voor het Amsterdamsche Hof. Komt hun onschuld aan het licht? Trucs gehruikt! Zaterdag 14 September 1929 Derde Blad Pagina 1 Wat Marigje Kroon wist te vertellen Ce houding van rechtrcheur De Jong. HET BRIEFJE VAN VROUW KROON AAN HAAR MAN. verhoor VAN MARRIGJE KROON. 'UISTERE MACHTEN? „EINDELIJ DE DAG, DAT IK ALLES KAN ZEGGEN NADT^HAND WEER OMGEPRAAT DE JONG SCHREEF ALLES OP KLADJES ZIJ DURFDE NIET SPREKEN. GETUIGE C. KROON WORDT GEHOORD ONDER BEDREIGING BEKEND? TOEN KWAM DE CONFRONTATIE Klunder en Teunissen Die niet passen in een onpartijdig onderzoek. ONJUISTE VERKLARING VAN HET ONTSTAAN VAN DEN HAMER De belangstelling is zoo mogelijk nog toege komen, wanneer te tien minuten over tien de ^handeling van de geruchtmakende zaak wordt hervat. Eerst wordt get. De Jong voorgeroepen, om "adere verklaringen af te leggen over het briefje dat vrouw Kroon aan haar man zou hebben, geschreven. Get. verklaart niet te we- bt'n, hoe dit briefje ontstond. Hij heeft over al bie besprekingen geen aanteekeningen gehou den. Voorts wordt get. De Jong nog ondervraagd kver de verklaringen van Kroon omtrent den banier, wanneer deze zijn afgelegd. Uit de rap porten van den rechercheur blijkt, dat hij aan Kroon zou hebben medegedeeld hoe de hamer ëemaakt was, inlichtingen hieromtrent had get. Kekregen van een wapensmid. President: Hoe wist u, dat het ijzer afkom stig was van „De Klop" (de fabriek, waar Kr. ^erkt Het antwoord van get. is onverstaanbaar. Pres.: Hoe de hamer ontstaan is, hebt u aan Kroon voorgezegd en hij zegt dit na, woorde lijk. Die verklaring omtrent het ontstaan van ben hamer is trouwens onjuist, alle deskun digen achten die verklaring onaannemelijk. Pij het verder verhoor, acht de pres. het schrijven van briefjes enz. „Trucs". Get. ontkent dit. Pres.: Is dit een behoorlijke methode van °kderzoek Get.: Ja. Pres.: Dit heb ik nooit geboord. Gelukkig. Het onderzoek moet blijven bij d^n rechter- c°tnmissaris. U hebt trucs gebruikt, die niet Passen in een onpartijdig onderzoek. Dit blijkt hit de twee briefjes. Get. zwijgt. Toen vrouw Kr. hare verklaringen had afge- 'e£d, kreeg zij cantinegeld. Ook Kr. kreeg een Sulden. Een ander kreeg een taart. (Vroolijk- beid). Meintjes kreeg een vrijbrief, dat hij niet Z°U worden lastig gevallen. Ik breng dit alles •het elkaar in verband. Get. zegt dat er geen verband bestaat. Pres.: Waarom werd toch eigenlijk dat briefje han zijne vrouw aan Kr. gezonden Waarom berden ze niet geconfronteerd Get. zegt dat hij geen opdracht had om te c°hfronteeren. Pres.: Het briefje, waarop de verklaring van Kr. stond, hebt u op zijn verzoek geschreven, daarom vroeg hij dit. Get.: Uit vroes van te vergeten. Pres.: U schrijft dus een verklaring op voor «en verdachte, uit vrees dat hij die zal verge- ten. En dan begint u die verklaring met: „Gij bunt zeggen voor het Hof"Wat betee rt dat Wilt u mij nu wijs maken, Kr. in berinnering te brengen, wat hij verklaard had? Get.: Ik vond 't noodig hem dit in lierinne- te brengen. Pres.: Vlak voor de zitting. Toen bij onder eede werd gehoord. En dan verklaart u later Piet te weten hoe het briefje ontstond, of u 'aan Kr. gaf en waarom. Ik geloof niet, me- beer De Jong, dat u zich kunt beklagen over h'at gisteren op de zitting is gezegd. bïr. Roobol merkt omtrent den hamer op, dat K®t. omdat er een kroontje op staat, meent dat ijzer kroonijzer is. Doch dat is niet zoo. Pres.: Wij zullen nog deskundigen hooren °mtrent het ijzer. De heer S. van Embden is Q°b gedagvaard. Hr. Roobol zegt nog, dat de verdediger Kaarne de volgende getuige, vrouw Kroon, zou gillen hooren buiten aanwezigheid van get. De °ag. De verdediger toch is van plan, het Hof ^crvoiging te vragen tegen get. De Jong wegens Meineed. Het Hof gaat in de Raadkamer en beslist Pparna, dat er geen termen bestaan aan dit Verzo6k te voldoen. Het Hof wenscht, dat v1 °u\v Kroon haar getuigenis zal afleggen in et openbaar, in aanwezigheid van allen. ZIJ KENT DEN HAMER N IET «jl^e Pres. wijst deze getuige er op, dat zij nu j®3 Precies moet zeggen, wat er in den nacht If? 8 op 4 Augustus is gebeurd. Zij is nu voor *Wtgt in staat alles te vertellen. Get. verhaalt dan wat er is gebeurd. Ver meer, Teunissen en Klunder kwamen dien avond ongeveer te half tien. Er werd wat gedronken, harmonica gespeeld enz. Omstreeks elf uur gin gen T. en KI. weg. Zij zijn echter niet lang weg geweest, tien minuten, hoogstens een kwartier. Ik ben ze nagegaan, dat wisten zij niet. Doch get. is weer spoedig teruggegaan. T. en Ver meer zijn toen teruggekomen. Pres.: Waarom is u hen achterna gegaan? Was dit, omdat afgesproken was, dat T. bij u zou blijven slapen? Get.: Neen, niet daarom! Pres.: Wist u, dat T. veel geld bij zich had? Get. Neen! Pres.: Hebben zij gesproken over een hamer, of over fietslantaarns? Get.: Neen! Pres.: Zeiden zij niet, waarom zij weg waren geweest? Get.: Neen. Pres.: Zeiden zij niet, dat zij den haltechef van GiessenNieuwkerk hadden vermoord? Get.: Weineen! Pres.: Misschien uit de grap? Get.: Weineen! Wie maakt nu zoo'n grap, dat is te gek om los te loopen. Get. verklaart ook met nadruk, dat zij den hamer niet kent. Dat heeft zij ook honderden keeren verklaard. Pres.: Waarom verklaren dan anderen, dat zij den hamer bij u hebben gezien? Get.: Dat verklaart Hiemstra, uit haat en wraakzucht. Hij weet, dat 't niet waar is. Ik heb hem dikwijls gezegd: „Hiemstra, Hiemstra, hoe kan je dat zeggen? Pres.: Dit heeft u ook verklaard bij uw eerste hechtenis. Toen heeft u echter niet gesproken over 't even weggaan van T. en K. Get.: Ik vond 't toen niet van beteekenis. Pres.: Toen is u in '25 weer gearresteerd. Was dat niet een donderslag voor u? „WAT 'N ELLENDE HEBBEN WIJ GELEDEN!" Get.: Wij dachten dat er duistere machten achter zaten. Wij werden aangekeken alsof wij moordenaars hadden geherbergd. Iedereen wil de maar, dat wij zouden zeggen, dat de hamer van ons was. Anders wilde niemand ons hel pen. Wat een ellende hebben we toen gele den (Get. kan baar ontroering niet bedwin gen). Pres.: Toen is u in '25 aanstonds gehoord door mr. Bentfort van Valkenburg? Get.: Neen. Eerst door den Officier van Justi tie. Die zeide, dat ik nu de waarheid moest zeggen. Ik zei: dat heb ik altijd gedaan. 't Blijkt, dat deze ontmoeting plaats had op 26 Febr. 's avonds. Door den rechter-comm. is get. gehoord op 27 Febr. des morgens. Bij het verder verhoor, werd get. verweten, dat zij maar stond te liegen. Van haar antwoor den hing 't af, of zij medeplichtige dan wel getuige zou zijn. „Er bleef geen spaan van me heel", zegt get. huilend. „Ik wist geen raad meer, en ze zeiden maar: je komt toch niet los. Toen heb ik gedacht, 't geeft toch niet meer" Pres.: Is er gezegd: als u maar bekent, dat de hamer van u is, dan komt u vrij? Get.: Ja! Toen gaf ik maar toe. Toen zei ik maar: de.hamer is van mij. Ilt kon niet meer. Twee-en-een-half uur hadden ze me gesleurd. Den volgenden dag wefd hét verhoor van get. voortgezet. Dagenlang b'oód zij tegenstand. Toen werd er tegen get. gezegd: „Beken hu maar, want je bent in groot gevaar. Denk aan je kinderen','Toen wilde ik aan mijn man zeggen: zeg maar, dat de kamer van ons is, want 'anders wórden we medeplichtigen. De Jong schreef toen. een briefje, dat ik onder- teekende. Wat er precies in het briefje stond, weet ze niet. Mr. Joh. M. Jolles, president van het Amslerdamsch Gerechtshof, dat den moord te Giessen-Nieuwkerk behandelt, bij kei betreden van het gerechtsgebouw. „JAREN HEB ik T MOETEN OPKROPPEN" Pres.: Werd ook u beschuldigd? Get.: Ja, mijn man en Bouwmeester zouden 't hebben gedaan. Dat zouden T. en K. heb ben gezegd. De Jong vertelde ons dat. Al die jaren heb ik 't moeten opkroppen, maar nu is eindelijk de dag gekomen, dat ik alles kan zeggen. Toen ik maar bekend bad, was alles goed, toen kreeg ik cantinegeld. Ik moest, de verklaring instudeeren, want ik wist 't niet, ik had 't nooit gezegd. Pres.: De verklaring is telkens erger ge worden. Toen kwam de afwezigheid er bij en de fietslantaarns. Get.: Dat heb ik zelf niet gezegd, dat kwam van De Jong. Pres.: Is dat alles van De Jong gekomen? Get.: Ik begrijp nog niet, hoe die man aan dat alles kwam. Pres.: Waar komt de verklaring vandaan, dat T. en K. zouden hebben gezegd, dat zij den haltechef van Giessen-Nieuwkerk de hersens in geslagen hebben? Get.: Van De Jong. Jk heb die verklaring ingestudeerd. Want De Jong zei: dan krijgen ze levenslang, en hebben jullie er nooit meer last van. Pres.: Wanneer heeft u dit alles dan weer herroepen? Get.: Ik had 't'er zoo slecht mee, dat die menschen ongelukkig werden. Toen heb ik den directeur gevraagd, om den officier van justitie te spreken. En ik heb hem gezegd, dat alles gelogen was. Had ik ook maar gezegd, dat De Jong alles ons verteld had? Dat heb ik ver geten. Pres.: Was dit voor of na de confrontatie? Get.: Er vóór. Toen zijn de officier en de rechter-commissaris bij me geweest. En die zeide: ik moest er eerst maar eens over praten. En 's morgens moest ik weer naar De Jong. Want dan zou ik wel weer moed hebben ver loren. Ook bij de confrontatie moest De Jong weer zijn. Mij werd beloofd, dat ik dan des avonds naar huis kon. Dat gebeurde ook en vier dagen later stond De Jong weer over den vloer. Pres.: Dus den volgenden morgen kwam De Jong, en praatte weer net zoo lang, tot u weer omgepraat was? Get.: Ja. Pres.: Dat was voor de zittingen van Dordt? Get.: Ja. Pres.: Toen heeft De Jong u gezegd, wat u daar moest verklaren? Get.: Ja. Hij schreef alles op kladjes. Die heb ik tot mijn spijt vernietigd. Een heb ik gehouden, dat was over de verklaring voor het Hof. Ik vond alles zoo verschrikkelijk... Pres.: Heeft De Jong u toen moed ingespro ken? Get.: Ja. En ik kon niet terug. Dan zou ik medeplichtige zijn geweest. Pres.: Heeft de Rechtbank u niet op 'thart gedrukt de waarheid te zeggen Get Ja Maar De Jong had gezegd dat zijn maar'formaliteiten. (Beweging. De presi dent klopt om stilte.) Pres.: Dus u bekent onder eede een valsche verklaring te hebben afgelegd Get.: Ja, ik beken dat. Maar ik heb nooit den opzet gehad, nooit de bedoeling om kwaad te doen Pres.: Hebt u nooit gedacht, dat u zelf in moeilijkheden zoudt kunnen komen Get.: Mijn man en ik hebben er dikwijls, al tijd, over gesproken. Maar wij wisten er niet uit te komen. Wij werden toch nooit geloofd.. En wij dachten, wanneer wij zouden spreken, dan nemen ze ons als medeplichtigen. Wat hebben wij niet geleden Get. ontkent voorts ook liet woord „moorde naar" te hebben gebruikt. Doch de pres. merkt op, dat dit gebeurd is hij de confrontatie. Get. weet dit niet meer. Voorts ontkent get. dat haar man aan De Jong zou hebben gevraagd de verklaring op te schrijven. Pres.: Dus volgens u heeft De Jong alles in scène gezet Get.: Ja. Pres.: En voor het Hof heeft u die verkla ring volgehouden Get.: Ja. En De Jong zei, dat we ons maar niet ongerust moesten maken over de advoca ten. (Gelach.) Ook heeft mijn man gezegd in Den Haag, dat hij de groene en roode glazen van zijn lamp maar stuk moest slaan, omdat de getuigen alleen witte lantaarns hadden ge zien. (Groote beweging.) Rechercheur wordt geroepen. Get. De Jong: Dat is onwaar. Komedie! Get. Vrouw Kroon (opgewonden)Natuurlijk onwaar hè 1 De komedie is door jou gespeeld Maar nou komt de waarheid aan het licht Pres.: De Jong, u spreekt dit dus tegen. Ook wat zij verhaalt omtrent de pressie, al wordt veel van wat zij zegt bevestigd door de stukken en de briefjes, die yoov u zeer compromittee- rend zijn. Get. De Jong: Alleen in mijn rapport staat de waarheid. HET CAHIER MET DE BEKENTENIS Voorts wordt get. vrouw Kroon ondervraagd over den tijd na de behandeling voor het Hof. Toen onderheild get. nog wel connectie met De Jong. En er kwamen telkens menschen om get. te vragen op hare verklaring terug te komen. Mr. Van-Meester, een redacteur van de ^Voor waarts". Get. voelde wel, dat die menschen gelijk hadden en dat alles ook Wel aan het licht zou komen. Doch zij durfde niet te spreken Pres.: U voelt wel, dat dit alles heel leelijk is geweest. Get.: Dat is ook heel leelijk geweest. Maar wat is er al niet gebeurd om ons zoover te brengen Pres.: Hebt u niet alles gezegd tegen familie en kennissen? Get.: Alles hebben wij gezegd. Pres.: En zeiden zij dan niet, dat u moest be kennen? Get.: Zij wisten er ook niet uit te komen, ze zijn eenvoudige werkmenschen Pres.: Doch u hebt altijd gezegd, dat deze menschen onschuldig waren Get.: Ja! Voorts legt get. verklaringen af over het cahier, waarin zij hare bekentenis neerschreef. De kinderen werden grooter, en die moesten dus later weten hoe get. zoover gekomen was. Pres.: Vertelde u van die bezoeken aan De Jong? Get.: Eerst wel. Later niet meer. Toen schreef ik aan Bus, die was tusschenpersoen, want het adres van De Jong heb ik nooit gekregen. Pres.: Heeft niemand geprobeerd, u duidelijk te maken, dat T. en K. wel schuldig konden zijn? Get.: Ik wist toch, dat ze niet schuldig kon den zijn. Pres.: Toen heeft u meneer Geudeker van „Het Volk" gezegd, dat uwe verklaring valsch' was. Get.: JaLater kwam hij met mr. Roo bol en toen heb ik alles voorgelezen. Pres.: Was bet cahier al klaar, toen meneer Geudeker bij u kwam? Get.: Ja. Pres.: Hebt u er niets bijgeschreven toen? Get.: Ja.... alles was klaar. Pres.: U houdt de menschen voor onschul dig. Maar er zijn bezwarende verklaringen van Meinster b.v„ die zeggen den hamer te kennen. Hoe verklaart dat? Is dat broodnijd? Get.: 't Is alles gelogenM'n man had toen een goede boterham en Meinster niet. M. had een hekel aan ons. M. is gemeen, laag. Dat durf ik gerust te zeggen. Ik heb H. ge waarschuwd: wie een put voor een ander graaft valt er zelf in. Doch hij lachte ons uit. Get.: Er is ook de verklaring van Meintjes. Kent u die? Pres.: U beweert dus nu onder eede, dat alles gelogen is, dat deze menschen niet lang genoeg weg geweest zijn om naar Giessen-Nieuwkerk te gaan, dat zij niet hebben gezegd: wij hebben den haltechef van Giessen-Nieuwkerk de her sens ingeslagen. En dat u alles anders ver klaard hebt op instigatie van De Jong. U houdt dit vol in aanwezigheid van De Jong. Get.: Ja zeker! Pres.: U ziet dus, meneer de verdediger, dat 't gewenscht was, dat De Jong hier aanwezig was. Nadat nog enkele vragen aan getuige zijn gesteld zonder dat nieuw licht wordt verkregen, wordt hij geconfronteerd met mr. Kronen berg, substituut-officier van justitie te Dor drecht. Deze legt verklaringen af omtrent de con frontatie van vrouw Kroon, met T. en K. Die confrontatie maakte op mr. K. een grooten indruk. Er waren punten van overeenkomst tusschen het optreden van vrouw Kr. toen en nu. Ook toen was zij bewogen en heftig, doch zij huilde niet. Zij noemde T. „moordenaar" en T. noemde haar „h Verd. T„ opspringend: Dat is niet waar. Zulke woorden gebruik ik nooit. Pres. tot mr. Kronenberg: Doch bij de her roeping door getuige was u ook zeer bewogen... Daarna wordt als getuige-deskundige ge hoord de heer Levie, van den ijzerhandel S. v. Embden. Deze legt enkele verklaringen af cmtrent den hamer. Deze verklaringen wor den afgelegd aan de tafel van het Hof en zijn van de perstafel af niet te volgen. „VERDACHTEN ZIJN ONSCHULDIG ALS EEN KLEIN KIND" Daarna wordt gehoord getuige C. Kroon, de echtgenoot der vorige getuige. Ook deze legt verklaringen af omtrent het gebeurde te zijnen huize in den nacht van 3 op 4 Augustus. Er werd gedronken, en de aan wezigen waren flink aangeschoten. T. en K. zijn hoogstens een kwartier weg geweest, zij kunnen niet in dien tijd naar Giessen-Nieuw kerk zijn geweest. Zij hebben na terugkeer niet gezegd: we hebben den haltechef van G.n. de hersens ingeslagen. Er is niet ge sproken over een hamer of over fietslantaarns. Pres.: Dus, wanneer er dien avond een moord is gebeurd, kunnen deze menschen het niet hebben gedaan? Get.: Onmogelijk. Pres.: En deze hamer is nooit van u ge weest? Get.: Nooit. - Pres.: Dus deze menschen zijn onschuldig? Get.: Onschuldig als een klein kind. Pres.: Dit hebt u in '23 ook verklaard. Toen heeft de zaak een tijdlang gesluimerd. Werd u in dien tijd lastig gevallen? Get.: Niet, totdat Mijnster verklaarde, dat de hamer van mij was. Pres.: Was dat een vergissing van Mijnster? Get.: Opzet, mijnheer. Hij wilde ons in moeilijkheden brengen. Pres.: Toen is u tien dagen in hechtenis ge weest. Nadien werd in het dorp verteld, dat u er meer van wist. Get.: Ja! Pres.: In '25 komt dan een hevel tot Inhech tenisneming. U was echter uit anderen hoofde in hechtenis? Get.: Voor verzet. Pres.: Uw vrouw. T. en K. werden toen op gepakt. En u zat voor verzet? Get.: Juist! Pres.: Wie heeft u 't eerst gehoord? Get.: 't Eerst de Jong. Ik kende hem niet, maar ik zag wel dat 't een meneer was. Toen is hij begonnen over den hamer. Die moest van ons zijn. En mijn vrouw had bekend. En toen kwam hij met een briefje Pres.: Hoe kwam dat? Wilde je een briefje hebben? Get.: Ik zei: ik moet 't zwart op wit heb ben, anders geloof ik 't nog niet! Pres.: Hoe kwam u tot de verklaring, dat de hamer van u was? „WE DACHTEN: T IS EEN COMPLOT!" Get.: Onder bedreiging. De Jong zei: je brengt vrouw en kinderen naar den bliksem als je niet bekent. Ik zei: maar, meneer, dia hamer is niet van ons. Pres.: Heeft u toegegeven? Get.: Ik heb nooit pertinent toegegeven, dat de hamer van mij was. Pres.: U hebt toch een verklaring getee- kend? Get.: Dat was een verklaring onder pressie. Pres.: Wist u niet, die u die menschen „op hing"? Get.: Ik dacht daar niet aan. Ik wist toch, dat ze onschuldig waren. Pres.: Doch waarom heeft u dat verklaard? Get.: De Jong heeft alles voor ons gedaan. Hij zei maar: dat 't zóó was gebeurd. En als we 't zoo niet verklaarden, dan zouden we medeplichtigen worden. De Jong zei: ik zal 'n paar getuigen zoeken, dat jullie medeplichtig waren. En zei dat zoo stellig Pres.: Die getuigen zijn niet gevonden. Acht u De Jong daartoe in staat? Get.: Ja! Pres.: Dat was toch slap van u om alles van De Jong maar aan te nemen. Get.: Niemand wilde ons gelooven. Pres.: Doch de rechter-commissaris heeft u toch verhoord? Get.: Die schreef op en zei ons voor, wat we moesten verklaren. Hij vroeg ons nooit iets. We moesten de verklaringen maar op zeggen. We dachten: 't is een complot.... Pres.: Wrou je de verklaring later weer in trekken? Get.: 's Morgens kwam de directeur. Ik zei: meneer, ik trek alles in. De directeur kwam altijd, 's morgens of 's avonds, en praatte al tijd over den hamer. Toen heb ik aan mr. Kronenberg gezegd, dat de verklaring gefan taseerd was. Maar ik heb wel gezegd: de ha mer is van mij Pres.: Dat begrijp ik niet. Get.: We konden over dien hamer 'r niet uit. Toen ik begon te verklaren: meneer, de men schen zijn hier Toen was 't meteen afge- loopen, en moest ik terug naar de cel. Toen wer den we weer door De Jong gehoord om ons de verklaring weer af te persen Pres.: Werd u alleen door De Jong gehoord? Get.: Altijd alleen door De Jong Die be gon toen weer te bedreigenwe zouden ons zelf naar den bliksem helpen. En hij bepraatte om om weer vol te houden. Pres.: En als je een goede verklaring aflegde, werd je dan beloond? Get.: Toen de verklaringen werden voorge lezen, zei De Jong: 't is voor mekaar. M'n vrouw zei: ja, met zulke groote oogen. Toen kreeg ze geld, van De Jong en van den directeur. DE JONG SCHREEF OP WAT WIJ MOESTEN ZEGGEN Pres.: Toen kwam de confrontatie. Zag u niet op tegen die confrontatie met de onsckuldigenï Get.: Zeker. Maar we wisten er niet uit tó komen. Alles werd anders uitgelegd Bij die confrontatie was De Jong tegenwoordig. Pres,: 't Is toen nogal heftig toegegaan tus schen je vrouw en T. Get.: Dat zal wel. Ik dacht niet anders of ze was gek. Pres.: Is er vóór de behandeling voor de Rechtbank nog contact geweest met De Jong? Get.: Hij kwam dikwijls om ons theorie te geven. Hij schreef dan op wat wij moesten zeggen. Pres.: Zei hij ook, wat je zeggen moest over den hamer en hoe je er aan gekomen was? Get.: Ja. Pres.: Heeft u bij de latere behandeling voor het Hof aan De Jong gevraagd, wat u moest verklaren. Get.: Neen. 't Was mij onverschillig. Pres.: Heeft hij iets gezegd over de fietslan taarn na het Hof? Get.: Ik had een lantaarn met rood en groen. De Jong zei: gelukkig, dat ze er geen erg in hebben gehad, want de lantaarns die gezien zijn, waren wit. Toen heeft hij gezegd ze stuk te slaan. Pres.: Houdt u dit onder eede vol? Get.: Ja, zeker! Getuige De Jong wordt weer voorgeroepen en ontkent in dien geest zich over de lantaarn te hebben uitgelaten. Get. Kroon: Hoe kunt u dit nu zeggen! U hebt gezegd: Sla ze stuk, anders komen de advocaten er achter. Ik acht u in staat om nog getuige te vinden, of op te ronselen om ons ook gevangen te zetten. Dan was u van alles af. Mr. Den Hollander verzoekt thans recher cheur De Jong in staat van beschuldiging te stellen tcegens meineed met last tot onmiddel lijke gevangenneming. Wanneer Teunissen en Klunder dezen middag vrijkomen, bestaat er anders gevaar voor ongelukken. Het verhoor van get. wordt eerst voortgezet. Pres.: Dus u verklaart nu onder eede, dat vroegere verklaringen ondereede gelogen wa ren en onder pressie van De Jong werden afge legd. Hebt u dan nooit aan de gevolgen go- dacbt? Get": Wij dachten de menschen zijn onsehui- dig, en zullen wel vrijkomen. Wij meenden: dó rechters zijn toch aansprakelijk. De getuige verklaart verder aan zijne lamiltö alles te hebben gezegd. En toen hebben we ein delijk alles aan meneer Geudeker verteld. EA toen ook aan mr. Roobol, en toen "werd betj schrift voorgelezen. Dat was reeds drie maanden oud en 't was geschreven voor de kinderen. Tres.: We zitten nog met de moeilijkheid,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 9