voor het Amsterdamsche Hof.
Komt hun onschuld aan het licht?
Trucs gehruikt!
Zaterdag 14 September 1929
Derde Blad
Pagina 1
Wat Marigje Kroon wist te vertellen
Ce houding van rechtrcheur
De Jong.
HET BRIEFJE VAN VROUW
KROON AAN HAAR MAN.
verhoor VAN MARRIGJE
KROON.
'UISTERE MACHTEN?
„EINDELIJ DE DAG, DAT IK
ALLES KAN ZEGGEN
NADT^HAND WEER OMGEPRAAT
DE JONG SCHREEF ALLES OP KLADJES
ZIJ DURFDE NIET SPREKEN.
GETUIGE C. KROON WORDT
GEHOORD
ONDER BEDREIGING BEKEND?
TOEN KWAM DE CONFRONTATIE
Klunder en Teunissen
Die niet passen in
een onpartijdig
onderzoek.
ONJUISTE VERKLARING VAN HET
ONTSTAAN VAN DEN HAMER
De belangstelling is zoo mogelijk nog toege
komen, wanneer te tien minuten over tien de
^handeling van de geruchtmakende zaak
wordt hervat.
Eerst wordt get. De Jong voorgeroepen, om
"adere verklaringen af te leggen over het
briefje dat vrouw Kroon aan haar man zou
hebben, geschreven. Get. verklaart niet te we-
bt'n, hoe dit briefje ontstond. Hij heeft over al
bie besprekingen geen aanteekeningen gehou
den.
Voorts wordt get. De Jong nog ondervraagd
kver de verklaringen van Kroon omtrent den
banier, wanneer deze zijn afgelegd. Uit de rap
porten van den rechercheur blijkt, dat hij aan
Kroon zou hebben medegedeeld hoe de hamer
ëemaakt was, inlichtingen hieromtrent had get.
Kekregen van een wapensmid.
President: Hoe wist u, dat het ijzer afkom
stig was van „De Klop" (de fabriek, waar Kr.
^erkt
Het antwoord van get. is onverstaanbaar.
Pres.: Hoe de hamer ontstaan is, hebt u aan
Kroon voorgezegd en hij zegt dit na, woorde
lijk. Die verklaring omtrent het ontstaan van
ben hamer is trouwens onjuist, alle deskun
digen achten die verklaring onaannemelijk.
Pij het verder verhoor, acht de pres. het
schrijven van briefjes enz. „Trucs".
Get. ontkent dit.
Pres.: Is dit een behoorlijke methode van
°kderzoek
Get.: Ja.
Pres.: Dit heb ik nooit geboord. Gelukkig.
Het onderzoek moet blijven bij d^n rechter-
c°tnmissaris. U hebt trucs gebruikt, die niet
Passen in een onpartijdig onderzoek. Dit blijkt
hit de twee briefjes.
Get. zwijgt.
Toen vrouw Kr. hare verklaringen had afge-
'e£d, kreeg zij cantinegeld. Ook Kr. kreeg een
Sulden. Een ander kreeg een taart. (Vroolijk-
beid). Meintjes kreeg een vrijbrief, dat hij niet
Z°U worden lastig gevallen. Ik breng dit alles
•het elkaar in verband.
Get. zegt dat er geen verband bestaat.
Pres.: Waarom werd toch eigenlijk dat briefje
han zijne vrouw aan Kr. gezonden Waarom
berden ze niet geconfronteerd
Get. zegt dat hij geen opdracht had om te
c°hfronteeren.
Pres.: Het briefje, waarop de verklaring van
Kr. stond, hebt u op zijn verzoek geschreven,
daarom vroeg hij dit.
Get.: Uit vroes van te vergeten.
Pres.: U schrijft dus een verklaring op voor
«en verdachte, uit vrees dat hij die zal verge-
ten. En dan begint u die verklaring met: „Gij
bunt zeggen voor het Hof"Wat betee
rt dat Wilt u mij nu wijs maken, Kr. in
berinnering te brengen, wat hij verklaard had?
Get.: Ik vond 't noodig hem dit in lierinne-
te brengen.
Pres.: Vlak voor de zitting. Toen bij onder
eede werd gehoord. En dan verklaart u later
Piet te weten hoe het briefje ontstond, of u
'aan Kr. gaf en waarom. Ik geloof niet, me-
beer De Jong, dat u zich kunt beklagen over
h'at gisteren op de zitting is gezegd.
bïr. Roobol merkt omtrent den hamer op, dat
K®t. omdat er een kroontje op staat, meent dat
ijzer kroonijzer is. Doch dat is niet zoo.
Pres.: Wij zullen nog deskundigen hooren
°mtrent het ijzer. De heer S. van Embden is
Q°b gedagvaard.
Hr. Roobol zegt nog, dat de verdediger
Kaarne de volgende getuige, vrouw Kroon, zou
gillen hooren buiten aanwezigheid van get. De
°ag. De verdediger toch is van plan, het Hof
^crvoiging te vragen tegen get. De Jong wegens
Meineed.
Het Hof gaat in de Raadkamer en beslist
Pparna, dat er geen termen bestaan aan dit
Verzo6k te voldoen. Het Hof wenscht, dat
v1 °u\v Kroon haar getuigenis zal afleggen in
et openbaar, in aanwezigheid van allen.
ZIJ KENT DEN HAMER N IET
«jl^e Pres. wijst deze getuige er op, dat zij nu
j®3 Precies moet zeggen, wat er in den nacht
If? 8 op 4 Augustus is gebeurd. Zij is nu voor
*Wtgt in staat alles te vertellen.
Get. verhaalt dan wat er is gebeurd. Ver
meer, Teunissen en Klunder kwamen dien avond
ongeveer te half tien. Er werd wat gedronken,
harmonica gespeeld enz. Omstreeks elf uur gin
gen T. en KI. weg. Zij zijn echter niet lang weg
geweest, tien minuten, hoogstens een kwartier.
Ik ben ze nagegaan, dat wisten zij niet. Doch
get. is weer spoedig teruggegaan. T. en Ver
meer zijn toen teruggekomen.
Pres.: Waarom is u hen achterna gegaan?
Was dit, omdat afgesproken was, dat T. bij u
zou blijven slapen?
Get.: Neen, niet daarom!
Pres.: Wist u, dat T. veel geld bij zich had?
Get. Neen!
Pres.: Hebben zij gesproken over een hamer,
of over fietslantaarns?
Get.: Neen!
Pres.: Zeiden zij niet, waarom zij weg waren
geweest?
Get.: Neen.
Pres.: Zeiden zij niet, dat zij den haltechef
van GiessenNieuwkerk hadden vermoord?
Get.: Weineen!
Pres.: Misschien uit de grap?
Get.: Weineen! Wie maakt nu zoo'n grap, dat
is te gek om los te loopen.
Get. verklaart ook met nadruk, dat zij den
hamer niet kent. Dat heeft zij ook honderden
keeren verklaard.
Pres.: Waarom verklaren dan anderen, dat
zij den hamer bij u hebben gezien?
Get.: Dat verklaart Hiemstra, uit haat en
wraakzucht. Hij weet, dat 't niet waar is. Ik
heb hem dikwijls gezegd: „Hiemstra, Hiemstra,
hoe kan je dat zeggen?
Pres.: Dit heeft u ook verklaard bij uw eerste
hechtenis. Toen heeft u echter niet gesproken
over 't even weggaan van T. en K.
Get.: Ik vond 't toen niet van beteekenis.
Pres.: Toen is u in '25 weer gearresteerd.
Was dat niet een donderslag voor u?
„WAT 'N ELLENDE HEBBEN WIJ
GELEDEN!"
Get.: Wij dachten dat er duistere machten
achter zaten. Wij werden aangekeken alsof wij
moordenaars hadden geherbergd. Iedereen wil
de maar, dat wij zouden zeggen, dat de hamer
van ons was. Anders wilde niemand ons hel
pen. Wat een ellende hebben we toen gele
den (Get. kan baar ontroering niet bedwin
gen).
Pres.: Toen is u in '25 aanstonds gehoord
door mr. Bentfort van Valkenburg?
Get.: Neen. Eerst door den Officier van Justi
tie. Die zeide, dat ik nu de waarheid moest
zeggen. Ik zei: dat heb ik altijd gedaan.
't Blijkt, dat deze ontmoeting plaats had op
26 Febr. 's avonds. Door den rechter-comm. is
get. gehoord op 27 Febr. des morgens.
Bij het verder verhoor, werd get. verweten,
dat zij maar stond te liegen. Van haar antwoor
den hing 't af, of zij medeplichtige dan wel
getuige zou zijn. „Er bleef geen spaan van
me heel", zegt get. huilend. „Ik wist geen raad
meer, en ze zeiden maar: je komt toch niet los.
Toen heb ik gedacht, 't geeft toch niet meer"
Pres.: Is er gezegd: als u maar bekent, dat de
hamer van u is, dan komt u vrij?
Get.: Ja! Toen gaf ik maar toe. Toen zei ik
maar: de.hamer is van mij. Ilt kon niet meer.
Twee-en-een-half uur hadden ze me gesleurd.
Den volgenden dag wefd hét verhoor van
get. voortgezet. Dagenlang b'oód zij tegenstand.
Toen werd er tegen get. gezegd: „Beken hu
maar, want je bent in groot gevaar. Denk
aan je kinderen','Toen wilde ik aan mijn
man zeggen: zeg maar, dat de kamer van ons
is, want 'anders wórden we medeplichtigen. De
Jong schreef toen. een briefje, dat ik onder-
teekende. Wat er precies in het briefje stond,
weet ze niet.
Mr. Joh. M. Jolles, president van het
Amslerdamsch Gerechtshof, dat den moord
te Giessen-Nieuwkerk behandelt, bij kei
betreden van het gerechtsgebouw.
„JAREN HEB ik T MOETEN
OPKROPPEN"
Pres.: Werd ook u beschuldigd?
Get.: Ja, mijn man en Bouwmeester zouden
't hebben gedaan. Dat zouden T. en K. heb
ben gezegd. De Jong vertelde ons dat. Al die
jaren heb ik 't moeten opkroppen, maar nu is
eindelijk de dag gekomen, dat ik alles kan
zeggen. Toen ik maar bekend bad, was
alles goed, toen kreeg ik cantinegeld. Ik moest,
de verklaring instudeeren, want ik wist 't niet,
ik had 't nooit gezegd.
Pres.: De verklaring is telkens erger ge
worden. Toen kwam de afwezigheid er bij en
de fietslantaarns.
Get.: Dat heb ik zelf niet gezegd, dat kwam
van De Jong.
Pres.: Is dat alles van De Jong gekomen?
Get.: Ik begrijp nog niet, hoe die man aan
dat alles kwam.
Pres.: Waar komt de verklaring vandaan,
dat T. en K. zouden hebben gezegd, dat zij den
haltechef van Giessen-Nieuwkerk de hersens
in geslagen hebben?
Get.: Van De Jong. Jk heb die verklaring
ingestudeerd. Want De Jong zei: dan krijgen
ze levenslang, en hebben jullie er nooit meer
last van.
Pres.: Wanneer heeft u dit alles dan weer
herroepen?
Get.: Ik had 't'er zoo slecht mee, dat die
menschen ongelukkig werden. Toen heb ik den
directeur gevraagd, om den officier van justitie
te spreken. En ik heb hem gezegd, dat alles
gelogen was. Had ik ook maar gezegd, dat
De Jong alles ons verteld had? Dat heb ik ver
geten.
Pres.: Was dit voor of na de confrontatie?
Get.: Er vóór. Toen zijn de officier en de
rechter-commissaris bij me geweest. En die
zeide: ik moest er eerst maar eens over praten.
En 's morgens moest ik weer naar De Jong.
Want dan zou ik wel weer moed hebben ver
loren. Ook bij de confrontatie moest De Jong
weer zijn. Mij werd beloofd, dat ik dan des
avonds naar huis kon. Dat gebeurde ook en
vier dagen later stond De Jong weer over den
vloer.
Pres.: Dus den volgenden morgen kwam De
Jong, en praatte weer net zoo lang, tot u
weer omgepraat was?
Get.: Ja.
Pres.: Dat was voor de zittingen van Dordt?
Get.: Ja.
Pres.: Toen heeft De Jong u gezegd, wat
u daar moest verklaren?
Get.: Ja. Hij schreef alles op kladjes. Die
heb ik tot mijn spijt vernietigd. Een heb ik
gehouden, dat was over de verklaring voor
het Hof. Ik vond alles zoo verschrikkelijk...
Pres.: Heeft De Jong u toen moed ingespro
ken?
Get.: Ja. En ik kon niet terug. Dan zou
ik medeplichtige zijn geweest.
Pres.: Heeft de Rechtbank u niet op 'thart
gedrukt de waarheid te zeggen
Get Ja Maar De Jong had gezegd dat
zijn maar'formaliteiten. (Beweging. De presi
dent klopt om stilte.)
Pres.: Dus u bekent onder eede een valsche
verklaring te hebben afgelegd
Get.: Ja, ik beken dat. Maar ik heb nooit
den opzet gehad, nooit de bedoeling om kwaad
te doen
Pres.: Hebt u nooit gedacht, dat u zelf in
moeilijkheden zoudt kunnen komen
Get.: Mijn man en ik hebben er dikwijls, al
tijd, over gesproken. Maar wij wisten er niet
uit te komen. Wij werden toch nooit geloofd..
En wij dachten, wanneer wij zouden spreken,
dan nemen ze ons als medeplichtigen. Wat
hebben wij niet geleden
Get. ontkent voorts ook liet woord „moorde
naar" te hebben gebruikt. Doch de pres. merkt
op, dat dit gebeurd is hij de confrontatie.
Get. weet dit niet meer.
Voorts ontkent get. dat haar man aan De
Jong zou hebben gevraagd de verklaring op te
schrijven.
Pres.: Dus volgens u heeft De Jong alles in
scène gezet
Get.: Ja.
Pres.: En voor het Hof heeft u die verkla
ring volgehouden
Get.: Ja. En De Jong zei, dat we ons maar
niet ongerust moesten maken over de advoca
ten. (Gelach.) Ook heeft mijn man gezegd in
Den Haag, dat hij de groene en roode glazen
van zijn lamp maar stuk moest slaan, omdat
de getuigen alleen witte lantaarns hadden ge
zien. (Groote beweging.)
Rechercheur wordt geroepen.
Get. De Jong: Dat is onwaar. Komedie!
Get. Vrouw Kroon (opgewonden)Natuurlijk
onwaar hè 1 De komedie is door jou gespeeld
Maar nou komt de waarheid aan het licht
Pres.: De Jong, u spreekt dit dus tegen. Ook
wat zij verhaalt omtrent de pressie, al wordt
veel van wat zij zegt bevestigd door de stukken
en de briefjes, die yoov u zeer compromittee-
rend zijn.
Get. De Jong: Alleen in mijn rapport staat
de waarheid.
HET CAHIER MET DE BEKENTENIS
Voorts wordt get. vrouw Kroon ondervraagd
over den tijd na de behandeling voor het Hof.
Toen onderheild get. nog wel connectie met De
Jong. En er kwamen telkens menschen om get.
te vragen op hare verklaring terug te komen.
Mr. Van-Meester, een redacteur van de ^Voor
waarts". Get. voelde wel, dat die menschen
gelijk hadden en dat alles ook Wel aan het licht
zou komen. Doch zij durfde niet te spreken
Pres.: U voelt wel, dat dit alles heel leelijk
is geweest.
Get.: Dat is ook heel leelijk geweest. Maar
wat is er al niet gebeurd om ons zoover te
brengen
Pres.: Hebt u niet alles gezegd tegen familie
en kennissen?
Get.: Alles hebben wij gezegd.
Pres.: En zeiden zij dan niet, dat u moest be
kennen?
Get.: Zij wisten er ook niet uit te komen,
ze zijn eenvoudige werkmenschen
Pres.: Doch u hebt altijd gezegd, dat deze
menschen onschuldig waren
Get.: Ja!
Voorts legt get. verklaringen af over het
cahier, waarin zij hare bekentenis neerschreef.
De kinderen werden grooter, en die moesten
dus later weten hoe get. zoover gekomen was.
Pres.: Vertelde u van die bezoeken aan De
Jong?
Get.: Eerst wel. Later niet meer. Toen schreef
ik aan Bus, die was tusschenpersoen, want het
adres van De Jong heb ik nooit gekregen.
Pres.: Heeft niemand geprobeerd, u duidelijk
te maken, dat T. en K. wel schuldig konden
zijn?
Get.: Ik wist toch, dat ze niet schuldig kon
den zijn.
Pres.: Toen heeft u meneer Geudeker van
„Het Volk" gezegd, dat uwe verklaring valsch'
was.
Get.: JaLater kwam hij met mr. Roo
bol en toen heb ik alles voorgelezen.
Pres.: Was bet cahier al klaar, toen meneer
Geudeker bij u kwam?
Get.: Ja.
Pres.: Hebt u er niets bijgeschreven toen?
Get.: Ja.... alles was klaar.
Pres.: U houdt de menschen voor onschul
dig. Maar er zijn bezwarende verklaringen van
Meinster b.v„ die zeggen den hamer te kennen.
Hoe verklaart dat? Is dat broodnijd?
Get.: 't Is alles gelogenM'n man had
toen een goede boterham en Meinster niet.
M. had een hekel aan ons. M. is gemeen, laag.
Dat durf ik gerust te zeggen. Ik heb H. ge
waarschuwd: wie een put voor een ander graaft
valt er zelf in. Doch hij lachte ons uit.
Get.: Er is ook de verklaring van Meintjes.
Kent u die?
Pres.: U beweert dus nu onder eede, dat alles
gelogen is, dat deze menschen niet lang genoeg
weg geweest zijn om naar Giessen-Nieuwkerk
te gaan, dat zij niet hebben gezegd: wij hebben
den haltechef van Giessen-Nieuwkerk de her
sens ingeslagen. En dat u alles anders ver
klaard hebt op instigatie van De Jong. U
houdt dit vol in aanwezigheid van De Jong.
Get.: Ja zeker!
Pres.: U ziet dus, meneer de verdediger, dat
't gewenscht was, dat De Jong hier aanwezig
was.
Nadat nog enkele vragen aan getuige zijn
gesteld zonder dat nieuw licht wordt verkregen,
wordt hij geconfronteerd met mr. Kronen
berg, substituut-officier van justitie te Dor
drecht.
Deze legt verklaringen af omtrent de con
frontatie van vrouw Kroon, met T. en K. Die
confrontatie maakte op mr. K. een grooten
indruk. Er waren punten van overeenkomst
tusschen het optreden van vrouw Kr. toen en
nu. Ook toen was zij bewogen en heftig, doch
zij huilde niet. Zij noemde T. „moordenaar" en
T. noemde haar „h
Verd. T„ opspringend: Dat is niet waar.
Zulke woorden gebruik ik nooit.
Pres. tot mr. Kronenberg: Doch bij de her
roeping door getuige was u ook zeer bewogen...
Daarna wordt als getuige-deskundige ge
hoord de heer Levie, van den ijzerhandel S.
v. Embden. Deze legt enkele verklaringen af
cmtrent den hamer. Deze verklaringen wor
den afgelegd aan de tafel van het Hof en zijn
van de perstafel af niet te volgen.
„VERDACHTEN ZIJN ONSCHULDIG ALS
EEN KLEIN KIND"
Daarna wordt gehoord getuige C. Kroon, de
echtgenoot der vorige getuige.
Ook deze legt verklaringen af omtrent het
gebeurde te zijnen huize in den nacht van 3
op 4 Augustus. Er werd gedronken, en de aan
wezigen waren flink aangeschoten. T. en K.
zijn hoogstens een kwartier weg geweest, zij
kunnen niet in dien tijd naar Giessen-Nieuw
kerk zijn geweest. Zij hebben na terugkeer
niet gezegd: we hebben den haltechef van
G.n. de hersens ingeslagen. Er is niet ge
sproken over een hamer of over fietslantaarns.
Pres.: Dus, wanneer er dien avond een
moord is gebeurd, kunnen deze menschen het
niet hebben gedaan?
Get.: Onmogelijk.
Pres.: En deze hamer is nooit van u ge
weest?
Get.: Nooit. -
Pres.: Dus deze menschen zijn onschuldig?
Get.: Onschuldig als een klein kind.
Pres.: Dit hebt u in '23 ook verklaard. Toen
heeft de zaak een tijdlang gesluimerd. Werd
u in dien tijd lastig gevallen?
Get.: Niet, totdat Mijnster verklaarde, dat
de hamer van mij was.
Pres.: Was dat een vergissing van Mijnster?
Get.: Opzet, mijnheer. Hij wilde ons in
moeilijkheden brengen.
Pres.: Toen is u tien dagen in hechtenis ge
weest. Nadien werd in het dorp verteld, dat
u er meer van wist.
Get.: Ja!
Pres.: In '25 komt dan een hevel tot Inhech
tenisneming. U was echter uit anderen hoofde
in hechtenis?
Get.: Voor verzet.
Pres.: Uw vrouw. T. en K. werden toen op
gepakt. En u zat voor verzet?
Get.: Juist!
Pres.: Wie heeft u 't eerst gehoord?
Get.: 't Eerst de Jong. Ik kende hem niet,
maar ik zag wel dat 't een meneer was. Toen
is hij begonnen over den hamer. Die moest
van ons zijn. En mijn vrouw had bekend. En
toen kwam hij met een briefje
Pres.: Hoe kwam dat? Wilde je een briefje
hebben?
Get.: Ik zei: ik moet 't zwart op wit heb
ben, anders geloof ik 't nog niet!
Pres.: Hoe kwam u tot de verklaring, dat
de hamer van u was?
„WE DACHTEN: T IS EEN COMPLOT!"
Get.: Onder bedreiging. De Jong zei: je
brengt vrouw en kinderen naar den bliksem
als je niet bekent. Ik zei: maar, meneer, dia
hamer is niet van ons.
Pres.: Heeft u toegegeven?
Get.: Ik heb nooit pertinent toegegeven, dat
de hamer van mij was.
Pres.: U hebt toch een verklaring getee-
kend?
Get.: Dat was een verklaring onder pressie.
Pres.: Wist u niet, die u die menschen „op
hing"?
Get.: Ik dacht daar niet aan. Ik wist toch,
dat ze onschuldig waren.
Pres.: Doch waarom heeft u dat verklaard?
Get.: De Jong heeft alles voor ons gedaan.
Hij zei maar: dat 't zóó was gebeurd. En als
we 't zoo niet verklaarden, dan zouden we
medeplichtigen worden. De Jong zei: ik zal 'n
paar getuigen zoeken, dat jullie medeplichtig
waren. En zei dat zoo stellig
Pres.: Die getuigen zijn niet gevonden. Acht
u De Jong daartoe in staat?
Get.: Ja!
Pres.: Dat was toch slap van u om alles
van De Jong maar aan te nemen.
Get.: Niemand wilde ons gelooven.
Pres.: Doch de rechter-commissaris heeft u
toch verhoord?
Get.: Die schreef op en zei ons voor, wat
we moesten verklaren. Hij vroeg ons nooit
iets. We moesten de verklaringen maar op
zeggen. We dachten: 't is een complot....
Pres.: Wrou je de verklaring later weer in
trekken?
Get.: 's Morgens kwam de directeur. Ik zei:
meneer, ik trek alles in. De directeur kwam
altijd, 's morgens of 's avonds, en praatte al
tijd over den hamer. Toen heb ik aan mr.
Kronenberg gezegd, dat de verklaring gefan
taseerd was. Maar ik heb wel gezegd: de ha
mer is van mij
Pres.: Dat begrijp ik niet.
Get.: We konden over dien hamer 'r niet uit.
Toen ik begon te verklaren: meneer, de men
schen zijn hier Toen was 't meteen afge-
loopen, en moest ik terug naar de cel. Toen wer
den we weer door De Jong gehoord om ons de
verklaring weer af te persen
Pres.: Werd u alleen door De Jong gehoord?
Get.: Altijd alleen door De Jong Die be
gon toen weer te bedreigenwe zouden ons zelf
naar den bliksem helpen. En hij bepraatte om
om weer vol te houden.
Pres.: En als je een goede verklaring aflegde,
werd je dan beloond?
Get.: Toen de verklaringen werden voorge
lezen, zei De Jong: 't is voor mekaar. M'n vrouw
zei: ja, met zulke groote oogen. Toen kreeg ze
geld, van De Jong en van den directeur.
DE JONG SCHREEF OP WAT WIJ
MOESTEN ZEGGEN
Pres.: Toen kwam de confrontatie. Zag u niet
op tegen die confrontatie met de onsckuldigenï
Get.: Zeker. Maar we wisten er niet uit tó
komen. Alles werd anders uitgelegd Bij die
confrontatie was De Jong tegenwoordig.
Pres,: 't Is toen nogal heftig toegegaan tus
schen je vrouw en T.
Get.: Dat zal wel. Ik dacht niet anders of ze
was gek.
Pres.: Is er vóór de behandeling voor de
Rechtbank nog contact geweest met De Jong?
Get.: Hij kwam dikwijls om ons theorie te
geven. Hij schreef dan op wat wij moesten
zeggen.
Pres.: Zei hij ook, wat je zeggen moest over
den hamer en hoe je er aan gekomen was?
Get.: Ja.
Pres.: Heeft u bij de latere behandeling voor
het Hof aan De Jong gevraagd, wat u moest
verklaren.
Get.: Neen. 't Was mij onverschillig.
Pres.: Heeft hij iets gezegd over de fietslan
taarn na het Hof?
Get.: Ik had een lantaarn met rood en groen.
De Jong zei: gelukkig, dat ze er geen erg in
hebben gehad, want de lantaarns die gezien zijn,
waren wit. Toen heeft hij gezegd ze stuk te
slaan.
Pres.: Houdt u dit onder eede vol?
Get.: Ja, zeker!
Getuige De Jong wordt weer voorgeroepen en
ontkent in dien geest zich over de lantaarn te
hebben uitgelaten.
Get. Kroon: Hoe kunt u dit nu zeggen! U hebt
gezegd: Sla ze stuk, anders komen de advocaten
er achter. Ik acht u in staat om nog getuige te
vinden, of op te ronselen om ons ook gevangen
te zetten. Dan was u van alles af.
Mr. Den Hollander verzoekt thans recher
cheur De Jong in staat van beschuldiging te
stellen tcegens meineed met last tot onmiddel
lijke gevangenneming. Wanneer Teunissen en
Klunder dezen middag vrijkomen, bestaat er
anders gevaar voor ongelukken.
Het verhoor van get. wordt eerst voortgezet.
Pres.: Dus u verklaart nu onder eede, dat
vroegere verklaringen ondereede gelogen wa
ren en onder pressie van De Jong werden afge
legd. Hebt u dan nooit aan de gevolgen go-
dacbt?
Get": Wij dachten de menschen zijn onsehui-
dig, en zullen wel vrijkomen. Wij meenden: dó
rechters zijn toch aansprakelijk.
De getuige verklaart verder aan zijne lamiltö
alles te hebben gezegd. En toen hebben we ein
delijk alles aan meneer Geudeker verteld. EA
toen ook aan mr. Roobol, en toen "werd betj
schrift voorgelezen. Dat was reeds drie maanden
oud en 't was geschreven voor de kinderen.
Tres.: We zitten nog met de moeilijkheid,