koning te
spelen, maar om er het boerenbedrijf te gaan
uitoefenen op de landerijen die hem nog zijn
overgebleven.
Hij rekent dus niet al te zeer op de gastvrij
heid van Europa, dat hem eens als een groot
mogol inhaalde.
Daar heeft hij gelijk in. In het Westen is het
voor een verdreven sovjet-tyran als Trotsky ge
makkelijker, aan een dikbelegde boterham te
komen, dan voor een verdreven en verarmden
koning, ook al heeft die bet nog zoo goed met
het Westen en de Westersche beschaving ge
meend