HET GEHEIM ZWEEFT.
WOENSDAG 28 AUGUSTUS 1929
DERDE BLAD
PAGINA 2
Naar
GEORGES MONTIGNAC.
9).
Hij bevond zich in een hut van zwart
berookte boomstammen, door een stevige
hou/ten deur gesloten. Een harstoorts brand
de aan een ijzeren staak in den wand gesto
ken. Todwy was in een hoek neergelegd, te
genover hem stond met gekruiste armen
Red Hair! Zij waren nu mei hun beiden
in het Zwarte Huis.
Je weet wie ik ben? vroeg de jonge
roodharige man met doffe stem.
Neen.
Ik ben Red Hair.
O zoo! Je komt me dus den kop af
snijdendoe het dan spoedig.'
Neen, Todwy, ik heb geen haast, want
alvorens een daad van gerechtigheid te ver
richten, wil ik die eerst rechtvaardigen.
Een doodslag laat zlich niet rechtvaar
digen: dat is de wot van den oorlog. Ik
ben gereed't is goed.
Een doodslag? Durf jij dat woord in
je mond nemen! Kolonel Davidson, de gou
verneur van Jacksonville, de vrederechter.
zonder nog te rekenen die, welke ik niet
weet.
Ken je de beweegredenen van die
moorden?
Neen, die kom ik je juist vragen.
Ik zal ze je irniet zeggen.
Ook niet als ik je de gruwelijkste mar
telingen doe ondergaan?
Neen, ook dan niot. Ga je gang, hond
van een bleek gezicht, dood mij! Jouws ge
lijken hebben den mijnen al kwaad genoeg
berokkend. Zij kunnen slechts één ding: het
bloed vergieten van hen, die zij bij verras
sing te pakken krijgen, en die zij ter dood
brengen, wanneer zij niet meer gevaarlijk
zijn. Ik wacht je martelingen kalmpjes af.
Red Hair verbleekte.
Goed, sprak hij. Het zal niiet gezegd
wordon, dat een blanke zijn vijand aange
tast heeft zonder hem een laatste hoop op
behoud te geven.
Snel bukte hij zich over den Indiaan en
sneed de koorden door, welke diens armen
en beenen gekluisterd hielden. Achteruit
gaande rukte hij de toorts van den wand,
doofde ze tegen den grond uit en riep:
Verdedig je, Towdy!
'tWas nu stikdonker in de hut. De In
diaan sprong op en met zijn shcalpeermes
in de hand strekte hij den arm uit naar de
plaats, waar hij heit licht had zien uitdoo-
ven, doch zijn wapen trof slechts de boom
stammen van den wand. Hij ging er tegen
leunen en luisterde oplettend, maar Red
Hair bleef onbeweeglijk.
Langzaam, met ingehouden adem liep de
Indiaan het vertrek in het rond zonder zijn
tegenstander te ontmoeten.
Dan lachite hij hoonend:
Aha! Hij is er van door en wil mij
uitrooken als een wolf in zijn nest!
Volstrekt niet! antwoordde een stem
vlak tegenover hem. Ik ben nog altijd hier.
Todwy deed een nieuwen uitval in de
richting van het vernomen geluid, stiet
daarbij op hot lichaam van zijn vijand en
klemde zich er aan vast. De strijders rolden
over den grond, en in de diepe duisternis
hoorde men slechts het hijgen der zwoe
gende boezems, tot een gruwelijke kreet
weerklonk, die onmiddellijk gesmoord werd.
Dan verviel alles weer in de vorige stilite.
Een kwartier verliepde deur der
hut werd geopend, een Indianenhoofd keek
behoedzaam naar buiten. De eigenaar er
van nam zonder eeruige aarzeling den weg
naar het kamp. Daar ging' hij onder den
ahorn liggen en scheen weldra in diepen
slaap verzonken, nadat hij eerst nog het
vuur met een bos droog hout aangewakkerd
had.
VIII.
De zware marsch van dien dag had de
mannen zeer vermoeid; daar Bellici echter
bij zijn verdwijning verzuimd had dengene,
die na hem de wachtbeurt had, te waar
schuwen, sliep het gansche kamp. zonder
bescherming.
Ectn geoefend oor evenwel had ipi bet
naburige woud een zacht gekraak kunnen
vernemen, een geritsel der bladeren. De In
diaan, die aan den voet van den ahorn
sluimerde, had het zeker gehoord, want op
den elleboog steunend kwam hij een wei
nig overeind.
Naast hem fluisterde een stem:
Ben jij daar, Todwy?
Ja, antwoordde de Indiaan even zacht.
Hier zijn de beloofde 50 dollars.
Een zakje viel naasit hem neer.
Dank je.
Je kunt vertrekken, je taak is vol-
bracht. Keer naar Jacksonville terug- ern
houd otns door je negers op de hoogte. Wel
dra zal men jo koppen zonder tal te scal
peeren. geven.
'v Jo hebt ze nog niet, bromde de In
dian. Ze zijn goed gewapend en zeer waak
zaam.
Wees onbekommerd; 150 Indianen be-
achter han in he(t cypresson-
jypud, en wij staan met evenveel man ini
f'l halyen cirkel achter den Rooden Galg
er éSj^oedjjur' vereenigen. wij ons; dan,
i ze van^^e. kaptan omsingeld, en. wij
lem ze plukken als vijgen.
Goed, ik zal vertrekken.
Ga eerst voorzichtig naar hun tenten en
kijk, of ie rustig slapen. Vóór je vertrek
boots jo het geluid van den roerdomp na
ten teeken, dat wij voort kunnen rukken.
Afgesproken. Vaarwel.
De Indiaan hiietarda nog een oogenblik
en ging dan naar het vuur, dat het kamp
nog flauwtjes verlichtte. Vandaar sloop hij
naar de voorste tont, waar de dokter en
Boudhier rustten. ITij boog zich over den
eerste en klopte talm zachtjes op .den
schouder.
Verschrikt sprong de geneesheer op.
Houd je stil! fluisterde de Indiaan.
Kruip op handen en voeten uüt do tent en
zeg je makkers evenzoo te doen. Luister nu
goed: je marcheert zonder links of rechts
af te wijken in de richting loodrecht op
de lijn, die van deze temt naar den Galg
loopt.; dan kom je binnen een kwartier nan
een donkere hut. Marcheer in groepen van
vier, op een honderd pas van elkander. Do
maan komt opmochten sommigen in
een hinderlaag vallen, daarom behoeft nog
niet de gansche expeditie om te komen.
Zijn we dan omsingeld? vroeg Dol-
bray, die Todwy te recht wantrouwde.
Ja, behalve aan den kanlt, dien ik je
aanwijs, doch alleen, wanneer je niet talmt.
Ga zelf maar voor op.
Neen, antwoordde de dokter heftig, ik
zal den marsch sluiten. Maar wie verze
kert mij
Hier is een order, die ik je moet over
handigen, zoo onderbrak de Indiaan hem.
Dalbray nam het papiertje aan en las bij
bet schijnsel van het vuur:
„De dokter zal dezen nacht aan het hoofd
van den troep gaan. R. II."
Maar Todwy, heb je dan Red Hair
gezien?
En wat zou dat dan?
En je hebt mij zijn hoofd gevraagd!
Wie zegt je, dat ik het niet genomen
heb?
Je hebt hem dus gedood?
Er valt geen tijd meer te verliezen.
Vaarwel!
De Indiaan wierp nog een armvol droog
bout op het vuur en snelde heit donkere
cypressenwoud in
De dokter wekte Boudhier en bracht
hem zoo kort mogelijk op de hoogte van
hetgeen er voorgevallen was. Moesten zij
Todwy gelooven, d'ie hun als een verrader
aangewezen was; en wiens dubbelhartigheid
zij reeds meermalen ondervonden hadden?
Waarom voerde deze Indiaan, de verwoe
de vijand van Red Hair, thans diens or
ders uit? Was hun verborgen beschermer
werkelijk door Todwy onithoofd, zooals
deze scheen te beweren? Welk een nieuw,
schrikwekkend geheïml
Er viel slechts één besluit te nemen: de
bevelen van Red Hair waren allerduide
lijkst, dus zou men naar Todwy's aanwij
zingen moeten handelen. In stilte werden
allen gewekt en in groepen verdeeld. Daar
door eerst kwam de afwezigheid van Bel
lici aan het licht. Wat was er met den Ita
liaan gebeurd? Zou hij wellicht bij een ver
kenning in den omtrek gevangen genomen
zijn? Men kon echter mieit langer wachten,
men moeist vertrekken.
Na de richting op de aangegeven wijze
bepaald te hebben, begaf de dokter zich het
eerst op weg, vergezeld door Thomas, Rou-
xelle en Berbi Eenige minuten later volg
den Boudhier, Bauer en nog twee anderen,
en ten laatste Schmitt met de overigen
Eenigen tijd, nadat het kamp verlaten
was, weerklonk het geroep van den roer
domp meermalen. Onmliddellijk kwamen
van alle kanten uit het woud donkere go
stalten opdagen en vielen op de tenten aan
Die uit het Westen kwamen, waren kerels
met ruige baarden en viltlioeden; de ande
ren, van de Oostzijde naderend, droegen
het oorlogscostuum der Semiinool-Indianen
en haddon gelaat en lichaam met oker en
vermiljoen geverfd.
Leeg! riep een der eerst aangekome-
nen. Ze zijn wegTodwy heeft ons ver
raden!
Doch op hetzelfde oogenblik knalden ge
weerschoten in de richting, welke de ge
neesheer, met zijn gezellen genomen had,
hun achterste groep was op een bende Th.
dianen gestooten, die den cirkel aan dien
kant sloot.
Een baardeloos man, die den troep in het
kamp scheen te commandeeren, paf snel
zijn orders:
De Indianen bl-.jvir. allen nier. fiea
man met mij naar clan L.in* der scho**».
Wij moeten den dokter lavend vangen!
Toen Schmitt zich den weg afgesneden
zag, had hij de zi/nen onder do beschutting
der boonion gep'aatft, ?n var. daar opende
men het vuur op do *on, dezer,
antwoordden, en Marveil!, een houthakker,
viel door een kogrt grtroih-n. De posltfa
werd epoodig eiil.uu'ibaai", Schim it en zijp.
gezellen hadden weldra eok u-og t* strijden
tegen sen hulpgeroep, die uit het kamp,
dus achter liter, kwam. opzetten. Do aan
voerder ervan hield zijn mannen achter
de boomstammen verscholen en riep met
luide item iirt het, Fit&wwh «rt daarna, rn
liet Ec&PÏïch:
Omsingelt ze! Schiet mot, we moeiten
ze levend hebben!
Doen da kleine troep was besloten zijn
leven tot het uiterste te verdedigen om
daardoor tevens de vervolging van de rest
der expeditie te vertragen De houthakkers
t
.SöNDAGSNfSSK.
De vro?.4«ze voetfcalap.ler als portier.
legden met hun gewone koelbloedigheid
zorgvuldig ao.n op eiken vijand, dien zij
in den thar3 hslderen maneschijn bespeur
den. Eik schot werd beantwoord door een
kreet van woede era het gerucht van een
iter aarde vallend lichaam.
Verbitterd door dezen weer«Und van een
handjevol lieden, hieven de Indianen eens
klaps hun oorlogskreet aan en sprongen
vooruit. Weer kwam ecra der houthakkers
te vallen. Een tweede werd gewond, doch
ging niettemin met schieten voort.
Wij moeten uitwijken naar heit kamp era
ons zoo ver mogelijk van onze vluchtende
gezellen verwijderen, sprak hij. „Daardoor
wordt hun kans op redding grooter. Wij
hebben nu eenmaal het offer van ons le
ven gebracht. Moge God mijn arme vrouw
en mijn kleine Martha behoeden. Hoera voor
het vrije Amerika!"
Hoera! herhaalde zijn makkers op den
troep achter hen aanstormend, die zich op
een twintig meter afstand bevond.
Er ontstond een verschrikkelijk gevecht
van man tegen main. Meit kolfslagen vel
den de houthakkers menigen tegenstander
neer, doch de worsteling was te ongelijk.
Schmitt kreeg een kogel in de borsit, de
tweede viel door een messteek getroffen.
Ook de laaitste, een reuzenkerel, diio de ka-
rahijn als een molen boven zijn hoofd rond
zwaaide, bezweek ten slotte. De strijd was
geëindigd.
Do onbekende verzamelde door een fluit
signaal zijn verspreide mannen om zich.
Een hunner plaatste op een drievoet een
acotyleenlantaarn, waarvan de glains het
gevechtsterrein helder verlichtte. De India
nen zagen dit alles van verre aan, stokstijf
onder de bomen staande.
Niet veel geluk! mopperde de onbe-
kende. Ze zijn er allen om koud, na eerst
behalve' eenige Indianen nog twintig der
onzen gedood te hebben. De patroon zal erg
ontevreden zijn. Gelukkig krijgen wij de
overigen morgen in onze «nacht.
Bij het vernemen van het geweervuur
had de groep door Boudhier geleid den
pas versneld en den dokter ingehaald. De
kleine troep, nu uit acht personen bestaan
de, had den looppas aangenomen en be
woog zlich snel op een pad, dat zich als
een natuurlijke laan van ahornen voor
deed. Na korten tijd kwam men hij de hut
door Todwy aangewezen.
De deur stond op een kier. Dalbray open
de ze geheel en trad binnen. Het was er
donker, doch bij het maanlicht, dat door
deuropening viel, bemerkte hij een uitge
doofde harstoorts op den grond; hij nam ze
op en stak ze aan. Met hoog geheven arm
onderzocht hij nu het inwendige der hut.
Het eenige, langwerpige vertrek, waaruit
zij bestond was ledig. Evenwel, heel achterin
zag hij een lichaam, hij de haren aan een
ijzeren haak in den wand opgehangen. Hij
trad naderbij, liet het schijnsel der toorts
oji het gelaat vallen endeinsde verschrikt
achteruit
Todwy't Is Todwy'
Boudhier was bij hom gekomen.
Maar die heeft ens nauwelijks een
kwartier geleden verlaten!
En toch is het Todwy zei Rouxelle
op ztjn beurt; hij is door een. messteek in
hst hart getroffen Ziet eens, welk een bloed
plas op den grord. Ook zijn k loeren zijn
vol Woed.
Hat bloed is reeds zwart en bijnt ge
stold, merkte de geneesheer op. Todwy
moet reeds eenige uren dood zijn. En niette
minik Leb hem ternauwernood eer.
kwartier geleden nog gczicen en met hem
gesproken, en, hier ia- ten overvloede de ge
schreven crclcr van Rad Hair, die hij, mij
overhandigde.
- Kom ncu, dokter; als hij al efcnige
uren dood is, hoe kan hij dan een kwar
tier geleden met u gesproken hebben!
En (och is het zoo, hield de dokter
vol, want hem hebben wij hot te danken,
dat wij hier zijn.
Misschien hebt u wel met zijn vergees
telijkt lichaam gesproken! riep een vroo-
lijke stem, met een luiden schaterlach.
Belliei stond in de deur, op zijn karabijn
leunend.
Bellici?
Om u te dienen, signor.
Waar komt u vandaan?
Van een verkenningstochtje voor mijn
gezondheid, waarbij ik heel wat gezien het:
gebaarde maninen, Indianen, Red Hair.
U hebt Red Hair geziien?
Ja, signor. Ik ben zelfs tegenwoordig
geweest bij den dood van Todwy, dien hij
door een welverdienden messteek uit de
wereld geholpen heeft.
Dus heeft Rad Hair Todwy gedood?
Ja signor.
Maar hoe kon Todwy mij dan een
kwartier geleden een order van Red Hair
overbrengen?
Dat is occultisme! zei- de Italiaan, op
nieuw luidkeels lachend. Maar van Red Hair
gesproken, ik moet u op mijn beurt een
boodschap van hem overbrengen.
Waar is hij op hst oogenhlik?
Signor, nu vra.gt u mij te veel. Hier is
het biljet. Veroorloof mij de deur te sluiten:
de nachitlucht is zeer schadelijk, gevaarlijk
zelfs, zoo dicht bij het cypressenwoud.
Na een buiging sloot de Italiaan de deur
zorgvuldig. De achit mannen hadden zich
om de toorts geschaard, die door Boudhier
vastgehouden werd, era bij heit licht daarvan
las de dokter:
„Na de ontvangst van dit schrijven zal
dokter Dalbray wel zoo goed willen zijn het
bevel over de expeditie aam Bellici over te
dragen en alle orders, die deze geven zal,
uit te voeren of te doen uitvoeren. Wij rijn
zeer nabij het doel. Clarencet, Berlington,
Cowlay en veel anderen zijn beslisit nog in
leven. Red Hair".
Nog in leven!
Aller oogen vestigden zich op den nieuwen
aanvoerder, dien Red Ilair aangewezen had,
en die de ontzettende geheimen van het
oerwoud moest kennen. De Italiaan stond
met de armen over elkander vóór de ge
sloten deur; zijn gelaat stond hoog ernstig,
de eeuwige, beleefde glimlach was verdwe
nen, zijn oogen schitterden op vreemde ma
nier.
De dokter, aangetrokken door dezen blik,
dien hij vroeger nooit bij den Italiaan waar
genomen had, zocht in zijn herinneringen,
onder welke omstandigheden hij dezen gloed
al eens ontmoet had, doch te vergeefs. Ilij
boog dan lichtelijk en zei:
Bellici, wij zijn tot uw orders. Wij
hebben gezworen Red Hair te zullen gehoor
zamen, die van zijn kant beloofde, met
ons onze ongelukkige stad te redden. Ik
vraag mij alleen af, of het te veraantwoor-
den is onze zes gezellen aan hun lot over
te laten, terwijl zij aangevallen zijn
Door het Wespennest!
Bij deze woorden van den Italiaan ging
den omstanders een rilling over de leden.
- Het Wespennest?
Ja, weldra zult u het kennen, hernam
Bellici. Wat onzen makkere aangaat, zij zijn
dood.
De acht overlevenden ontblootten zwijgend
het hoofd.
Dat zij rusten in vrede, sprak de dokter
plechtig.
Vrienden, hernam Bellici op beslisten
toon, daar Red HaJir mij als zijn vertegen
woordiger bij u aangewezen heeft, zal ik
u mijn meening zeggen. U brengt den nacht
in deze hut door. Tegen den ochtend wordt
u aangevallen.
Verwondert u over niets, wat er ook ge-
beure. Veroorlooft mij in afwachting daar
van u allen de hand te drukken: wellicht
zal ik dit in langen tijd niet kunnen doen.
Nadat Bellici zijn makkers ontroerd de
hand gegeven had, nam hij Thomas bij
den arm; dezen stonden de oogen vol tra
nen.
Thomas, kameraad, ik heb je noodig
voor een kleine expeditie; want om die tot.
e engoed einde te brengen, moeten wij met
ons tweeën zijn.
Tot uw orders.
Wij laten u hier, vervolgde de Italiaan
zich tcit den dokter wendend. Tot onzen
terugkeer hebt. u niets te vreezen, want na
bel gevecht van daar straks gaat de vijand
uitrusten, zeker als hij i:s, ons nu te zullen
vangen. Sluit u tot meer zekerheid op en
antwoordt slechts dan, wanneer wij: onze
namen noemen.
Afgesproken.
Thomas, help mij nu. eens onzen voor-
maligcn vriend Todwy van den haak te
nemen, om hem zelf te dragen
Bellici verliet de hut en Thomas volgde
hem met Todwy's lichaam op den rug. Zij
volgden het gebaande pad, dat naar den
rooden ahorn leidde, zorg dragend de plek
ken door de maan verlicht te vermijden om
tegen elke verrassing beveiligd te zijn. Na
eenige miinuten Ioopens hield Bellici Thomas
tegen od liet hem Todwy's lijk dwars over
het pad leggen. Dan vervolgden zij hun weg.
Spoodig waren zij op de open plek van den
strijd. De dooden lagen nog op de korte va
rens uitgestrekt. Bellici kwam dicht bij zijn
makker en fluisterde:
En nu, oude kameraad, komt het er op
aan al je moed te toonen. Wij gaan kruipend
naar de lijken, die je daar in het volle licht
ziet liggen. Wij moeten ze. allen bekijken, 't
Zal een vreeselijke aanblik zijn; wees dus
kordaat, oude, en weifel niet. Wat ik je zal
gelasten, doe je in de grootste stilte,, want
we zijn geen kilometer van bet vijandelijke
kamp.
U kunt op mij rekenen: als- ziekcnop-
passer heb ik al heel wat meegemaakt en
gezien.
Juist daarom is mijn oog op jou ge
vallen
Beiden legden zich plat ter aarde en i-1'°
pen op de ellebogen naar hun doet Ab
iemand hen bespied had, zou hij zeker
beweging bemerkt, maar de verkenner*
voor doode lichamen gehouden hebben.
Nauwkeurig onderzocht Bellici elk der
gevallenen, doch het schouwspel was **'0
afschuwelijk, dat hij meermalen stilhield eu
do hand aan het klamme voorhoofd bracht
Toen hij nu met Thomas allo lichamen om
gekeerd liad, koos hij er één uit, een nri®
met ruwe trekken era rooden baard. Deze
droeg een open leeren buis, een rood wollen
hemd en hooge laarzen van vaalrood 166T,
waarin een pantalon van zwaar fluweel
schuiil ging.
Dat is juist, wat ik zocht, zooals je
straks zult begrijpen, fluisterde de Italiaan
Sleep hem heel zacht buiten het licht.
terwijl Thomas zijn hevel uitvoerde, nam
hij zelf een anderen gesneuvelde, vrij wel op
dezelfde wijze gekleed, doch met zwarten
baard. De beide lichamen werden met den
rug tegen een dennenstam gezet.
Kom wat dichterbij, Thomas, meer in
het licht, dat moeten wij wagen. Je gaat in
dezen zwartbaard veranderen; op de
knieën en laat mij begaan
Bellici haalde een klein grimeernecessaire
voor den dag, een valschen zwarten en dito
rooden baard, benevens een flaconnetje met
een plakmiddel In tien minuten had hij
Thomas' hoofd in dat van den doode ver
vormd.
Trek nu zijn kleeren aan, terwijl ik
mij in het vel van dien roodbaard steek.
Thomas verkleedde zich in stilte,- en mid
delerwijl vermomde Bellici zich zoo handtëi
dat hij volkomen op dera anderen gesneu
velde geleek. Een vilthoed in het gras gevon
den voltooide de gelijkenis, zoodat Thomas
hem met open mond stond aan te stareD.
Sapristi, mompelde deze verbaasd, wil'
hebt u nu een smerigen kop!
En jij dan, beste vriend?
Wij lijken wel een paar zeeschuimers'
Dan zijn wij juist, waar wij moeten
wezen!
-7- Wie duivel zou in u den eleganten
Bellici herkennen?
En in jou den netten, eerzamen Tho
mas? Maar wij hebben geen tijd om gek
heid te maken; wij gaan naar het kamp on
zer tegenstanders.
In vluggen pas zetten de twee gezellen
Daarom opgelet, mijn beste Thoraa»
Het gaat er nu niet om, aan champignons
la Bordelaise te denken, maar oogen en
ooren open te houden, 't Is nu er op of &t
onder.
Begrepen!
Iln vluggen pas zetten de twee gezellen
hun weg voort. Een vijf honderd nictrt'
verder hield een stem uit een dicht begroei
de plek van het bosch hen tegen.
Wie daar?
Nu nog moier, zei Bellici met slepend8
stem, kent men de vrienden niet meer?
Hé Ben jij het, Barberousse?
Zoo, wordt je nu wakker?
En de Kolenbrander ook? We -dacht8®
dat jullie dood waart.
Een. kerel met een galgentronie stapte u"
het bosch naar hen toe.
Wij bezwijken zoo gauw niet; verklaar
de de Italiaan. Wij komen uit het Zwart*
Huis; de overblijvenden van de lieden m'
Jacksonville brengen er den nacht door.
O, dan hebben wij ze'. Ga dat spoedig
aan den chef vertellen: het zal hem pleii'er
doen.
(Wordt vervolgd)-
„HUMORIST".
De man over den muur: „Ilt wou, dat u 'f®
grasmachine liet smerenOh, hm, nee®1'
u mij niet kwalijk
Geen reden.
Zij waren samen aan het lunchen.
Waarom hou je toch den gebeden tijd
dén kapstok achter je rug in het cog, f'n
een der twee geïrriteerd.
Nou, ik hou mijn overjas een bedi®
in de gaten, antwoordde de ander.
Wat kinderachtig. Ik zit toch ook D'e"
herhaaldelijk om te kijken naar mijnja5
Nee,, maar daar is ook geen rede®
voor. Want dé jouwe is net vijf minuien #t!*
léden gestolen.
Op school.
Moe, klaagde Jantje, ik heb zoo n P'i°
in m'n maag.
Dat komt, zei moe, omdat Jantje na'19
in zijn maag heeft. Jij had moeten eten
's Middags zei meestér, dat hij hof fdl'd®
had.
Dat komt, zei Jantje, omdat uw hoe-
leeg is, zégt moe