HET GEHEIM ZWEEFT.
WOENSDAG 21 AUGUSTUS 1929
DERDE BLAD
PAGINA 2
ïUlW
Naar
GEORGES MONTIGNAC
8)
VII.
Zoodra de morgen kriekte, gaf Belfici het
sein tot opstaan. Allen waren spoedig op
de been en kwamen in de zaal beneden sa
men om een heeten kop koffie te gebruiken.
Toen men de deur opende, was de dog,
die den ganschen nacht gebromd had, bijna
niet te houden. Hij trok en rukte aan zijn
ketting oinder aanhoudend, woedend geblaf.
Koest, Bezeau! vermaande de hout
hakker; doch toen hij op den drempel kwam
riep hij:
Ziedaar, waarom Bezeau zooveel la
waai maakt.
Ilij wees op een lichaam met gekruiste
armen op den grond liggend.
Maar dat is Todwy! zei de dokter.
Aha! mompelde BelMci; „eerste be
drijf van de komedie", en hij volgde den
geneesheer, die zich reeds over den In
diaan boog.
Hij is aan het hoofd gewond.Breng
mij wat water.
Ihans opende Todwy de oogen en ging
langzaam, op den elleboog steunend, over
eind zitten.
Heb je pijn? vroeg de dokter. Verroer
je niet, ik zal je verbinden.
Niet noodig, antwoordde de ander
koeltjes. De medicijnmannen der bleekge-
zichteu kennen de woorden van den Indiaan
niet. Ik zal me zelf verbinden.
Wat is je overkomen?
Och, de moeite niet waard om te ver
tellen. Vannacht zag ik den gloed van een
brand, en toen ik mij daarheen begaf, kwa
men er geweerschoten uit het woud. Ik
kreeg een schampschot aan hot hoofd maar
dat beteekent niets. Todwy's kop is even
hard als de rug van een kaaiman.
Hij stond op, góng naar het meertje en
wiesch zich zorgvuldig.
Zeg eens, dokter, fluisterde Bellici, ge
looft u, dat hij veel bloed verloren heeft.
Na alles, wat je mij van hem gezegd
heb, w^t ik niet meer waaraan mij te
houden.
Hoofdwonden veroorzaken toer altijd
veel bloedverlies, niet waar?
Dat is zoo.
Welnu, ik wil een mooi ding geven,
als u op de plaats, waar hij gelegen heeft,
één druppeltje bloed vindt.
Heit is waarachtig zoo! zei de genees
heer na het vertreden gras bekeken te heb-
hen.
Daar wilde ik u alleen maar op wij
zen.
De geslepen vos speelt dus komedie.
Nog al duidelijk: hij wil vaststellen,
dat hij heelemaal geen deel gehad heeft in
de voorvallen van dezen nacht, daar hij
bewusteloos vóór den drempel der hoeve
neerslag.
Op dit oogenblik kwam Bourdhier snel
toegeloopen.
Dokter, er is geen romp meer!
Ga je raadseltjes opgeven? Geen romp
meer?
Neen, dokter, maar de onthoofde van
gisteren' isweggeloopen.
Hij heeft nog gelijk! zei Bellici lachend.
We hebben ons daarover echter nitt onge
rust te maken, Todwy zal hem begraven
hebben. Maar ik zou u wel een voorstel
willen doen.
Ga je gang, vriend.
Konstantijn, de zoo wonderbaar ge
redde neger, is ons van niet hec minsite
nut.
Wat wil je met hem doen? vroeg de
dokter reeds ongerust.
Hem naar Jacksonville terugsturen.
Hij zal er verrukt over zijn en kan hun
daarginds berichten van ons overbrengen.
Een uitstekend idee.
Wilt u, dat ik een kort verslag opstel
van hetgeen wij gedaan hebben? Dat kan
hij don eerwaarden Olivier ter hand stellen.
Afgesproken. Handel naar goedvinden.
Bellici boog en ging weer in hui3, terwijl
de dokter de kameraden opzocht, die bij
de afgebrande schuur een groote groeve
dolven om de overblijfselen der ongelukki
ge negers te begraven. Deze arbeid kwam
in den loop van den voormiddag ten einde,
waarop men afscheid van den houthakker
en zijn vrouw nam. Behalve eenige genees
middelen en wat rum stelde de dokter hun
een som gelds ter hand tot aankoop van de
matrialen voor den wederopbouw van de
schuur. Ieder der deelnemers nam een pak
conserven op de schouders voor het geval,
;dat de jacht geen voedsel genoeg mocht op
leveren.
Kort nadat de nu kleiine troep vertrok
ken was, begaf ook Konsitantijn zich op
weg om naar Jacksonville terug te keeren.
Bellici had hem onder enveloppe een over
zicht van de voorvallen hunner reis mee
geven. Geen vijftig meter had hij afgelegd
op het pad hem door den houthakker aan
gewezen, of hij hoorde zich bij zijn naam
roepen. Stilstaande zag hij op korten af
stand een jongen man met rood haar als
prairiejager gekleed, die een ruwe teenen
korf met lianen omwikkeld in de hand hield.
Neem deze mand, Konstantijn, en
breng ze bij den gouverneur van Jackson
villevanwege Red Hair.
Sidderend trad de neger nader om het'
genoemde voorwerp aan te nemen, doch de
jager had hat reeds neergezet en was snel
verdwenen.
Volgens de bevelen van Red Hair trok
de expeditie naar het Westen, eerst door
eon beuken-, daarna door een dennenbosch
en hield kort na den middag een paar uur
halt. Een gansche vlucht korhoenders ver
schafte overvloedig gebraad, hetgeen met
de daar groeiende boomvruchten een heer
lijk maal opleverde. Dan werd de marsch
voortgezet door een bosch van tu'penboo-
men, waar een weldadige koelte heerschte.
Deze groote boomen verstikken de dennen
en magnolia's niet, die in hun schaduw
wassen, maar door hun breede bladeren ze
ven zij als 't ware het zonnelicht zonder
het te onderscheppen. Het oog verlustigde
zich in eon rijkdom van groen en iloemen
in de meest velekleurige verscheidenheid.
Hier huisden talrijke exemplaren van een
eigenaardige vogelsoort, door de Indianen
vrij poëtisch „levende echo" genoemd .Bij
eiken struik, dien de kleine troep passeerde,
werd hij begroot door de grilligste kreten, wel
geschikt om indruk te maken op lieden, die
aanhoudend op hun hoede moesten zijn. Deze
„levende echo", een bruine lijster mot zwart
kalotje en oranje-rooden staart, bezit het
vermogen alle geluiden, die zij hoort, te ont
houden en na te bootsen met de bekwaam
heid van een buikspreker.
In hot stille woud klonken onverwachts
en afwisselend geblaf van hond of vos, ge
snor van de ratelslang, gekwaak van de
bromkikvorsch, wielengeknars, het. geluid
van een geweer, dat geladen wordtDit
alles veroorzaakte in den begtinne dein man
nen een soort vrees of ten ministe een gevoel
van onzekerheid Doch Bellici nam dit weg
door he>t belachelijk te maken.
Wat nu, senores? Zullen wij ons als
vreesachtige vrouwen bang laten maken
door de stem van een papegaai.niet
eens door een papegaai, maar door ten on-
noozele lijster? Ziet u niet, dat deze vogels
ons het welkom toeroepen, zij het dan ook
op hun marnier? Zij doen het, zoo gced zij
kunnen .Zij hebben vasit nooit Engelsch
gehoord, anders, geloof ik zeker, zouden zij
good morning geroepen hebben!
Allen lachten, waarop Bellici plechtsta
tig boog en daarna eenigo malen luide
riep: „Good morning!" En buiksprekers-
stemmen herhaalden tusschen de takken:
good morning, terwijl het gewone, bonte
gekakel der vogels voortging.
De mannen hervatten den tocht door
geurig en kleurig kreupelhout en vermaak
ten zich nu met de wonderlijke kreten, die
men hoorde. De dokter bleef een oogenblik
staan om zijn pijp op te steken aain een
vlammetje, dat Bellici hem voorhield, toen
een der virituoozen zich vrijpostig op een
struik in hun nabijheid kwam neerzetten en
met prachtige juistheid een fanfaremelodie
begon te fluiten: „As tu vu la casquette?"
Verrast bleven beidcin staan.
Hebt u het gehoord? vroeg Bellici: „Een
Fransch melodie!"
Ja, La casquette du père Bugeaud.
de zouaveramarsch.
Duis is hier een Franschman doorge
trokken.
Is wellicht de houthakker, dien wij daar
even verlaten hebben een Franschman?
Neen, dait is een Hollander.
Na een kunstige roulade begon de vo
gel met schorre stem te zingen:
„As-tu vu la casquette,
La casquette de Cl ar ene ei?"
Krampachtig greep de dokter Bellici bij
den arm:
Clarencet!
Er volgde nog een nieuwe roulade, en
het beestje vloog weg om iets verder zijn
Bed te herhalen.
Bellici doodsbleek en de dokter zeer ont
steld keken elkander zwijgend aan.
Heb je hem gekend? vroeg Dalbray
deelnemend.
Doch de Italiapn had zijn gewonen glim
lach teruggevonden en antwoordde:
Clarencei? Heeft Bauer ons niet ge
zegd, dait de secretaris van kolonel David
son zoo heette?
Ja, Georges Clarencet, hernam de
dokter. Ik hield veel van hem. Hij moet dus
hier gepasseerd zijn.
Daaraan valt niet te twijfelen
Hij werd voorzeker strong en van na
bij bewaakt. Dat heeft hem op het vernuf
tige denkbeeld gebracht een refrein, aan
zijn oplichters onbekend, te vervormen, in
de stellige hoop, dat deze vogels door hun
wonderbare gave de woorden zouden ont
houden en herhalen voor vrienden, die later
mochten komen.
Ja, zei de Italiaan, maar mijnheer.
Georges Clarencet is al meer dan zes jaar
verdwenen.
Dat bezwaar is slechts schijnbaar:
deze vogels worden vrij oud en verhuizen
zelden. Meestal blijven zij In den omtrek
van het nest
Dat weet ik. Dus reeds zes jaar lang
herhalt dit beestje dezen noodkreet Wie
weet, wat er in dien tijd gebeurd is.
En plotseling het hoofd opheffend ver
volgde hij resoluut.
Komaan, signor dokter, vooruit! Wij
zijn blijkbaar op don goeden weg.
Met vluggen tred voegden zij zich weer
bij den troep.
Was na het vertrek van de hoeve de
tocht bijna een mooie wandeling geweest,
nu volgde een zeer bezwaarlijke marsch
van twee uur, over zeer verschillend ter
rein: aanvankelijk een moerassige vlakte
met behaarde varens, welke een rozengeur
verspreidden, doch bevolkt waren met een
soort kleine waterschildpadden, die hét
loopen zeer bemoeilijkten, daar zij zich met
haar sterke kaken aan de kleeren hechtten.
Vervolgens vielen er zandheuvels met eiken
en magnolia's te bestijgen, tot de bodem
opnieuw week en slijkerig werd, vJ hoog
opgaand veenriet. Hier moest men zeer
voorzichtig wezen om niet in den grond
weg te zinken. Eindelijk verscheen, maar
nog ver weg, aan de overzijde van een
lage savanne met azalea's in alle kleuren,
het cypressenbosch, dat de zoom va.n het
oerwoud moest wezen.
'tWas een vreemd schouwspel. Van verre
scheen het een groote, sombere vlakte, door
ontelbare kolommen gedragen. Bij nade
ring bleek het woüd minder duister: de fij
ne- cypressenbladeren lieten nog eenig lichit
door. Tot een hoogte van vijftien of nvintig
voet waren de stammen oud, krom en zon
der takken; dan eerst vormde zich een dicht
looverdak. Dikke, kromme wortels rezen
hoog uit den weeken bodem en kronkelden
zich als reusachtige slangen over het slijk,
vol knoesten als groote meloenen. Eigen
lijk was het een reuzenwoud in het water,
want de geweldige tropische storm- en on
weersvlagen hadden overal moerassen en
verraderlijke venen gevormd.
Verduiveld! riep de dokter onder dit
wonderlijke dak tredend, hier zullen wij
de oogen open moeten houden, jongens! 't
Is oppassen voor wegzinken, slangen en de
koorts. Todwy wij volgen je.
Bellici had intusschen zijn geweer nage
keken.
De Indiaan, die glimlachend stond te
wachten, ging hun nu langzaam vóór tus
schen den wirwar, teneinde een weg
te maken om een stilstaande plas
of een gevaarlijk veen te vermij
den, waaruit verstikkende gassen opstegen,
die aan de oppervlakte als luchtbellen uit
eenbarstten. Niemand sprak, want men
moeist alle aandacht wijden aan de plek,
waar men den voet plaatste, om niet op
een salamander, slang of schorpioen te trap
pen.
Op eens deed zich een zwak gefluit hoe
ren, gevolgd door een snijdenden gil en het
geluid van een vallend lichaam. Berbi, die
in het midden der rij liep, stak de armen
uit om degenen, die volgden, tegen te hou
den.
Vóór hem lag een der houthakkers en zakte
langzaam in het slijk weg; na enkele minu
ten was het lichaam in het veen verdwenen,
dat zich met een watergolf er over slooit.
Haastig kwam de dokter nader
Niets aan te doen, zei Berbi; hij is
door een itrigonocephaal gestoken.
Vrienden, groeten wij het eerste slacht
offer onzer expeditie!
Terwijl allen het hoofd ontblootten en
bogen, knalden twee geweerschoten. Twee
anderen, chefshoutzagers, zakiten op de
wortelstronken ineen.
Dit onverwachte vuur waarvan men de
herkomst niet kon bepalein, bracht den
troep een oogenblik in groote verwarring,
doch op aanwijzing van den geneesheer
school men weg onder de dooreengegroeide,
kromme stammen, die op sommige plaatsen
heele nissen of portieken vormden.
Verroert u niet, sprak de dokter, ik
ga otazen ongelukkigen hulp verleenen.
Nëen, signor dokter, de aanvoerder
mag zich niet aldus blootstellen. Jk zal
het noodige doen, doch ik vrees, dot onze
vrienden geen hulp meer noodig hebben.
Langzamerhand kroop Bellici onder en
tusschen de stronken tot de plaats, waar de
getroffenen lagen. Hij legde zich plat bij
hen ter aarde en onderzocht snel de licha
men. Beiden waren dood. Met een afgebro
ken takje peilde hij de wonden en schoof
dan, steeds liggend, de lijken in het veen,
waar zij onmiddellijk verzonken. Behoed
zaam keerde hij tot zijn makkers terug.
Zij zijn dood.ik heb ze tevens in
bet moeras telegram; in deze giftige at
mosfeer zou de ontbinding geen uur op zich
laten wachten.
Reeds drie offers! zuchtte Dalbray.
Nog maar drie erffers, mompelde Bel
lici, en de stem verheffend vervolgde hij:
„Todwy, jij kent het woud zoo goed, uit
welke richting denk je, dat de kogels kwa
men?
Heb je de wonden niet onderzocht?
vroeg de Indiiaan reeds op zijn hoede.
De kogels zijn van achteren ingedron
gen, onder hot schouderblad.
Zij, die schoten, bevinden zich dus
achter ons; meer weet ik er niet van.
Je hebt gelijk; daarom zullen wij met
goedvinden van den dokter onzen tocht
voortzetten, ons zoo goed mogelijk verschui
lend, tot den Rooden Galg, die, naar je be
weert, gemakkelijk verdedigbaar kan ge
maakt worden.
Is dat werkelijk je meening, Todwy?
vroeg Dalbray.
Ja, dat is mijn meeniing.
Zeg eens, Todwy, hernam de genees
heer, is er bij den Rooden Galg niet een
schuilplaats van hout opgetrokken, het zoo
genaamde Zwarte Huis? x
Ja.
Kunnen we diiar niet kampeeren?
De Indiaan zweeg eenige oogcnblikken
en zei dan:
Het is slecht kampeeren in het Zwarte
Huis; 't, ligt midden in de moerassen.
Hoe ver is het van den Rooden Galg?
Een kwartier gaans.
En je meent, daJt de lloode Galg voor
ons verkieslijker is?
Dat meen ik zeker. De bodem is er
zandig, omgeven door een dennembosch. We
zullen dus hout hebben om vuur te ma
kenin het Zwarte Huis zouden wij
slechts slangen vinden.
Welinu siignor dokter, laten wij dan
optreken naar den Rooden Galg.
Vooruit, vrienden, beaamde Dalbray.
De geweren zijn toch in orde?
Met Bellici onder een cypres staande, liet
de geneesheer den troep vóór zich u t gaan
U begrijpt toch wel, zei de Italiaan,
dat ik geen woord -geloof van betgeen
Todwy ons vertelt? Het Zwarte Huis ligt
op een heuvel en niet in een moeras.
Maar dan
Dan moeten wij even goed naar den
Rooden Galg gaan... dnar kan het geheim,
dat ons omringt, opgehelderd worden
Onze toestand is schrikaanjagend:
als men ons vervolgt, zijn wij geheel onbe
schermd tegen een geweervuur in onzen
rug,
Bellici glimlachte.
Men zal ons niet vervolgen.
En die schoten dan.
Die kwamen niet uiit het cypressen-
woud.
Van waar dan?
Wees zoo goed onze gezellen dn te
halen dokter; ik wil trachten die vraag te
beantwoorden. Hak mot dit bijltje hier en
daar een wortel af, opdat ik u gemakke
lijk terug kan vinden.
Terwijl Dalbray zich bij de anderen
voegde, ging Bellici onder een dikieen wor
tel liggen na eerst zorgvuldig onderzocht ie
hebben, of daar geen venijnig dier huisde.
In deze houding zag hij naast zich de stam
men der cypressen oprijzen, die in een
dicht gebladerte eindigden, dat zich als een
looverdak boven hem uitspreidde.
Eenige minuten ging envoorbij. zelfs
voor een geoefend oog was de Italiaan on
zichtbaar, daar zijn khakikleeding één ge
heel met den grond scheen te vormen.
Weldra werd zijn aandacht getrokken door
een lichte beweging in de bladeren van
een zeer hoogen hoorn, wel veertig of vijf
tig meter hoven zijn hoofd. Een gelaat ver
toonde ziich en verdween weer. Altijd op
den rug liggend had Bellici zijn karabijn
geschouderd, en toen het loover zich weer
bewoog, gaf hij' vuur. In een oogenblik
was hij overeind en achter een dikken stam
beveiligd. Een donkere mapsa tuimelde naar
beneden en viel aan zijn voeten neer: een Se-
minool met gebroken ribben.
Het spoor van don dokter was gemakke
lijk te volgen.
Welnu? vroeg deze, toen Bellici zich
weer bij hem gevoegd had.
't Is, zooals ik dacht: een Indiaan heeft
uit een boomkruin op ons geschoten Ik heb
hem neergelegd.
De kolonine marcheerde steeds verder,
zwijgend en geheel cnnder den indruk van
den plotselingen dood hunner kameraden
Todwy liep nog altijd voorop, voortdurend
den moerassigen grond peilend. Van tijd tot
tijd stond bij plotseling stil om een grooten
omweg te maken; dan zag men den plat
ten kop van een trigonocephaal tussehem de
wortels oprijzen. Soms schouderde de gids
snel zijn karabijn, en het ondier viel meit een
verpletterden kop als een touw ter aarde,
waar heit terstond door groote slijkratten
verslonden werd.
Na twee uur loopens voelde men het ter
rein siteviger worden, en onverwachts kwam
de troep op een kleine open vlakte vol va
rens en bloemen, te midden waarvan zich
een reusachtige roode ahorn verhief, door
den bliksem van alle takken en bladeren
beroofd: man had den Roodem Galg bereikt.
Wijl de avond reeds begon te vallen, maak
te men aanstalten tot de inrichting van het
kampement. De tentdoeken werden ontvou
wen en op staken uitgespannen. Spoediig
was een flink vuur aangelegd, waarop een
maal bereid werd van pemican en een op
aardappelen gelijkende vrucht, die hier over
vloedig voorkwam. De dokter stelde een
waakdienst voor den nacht in. Alle leden
der expeditie zouden beurtelings een uur
de wacht houden. Twee fluitstooten zouden
het alarmsignaal wezen.
Ieder strekte zich onder zijn tent uit, de
karabijn naast zich. Todwy zat tegen den
ahorn geleund en rookte zijn pijpje met
zijn gewone onverschilligheid.
Bauer, die het eerst de wacht had, zat
bij hat vuur, dat den ganschen nacht on
derhouden moest worden. Overigens ging
het kamp op in de -duisternis van het om
ringende woud; diepe stilte alom.
Het uur was verloopen, en Bellici kwam
hem aflossen: er was niets noemer.swaar
digs vorgevallen. Nadat Bauer zijn tent
opgezocht had, bleef de Italiaan eenigen
tijd rustig zitten. Todwy lag thans onder
dein ahorn uitgestrekt, en zijn koperen ge
laat werd nog even door het vuur besche
nen. Zoodra Bellici bespeurde, dat de In
diaan in slaap gevallen was, wierp hij
een armvol groen hout op den gloed, die
door den dicht omhoog stijgenden r_ok veel
verduisterd werd. Langzaam kroop de Ita
liaan achteruit tot den zoom van het bosch
en verdween in den nacht.
Todwy bleef rustig doorslapen, tot hij op
eens wakker werd door het gevoel van
iets zwaars op zijn borst. Vlug stak hij de
hand uit en raakte nu een hoofd met haar,
dat nevens hem rolde. Hij stond op en be-
Ales} Bulwajodka was 'n Rus en uit de
school van Lenin.
Geboren als jongen van 't klein boersche
platteland, was hij opgeklommen langs de
ruggen van goed-meenende machthebbers èa
groot geworden. Toen hij nog klein wal
hoonde hij zijn vader die wolka dronk
sloeg hij zijn moeder die goed was, smaalde
hij de kleine boeren en hun pover bezit.
Later zouden zijn grootcre voeten het Rus
sische volk vertrappen.
Hij was achttien toen hij verdween uit het
kleine dorp en wereldwijs ter beevaart toog
naar Petrograd. 't Was een lange en vreem
de reis en 't gezelschap van den ouden
priester vond hij 't allerminst vermakelijk
Hoor wat hij Aiesj zei, toen ze zalen in dc
schommelende drosthki onder walming van
twee druipende vetkaarsen.
Alesj Bulwajodka ons volk is goed,
ons land is goed.
't Kwam hem voor, de wereld-wijze, ais
werd hem dezen nacht 't dragen van een
oud geheim vertrouwd. Met half geluifelde
oogen bekeek hij don priester, zag hij da
glimmend gesloten soutane, zag hij de
smalle linkerhand gevouwen op de borst, de
ander in ernstig gebaar omhoog.
Maar volk en land zijn in de macht
van duivels. Alesj Bulwajodka, dat is de
strijd van goed en kwaad, van God en
demon cn gij weet., Alesj Bulwajodka, wio
eindelijk overwinnen zal.
Had hij eerbied voor de stem? Hij had
willen beweren: dat God '11 droombeeld wa?
'n boeman voor kleine kindertjes, dat eiko
vrije ziel met God bad afgedaan. I-Iij durfde
niet.
Alesj, gij gaat naar de stad waar te
hebben opgericht vier meter hoog een stand
beeld voor Judas uit Iscarioth. Dat is de
bastille der Russische duivels; als die valt:
stooten ze ook hun hoofd op do hoekige
keiën.
Begrijp dit Bulwajodka en onthoud: dat
ons volk goed is en ons land goed is, maar
dat ze zijn in de macht van duivels...
Maar hij die schold op z'n vader en door
z'n smalen op 't volk de Russische traditie
onteerde, die niet meer wist: wat hij was,
alleen: wat hij wilde, lachte in de stilte luid
om 't simpel woord.
En omdat hij daarom toch lachen moest,
heeft hij zich later afgevraagd: of hij een
duivel was.
Vier jaar en ook niet meer dan vier, heeft
Alesj Bulwajodka mogen dienen in het leger
van meester Lenin.
Hij heeft z'n vader zien loopen in 'n troop
vervuilde bedelaars: gewezen en beroofde
boeren van 't goede land, die voedsel zochten
in 'n verhongerende wereldstad.
Hij heeft z'n moeder verdwaasd terug
gevonden in 't gras langs den weg en ze
heeft hem niet herkend.
1-Iij heeft do boeren van zijn dorp a's
wanhopigen zien vechten tegen de woede van
afgestompte soldaten en hij zelf is grijs ge
worden: twee en twintig jaar hebben die vief.
hem, als heel z'n leven, oude en kaduuk ge
maakt.
Omdat hij te heftig was viel hij tenslotte
in ongenade. Nu, zelf 'n berooide, heeft hij
gezocht naar z'n moeder, z'n vader. Zag men
hem niet bij avond met haastige vingers gt"a'
ven in 't gras langs den weg?
Dat is Alesj Bulwajodka, zeiden de
angstige menschen, hij zoekt z'n moeder.
En zij hielden hun kinderen in 't veilige huis,
'n Zinnelooze, met de verbijstering in z11
wezen gekerfd is hij in z'n wapperende ge
scheurde kleeren naar den grijnzenden Judas
gerend, heeft hij vloekend de vuisten gebald,
vol haat verlangd naar 't vergruizei,i beeld
aan z'n voeten.
In den vroegen morgen heeft do wacht
hem gevonden, dood en nat van dauw. Zo
hebben een haak gestoken in z'n kleeren en,
als was hij 'n kadaver en géén mensch. hek
ben ze hem over de steenen gesleept naar
't water in do buurt... en niemand heeft ge
weten dat Alesj Bulwajodka de eerste c''11"
vel was die z'n hoofd stiet tegen de krirt
Omgekeerd.
Waar heb je toch jo vrouw teereO
kennen en liefhebben?
Ik heb haar eerst leeren liefi: i en on
later leeren kennen
pas
keek het hoofd van naderbij: het oas
van een Seminool Indiaan; tuss.hen
dat
de
tanden stak een papier, waarop deze woor
den: „Van wege Red Ilair, in afwachting
van het uwe.
Met. een spottenden lach stiet hij h
hoofd weg, doch keek argwanend rond. U:~
vens zijn karabijn nazieinde. Doch nu
zich een zacht gesuis hooren, het kooi 1
van een lassa daalde, om zijn hoofd en be
vestigde zijn armen tegen het lichaam. Nog
vóór hij de minste beweging tot afweer ha
kunnen maken omsnoerde een tweede ring
van den lasso zijn keel en wiierp hem ter
aarde, terwijl een derde hem de ^voeten
kluisterde. Een man kwam van achter den
ahorn te voorschijn. Todwy werd een pr°P
in den mond gestoken, en hij voelde zic
door het bosch wegsleepen. Na een tien
minuten liet men hem liggen, en de Pr°P
werd weggenomen.
(Wordt vervolgd)*