Woensdag 24 Juli 1929
Derde Blad
Pagina 1
De brievenbus
De dorpspastorie lag daar in een rustige,
innige vreedzaamheid. Het was een kleine,
nette, eenvoudige parochie, juist iets voor
den ouden priester, die haar al meer dan
dertig jaren bestuurde.
Achter het te groote huis nam de moes
tuin een stuk van de weiden in beslag, liet
eerste zoowel als het laatste zonnestraaltje
was voor don pastoor.
Vanaf de maand Mei zag men er kersen,
soms nog eer aalbessen, en meestal een week
voor Hemelvaart kon men er op geen hon
derd meter afstand voorbijgaan zonder tus-
schen de heggen door den benauwenden
geur der rijpende meloenen op te snuiven.
Zijn rug was al gekromd zijn gelaat al ge
rimpeld, voor zijn twee kleine grijze oogjes,
Waarvan hij uit het eene niet meer zag,
schitterenden ronde brilleglazen en aan één
kant was hij zóó hardhoorig, dat men om
hem heen moest loopen om zich zoodoende
aain den anderen kant verstaanbaar te ma
ken.
Och Heer neen; hij at lang niet al het fruit
op, dat in zijn boomgaard groeide. De kwa
jongens gingen met een flink deel strijken
en dan niet te vergeten de vogels; de merels
'die daar het heele jaar volop te eten vonden
en in ruil daarvoor naar hartelust kwinke
leerden; de wielewaals, de lustige trekvogels,
die hen hielpen in de weken van groote over-
Vloed; de musschen, de basterdnachtegalen
van allerlei slag.
Zelfs voor hen had de ouderdom den pas
toor van Saint-Philémon inschrikkelijk ge
maakt.
De dieren verbeteren zich toch niet, zei
hij, als ik het hun kwalijk moest nemen, dat
ze niet veranderen, hoevelen van mijn pa
rochianen zou ik het dan eveneens niet kwa
lijk moeten nemen!
En hij stelde zich tevreden met in de han
den te klappen als hij zijn boomgaard in
ging, om geen getuige tempelen zijn vap. al.,
te grootè plunderingen. Dan was het een
opstuiven alsof alle bloemen -van het on
kruid, door een bevigen wind afgesneden, be
gonnen te vliegen: grijze, witte, gele en
bonte; een plotselinge vlucht, een geritsel
van bladeren en dan een stlite van vijf
minuten.
Maar wat voor minuten! Stel u voor, dat
er in het dorp geen enkele fabriek was, geen
enkel weefgetouw of geen smidshamer.
Verbeeld u, dat molens onbekend waren,
dat er weinig verkeer was op de wegen en
dat de .spoorwegen ver van de bewoonde
wereld aflagen. Ik durf wedden, dat de pas
toor door de stilte ingeslapen zou zijn bij
zijn brevier als 't berouw van die fruitplun-
deraars was blijven duren. Gelukkig kwa
men ze spoedig terug; een musch gaf het
voorbeeld, een meerkol volgde; het geza
menlijk vogelvolk zette zich weer aan het
werk.
En de pastoor kon op en neer loopen, zijn
boek sluiten of openen en bij zich zelvcn zeg
gen:
Ze laten me dit jaar niets over, het was
klaar; geen enkele vogel liet zijn prooi voor
hom in de steek.
De vogels weten wel, dat zij, die klagen, de
handen niet uit de mouwen steken.
Ieder voorjaar nestelden zij om de pastorie
van Saint-Philémon in grooter aantal dan
"ergens anders. De vaste plaatsen waren al
heel gauw in beslag genomen: de boomhol
ten, de gaten in de muren, de vorkvormige
takjes van appelboomen en beuken, en men
zag van onder iedere dakpan boven een
handvol hooi een bruine snavel als een de-
genpunt uitsteken.
In een zeker jaar, toen naar ik veronder
stel, alles in beslag genomen was, kreeg een
mees, die in verlegenheid zat, een vierkante
gleuf in de gaten, die, beschermd door een
klepje verder doorliep in de dikke brokstee-
nen, rechts aan den ingang van de pastorie.
Zij liet er zich inglijden, keerde verrukt over
haar ontdekkingstocht terug.
Ze bracht allerlei gerief aan en bouwde
haar nest zonder iets achterwege te laten
van datgene, wat het nest moest warm hou
den, geen pluim, geen paardenhaar, geen
vlokje wol of stukje mos.
Op een goeden morgen kwam Philomena,
de meid, met een leelijk gezicht bij den pas
toor met een brief in de hand.
Alles speelde zich af in het prieeltje, be
groeid met laurier, achter in den tuin.
Asjeblieft, mijenheer pastoor, hier is
een brief en vuil op den koop toe! 't Is een
mooie boel met ze!
Met wie toch, Philomena?
Och, met die ongeluksvogels van u,
al die vogels, die u hier duldt! Eerstdaags
nestelen ze nog in uw soepterrienen
Ik heb er maar één.
Hebben ze 't nu waarachtig uiet in den
kop gekregen om in uw brievenbus te gaan
leggen! Ik heb ze opengemaakt, omdat
ik den brievenbesteller hoorde bellen, iets
wat ook niet alle dagen gebeurt, Ze zat vol
hooi, paardenhaar spinnewebben en vol plui
men, genoeg om een heel bed mee te vullen
en temidden daarvan een beest dat ik niet
gezien heb en dat siste als een adder!
De pastoor van Saint Philémon begon te
lachen als een grootvader, wien men de
guitenstreken van een kleinkind vertelt.
Dat zal wel een koolmees zijn, zei hij,
die alleen zijn in staat om zulke fratsen uit
te halen. Laat ze toch met rust, Philomena!
Wees daar maar gerust over, 't is me 'n
mooie boel!
De pastoor liep haastig door den moestuin,
het huis en den met aspergesbeplanten voor
tuin tot aan den muur, die de pastorie van
den publieken weg scheidde, en daar opende
hij heel voorzichtig de reuzennis, waar al de
correspondentie van heel de gemeente wel
in had gekund.
Hij had zich niet vergist. Het dehappelvor-
rnige nest, zij;p kleur, de samenstelling van
schering en inshlag, die van dé voering te
onderscheiden was, duidden er op.
Hij hoorde hét gesis, van de onzichtbare
broedster en antwoordde:
Wees maar stil, kleintje, ik ken je wel:
een-en-twintig dagen broeden, drie weken
om het gezin groot te brengen, vraag je dat
alleen maar? Je zult het hebben, ik neem
den sleutel mee.
En werkelijk, hij nam den sleutel mee en
als hij zijn morgenplicht vervuld had: be
zoeken bij parochianen, die in moeilijke om
standigheden verkeerden, boodschappen bij
den vrachtrijder, die in de stad zaad voor
hem moest koopen, het beklimmen van (Je
klokketoren, waarvan een onweer enkele
steenen had losgemaakt;- dan dacht hij aan
de mees, dat ze wel eens kon gestoord wor
den door de komst van een correspondentie,
het vallen van een brief zoo maar midden
in het broedsel.
Zoo heel waarschijnlijk was die veronder
stelling toch niet, want men kreeg in Saint-
Philémon niet meer brieven dan men er ver
zond. De brievenbesteller was een
liefhebber van wandelen, die bij den een wat
soep at, bij den ander een glaasje dronk en
hier en daar op een afgelegen boerderij een
DE DIPLOMATIEKE RELATIES Tü 8 SC HENCHINA EK RUSLAND, zijn zooals men reeds
Weet, verbroken. Deze foto werd genomen bij liet vertrek van een trein naar liet front in
Mandsjoerije.
Misverstand.
„Man, ik moet even met je spreken i ver m'n.'
nieuwe costume".
„Maak 't kort!"
„Ja, tot aan de knie".
De Practijk.
„Wat is 'n monoloog?" i
„Een gesprek tusschen man en vrouw".
„Neen, dat is een dialoog."
„Toch niet, een dialoog is, als er twee spre
ken."
DE JEANNE D'ARG FEESTEN TE REIMS. Deze foto werd genomen vóór het stadhuis tij
dens de feestelijkheden, die door duizenden personen werden bijgewoond; de groep stelt voor
de Maagd van Oraps met haar gevolg.
brief bezorgde van een rekruut of een belas
tingbiljet. Omdat nu het feest van Sint
Robertus aanstaande was, welk feest zooals
men weet, op den negentienden April valt,
oordeelde de pastoor liet geraden om aan
zijen drie eenigste vrienden, die dien naam
werkelijk verdienden, en die de dood hem
nog had overgelaten, een leek en twee gees
telijken, te schrijven:
„Beste vriend, feliciteer me dit jaar niet op
m'n feest. Ik vraag het u dringend, want het
zou me zeer onaangenaam zijn op dit oogen-
blik een brief te ontvangen. Later zal ik je
wel zeggen waarom en je zult mijn redenen
billijken".
Ze gingen van de veronderstelling uit dat
zijn oogen minder werden en schreven niet.
De pastoor van Saint-Philémon was er blij
óm. Drie weken lang kon hij de deur niet
Voorbijgaan zonder even aan de rozig-ge-
spikkelde eitjes te denken, die daar vlak bij
lagen en toen de: twee en twintigste dag daar
was, stond hij voorovergebogen te luisteren
■met het oor vlak tegen de opening'van de
brievenbus aan en hij richtte zich dan met
stralend gezicht op:
'k Hoor wat leven, Phitomona; er is
leven in! Die danken mij t leven, asjeblief!
zij zullen er geen spjjt van hebben en ik
nog minder.
Hij had nog altijd iets kinderlijks over
zich, dat hem tot op zijn ouden dag was
bijgebleven.
Ter zelfder tijd nu beraadslaagde de bis
schop met zijn gewone raadslieden, zijn twee
vicarissen-generaal, den deken van het k ti ii-
tel, clen secretaris van bet bisdom en den
president van het Groot-Seminarie, in d?
groene kamer van den bisschop over de be
noemingen, die moesten plaats hebben Na
dat er enkole leemten aangevuld waren,
sprak de bisschop:
Mijne Heeren, ik heb een in alle opzich
ten uitstekend candidaat voor het pastoor
schap te II., maar hel komt mij wensche'.ijk
voor om dit eerebaantje tenminste voor te
stellen aan een van onze oudste waar
nemende geestelijken, den pastoor van Sairit-
Philémon.
Hij zal het wel niet aannemen vanwege
zijn bescheidenheid cn zijn ouderdom, maar
dan hebben wij tenminste zooveel in ons ver
mogen is, zijn deugdzaamheid geoord. De
vijf raadsleden waren het er volkomen rn,v
eens en nog denzelfden avond ging er een
door den bisschop onderteekendö brief van
het bisschoppelijk paleis weg, met he' vol
gende post-scriptum: „Antwoord per om.ue-
gaan 1. mijn waarde pastoor, of liever kom
eens bij me, want ik moet binnen drie dagen
versing uitbrengen bij de regeering.
Do brief kwam juist te Saint-Phibvr.orj
aan op den dag, dat de meesjes uitgekomen
waren. Hij was met moeite door den be-tel
ler in den bus gestopt, waarin hij verdween
en waarin hij bleef liggen tegen den rand
van het nest als een witte rimpel a iter
in de donkere kamer.
lil de tijd kwam, dat de nog bloedende
blauwe sehachlcn op de vleugeltjes der mees
jes bedekt worden mot dons
Veertien jongen lagen daar te schreeuwen,
waggelend op hun teére pootjes, voortdu- -nd
wachtend met hun bek open tot onder de
oogen op voedsel om liet op te eten, ie ver
teren en weer- ander te vragen
Het was' de eerste tijd, waarin de zuige
lingen nog wezenloos zijn, een tijd, die echter
maar kort duurt bij de vogels. Weldra kwa
men er kleine ruzietjes voor in het nest, «lat
onder dc kracht der vleugels begon te be
zwijken; sommige buitelden al over den
rand heen, andere gingen op verkenning*
tochten uit langs de wand der bus, en gin
gen tot vlak hij den ingang der spel j-nk,
waardoor de buitenlucht binnendrong. Daa»-
na waagden ze zich naar buiten De patoer
van Saint-Philemon keek met veel ple.zier
vanuit een vlak bij gelegen wei deze buiten
partij af.
Toen hij de jonge meesjes op het klepje
van de brievenbus zag verschijnen, twee, Jri-,
tegelijk, hen zag wegvliegen, terugkomen en
weer vertrekken als bijen voor de opeuinv
van een korf, zei hij bij zichzelf:
Alweer een kindsheid voorbij en een
goed werk ten einde gebracht; ze zijn alle
maal vlug en vroolijk.
Den volgenden morgen ging hij tijdens /.ij.',
vrij uurtje na het diner met den sleutel
in de hand naar de bus. Hij klopte een t na
maten. Geen antwoord.
Ik dacht het wel, prevelde de pastoui
Ilij opende de bus en met de overblijfselen
van bet nest viel de brief in zijn han len
Groote God, zei hij, leen hij het schrift
herkende, een brief van Monseigneur! Ir-
wélk een toestand! En vun wanneer?
Ilij verbleekte, toen hij het las
Philomena, span Robin in en vlug .at
Zij kwam even kijken alvorens te geh >or
zamen.
En wat is er, mijnheer pastoor?
De bisschop verwacht me al drie wo,<en
Dat is nu toch niet meer in te In et,
zei de oude.
Ilij bleef den volgenden avond weg. Tr.eti
de pastoor weer thuis was, zag hij er vee-
kalmer en vreedzamer uit; maar den vrede
bewaart men alleen met veel moeite en wij
moeten er soms om vechten.
Toen hij geholpen had om Robin u t te
spannen, hem haver gegeven had een ander-,
toog had aangetrokken en toen hij zijn va'ies
had leeggemaakt, waarin hij een hoop pakjes
had meegebracht, allemaal inkoopen uit de
stad, toen was het uur gekomen, waa-o;,
de vogels daarboven in de takken elka„-
vertelden, wat er dien dag gebeurd was.
Toon zij hun meester en vriend hersen
den, die door de laan wandelde, vlogen ze
naar beneden, fladderden om hem heen.
Voltaire.
Een jonge schrijver las Voltaire ten stuk
voor. Eindelijk was hij er mee klaar.
„Wat denkt U er van?"
„Jongmensch", zei Voltaire, „zulko stukkeu
mag je alleen schrijven, als je eenmaal beroemd
bent. Vóór dien tijd moet je stukken schrijven,
die werkelijk goed zijn."
Waarzegster.
„Ik zie in uw kring van bekenden een knap
pen man, donker
„Neen, hij is blond".
„Laat me uitpraten, donker van pak, blond
van haar".
Het geluk van het buitenleven.
„Wordt dit dorp ook electrische verlicht?''
„Alleen als 't onweert."
De Psycholoog.
„Waar is Jansen?"
„Hij is aan de telefoon In gesprek met z'n
vrouw"
„Hoe weet jij, dat 't z'n vrouw is?"
„Wel hij luistert al 'n half uur, en hij heeft
nog nigts anders gezegd dan „Hallo!"
De Bluffer.
Jantje, wiens vader voor Sinterklaas speelt
in een lunchroom, tot z'n vriendjes:
„Ik ken Sinterklaas persoonlik! Hij woont
bij m'n moeder in."
maakten een ongewoon lawaai, en de veer
tien meesjes uit het. nest, die nog niet goed
in de pluimen zaten, beproefden hun eerste
kringen te maken om de pereboomen en
hun eerste kretep de vrije lucht in te sturen.
De pastoor bezag ze met een vaderlijk
oog, maar met een droefgeestige teederUeid,
zooals men die dingen bekijkt, die ons vnol
gekost hebben.
Vooruit mijn beestjes zei hij, zonder
mij zoudt ge hier niet. zijn en zonder ju.Ua
was ik deken Ik heb er geen spijt «-an,
neen; maar dwing me niet, jullie toont je
dankbaarheid op wel wat te luidrucht'.;a
wijze. Ilij klapte ongeduldig in de handen.
En nooit had hij naar verplaatsing ver
langd, neen, zeker niet, hij sprak de waar
heid op het oogen blik. Maar den volgend m
morgen, na een slapeloozen nacht, zei hij
zoo pratend met Philomena:
Als de mees het volgend jaar terug
komt, Philomena, moet je me waarschuwen.
Dat is toch beslist lastig.
Maar de mees kwam niet weer, noch da
groote brief met hef wapen van den bisschop
HET „PALAIS DE LUXEMBOURG," dat een
Dij den Senaat in
woelig verleden heeft, is thans 50 jaar lanf
gebruik geweest.
Vliegerlatijn.
Een Mexicaansclie vliegenier, die van Mexico'
naar Juarez ond<*Kveg was, bemerkte plotse
ling, dat zijn toestel in brand was gevlogen Een
minder ervaren vliegenier was wellicht in een
valscherm naar beneden gesprongen Maar da
koene Mexicaan, bij heet Emilio Carranza,
loste deze „question brfllante" heel eenvoudig
fi la Münchhausen op
Daar hij in de nabijheid een regenwolk be
merkte, stuurde hij zijn vliegtuig de wolken in.
De regen bluschte van zelf den brand, en da
vliegenier bereikte weibehouden de -plaata
zijner bestemming.