smt OVER AFRIKA NAAR SPANJE gggllfg g| lÉsss5* fV i ESSEN, DE ZIEL VAN HET RURHGEBIED A DINSDAG 23 JULI 1929 EERSTE BLAD DE NEDERLANDSCHE FOLKLORE-SCHOUW. v^lr\3e«^TDi0nysius' Tilburs; schoonste vendel, le St. Jons, Oirschot, 2e St. Leonar- KRUPP. HET RUHRDAL. PAGINA ----- m ^gg Hl fc -Ar-^"^.' I WmZym X-, JL-sK'H HET INTERNATIONALE TANGER (Van onzen H-correspondent) Dit Ia dus de fameuze internationale stad Tanger, de twistappel van oudsher der'groote mogendheden, het kruidje-roer-me-nlet van de hocge politiek. Als men zoo boven op den berg staat, waar Tanger tegenaan gevlijd ligt en zijn blik over de troosteloos verlaten, kale toppen in het rond weiden laat, vraagt men zich af, waarom Politici zich om die klompen steen toch zoo druk maken. Maar een inspectie van het blauwe vlak van de zich steeds meer vernauwende zee zegt het Overal plekken rookpluimpjes en hier en daar loopt dichterbij en helder de camee-achtige blanke lijn van een kielzog. In het nauw bij het Oosten zitten de sehepen bijna op elkaar en heel in de verte schemert een schaduw: het rotsmassief van Gibraltar. En achter ons strekt zich het veelbelovende Marokko uit, waarom Frankrijk en Spanje zich nog steeds uitermate zorgen scheppen. Het Marokko van Abd el Krim en Abd el Kadör, de nakomelingen van de Moorsche veroveraars! die eens, aan den overkant, in Spanje, eer geweldig rijk gesticht hebben. Als men op een bergtop staat en wat om zich heen kijkt en het aardoppervlak en relief heneden zich ziet, aan de eene zijde den Atlantischen Oceaan, aan de andere de Mid- dellandsche zee en voor en achter Europa en Afrika, krijgt men «enig begrip van inter nationale kwesties. Ter Wille van Tanger hebben tallooze diplo maten urenlang aan vervelende banketten aan gezeten. Om geen enkede kwestie is zoo vlijtig gegeten als om de Marokkaansclie. Nog op den dag van heden worden de diplomatieke dineTs voortgezet en er is een nieuwe etar met flinken eetlust hij gekomen: het Italië van Mussolini. Desondanks is Tanger een aardig stadje, dat hier en daar zich zelf heeft weten te blijven en dus in enkele hoeken een echt Oostersch karakter bezit. Het pleintje, waarop de hoofdstraat uit loopt, is echter een typische kruising van een Spaansche en een Fransche stadswijk. Al wonen er veel meer Spanjaarden, de Fransehen voeren er den boventoon. In de armoedige café's is alles naaT echt-Fransche wijze smakeloos. De kofife Is slap, de limonade futloos en het ijs karakterloos. Overigens kan men er prettig zitten en een bont, internatio naal gewemel gadeslaan. De Marokkanen beschikken over een einde- looze staalkaart van kleuren, loopend van okergeel tot pikzwart. Het ls vandaag feest en ledereen ziet er mooi uit. De kinderen loopen in zijden kleeren en .vieren hun vreugde op allerlei muziekinstru menten bot. Een Oostersche kleurenpracht om van te duizelen. Er wonen vele rijke Arabieren in Tanger. In hun uiterlijk vertoon van welvarendheid lijken ze op hun rasgenooten in Tunis. Ze vorken een groot verschil met de poovere Ara bieren uit het binnenland. Intusschen, vele dezer rijke burgers van Frankrijk zijn Marok kaansehe Joden. Tanger heeft als elke Oostersche toeristenstad haar kostelijk uitgedoste gidsen, die zich met een zwier bewegen, alsof ze de kadi In hoogst eigen persoon zijn of minstens tot het hof van den sultan behooren» De gids, die mij tot zijn slachtoffer had uit verkoren, bleek een onderkruiper van den hotelpatriarch. Deze had zijn diensten al vroe ger aangeboden, maar nul op het request ge kregen, welk echec hem bijna zijn waardigheid had doen verliezen. Toen ik met een ander Jiet hotel verliet, mompelde de oude eenige verwensehingen, die den onderkruiper schlch tig maakten. Een Oostersche gids Is in zijn soort een voor treffelijk exemplaar. Is eenmaal de belooning Toor zijn diensten bepaald, dan blijkt hij er ook mede tevreden en wanneer men een hau taine minachting toont voor de geijkte beziens waardigheden en dus eigenlijk ook voor zijn' keuze, beijvert hij zich, den vreemdeling iets* anders te laten zien, Zoo kwam Ik o.a. in een Moorschen theetuin' terecht, die hoog hoven de Straat van Gibral-' tar hing en er een onvergetelijk vergezicht over1 twee werelddeelen bood. Hier aanschouwde ik den dreigenden, veelbekenden uittocht van een' smaldeel, grauwe, Fransche oorlogsschepen die' ml "I!)daTel!ellde saluutsch°ten de majestate- lijke stilte stuk rammeiden. i Men kaïi in Tanger precies een dag zoek bren 1 gen. Daarna vindt het afscheid zonder eenigen weemoed plaats. Mijn gids heb ik beloofd, zijn vrienden in Holland te groeten. Hij heeft er heel goede vrienden. Ze verkoopen er tapijtjes en shawls. Zoo gauw een koopman met een fez op me in Rotterdam aanspreekt, zal ik hem een salam brengen van Moestapha uit Tanger.... Nu echter ligt de stoomboot naar Gihraltar op me te wachten. Ik zeg de Moorsche kellners van het hotel in hun wijde broeken vaarwel Hun lange baarden buigen diep en hun helgele muiltjes klapperen op den steenen vloer, waar over ze met mijn bagage komen aandraven. Het weer is prachtig, de zee vlak en er staat een verfrisschend windje. Ofschoon een kind den weg naar de „Gebel Dersa' vinden kan, vertrouw ik me toch aan de hoede toe van den patriarch, misschien uit een soort gewetenswroeging. En ik wandel, door geen zorgen over koffers en passagebiljet gekweld, naar de pier, met wel gevallen genietend van de edele vormen van mijn schip, dat ver de baai in ligt. Hoe onbezorgd, hoe onnadenkend, hoe dom kan een tevreden stemming een mensch toch maken. Inplaats dat ik, na een reeks van droevige eTvaringen hier en elders, nauwlettend obser- VT'Jaï-Mr met mezelf'eQ met m'n bagage kljk lkinaar het gewoel om mij heen, Een Moor, zoo dik als een pacha, stuurt schel dend en sputterend een motorboot zeetoe, maar heeft het danig met de golven te kwaad. Hij houdt echter braaf stand, als een echte water geus. Dat moet ook, want hij vaart onder de vlag van den Rotterdamschen Lloyd. Gisteren lag hij nog langs de „Sibajak". Ik word opeens opgeschrikt door de stem van een Engelschen steward. Die vertelt me dat mijn bagage in een verkeerde sloep zat en bijna op weg was naar West-Afrika. Gelukkig is het onheil nog bijtijds verhoed en een neger moet de koffers en de francs voor hun vervoer van den wal naar het schip teruggeven, het geen onder een fel Afrikaansch protest ge beurt.... Als de „Gebel Der-sa" koers zet naar Gibraltar zie ik den wapperenden witten mantel van den patriarch op de trap van twee bonderd treden. De oude geniet vermoedelijk, maar ten on rechte van zijn wraak. Er strekt zicïi een afstand van vier uur varen uit tusscheu Tanger, de internationale twist appel van Europa en de rots van Gibraltar, EngeJand's onbetwist, onneembaar bezit. Gibraltar ls een vrijhaven. Geen passencon- trole dus en ook geen douane. Aangezien Ik niet zoo'n verre reis gemaakt heb, teneinde Gibraltar te bewonderen raak ik er absolluut niet van onder den indruk, dat het stadje weinig interessants biedt. De haven doet een beetje armelijk aan en ligt open en bloot voor de krachtige winden en de sterke zee- stroomingen, die de navigatie rond den sleuteli van de Middellandsche zee af en toe nogal ge vaarlijk maken. Thans is het er echter rustig en een slank bootje glijdt kalm door de haai, op Algeciras af. Dit stadje schittert al even blank in de zon als Tanger. Het is voor mij de voorpost van Spanje. Te Algeciras zal ik den langverbeiden Spaanschen bodem betreden. Vlak voor me, achter een lichte branding, schemert Spanje, het land van de caballeros, van de Katholieke Koningen, van de stieren gevechten en van Primo de Rivera. De gewonnen prijzen De Zondag was het glanspunt van de folk loristische feesten. Een compacte menschenmenigte sloeg het Opstellen van den stoet gade. Omstreeks kwart over twaalf begon de stoet zich in beweging te zetten. De optocht slaagde j\ls geheel werkelijk zeer goed en hij doet dan f>ok den samensteller, dr. P. C. de Brouwer fills eer aan. De stoet werd geopend door een standaard- lijder met het vaandel van Tilburg Vooruit. /<an volgde de kernspreuk „Het Vaderland ge itouwe blijf ick tot in den doet", waarachter spreuk „Brabant in syn eyghen lant". Men *oncludeere uit deze spreuk intusschen niet, .lat het alleen Brabanters waren, die in dezen jtoet meeliepen; er waren ook West-Friezen en 1 limburgera. De bekende Oeteldonkers uit Den Bosch had- dan hun beroemd corps de fanfare „De Kik- vorsch afgevaardigd en het spreekt vanzelf, lat deze vroolijke troep van lustige snuiters Jroote belangstelling trok. Hierop volgden groepen van kinderen, die Verschillende folkloristische gebruiken van Brabant aanschouwelijk voorstelden, zooals de Sterrenzangers van Driekoningen, de rommel- potters van Vastenavond, de Pinksterblom e d Alleraardigst waren de groepen, die de ver dwijnende bedrijfsvormen in beeld brachten, Het waren bonte, vroolijke troepen van hoeren en boerinnen, die bijzonder goed acteer den. Ook de volledige Erabantsche overtrek trok yeel belangstelling. Hierop volgden de gilden, die uit alle stre ken van Nederland waren opgekomen om aan deze feesten deel te nemen. De stoet werd besloten door bet Akkermans- gilde uit Venlo met de bekende reuzen Valuas en zijn vrouw, die, toen zij het stadhuis pas seerden waar het voltallig gemeentebestuur op het bordes bet optrekken van den stoet gade ploeg een dansje uitvoerden, dat begrijpelijker- ynjs heel wat lachlust opwekte. Omstreeks half twee kwam de stoet op het Sportpark aan, waar deze nogmaals voor öe Jury defileerde, waarna de verschillende spe len een aanvang namen. De jury kende de prijzen als volgt toe: Gilde met het schoonste geheel in den stoet: St. Joris te Brecht (België). Oudste en meest oorspronkelijke costumes: 1ste pr. Groep Enk- huizen, 2e prijs Gilde St. Sebastiaan, Esschen. Schoonste verzameling oude platen: Gilde St. Joris, Goirle; schoonste Arzameling oude pa pieren en perkamenten: St. Joris, Tilburg- oudste vendel: St. Sebastiaan, Esschen, (Belgie)oudste standaard: le St. Sebastiaan, denhout, 2e St. Joris, Brecht (B.)oudste schild met papegaai: le St. Catharina, Son, 2e St. Joris, Brecht (B.)oudste koningsschild: St. Catharina, Rosmalen; grootste aantal ko- mngsschilden: St. Antonius, Cuyk a. d. Maas; schoonst opgetuigd standaardpaard: St Se bastiaan, Udenhout; best gedresseerd sandaard- paard; St. Sebastiaan, Goirle; beste vendelaar; le M. Strijbos van St. Catharina te Strijp, 2e Rijken, van St. Anthonius te Beek en Donk- tromslaan (oude trom) St. Joris, Zesgehuchten (spantrom)roffelen (kleine trom)le St An- thonius te Beek- en Donk, 2e St. Joris, Zesge- us, Beek en Donk; schoonste standaard St. Joiis, Tilburg; schoonste en meeste zilver- le St Dionysius, Tilburg, 2e St. Joris, Helvoirt;' gilde met liet grootste ledental: St. Joris Brecht (België); oudste gilde: St. Joris Til burg; oudste gildelid: een man van 93 jaar, van St. Catharina te Strijp; verstkomend ge zelschap uit Nederland: Enkhuizen (visschers- gilde); verstkomend gezelschap uit België: St. Joris, Brecht; een buitengewone prijs werd toegekend aan 't muziekkorps Be Kikvorsch van de Oeteldonksclie club te Den Ao r-h- Folklorepvjjzen verwierven: Boerenovenrek met klepperman, voorgesteld door de afdaeling Tilburg van den Jongen Boerenstand le prijs- Kwezel met wolspinters, voorgesteld door be woners van den Heikant, te Tilburg 2e pri-s- spinning, voorgesteld door den Jongen Boeren stand, 3e prijs; Oude Weverij (Heikant, Til- burg) 4e prijs en Ossenkar, Middeibeers 5e pr Ex.ratprijzen: Oude dansen: de heer Land- metere, danslseraar te Tilburg verwierf een eereprijs voor een aantal door zijn leerlingen uitgevoerde oude dansen; Gilde St. Sebastiaan te Esschen (B.) kreeg den eersten prijs van deze afdeeiing. De dainesgroep van het visschersgilde te Enkhuizen verwierf twee eerste prijzen, een voor de mooiste Nederlandsche kleederdracht en een yoor West-Frieseh dialect. DE ,,GRUGA" Essen de ziel van het Ruhrgebied Hier heeft de arbeid fabrieken gebouwd bo- ven de schatten, die God er hegraven heeft Breed en groot, als in slagorde staan'zij opgesteld die reuzen, met haar breede muren grauw en zwart, somber als de rook, die zon der ophouden uit de monden van honderd en meer schoorsteenen het luchtruim ingestooten wordt. Hier klopt het hart van den arbeid. En evenals het bloed vanuit het hart door onze lichamen gedreven wordt, zoo ook heeft de arbeid zich vanuit deze stad, waar werkzaam heid wet is, over het geheele Ruhrgebied ver- spieid en het een eigen karakter gegeven. Hier regeert de arbeid en de menschen zijn onderdanen. Hij gebiedt niet met een lach zooals de mode, doch dwingt met ijzeren wil. Eu niets ontkomt aan zijn invloed. Die invloed manifesteert zizh in alles. De kerken, de bank- en beursgebouwen, de kantoren en de woonhuizen vertellen U alles wat gij weten wilt, en zeggen in enkele oogen- blikken méér, dan bladzijden druks. Zij dragen den tijd in de vroolijke krullen en blijstemmende vormen van hun gevels en in de zware, plompe, grijZ9 stapels granieten blokken, die met liun vierkanten ramen, for ten met kijkgaten lijken. Zij bewijzen, dat met de ontwikkeling van de industrie de rust is heengegaan. Alle bouwstijlen hebben hun vertegenwoordi gers en zoo is Essen's binnenstad bont gewor den als een hortus botanicus, waar allerlei bloemensoorten naast elkander zijn geplant. En door die bontheid buitengewoon interes sant. Heeft de arbeid bet stadsbeeld aan zich on derworpen, evenzeer deed hij dit met de kunst. De zeer belangwekkende inhoud van de musea manifesteert ten duidelijkste dat de beeldende-- kunstenaars zich aan zijn invloed niet vermochten en vermogen te onttrekken. ff™ Eenige dsr „Sondera ai ben op dc Gruga.. Dit jaar vraagt Essen de bijzondere belang- stelling om de „Grosse Ruhrlandische Garten- bau Ausstellung", die er van Juni tot October gehouden wordt: een tentoonstelling, waar van de waarde niet mag bepaald wor den naar do fcrchitectonische kunst werken, welke zij brengt, maar naar het doel, dat zij beoogt. Zij werd geboren uit den drang naar hst oplossen van een der vele sociale vraagstuk ken. De bevolking van Essen is door den groei der industrieën geweldig toegenomen. Telde deze stad in 1860 nog slechts 20.000 zielen, thans heeft zjj een Inwonerstal van 643.000. Deze toeneming schiep noodwendig hygië- nisch-ongunstige toestanden. De eischen, welke de industrie stelde, vroegen aanvankelijk zoo zeer de aandacht, dat aan uitbreiding der woon stad niet te denken viel. Nu is het derhalve plicht dit verzuim zoo spoedig mogelijk te herstellen. Reeds heeft het stadsbestuur door het doen bouwen van tallooze arbeiderswoningen alle gerieflijke huizen, waarbij het kazerne-type ge heel tv t-rd uitgeschakeld in den grootsten nood voorzien. Van een niet hoog genoeg te schatten belang is echter de totstandkoming van een behoorlijken tuinbouw. Vooraanstaande persoonlijkheden droegen in de laatste jaren er toe bij, dat reeds grootere oppervlakten konden worden gècultiveerd, doch van meer importantie wordt het nu ge acht, dat bij de bevolking^ zelf meer liefde voor de natuur wordt aangekweekt. Dr. Meur er, Beigeordnete der stad, toch die -een aantal Hollandsche journalisten en bestuurd ei s der land- en tuinbouworganisaties op zoo hartelijke en vriendelijke «wijze ontving en hun de schoonheden van Essen, de Gruga en het Ruhrdal liet zien zeide het zoo juist, dat alleen een bevolking, die gezond woont en liefde voor de natuur heeft, met ambitie kan blijven werken. Goede woonge legenheid is voor den arbeider niet alleen vol doende, hij moet ook zijn eigen tuintje hebben,, dat hem :rust schenkt en ontspanning ver schaft. Vooral in de groote stad is dit onont beerlijk. De Gruga nu wil een poging doen, die lief de op te wekken; zij is er niet alleen om mooie bloemen te toonen en vreemdelingen te trek ken, maar vóór alles om de bevolking uit de stad en de naaste omgeving van dienst te zijn. Want als de tentoonstelling geëindigd is, zpl- len de aangelegde tuinen blijven, zoodat Essen dan een nieuw en schitterend park rijker is. Wij schrijven schitterend, en met reden. Want wat tuinarchitectuur betreft, staat deze aanleg op een hoog plan. 23 H.A. onbebouwd land zijn veranderd in tuinen, die om strijd dingen naar de grootste volmaaktheid. Zeer bijzonder van aanleg is het moderne kerkhof. Verder brengt de tentoonstelling af- deelingen voor kweekerijen, glascultuur, volks tuintjes, tuinmeubelen en -beeldhouwwerk, landbouwwerktuigen, terwijl ook een afdeeiing de. bescherming van dieren en vogels bepleit. De Duitschers hebben aan deze tentoonstel ling het blijkt uit alles hun beste krach ten gegeven; kunde en natuur werkten samen om een fraai geheel tot stand te brengen en we kunnen dan ook moeilijk anders dan onze waardeering uitspreken voor wat onze Ooste lijke naburen in deze hebben tot stand ge bracht. Xrupp Wie over Krupp hoort spreken, ziet in zijn geest niets dan fabrieken en denkt aar, loco motieven en dikke Bertha's. Hij stelt zich .tets grootsch voor, want hij verneemt ooi, dat er in den oorlog 120x00 werklieden, zoowel vrtu wen als mannen hun brood verdiend hebben. Bij benadering tracht hij vast te «tellen, wel:; een oppervlakte die fabrieksterreinen wei be slaan. Doch zich m. n juist beeld vormen kan hij niet, al wordt hem ook een panorama ge toond. Krupp is de koning van het staal. Hij en zijn nakomelingen zijn niet tevreden geweest, met eenige hectaren grond: zij hebben er 870 geëischt en daarop verrees een stad even som ber als gigantisch. Fabrieken kunn.-n er vroolijk uitzien. Ais haar muren opgetrokken zijn met onze mooie Hollandsehen baksteen en haar dak gedekt is met roode pannen Doch deze fabriekswereld is eve ngrijs ais een winterlucht, even som ber als de donkere dagen voor Kerstmis. Het zou ock gee.-' zin gehad hebben andere dan grijze steen te gebruiken. Want de rook en het stof zouden spoedig de kleur hebben weggebeten. De arbeid vraagt naar geen uiterlijk schoon: hij eischt energie, de overgave van den mensch niet lichaam en geest. In de werkplaatsen dikwijls 500 M. lang donderen de kranen, terwijl zij blokken staal, tienduizenden kilo's wegend, van het eene eind der hal naar het andere dragen, bo ven de hoofden de« arbeiders. Deze storen zich er niet aan. maar iaten rustig de ijzeren ge vaarten over zich heengaan alsof er geen ge vaar te duchten is; zij staan bij de hoogovens, die helle vuren, welker witten gloed het oog verblindt en de huren schroeit en zij kruipen er bijna in om de nooit verzadigde gulzigaards te voeden; de gloeiende klompen staal persen en kneeden zij als brood door middel van ge weldige hamers en al vliegen de stukken er met een knal af en vallen de vonken als een sterrenregen langs hnn lichamen en op hun asbesten buis, zij büiven op hun post En ginds waar de smeltovens worden geleegd en elk „vreemd" wezen een goed heenkomen zoekt, zien zij den dood recht in de oogen: want een kleine hoeveelneid is genoeg Er zijn „vreedzamer" afdcelingen, die, waar alleen afgewerkt ea gemonteerd wordt, maar da gevaren zijn grojt Het staal is gevaarlijk.. en alle .gezichten zijn bleek. Doch zonder rust daveren de machines en vlammen de ovens De wereld vraagt Het loven eischt. De mensch gehoorzaamt Dg terugkeer van koning Amanoellah naar het Westen. De tragedie van koning Amanoellah begint steens tragischer te worden Na de overwinning van den zoon van den waterdrager Habiboellah werd hij de balling uit het land, dat hij met één slag had willen hervormen. 1 Amanoellah gaf niet om tradities, niet om godsdienstige bezwaren die voor zijn onder danen toch wel degelijk van groot gewicht wa- ren niet om practisciie hinderpalen. Hij was in een vloek en een zucht door Euro pa gereisd en had daar de wonderen van het Westen aanschouwd. De machtigste rijken hadden uitbundig voor hem uitgepakt. De hoofdsteden, van het oude continent liepen, uit toen Amanoellah en zijne schoone Soerya er hun entree joyeuse hielden De Oostersche monarch van een ruw en wild land in het hart van Azië werd verwelkomd, zooals weinig gekroonde hoofden zich zagen ontvangen. Het steeg Amanoellah naar het hoofd. Wie zou ook niet onder den indruk raken, als de grootcn van het machtige Westen hem hun hulde komen aanbieden Men weet, wat de gevolgen waren. Een paar maanden, nadat Amanoellah, met grootsche voornemens bezield, in zijn hoofdstad Kaboel terugkeerde, moest hij vluchten. Na hem werd zijn broeder Inayatoellah verdreven en thans vechten verschillende pretendenten om den troon van Afghanistan. De kennismaking met het Westen is Ama noellah duur te staan gekomen. Hij staat hier wel niet alleen maar zijn geval is tragischer dan vele andere. Men heeft hem overstuur gemaakt en hem, den barbaar dat was hij, ondanks alle schijn bare beschaving de verhoudingen uit het oog doen verliezen. Nu zwerft hij als een balling rond, als een balling, die niet eens zijn hebben en houden heeft kunnen redden. Want niettegenstaande den stoet van auto's waai mede hij naar Bombay reisde en de reeks eeiste klas hutten, die hij op een schip naar Europa besprak, is koning Amanoellah au bout de son latin financieel. Ret Ruhrdal De itomeinsche tuin op de Gruga. We hebben ook een tochtje naar het Ruhr dal gemaakt. Welk een weldadige rust brengt de Ruhr. Zij biedt zich niet aan zij laat zich zoeken en de gene, die op een oogenblik, waarop hij het niet verwachtte haar vindt, voelt zich als een, die juist de gevangenis verlaten heeft: bevrijd van de stalen discipline niet meer gebonden aan de kluisters der celmuren. Boven hem welit de blauwe hemelkoepel, waariii de zon schittert als een gouden bloem in een drijfschaal: van links en van rechts wuiven de eiken en dennen hem toe; aan zij.i voeten kronkelt do rivier, waarop jachten en roeibooten als schrpverkens spelen; de witte huizekens van Wee den liggen gehurkt in hec groene land en de torenspitsen bieden hem hun hanen als een Palmpaasch. En hij, wiens oog niets zag dan het gekrioel van jachtende menschen, wiens oor niets hoor de dan het gestamp der machines, het gillen der sirenen en den claxon der auto's en die niets rook dan ko'endamp en benzinegassen, vergeet hij dit schouwspel, wat de stad va a zijn krachten genomen heeft, omdat de natuur hier geeft alles wet zij te missen heeft Men kan wandemn, waar men wil, telkens weer böedt het wood op de heuvelen nieuwe schoonheid, ieder open plekje schitterende ver zoo nu en dan een trein met veel lawaai zijn gezichten. En ware liet niet, dat in het dal komst aankondigde, of dat luidruchtige dagjes- menschen en giechelende meiskens aan hun blijheid-om-het-buUe azijn lucht gaven, de stilte zou volkomen zijn. Doch de stilte is voor den peinzer: wij hou den van den schaterlach, die in het uur van zich-zonder-zorgen-v;,elen, geboren wordt N. de R. Jr. Dit is ook geen wonder, aangezien Afghaan- sche herdersvorsten nu eenmaal geen Indische Nabobs zijn. Vermoedelijk heeft de Oostersche monarch nog in het Oosten zijn stand willen ophouden, maar toen hij Europa naderde, erkende hij openlijk, een koning zonder land en zonder geld te zijn. Destraaf van Bab el Mandeb, de ingang van de Roode Zee, was voor Amanoellah in waar heid de poort der tranen, zooals de Arabieren haar noemen. Ie Port Sai'd ging een Engelsch journalist den verdreven koning interviewen. Hij merkte op, dat zelfs de schoone maar erg bleeke koningin Soerya oude kleeren droegi waarop de sporen van bet reizen en trekken duidelijk te zien waren. Toen oe journalist een opmerking maakte over de schatten, die Amanoellah volgens do geruchten uit Afghanistan zou hebben kunnen medevoeren, barstte de Oosterling in traneu uit. Hij verklaarde tenslotte, niet om zijn ver loren troon te weenen, maar om de treurige omstandigheid, dat hij, na zijn reiskosten tot Italië betaald te hebben, nog slechts over zes pond sterling beschikte, dus ongeveer vijf en zeventig gulden Nu Amanoellah zonder troon en met zes pond sterling op zak naar Europa terugkeert, is er niemand, die hem uitnoodigt, zijn gast te zijn. Allen, die diep voor hem gebogen hebben, kennen hem nu opeens niet meer. 't Is een lioel ander Westen, dat hem nu ont vangt, of eigenlijk heelemaal niet ontvangt. Men ziet hem nu liever gaan dan komen Daarom zal Amanoellah slechts een jaar in Italië trachten te blijven en dan wil hij terug naar zijn land, niet om daar weer koning te spelen, maar om er het boerenbedrijf te gaan uitoefenen op de landerijen die hem nog zijn overgebleven. Hij rekent dus niet al te zeer op de gastvrij heid van Europa, dat hem eens als een groot mogol inhaalde. Daar heeft hij gelijk in. In het Westen is het voor een verdreven sovjet-tyran als Trotsky ge makkelijker, aan een dikbelegde boterham te komen, dan voor een verdreven en verarmden koning, ook al heeft die bet nog zoo goed met het Westen en de Westersche beschaving ge meend

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 2