l
i
Li
m
DE TOCHT VAN LASIDO DOOR frans de teekenaar
u
Kiekjes
jELUGjC
Zoo n snoeper
Vlierbloesems
a
30
'-Boschplan ten
I
u
P
VRIJDAG 26 JULI 1929
DERDE BLAD
"\?V\
alk- Ir A
Kwik en Kwak
S
^s.
Spreekwoorden Rebussen
is
h
u
3
3
1
m
B. L. S.
Raadsel-serie
Een leuk spelletje
Het woord oMjapoleon
Vriend Egel
De eerste mooie voorjaarsdag laad ons
naar buiten gelakt, naar de weidsche bos-
schen, 'n uurtje fietsen van de stad, waar
nog allerlei bloemen en planten en dieren
ongestoord leven en bloeien; waar geen
karavaan Zondagsgasten met boterham-
menpapieren en bananenschillen de fijne
Intieme boschpaadjes onveilig maken.
Hierd hadden we het vorig jaar de nest
ten van den bastaardnachtegaal gespied;
hadden we 'n „worger" aan 't werk gezien;
hier hadden we in Sept. de beide sprink
hanen gevangen, de „herfstnachtegalen,"
die ons thuis veel weken lang onvermoeid
met hun strijkmuziek vermaakt hadden.
Vandaag was 't alweer volop voorjaar
en verheugd zagen we allen rondom ons
nieuw leven ontwaken. Juist wiliJen we
een paar anemoontjes plukken, toen er
plotseling iets over het pad rolde.
Gerard, m'n broeer, smeet snl als de
Wind zijn pet over het ding en bij nader
onderzoek bleek de buit: "n kleine egel.
gen postzegels bijeengaart, was gewoon
weg enthousiast.
Het egeltje zelf was al gauw op zijn
gemak en heel spoedig maakte ie z'n
eersten inspectietocht door de huiskamer.
Als een vreeselijk heetgebakerd klein,
dik heertje liep ie van den eenen kamer
hoek naar den anderen, verdween onder
m'n boekenkast en de piano, kroop onder
de kachel en "het buffet.
Onderhand smulde ie van de vleesch-
kruimels, die we onder, de tafel strooiden.
Eindelijk werd het voor allemaal bed
tijd. Vriend egel had zich reeds ergens
verstopt en in de meening, dat ie wel
een geschikt slaapplaatsje gevonden zou
hebben, gingen wij "ook naar kooi.
Maar nauwelijks meende ik mijn oogen
dicht te doen ,of daar ging het al
trippel, trippel, trippel boem! Even een
pauze, dan weer: trippel, trippel, trippel
boem! En daar tusschendoor allerlei
vreemde snuffélgéluiden.
O egel!
Ada geplukt had om to drogen braken I
niet zoo gemakkelijk af, zoodat de wortel
stok (fig. .1) mee uitgetrokken werd. 't
■Epeet Ada, maar Henk verzekerde haar,
dat er nog genoeg overbleven.
Overneming uit deze rubriek zonder schril lelijke toestemming verboden
struik! Zou dit alleen niet reeds genoeg
wezen om het bestaan er van te maken
tot iets heerlijks? Maar daar is immers
ook nog het nut van den vlier. Eigenlijk
denken we er niet gaarne aan als lui in
volle weelde te bloeien staat, ofschoon hij
ook dan nog een indruk geeft van een
voud en degelijkheid. Of verbeelden we
dus dat maar, omdat we weten van het
nut?
Poëzie en proza gaan in het leven nu
eenmaal hand in hand. Onze bejaarde'
grootmoeders kenden reeds de weldoende
uitwerking van vlierbloesemthee bij ver
koudheid en voor het baden van -ver
moeide oogen. En is er niet een heerlijke
gelei e maken van de donkere glanzende
bessen, die zich uit de witte bloesems ont
wikkelen?
Schoonheid, eenvoud en degelijkheid en
dat alles ondanks het meest bescheiden
plekje om te groeien en te bloeien is
het voor ons menschen niet óm jaloersch
te worden op zoo'n simpelen vlierstruik?
A. P.
Ik kan jullie verzekeren, dat ik heel
wat jong goed in m'n handen gehouden
hebt; behalve m'n eigen mollige peuters,
ook heel wat vier- en zesbeenige en zelfs
beenlooze jeugd, maar een jonge egel be
hoort toch tot de leukste.
'n Beetje verrast en beteuterd, maar
heelemaal niet vijandig gezind, zat ie vóór
ons met de nog kleine stekels achterover,
het kleine snuitje naar voren en met z'n
slimme, verbazend flinke oogjes om zich
heen ziende, wippend op zijn vier roze-
roode pootjes; sierlijk kunstwerkje uit
Gods wondere werkplaats.
Natuurlijk was het voor ons direct een
uitgemaakte zaak, dat deze egel, „onze
egel", huisgenoot en vriend moest worden
en in m'n zakdoek droeg ik 'hem in triomf
naar huis.
M'n vrouw kijkt, als ik zoo „bepakt en
gezakt" thuis kom, altijd eerst altijd heel
secuur, wat ik „nou weer voor rommel"
meegebracht heb en wanneer de „rommel"
als huisdier „onvoldoende" krijgt, dan
helpt er geen lieve moeder meer aan. Maar
dit keer was het pleit voor onzen nieu
wen gast gauw beslist en onze tweede
boy, die in zijn broekzakken pieren, ke
vers en wormen verzamelt „Dat heeft
le nouw van z'n vader," moet ik dik
wijls booren net als een andere jon-
Ik maakte licht. En warempel hoor,
iiet beest was mee de slaapkamer opge-
tjppeïd en rende als een dolle door het
vertrek, direct op een der kamerwanden
af boem .z'n neus tegen den muur
un verschrikt stond ie 'n. moment stil;
dan rechtsomkeert'en weer aan het sjou
wen. Het was, of 't den kleinen kerel
finaal in den bol geslagen was.
V/at voor trucjes ik dien nacht ook
uitprakkezeeide om m'n jongen vriend
te kalmeeren, dat weet ik niet meer. Ik
herinner me alleen nog, dat ik hem ten
slotte als een soort wanhoopsdaad met
m'n hrosk te lijf ging, waarvan ik de
heide einden had dichtgeknoopt en waar
mee het me gelukte hem te pakken te
krijgen. Van boven maakte ik deze
-Zóemde gevangenis ook dicht met een
stelletje veiligheidsspelden, die m'n
vrouw ze had ook „meegejaagd"
spoedig bij de hand had, en diep in den
nacht konden we eindelijk „ons moede
hoofd ter ruste leggen".
Of öe egel met m'n broek aan nog aan
"t spartelen geweest is, dat weet ik niet,
want binnen vijf minuten waren we ,rweg"
en sliepen een gat in den Paaschvacantie-
üag.
Den volgenden dag werd er onmiddel
lijk van een groote kist en een stuk kip
pengaas een egëlwoning getimmerd.
Ik weet niet, of jullie er van houdt om
dieren en planten in hun groei en bloei
te bespieden. Ik voor mij ik ben een
kolossale liefhebber der natuur en kan
soms urenlang een vogel, een spin enz
zitten beloeren, als het dier daar zoo rus
tig zit of ijverig bezig is.- Ook in de jaren
toen ik in Indië was, was .het mijn groot-
ste plezier de meest alledaagsche diertjes
in hun doen en laten te toespionneeren
Het geeft zoovéél genot en ',t is zoo leer
zaam. Je hebt nu misschien wel eens ge
hoord, dat er in de huizen in Indië
tjitjaks leven, dat zijn muurhagedisjes,
die aan de pootjes zuignapjes hebben en
die daardoor in staat zijn langs de mu
ren en de zoldering te kruipen zonder
kans te loopen naar beneden te duikelen-
Alleraardigste diertjes zün dat, die tjit
jaks! Je behoeft er in 't geheel niet tang
voor te zijn, want ze doen
geen kip kwaad en zijn 'bo
vendien vreeselijk schuw. Ze
leven van muskieten, kleine
torretjes, vlindertjes enz., die
in de Indische .huizen heel
veel -voorkomen. Ze zijn dus
nog erg nuttig ook, want
die muskieten in de Oost
zijn erg gevaarlijk en on
aangenaam. Ze kunnen je door hun
vervelend gegons je aangename
nachtrust bederven, steken je, als ze
de kans krijgen, bont en blauw en iot
besluit kunnen ze je nog de zoo
grootste gemak tegen een der tafelpooten
opklauterde en zoo terecht kwam op mijn
schrijftafel. De heerlijke geur van de
likeur had het dier gelokt.
Voorzichtig verschool de snoeper zich
onder mijn inktstel en wachtte wachtte
geduldig tot ik mijn glaasje leeg had.
Dan was het zijn beurt! Nog genoeg
van dat lekkere goedje bleef er voor hem
over!
In een wip was hij er dan ook nu bij
Even tegen het glaasje opgeklauterd en
dan ging het fijne, roede tongetje alsmaar
likken langs den binnenkant van 't
glaasje. De glinsterende kraaloogjes zei
den wel, hoe lekker hij het vond.
Zoo weid het heele glaasje in het rond
afgelikt en danging het kopje dieper
het glaasje in tot op den bodem, want
ook daar waren mag een paar druppeltjes
van -t heerlijke
vocht overgebleven
voor hem nog
een flink portie!
Lik, lik, ging het
tongetje weer en
niet eer hield hij
op, veór .het aller
laatste likeurmole-
euultje opgelikt
nog was hij niet
tevreden en spionneerde alweer
naar meer en het gevolg was
altijd, dat het kleine g!aasj.e
omkantelde en een eindje over
de schrijftafel rolde.
Langs den slootkant stonden eierzwam-
men (fig. 2). Die waren gauw geplukt
door Jan en Gerrit met de belofte, dat
ieder zijn deel zou krijgen als ze gebakken
waren, 't Was-anders wel te zien, dat het
een droog jaar was geweest; andere pad
destoelen waren nog niet te zien. Geluk
ing viel de oogst van eierzwammen nogal
mee.
Nu sloeg Henk een zijpad in, dat buiten
't bosch voerde. Daar stond salomonszegel
(fig. 2). Ook die was uitgebloeid, zoodat
«fiiimm»
En
v\ 'EietrZWiamvneh
gevreesde malaria bezorgen. Den tjit
jak moeten we dus in waarde houden,
want die verdelgt eiken dag weer aan
honderden van die onaangename gasten.
Ik zei pas al, dat dit dier zeer schuw
is; maarals het 's nachts heel stil
is in de kamer, Sluipt hij wel eens stil-,
letjes op de theetafel, beklimt den sui
kerpot endoet zich aan het zoete
goedje danig te goed. Maar zoo gauw er
weer leven in huis komt, verdwijnt hij
■van de tafel en zoekt den muur of den
zolder weer op.
Nu zat Ik dikwijls 's avonds laat nog
vóór mijn schrijftafel te werken heel
in mijn eentje de rest van *t gezin
Sliep.
Het was dan mijn gewoo»te om nog me, als ik het lekkere hapje "heel voor
een glaasje likeur te drinken, dat ik ex- f zichtig ^tusschen de vingers naderbij'
pres een beetje uit mijn bereik zette.
Dan zag ik, hoe heel stilletjes een tji
tjak den muur verliet, een stukje over
den grond verder kroop en dan met het
een drietal plantjes eveneens geschikt,
meegenomen kon worden. Ze waren
er even bij gaan zitten en Gerrit vroeg:
„Wie van jullie weet, waarom die plant
eigenlijk zoo'n naam heeft?"
Algemeene stilte volgde, tot Toos zei.
„Weet jij het dan?"
„Ja," was het antwoord en Gerrit trok
voorzichtig een plantje, dat hij met be
hulp van Henk's schopje uitgegraven had,
uit de omgewende kluit. „-Kijk eens naar
dien wortelstok (fig. 3). Is 't niet net of
iemand daar een zegel op heeft afge
drukt?"
„Maar dat zijn toch niets anders dan
litteekens," zei Henk.
„Zeer juist opgemerkt, waarde voorzit
ter, en zij zjjn tevens bewijs dat de wortel
stok feitelijk een onderaardsche stengel
is. Mear nu zullen we onzen -riend weer
i netjes op zijn plaats zetten."
Dan kon ik me niet langer inhouden en j Henk was nog niet voldaan, maar snuf-
moest luid op lachen, als de kleine snoe- lelde nog tusschen 't gras naar meer.
per dan doodelijk verschrikt vluchttej Eindelijk bleek hij gevonden te hebben
vluchtte naar den veiligen muur, waar ik
Dat heb ik mijn beitje peuters van zes
en zeven jaar geleerd, "maar hun de op
lossing natuurlijk niet verteld.
's Avonds als de lamp aan is of overdag,
als een miezerig regentje tot thuisblijven
commandeert, leg ik 15 lucifers op tafel.
Een speelt er voor Kwik en de ander
voor Kwak.
Ze mogen om beurten I, 2 of 3 lucifers
wegnemen. Degene, die echter de laatste
krijgt heeft het spel verloren.
En ze amuseeren zich er kostelijk mee.
Jullie vertel ik er echter even bij, hoe'
je het moet aanleggen, om het van ie
kameraad altijd te winnen. Het is dood
eenvoudig: als je het maar weet!
Je hebt er enkel en alleen maar-voor
te zorgen, dat na je eerste of tweede
pakkerij er 9 lucifers, en dan, na nog
voor ieder een greep, 5 lucifers overblij
ven.
Even 'n voorbeeld.
Ik noem je zelf A en je vrind B.
B begint met 2; A neemt er 1; B neemt
er 3; A neemt er 1, en er zijn er dus
nu 5 over. En nu kan B spartelen zooveel
als ie wil. Er zijn thans nog maar drie
mogelijkheden:
a. neemt ie er 1, dan neem jij er 3, en
de rest is voor hem;
b. neemt ie er 2, dan neem jij er ook 2,
en weer is de laatste voor hem;
c. neemt ie er 3, dan neem je er zelf
maar .1 en opnieuw is ie de sigaar!
Neg een voorbeeld: B begint met 3; A
neemt er ook .3, er zijn dus nu 9 over;
B neemt er 1; A neemt er 3; dus nu 5
over en dan gaat het weer als boven.
•Aardig, wat?
Voor vandaag weer eens iets nieuws.
Ik heb hieronder een paar figuren ge-
teekend met witte en zwarte hokjes, zoo
ais jullie ziet. Nou moeten jullie in de
witte hokjes en wel van links naar rechts
-f
Pr.quujs
I
en van boven naar onder, dus op dezelfde
manier als de regels in een leesboek staan,
in die figuren een spreekwoord kunnen le
zen.
Maar hoe?
Dat zal ik jullie ook even uitleggen.
Hieronder zie .je de spreekwoorden al
netjes opgeschreven, maar ik heb de bei
de figuren toen aan stukken geknipt en
daarna hieronder af laten drukken.
0
1
hem wéldra weer genoeglijk zag ^rond
dartelen, terwijl hij nog meer dan eens
met het lange tongetje zich den bek af
likte.
Ik heb ook al eens geprobeerd, of ik het
diertje verder wat temmen kon; maar
dat gelukte me niet, ondanks mijn ge
duld.
Ik hield hem een doode muskiet voor
aan de punt van mijn pen -gepriktMaar
o nee, ik kon hem nooit zóó ver krijgen,
dat hij hapte: blijkbaar vertrouwde hij
het zaakje niet. Nog minder gelukte het
schoof. Dat leek hem heelemaal te ver
dacht en daarom heb ik de pogingen maar
gestaakt, om den tjitjak zóó mak te krij
gen, dat hij uit de hand at.
wat hij zocht. „Orchidieën," riep hij uit.
„Kun je die verplanten?" vroeg Ada.
Zij herinnerde zich eens zoo iets gelezen
te hebben, dat orichideeën niet in een
tuin groeiden.
->«* I J
U>
LU
tl' vv,
Is er wei een bescheidener gewas dan
de vlierboom, die nu allerwege in ons
land zijn -witte bloesems uitspreidt?
De bloei van goudenregen en seringen
van rhododendron en sneeuwballen,
is voorbij Was het niet, of ales
groeide en bloeide, rijker en weelderiger
dan ooit? Alsof alles wat dezen laatsten
baaren winter wist te overleven, in uit
bundige pracht zijn vreugde daarover
uiten moest.
En nu bloeier, de viierstruikeu^k zit in
den trein en ze schuiver langs me heen.
Een rommelig plaatsje, vuil en slordig,
maar tegen 't vervelooze kippenhok leunt
'n vlierstruik, en zijn witte bloesems ma
ken het geheel tot iets vreugdigs. Een
timmermanswerkp: ats buiten, heel ge
woon en heel prozaïsch, maar '-.usschen de
proza van planken en houtkrullen -en
zaagsel een brokje poëzie, e.en bloeiende
vlierstruik. Een vuil slootje achter ver
waarloosde tuinen, maar Ingeklemd tus
schen de havelooz schutting en het groe
zelige slootje, staat daar öe hloeiende
vlier, die zijn blanke pracht uitspreidt
tegen den leelijken muur en neerbuigt
over het vieze slootje en het geheel is
geworden tot een schoonheid, die je zou
willen vasthouden voor altijd.
En dan die aaneengerijde bloesempracht,
spiegelend in stille rivierkeus, die wit
overhuifde struiken tegen een oud sohuur-
tje aangedoken, o* lij zich heffend in
mnlsch groene weiden met aan hun voe
ten het felle rood van wiegelende klap
rozen.
O, al die pracht van den bloeiende vlier-
Het tuintje van Ada met rijn wilde
planten had zóó de aandacht van Henk
getrokken, dat hij er ook een wilde ma
ken. Maar hij voelde meer voor boschplan-
ten. Zoodra er dus weer een vrije Woens
dagmiddag was, de laatste, die de club
voor de vacantie zou gaan, met het oog
op de repetities voor 't overgaan, wapen
de Henk zich met een speciaal tuinschop-
je en een groote plantenbus.
't Was prachtig weer, toen ze op weg
gingen; zelfs konden de regenjassen thuis-
gelaten worden.
Henk wist precies de plekjes in 't bosch
te vinden waar de planten, die hij 't lief
ste had, stonden.
Het eerst kwamen zs bij den vijver. Daar
had hij het eerst Aalkruid (fig. i) ge
vonden. Tilly was ditmaal de eerste die
het ontdekte.
„Maar 't is al «uitgebloeid," riep ze te
leurgesteld uit. Nu moest Henk lachen.
„Dacht je nu heuséh, dat ik iets zou ver
planten, dat nog in vollen bloei is? Dat
kan immers niet goed."
Irxplaats van bloemen zaten er groene
besjes aan. Henk groef 'n vijftal plantjes
tamelijk diep uit. Een paar plantjes, die
„O, ja," was het antwoord. Maar er
moet een flinke kluit aarde mee, waar
de schimmels in zitten,, die met de wor
tels meegroeien. Zondert'deze samenleving
kunnen de orchideeën niet bestaan."
Door het bosch werd nu verder gewan
deld.
De eierzwammen bleken heelemaal niet
schaarsch te zijn en Gerrit voorspelde
hun een lekker paddenstoelmaal.
Terloops wees Henk nog even op het
Sint Janslot. Vooral de eikeboomen ver-
toonen in den zomer dien tweeden groei
heel duidelijk.
,,'t Was maar een geluk voor de eiken,"
merkte Ada heel wijs op, want de hoo
rnen hadden zoo ontzettend te lijden ge
had met de rupsenplaag.
Tot slot noodigden Jan en Gerrit d
heelc vergadering uit rm mee te gaan
smullen van een bordje eierzwammen. Hij
zou ze wel zelf bakken.
En onder 't genot van een kopje thee
werd besloten evenals verleden jaar door
brieven de vacantie-indrukken vast te
leggen. Daar dit jaar Jan thuis bleef
helpen, zou hij de brieven ontvangen.
Met de beste wenschen voor ieders over
gang, ging de club uiteen.
A. L.
37. Door een verrekijker zag Lasido in de verte
den roover. In de richting die hy nu moest vol
gen, stond een vriendelijke boerenwoning, waar
hij even gelegenheid kreeg om wat te eten.
Nou, na alles wat Lasido ondervonden Ead,
smaakte de boterham hem best.
38. Eindelyk werd het weer tijd om op te stap
pen. Het eten had hem uitstekend gesmaakt,
en hij voelde zich'weer heelemaal opgeknapt.
„Nu zullen de bandieten mij niet langer meer
ontgaan," mompelde hij bij zichzelf. Voor hy
echter vertrok, vroeg hy de boerin, welken kant
of de roover was uitgegaan.
39. De boerin wees op een donkere holte. „Hy is
daar in dat gat gekropen," zei ze. „Je kunt
hem er wel achterna gaan, als je maar oppast,
dat je niet in het water terecht kom." Erg veel
zin om di e donkere holte in te gaan, had
Lasido natuuriyk niet, maar nu hy al eenmaal
zoover was, vond hy het flauw cm den moed
op te geven.
fiquura ji
Nou moeten jullie eens probeer.en of je
de beide figuren weer zoo aan elkaar kunt
lijmen, dat ze heelemaal compleet weer
het spreekwoord duidelijk te lezen geven.
1. By welk woord moet ge iets by voe
gen, wil het korter zijn?
2. Die het maakt behoeft het niet
Die het draagt, behoudt het niet,
Die het koopt, die wil het niet,
Die het heeft, die weet het niet.
3. Ik spreek zonder tong,
Ik,roep zonder long;
Zonder zin en verstand,
Roep ik vreugd' enl eer door 't land.
4. Ik blijf donker, wanneer het licht is
en het warmst, als het 't koudst en het
koudst, wanneer het het warmst is.
5. Wij zün een familie, die uit veei
broeders bestaat; in onze jeugd riün wij
groen, in onzen ouderdom geel; als wij
van ouderdom het hoofd buigen, dan is
dit zeker een bewijs, dat er spoedig een
groote slag zal geleverd worden.
6. Wat was was voor was was was?
7. Waarom is de zon gelijk aan een
zwierbol?
8. Cólumbus heeft mijn eerste meer
malen gegeten; Columbus heeft zich ver
heugd, toen hij mijn tweede vond. Colum
bus was blij, toen hy op mijn geheel stond
en met mijn eerste zün tegenstanders be
schaamde.
9. Mijn eerste lettergreep vliegt en
soms met verbazende snelheid en heeft
toch geen vleugels. Mün tweede en derde
loopt zonder beenen en mijn geheel heeft
wel vleugels maar kan er niet mee vlie
gen.
10. Myn tweede drinkt uit mijn eerste
en beide dragen lasten. De eerste loopt
onafgebroken door, de tweede moet dik-
wy:s rusten. Wanneer mijn geheel zyn
eerste verlaat, verspreid het a om schrik
en angst. Het trotseert den leeuw en geen
geweerkogel kan het neervellen.
Ontleedt met het woord Napoleon, dat
blijkbaar van Griekschen oorsprong is,
dan vindt men eerst Napo(s) en Leon
letterlijk: „de Leeuw van het Woud'.'.
Men kan echter nog verder gaandoor
een vernuftige combinatie, kan v.m dit
woord een zin worden gemaakt, die in
merkwaardige overeenstemming is met
het .karakter van wijlen Keizer Napoleon,
keizer der Franschen.
Let op!
1. NAPOLEON
.2. APOLEON
3. POLEON
4. OLEON
5. LEON
6. EON
7. ON
Zetten we nu de verschillende woorden
in deze volgorde: 1, 7, 4, 5, 6, 2, 3 achter
elkaar, dan krijgen we den Griekschen
zin: NAPOLEON ON OLEON LEON, EON
APOLEON POLEON, waarvan de betee-
kenis is: NAPOLEON, DE LEEUW DER
VOLKEN, GAANDE EN VERNIELENDE
DE STEDEN.