cDe stem van het horloge
Kiekjes
Brief van Henk
I BH3 E33BQBQ
02Q O£V-\0 EOUDI
TOCHT VAN LASIDO DOOR FRANS DE TEEKENAAR
VRIJDAG 9 AUGUSTUS 1929
DERDE BLAD
F.kclg A-Hc»,
43. Lasido had al zooveel avonturen meegemaakt,
dat hij heelemaal niet bang meer was en van
het vriendelijk aanbod van dien meneer ge
bruik maakte. Kalm ging hij achter op den
staart van de vliegmachine zitten en een se
conds later snorde dc motor al. .,Nou. dsai
gaat ie," zei de meneer, cn even later ging hc:
voort in vliegende vaart.
-Ü. De meneer met de vliegmachine was een heel
bekwaam vlieger, maar hij had een heel leelijk
gebrek, hij zat aldoor maar te praten, inplaats
'-an uit te kijken. .Als dat maar goed afloopt,"
dacht Lasidc si, zichzelf. Het liep niet goed af.
""een cncer op sen gegeven oogen'olik om
keek vo. een leelijke botsing.
45. In duizelingwekkende vaart stortte de vlieg-
mach: -g. Lasido had nooit gedacht, dat
het >n gaan. Hij deed de oogen dicht
en ret laatste oogenblik, dat al heel
gau*. ubreken. Zoo dacht hij ten minste.
- - i
Kees was bij zijn tante in een mooi in zijn binnenste, die heel resoluut en
Geldersch dorp te logeeren gevraagd. Fijn scherp zei: ,'t Is wel erg. Het is diefstal
vond hij het: visschen, zwemmen, jagen, [en diefstal is nooit geoorloofd."
wandelingen maken door bosch en heide,
dat alles stond op het programma voor
de 14 dagen, die hij daar zou doorbrengen.
Tante zelf was den laatsten tijd een
beetje sukkelend en moest eiken middag
een paar uurtjes rusten, zoo had de dokter
haar bevolen en daarom was Kees zoo'n
beetje aan zijn lot overgelaten. Heel alleen
zwierf hij rond en vond telkens weer
overneming uit deze rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden
„Mijn God," dacht Kees, „wat heb ik
gedaan? Ben ik werkelijk een dief, een
echte, werkelijke dief?"
En daar hoorde hij weer de stem van
het horloge, die hem toeriep: „Ja, een
dief, een dief P'
Kees viel op de knieën en begon te
snikken. Zenuwachtig schokte zijn heels
lichaam en steeds weer hoorde hij die
fijne, verwijtende stem uit het gouden
kastje daar vór hem op tafel: „dief, dief P'
Hij hield het niet meer uit. Snikkend
liep hij naar de huiskamer en viel zijn
moeder om den hals. Alles vertelde hij
haar, van a tot z.
i En toen de goede vrouw deze biecht
van haar kind had aangehoord, zei ze:
i „Goddank kind, dat je me alles zoo
eerlijk heb verteld. Ga je aankleeden,
over een uur vertrekt de trein. We gaan
samen naar tante terug. Die kan je dan
vergiffenis vragen en dan hoop ik, dat
je nooit, nooit weer je handen naar'het
goed van een ander zult uitstrekken. Laat
die stem van het horloge je je heele leven
in de ooren blijven klinken." v. d. M.
III|- —III ill |1M, I w i IIIBIW'—W—
gl" III IITl M—
I (^asiSSSETSSSïF'
weer gezellig te boomen.
mooie plekjes, waar hij zich vermaken
kon, zoodat hij maar alleen thuis kwam
om te eten en een praatje te maken met
Dina de meid. Dat waren ook wel aardige
oogenbiikken, als Kees zoo met Dina over
het leven in de groote stad babbelde, over
de auto's, die door de straten vlogen, over
de mooie winkels, de schitterende ver
lichting, enz.
Op een keer zaten die twee na de mid
dagtafel weer gezellig te boomen, toen
Dina opeens zei: „Zeg Kees, heb jij het
prachtige horloge van je tante wel. eens
gezien?"
„Nee", zei Kees, en teen ging Dina naai
de groote linnenkast, die in de mooie
kamer stond en waarin allerlei moois
verborgen lag, opende een van de kleine
laadjes en haalde daaruit een prachtig,
klein dameshorloge. Een heel fijn tikstem-
metje klonk uit het gouden met diaman
tjes versierde kastje en de wijzertjes, die
's avonds verlicht waren, doordat ze wat
radium bevatten, hadden aan de punt een
prachtig edelsteentje, dat oogverblindend
schitterde, toen Dina het horloge zóó hield,
dat de zonnestralen er op vielen.
„Wat is dat prachtigriep Kees vol
bewondering, „wat zou dat wel gekost
hebben?"
„Nu," antwoordde Dina, „dat zal met
den armband, die er bij behoort, wel 500
gulden zijn, denk ik."
Kort na dit gesprek ging Kees naar
buiten, de hei in. Hij was van p'.an een
bos heideplantjes te verzamelen, die bij
menigten de heidevelden bedekten.
MaarKees vergat langzaam aan
het doel, waarvoor hij naar buiten was
gegaan; het horloge van tante speelde
Hu, hij rilde er van. Hij een dief!? Nee,
dat mocht niet! Zou dat zijn Engelbe
waarder zijn, die hem daar zoo flink op
zijn plicht wees, die hem precies zei, waar
het op stond? Kom, niet meer denken
aan dat nare ding!
Maar dat was gemakkelijker gezegd dan
gedaan! Hij kon het niet helpen, hij
moest steeds weer denken aan het hor
loge van tante.
In zijn nabijheid stonden een paar
boompjes, die wat schaduw op zijn pad
wierpen.. Languit ging hij liggen, legde
zijn pet naast zich neer enweer gin
gen zjjn gedachten naar de groote linnen
kast in tante's mooie hanger. Duidelijk zag
hij het kleine laadje vóór zich, waarin
het mooie horloge lag. Een kleinigheid
i was het om het ding weg te nemen. Als hij
nu eens 's avonds als tante en Dina slie-
I pen, de trap afsloop en dan het horloge
wegnam. Niemand zou het merken!
Wacht, dat plan kon hij wel uitvoeren,
over een paar dagen, den avond vóór hij
zou weggaan. Ja, dat zou hij doen!
Een groote onrust kwam nu over hem,
hij werd echt zenuwachtig. En toen hij
thuis kwam, vlotte liet praatje met Dina
niet erg goed.
„Wat scheelt er aan, jongen?" vroeg
ze.
„O, niets," antwoordde hij. Siii at hij
zijn boterham met aardbeien op en nam
daarop zijn hengel over den schouder en
ging naar het beekje, dat een paar uur
verder voorbiikabbelde.
j Den anderen avond ging hij vroeg naar
bed en Dina was verbaasd, dat Kees zro
opeens zcogracg naar bed wou; maar ze
dacht: „Hij is zeker blij, dat hij naar huis
gaat morgen, hij verlangt zeker al weer
naar zijn moeder en naar zijn zusjes en
broertjes thuis."
Ook Dina ging dien avond tamelijk
vroeg naar bed en sliep weldra als een
roos. Tante vssldc zich heel niet lekker
maar tegen een uur of 11 viel de oude
dame toch ook in slaap.
Tegen 12 uur verliet Kees zijn bed,
sloop op bloote voeten de trap op, ging
de mooie kamer binnen en had weldra
tante's horloge beet. Toen weer naar he
neden en het ding in zijn koffer gepakt.
Zie zoo, dat was klaar! Nu was hij rijk.
Geen oog deed hij toe dien nacht. Al
door meende hij iemand te hoeren, die
hem wilde inrekenen. En toen hij tegen
den morgen eindelijk indutte, zag hij
politieagenten, die den dief zochten. Hij
schrok wakker!
Een paax uur later vertrok hij naar
huis
Kees, die anders altijd zooveel wist te
vertellen, was nu erg stil en afgetrokken
en moeder durfde hij bijna niet in de
oogen zien. „Vreemd," dacht ze; maar
kwaad van haar Kees kon ze niet denken.
Kees moest zijn horloge nu eens goed
bekijken. Ja, het liep nog een wat
was het toch mooi. Even hooren!
Maarzei da< horloge wel:
tik-tak? Nee. duidelijk hoor
de hij het, het zelde met zijn
fijne kastje daar vóór hem
op tafel: „dief, dief!"
Kees schrok er van.
Nog eens geluisterd!
Ja, weer hoorde hij
hst duidelijk
„dief, dief!"
OLIFANTEN
Jullie, kent natuurlijk allemaal het
aardige sprookje, dat vertelt, hoe de
olifanten aan zoo'n langen slurf komen-
Maar als je nou ook nog eens wat meer
bijzonderheden over deze logge lobbe
sen, hun aard en levenswijze hooren
wilt, moet je dit ook even lezen.
Een oude legende verhaalt, dat 3int-
Paulus op een zijner missiereizen een
wilden olifant ontmoette.
't Beest kwam onder hevig gesnuif met
opgeheven slurf op den Apostel af. Maar
deze strekte zijn handen uit en richtte
,.de kracht der welwillendheid" op hem.
Onmiddellijk bedaarde de woede van het
dier en zijn slurf zonk omlaag. En van
dien tijd is de olifant een heel goed
moedig dier geworden.
„De kracht der welwillendheid", zoo
las ik in het verhaaltje en ik dacht bij
mezelf: wat zouden onze dieren het hon
derdmaal béter hebben en wat zouden we
veel moois en liefs beleven, als de
menschen de dieren qiet wat meer „wei- t
wiliendheid" behandelen.
De olifant is voor goede icl
zeer ontvankelijk en vooral de Indische j
olifant is een verstandig beest. Doordat I
Een vriend van me zag een aantal
olifanten op een groots houtwerf be
werkte boomstammen met de grootste
preciesheid op elkander stapelen. Maar,
vertelde hij lachend, met dezelfde
preciesheid staakten ze onmiddellijk hun
werk, toen de stoomfluit de middagrust
aankondigde. Het was een vermakelijk
gezicht, toen zoowel de groote als de
kleine dieren direct alles lieten vallen en
naar de rivier liepen, waar ze eerst altijd
een bad namen, vóór ze hun kostje
kregen.
'k Moet jullie toch nog even die
olifanten-historie ve-rteileri, die een
dierenhandelaar een paar jaar geleden
meemaakte. Hij vertelde de geschiedenis
zelf:
„Ik moest eens een troep van.'acht
olifanten van het binnenland naar de
kust brengen, waar ze voor verschillende
Europeesche diergaarden zouden worden
ingescheept. Op een der rustplaatsen had
den we ze met veel moeite in 'n kleine
schuur voor den nacht ondergebracht.
Om mijn dikken vrienden 'n plezier te
üoc-n, had ik een mand sinaasappelen
gekocht. Ja moet weten, dat olifanten
daar d'ol op zijn.
dan scliooftl dc olifant zijn sterf heel voorzichtig
-.j.i gedachten naar de groote lóaiïcnh&rt.
ie bovendien zeer gemakkelijk te tem
men is, is hij een helper en vriend d'er
menschen geworden.
'n Reiziger "zag bijvoorbeeld in Indië
een olifant tot kindermeisje gepromo
veerd. Het kolossale beest was met één
poot aan een boom vastgelegd, terwijl de
baby in zijn onmiddellijke nabijheid in
het gras lag en om zijn diitke poolen
rondkrabbelde.
Kroop de kleine peuter te ver weg, dan
schoof de olifant zijn slurf heel voorzich
tig om den kleine en drong l:et kind"
langzaam weer terug. Niemand, behalve
de móeder zou het gewaagd hebben, in
zijn nabijheid te komen. De „kinderjuf
frouw" was van verder gezelschap niet
gediend en zou dit zoo'n indringer zeker
op niet al te zachtzinnige manier aan
zijn verstand gebracht hebben.
Toen Hagenbeek ons In de groote tent
langs zijn olifanten leidde, prees hij den
linker-vleugelman als zijn besten „Ar-
beiter."
In Indië en sinds kort ook in Oost-
Afrika weet men van den olifant gebruik
te maken als trekdier voor zware vrach
ten of als drager van bouwmateriaal. En
men staat volgens ooggetuigen verbaasd
over de snuggerheid der beesten.
Reeds toen ik de staldeur opende roken
ze den geur en begonnen van blijdschap
te trompetteren. Er was nog net een
gangetje open, vóór de-koppen der bees
ten, om ieder een sinaasappel te bren
gen.
Toen ik ze voor den derden keer ieder
een beurt gegeven had, was er van de
vijfentwintig appels nog eentie over.
Wat nu?
Gaf ik hem aan een der beesten, dan
kreeg ik zeker een of meer slurven der
buurlui op m'n hoofd, die zich getrasseerd
zouden gevoelen.
Zestien kleine oogjes loerden naar mijn
eenigen sinaasappel en ik dorst hem niet
weg te geven, als fniin leven me lief was.
En met den sinaasappel in mijn hand
van achter uit den stal langs alle olifan
ten naar buiten te wandelen, leek me
niet minder gevaarlijk.
Maar gelukkig kwam ik op een goed
idee.
Ik hield den appel zóó, dat ze hem
allemaal goed konden zien, deed de schil
er af enat hem smakelijk op.
Zelden heb ik zóó iets leuks gezien.
Mijn acht olifanten stootten elkaar ver- j
genoegd aan, zwaaiden met hun slurf en
ik had willen wedden, dat ze lachten, j
Ze begrepen de grap!" j
hem teveel door de gedachten. Hij zag
weer dat fijne, kunstig bewerkte ding voor
zich; hoorde het zachte stemmetje, dat
zijn fijn tik-tak liet hooren en bespeurde
de schitterende diamantjes, die de zonne
stralen terugwierpen.
Jonge, jonge, wat was dat toch mooi!
en wel ƒ500 kostte het ding. Hèals
tk dat prachtige horloge eens had! Wat
sou He er blij mee zijn!
Maar neen, zoo Iets zou hij nooit krij
ten, zooveel geld hadden zijn ouders niet!
Die konden dat onmogelijk koopen!
Wat had tante er nu eigenlijk aan! Ze
wns a! oud, sukkelend, zou misschfen Biet
tang me»r ieven en hijhij had nog
•Tij her! lang leven vóór zichhti zou
,w wel san hebben! Wat kon je al
«let v,xu' 500 koopen?! Zou hij maar...?
Mair neen to Gods naam niet stelen!
Nog mop had htj 'ets weggenomen1
Nee «Hl am dat ondankbaar zijn, bij
tesr.vnd logeeren «n dan den boel weg
nemen. «ten. duivel, are verleiding ik
•toe art niet: Weg van mij!
En Kees probeerde te denken aan heide
bloempjes, aan stekelbaarsjes, aan vogels
en visschen: maartelkens weer stegen
die ellendige gedachten aan het horloge
vaïi tante in hem op. Eén greep, liij wist
precies in welk laadje het ding lag,
•n fcti had het. En tante zou het waar
schijnlijk nooit merken, ze droeg het hor
loge nooit.
Het zou toch niet zoo héél erg zijn,
als hij net wegnam!
?t-t- dan hoorde hij een andere stem
komen om te eten. Ik zal jullie een flik
ken voorraad boterhammen meegeven,
een bus lekkere jam en ec-n flesch limo
nade. Dan zal ik eens zien of jullie kin"
deren zijn, die zichzelf kunnen redden.
En zoo gebeurde het dat ze er samen
cp uittrokken. Achter in den tuin had
den ze een oud karretje gevonden, dat
gemaakt was van een oude kist en een
paar kromme wielen van een kinderwa
gen. Maar dat was juist fijn om daar
kleine zus in mee te nemen. Toen ze
echter wel een uur de duinen ingetrok
ken waren, kwamen ze tot de ontdekking
dat ze allemaal wat anders wilden. D°
een wilde spelen en de ander rusten, de
een wilde drinken en de ander eten. Dat
ging natuurlijk niet, zoodat ze besloten
een opperhoofd te kiezen, aan wien ze
allemaal mossten gehoorzamen.
Dat opperhoofd zou Bert zijn en wel
dra voerde hij het commando over den
heden troep als een echia generaal
En zoo kwam het, dat ze samen ec-n
heelen dag uit en, zonder dat ze ook
maar een keertje ruzie hadden. En toch
ze dat 's avonds aan tante Wies vertelden
zei deze: Jullie zijn verstandige jongens-
Als je met z'n allen bij 6 Ik aai' bent, móet-
er altijd eentje de leiding hebben, dan
loopt alles op rolletjes, maar als je al
lemaal js eigen willetje wilt doordrijven-
dan komt er niets tot stand en neb
altijd ruzie.
Eindelijk was het dan vacantie.
Al een maand hadden Truus en Bert
erop zitten vlassen om naar buiten te
gaan naar de duinen. Want toen tante
Wies een maand geleden overkwam, had
ze Truus en Bert beloofd, dat ze bij haar
moehten logeeren, en daar tante Wies
vlak bij de duinen woonde, beloofde het
een waar feest te worden, een feest, dat
niet zooals andere feesten, afgeloopen
was als je 's avonds naar bed ging, maar
dat een volle maand dertig dagen
achtereen zou duren.
En nu waren ze in de duinen.
Dagen achtereen mochten ze met hun
nichtje en haar vriendinnetjes klauteren
en klimmen en ravotten. Eovendien was
het echt zomer en de zon maakte het
mulle zand bijna gloeiend. Daarom was
het in de duinen het allerfijnste, als het
avond begon te worden. Het was niet
lang licht, dus de kinderen hoefden niet
zoo vroeg naar bed als anders.
Op een goeden dag echter had tante
Wies een reuze-plannetje.
Weet je wat, zei ze, jullie moesten
maar eens een heelen dag in de duinen
blijven, van 's morgens heel vroeg tot in
den avond als het donker begint te wor
den. Dan hoef je niet eens naar huts ts
hoord hebben. Maar een eigenaardig®
vondst deed ik in de Roosendaalsche
Laan. 't Waren ronde stekelige dingen-
ifig. 4). Gelukkig weet oom erg veel van
natuurlijke historie af en hij vertelde
mij cD '-'uv *,„4- -hten waren
Velp, 29 Juli 1929
Beste B.L.N.S.-ers,
Al ben ik nog maar een paar dagen in
Velp, toch wil ik vast vertellen wat ik
gezien heb. Ju/ie weet uit je aardrijks
kunde natuurlijk, dat Velp aan den rand
van de Veluwe ligt: aan den eenen kant
'iet lage land van dén IJscl, aan den an
deren kant de -hooggelegen heidevlakte.
Ik kwam Maandag hier aan en Dins
dag maakten we onzen eersten fietstocht
naar den Zijpenberg. Wat is het daar
mooi en indrukwekkend! De hei begint
al hier en daar te bloeien, terwijl daar-'
iksehen de groene blaadjes van berken
(fig. 1) en eiken afsteken. De laatste
hadden veel. galappels (fig. 2).
Op den berg vond ik plantjes van
springzaad of balsemien. Dit plantje
heeft gele bloempjes en vruchten, waar
van de randen a's de zaden rijp zijn-
door elkaar gekronkeld worden (fig- 3)
zoodat de zaden ver weggeslingerd wor
den.
Het uitzicht was prachtig en zooals
ïom vertelde, zijn er buitenlanders ge-
nceg, die hiervoor extra naar Velp ko
men. Een beetje- flauw vond ik, dat een
van de hoogste punten Rigi-top wordt ge
noemd; dat is echt zoo'n nabootsing van
Zwitserland.
Natuurlijk moesten we ook drinken van
het water, dat uit den Zijpenberg stroomt
on het begin van een heele beek vormt.
Overal zie je die kleine stroompjes uft
den grond komen.
Den volgenden dag gingen we naar
Roorendaal. Dat kennen jullie natuurlijk,
tenminste van hooren zeggen. Wie zou
er nog nooit vc.n de „Bedriegertjes" ëe'
VHA.C.K* It
gewonen eik. Wel een eigenaardige wis
selwerking dus.
De wandeling door de Roosendaalsche
bosschen is schitterend. Ten slotto gingen
we langs den RoosendaaLschm watermo
len terug.
De eigenaar van den watei molen ver
telde ons, dat het van den winter zoo'n
prachtig gezicht was geweest, toen de
heele beek en de waterval bevroren wa
ren. Maar toen de dooi kwam, was het
water naar binnen gestroomd en haci
veel last in huis veroorzaakt.
Ziezoo ik word geroepen voor 't mid
dageten. 'k Ben benieuwd wanneer er 'n
brief van Toos komt. Die zit in Deven
ter. Ze heeft mij ec-amaal geschreven cn
was verrukt over de mooie omstreken.
HENK
Vmcktcvi v/ah
t<1 os i k
van den meseik, een bccm, die zelden
bij ons aangeplant wordt. Dat is
zichzelf niet zoo merkwaardig, mé.nr
wel, dat die boom bewoond wordt door
?en soort galwesp, die voor haar ontwik
keling èn den moseik en den gewor.cn eik
noodlg heeft.
Uit de gallen op den gewonen eik
komt een insect, dat eitjes legt in de
meeidraadbloemen van den moseik en
het diertje, dat later uit deze gallen ont
staat veroorzaakt de eigenaardige op
zwelling (fïg. 5) aan de eflte s van den