Baandag 21 October 192s,
SCHAAKRUBRIEK.
feuilleton
ÉÉI Uk
I ÉH
DAMRUBRIEK.
m I
Hf .mk m
MODEPRAATJES
DE SPAANSCHE
SCHATGRAVER.
bjenn_?aat3. van een party geven we nu een
Aan 5,vaarflig: artikelje, dat we hebben ontleend
S°- «12
5'4213-
PAGINA
EERSTE BLAD.
jm Éyyin
li im
'fM 'WM JU
nn m gp m
•/wow yjm mm mm
^'mrn '^'WÊk'WM
v, ,/m/y,
m gÉifS
Weten in mijn plicht verzaken, of ik
ma atilzwijgen zien af ta koopen. In
(Wordt vervolgd).
adt-ff206'1® a"° mededeelingen aan bovenstaand
te richten.
Redacteur: P. A. KOETSHEID.
Beukelsweg 51b. Rotterdam.
CORRESPONDENTIE.
te R. In no. 4213 maakt zwart
a-- onschadelijk door 1f3—f2.
'egd <j0 te In no- 4214 wordt 1. Df2 weer
Pb4.
tr. N.
Pg4
1.
Pa6 en in no. 4215 1. Da4 oor
jj en Noord-Brabantschen Schaakbond.
g6r) bevat tal van nuttige wenken voor de
hgen van de spelers. Het komt ons voor,
Wel voor lederen schaakspeler ei
opgesloten.
PROBLEEM No. 4222.
J. van DIJK te De Lier.
Eerste plaatsing.
Mat in twee zetten.
PROBLEEM No. 4223.
Dr. L. N. de JONG, Ruinen.
Eerste plaatsing.
Zelfmat in twee zetten (1919).
PROBLEEM No. 4224.
O. NEMO.
Eerste prys „Le Salut Public"
Mat in drie zetten.
^OPLOSSINGEN OVER DRIE WEKEN.
Worden by ons ingewacht tot Dinsdag 5
einber
PROBLEEMOPLOSSINGEN.
1 Dh4d8 enz.
4210.
♦211. 1. Lh4f6 enz.
1. Pc4e5 enz.
1 Tc4b4 enz.
J°- 4214. 1. Ld8h4 dreiging; 2. Df7—g8 enz.
Lhl (Lfl), Lh3 (Lf3), Le4, Pa6, d5—d4;
Df8, Do8, Dd7:t. Da2 enz.
J 4215. 1 Da3a5 dreiging; 2. Pf5—e7f enz.
ÏVi'.1"> Tb3:, (Pc3, Pb4), Pf6, de6:; 2. Pe7t,
"f> Pd3f, enz.
,R.
GOEDE OPLOSSINGEN.
Wv- Gaaien, Rotterdam alle; J. L. v. Grieken,
Vh (5am aIIe: x MarcelI«' Rotterdam alle; H.
Roermond allo beh. no. 4214; P.
Va. nMi Neerloon idem; Jef Helmer, Heerlen de
W. G. Kortman, Rotterdam idem;
bieets, Roermond idem; D. v. Niekerk, Ry-
zenburg no. 4210, 4211 en 4212; G. Vyverberg,
Rotterdam idem; W. H. Haring, Kethel no. 4211;
E. v. Poucke, Zeist no. 4211.
DE SPORTIVITEIT IN HET SCHAAKSPEL.
We willen het hebben over de sportiviteit in
het schaakspel, of wellicht juister omschre
ven de sportiviteit van den schaakspeler en
zyn omgeving.
Onder „Sportiviteit" verstaan we dande resul
taten van: goede manieren, eeriykheid, be-
heerschlng en derzelver by-deugden.
Deze omvangrüke Stof deelen we als
volgt in:
I. Sportiviteit van den schaakspeler tydens
het spel;
II. Sportiviteit van den schaakspeler na het
spel;.
III. Sportiviteit van den schaakspeler als toe
schouwer by anderer spel.
I. SPORTIVITEIT VAN DEN SCHAAK
SPELER TIJDENS HET SPEL.
De spelende schaker behoort sportief te zyn
in z'n voorkomen, z'n houding en manieren en
in zyn spel.
a. In z'n voorkomen, houding en manieren:
Hebt u wel eens ooit tegenover een schaker
gezeten, wiens uiteriyk en kleeding kenneiyke
sporen van verwaarloozing droegen?
Op het moment dait ge op het punt staat uw
ingewikkelde combinatie in den geest feilloos
zeker winstgevend uit te werken, bemerkt ge dat
uws tegenspelers das zyn hangplaats verlaten
heeft. Ge maakt er hem schuchter op attent;
hy gromt wat brengt het reislustige kleeding-
stukje op z'n plaats doch zoo slordig, dat
gü vreest het ieder oogenblik weer te zien
deserteeren. Uwe combinatie deserteert voor
goed.
Niet al te reine handen of andere hier niet
nader te noemen, hygiënische gebreken kunnen
er toe bydragen den collega aan de andere zyde
van het bord te verontrusten en gevolgiyk diens
speelkraoht te ondermynen.
Voor wat de houding en manieren betreft:
Rustig zyn, récht op z'n stoel zitten en bedaarde
bewegingen maken, die drie zün hier groote ver
diénsten.
Men kan z'n medeschaker geweldig hinderen
door op z'n stoel te zitten „karren", telkens
weg te loopcn, goed of afkeurende bewegingen te
maken of daarvan mondelinge uitingen ten beste
te geven.
De verplaatsing en het slaan der stukken
dienen zonder drift, nonchalance of onnoodig
geweld te geschieden. Men geve z'n collega den
tyd de zetten van weerszoden te noteeren; men
geve hem daartoe ook de benoodigde ruimte door
het bord niet grootendeels op zyn helft te
schuiven, om ruimte voor eigen ellebogen.
Men vermüde onnoodig praten of elke andere
afleiding des tegenstrevers. Men waarschuwe
by tyd en wule als collega eens mocht vergeten
de klok om te schakelen.
Men wachte zich voor te luidruchtig niezen,
proesten, neussnuiten of dergeiyke noodzakeiyke
geluidgevende menschelükheden. Trommelen met
(3q vingers op tafel en mot de boenen wiebelen
zyn zeer storende bewegingen voor den ander,
die Ingespannen kopwerk verricht.
Bü een gerekt nadenken van den antagonist
opvallend z'n uurwerk te voorschyn halen en
bestudeeren kan zeer Irriteerend werken en is on
beleefd.
Zelf slecht noteeren en den ander onophoude-
iyk om opgave van een of meer vorige zetten
vragen is iets wat fataal vah afleiding moet zyn.
Neemt men plaats tegenover een schaakspeler
die op dat moment niet rookt, dan is het sportief
te informeeren of hy nimmer rookt en/of het
rooken hem hindert. Hü zal u het rooken niet
willen weigeren en uw tegenprestatie zal zyn:
beheersching in uw rookzucht, in zooverre u
zult trachten te voorkomen dat de door u uit
geblazen rookwolken hem hinderen.
Tydens de zetstudie van uw schaakvriend com
mentaar leveren by het spel op uw buurmans
bord, aan dezen of aan derden moet afleidend
werken j.
Het zal nimmer als sportief kunnen gelden
den man aan de andere zyde van de 64 velden,
midden in diens gepeinzen, opmerkzaam te
maken op het binnentreden van uw beider vriend.
Uiting van wrevel, door woord of miniek, als
uw etrydgenoot uwe combinatie verhindert,
den zet niet doet dien u wensoht, u op andere
wijze in uw spel verrast, verraadt zielezwak-
heid en heeft met positieve sportiviteit niets te
maken.
Tydens het spel uw tegenstander aan een
vroegere nederlaag tegen u te herinneren lukt
niet sportief.
Kortom: „Men gedrage zich tegenover zyn
sohaaktegenstander als tegenover zyn meerdere,
en de sportiviteit zal niet in het gedrang
komen."
b. In zijn spel.
De sportieve schaakspeler houdt zich aan het
reglement. Hy speelt, zonder daartoe door
den ander te worden verplicht met het aan
geraakte stuk, ook indien hem dit noodlottig
wordt. Zelfs als des tegenstanders goede hart hem
de gelegenheid geeft daarvan af te wijken,
houde hy dezen wedstry'dregel in eere. Hü neemt
geen zet terug, noch vraagt erom zulks te
mogen doen. By een besliste nederlaag, ook
en vooral in wed strijden. geeft hü op. O, die
vlek op het kleed der sehaakspoi-tiviteit: het
doorspelen op een hopelyken blunder van den
tegenspeler. De sportieve schaker, die weet dat
hü overwonnen is, gééft zich ook gewonnen.
Helaas de arme deugd der sportiviteit komt hier
bij vaak in het nauw. Hoe vaak zien wy niet
op wedstryden een eindspel van den naakten
Koning tegen Koning en Dame doorgespeeld in
de hoop op een gluiperig „patje".
Een sportieve schaker wil zoo z'n party niet
winnen, en heusch in de meeste gevallen
weet mem wel of men glad verloren staat of
niet, en dan eischt de sportiviteit onverbidde-
lü'k„opgeven."
By wedstryden, waar het noteeren der party
voor beide spelers is voorgeschreven, zelf niet
noteeren is buiten en behalve dat het
gestraft dient te worden door den spelleider
absoluut onsportief. Let maar eens op, daar
door krygt de wel-noteerende schaakspeler amper
tyd om behooriyk te noteeren.
Het tydig opgeven, bü hopelooze stellingen,
by gelegenheid van een simultaan-séance is
een sportief voorschrift Doet men het niet, dan
doet men opzettelük te kort aan de tydwinst
van den simultaanspeler.
II. SPORTIVITEIT VAN DEN SCHAAK
SPELER NA HET SPEL.
Men zü een gelaten verliezer die de hand
reikt aan z'n oogenblikkehjke meerdere.
Men zü een bescheiden winnaar, die het goede
in het spel van z'n oogenblikkeiyk mindere weet
te waardeeren.
Valt elkaar niet lastig met „als u dat gedaan
had, dan weet ik niet of u wel verloren liadt"
of: „toen u dien zet deed, kon ik u natuuriyk af
maken."
Bespreekt en analyseert uw party, zeker,
dat is leerzaam. Maar doet het als geiyken tegen
over elkaar, elkanders kennis waardeerend en
aanvullend.
Tenslotte gaat het in het schaakspel minder
om de winst dan wel om het gehalte der party.
Een schoongespeelde verlies-party heeft meer
waarde voor u en de schaakwereld dan een winst
punt als gevolg van des verliezers blunder.
Hebt ge waariyk een fraaie winstparty en gaat
ge uw vrienden zulks verkondigen, doe het
dan zöó dat uw overwonnene zich niet onbehage-
ïyk behoeft te gevoelen in dat gezelschap.
Open te allen tyd uw slachtoffer het uitzicht
op een revanche-party.
Stel u in dergeiyke zaken als regel: „Zie in
den overwonnene uw vriend van wien ge zelf
wellicht later denzelfden vriendendienst van
overwinningsbescheidenheid noodig hebt, en
de sportiviteit zal er wei by varen."
XII. SPORTIVITEIT VAN DEN SCHAAK
SPELER ALS TOESCHOUWER BIJ
ANDERER SPEL.
Men zy „zwygend" toeschouwer.
Onthoud u van alles, zelfs het geringste,
dat de spelenden ook maar bü benadering storen
kan.
Fluisterend commentarieeren van het spel
achter hun rug is tienmaal meer storend dan
hardop praten, daar hun gedachten worden af
geleid in het trachten te vernemen waarover ge
het hebt.
Houd uw gelaat strak bij sterken of zwak
ken zet van een der spelers. Uw gelaatsuitdruk
king, al of niet juist geïnterpreteerd, kan de
party beslissend beinvloeden.
Buig nimmer over eei\ speler heen, en ver-
mUd ook tegen hem aan te dringen, hem te
stooten of zijn stoel aan te raken, dat zün
zaken, die geweldig kunnen hinderen aan strak
gespannen geesten.
Moet een speler zich even verwijderen, laat
zyn plaats dan vry. Zet u vooral niet niet op
zyn stoel om zün party eens rustig op te nemen,
dat doet hem vreemd aan en veroorzaakt
wrevel als hy terugkeert. Vermyd vooral ook
den stand met zyn tegenspeler ir.tusschen te
bespreken, dat is een doodzonde v in onsporti-
vlteit, ook al heeft het op den' gang van
het spel geen invloed,
Ia de eene speler aan zet, vermijd dan een
gesprek met den ander aan te knoopen, dat
is hinderiyk voor beiden en kan nooit sportief zün
Laat u dus al3 toeschouwer doordringen van
de gedachte: „dat de spelers de mannen van
gewicht zyn, en de toeschouwers niets te be-
teekenen hebben" en de sportiviteit zal uw deel
zijn.
Schaakbroeders, vorenstaande is niet ge
schreven door een sportheilige, die in de
sportiviteit „cum laude" geslaagd is.
Het zyn de overwegingen eens bescheiden
schakers, die als mededinger of toeschouwer by
schaakwedstrijden zün oogen en ooren den kost
gaf, en die zelf zoo veel mogelijk naar de
sportieve volmaaktheid streeft.
Hy geeft u zyn neergepende overpeizingen
ter overweging en hoopt, dat de practische be
leving van het sportiviteits-beginsel in de schaak
wereld een groot deel van diens luister zal gaan
uitmaken. VOILA.
Alle correspondentie te
redacteur dezer courant.
■ichten aan den dam-
No. 87 (20 October 1929).
W. J.
PROBLEEM No. 202.
v. d. VOORT, Nieuw-Vennep.
Zwart.
//s/Ws
V///77// ///ivü/
.,77;/:
W i t.
Zwart: 12/3, 15, 21, 27, 29, 33/4, 40 en 45
Wit: 20, 32, 37/8, 41/3, 46/7, 49 en 50.
PROBLEEM No. 203.
W. J. v. d. VOORT, Nieuw-Vennep.
Zwart.
Wit:
Zwart: 2, 4/5, 11/3, 19, 35, 41, dam op 10.
Wit: 15, 24, 28, 30, 33/4, 37, 3D, 42, 45/6 en 50.
PROBLEEM No. 204.
JAC. HARING, Hoorn.
Zwart.
Dat zou Conan Doyle
ook kunnen overko~nen.
Gedurende een zeereis maakte de beroemde
Swedenborg, die op het einde van zijn leven
ook veel aan geestenzienerij deed, in de hut
van den kapitein eerbiedige buigigen voor allo
lege stoelen.
De kapitein informeerde nieuwsgierig, wat
dit alles te beteekenen had.
„Maar ziet U dan niet", antwoordde Swe
denborg iet of wat geagiteerd, dat hier Karei
de Groote, Czaar Peter en Keizerin Cathariua
hebben .plaats genomen? Kort daarop voer het
schip van wal, en Swedenborg wilde van boord
gaan. De kapitein riep hem oolijk terug en
zeide: „eerst moet je mij de passage betalen
voor al die koninklijke gasten, met wie ge mijn
hut gedeeld hebt. Anders zou ik U waarlijk
niet voor toerekenbaar moeten houden".
/s/77///
'S/JA/O. //6ZZ'.
Wit:
Zwart: 2, 4, 7, 9, 14, 19/21, 23/4, 29 en 36.
Wit: 30, 32/3, 35, 38/9, 41, 43/4 en 48.
PROBLEEM No. 205.
JAC. HARING, Hoorn.
Zwart.
Wit:
Zwart: 11/3, 15, 17/8, 22/3, 25 en 33.
Wit: 26/7, 29/31, 34, 38, 40/1, 43/4 en 50.
Party, gespeeld 4 November 1909 door de H.H.
J. Noome Mzn. (wit) en J. de Heer Azn. (zwart).
1. 33—28 18—23
2. 39—33 12—18
3. 33—29
Wit speelde dezen zet om een onregelmatige
party of voordeel in de positie te krygen. Hier
moest zwart de witte schyf 29 uitruilen met
20—24 en 15 :24.
3. 7—12
4. 38—33 17—22
5. 28 17 12 21
6. 31—27 8—12
Sterker is 1924 om wit zoolang mogelyk in
bedwang te houden.
7. 42—38 20—24
8. 29 20 15 24
9. 3429
Maakt dadelyk gebruik van den slechten afruil
van zwart, die nu een schyf op 25 krygt. Ster
ker voortzetting van zwart is 1117.
9. 23 34
10. 40 20 14 26
11. 47—42
4540 en 40—34 was beter om een afruil met
2530 te beleten.
11. 10—14
12. 44—40 5—10
13. 43—39 2— 8
14. 39—34 21—26
Zwakke zet. Schijf 21 biyve staan om dezen
vleugel eenigszins in bedwang te houden.
15. 32—23 1—7
Speelde zwart hier 1923, 14: 23, dan maakt
wit een vierslag mot 2722, 3731, 41 21, 3430,
40 16 met 2 schyven winst.
16. 37—31 26:37
17. 41 32 18—22
Sterker is 1117 en 711, waardoor zwart een
uitstekenden stand krygt.
18. 27 18 13 22
19. 28 17 12 21
De voorkeur verdient 11 22, schyven zoo min
mogelyk aan den rand.
20. 4641 -
3631 is de zet om te voorkomen dat zwart
door 2127 het strategisch punt 27 bezet.
20. 7—12
Zie vorige opmerking.
21. 41—37
22. 49—43
23. 50—44
24. 44—39
9—IS
4—9
12—18
21—26
Zwak gespeeld, op veld 26 doet de schyf weinig
dienst. Veel sterker is nog altyd 2127.
25. 3329 11—17
Speelde zwart 1823, 13 22 dan maakte wit
een krachtigen aanval op zwart's langen vleugel
met 37—31, 39—33, 35 15.
26. 2924 19 30
27. 35 24 10—15
28. 40—35 14—19
Zeer goed; biyft de stand staan, dan wint wit
een schyf met 2420, 3430, 39 1.0. Op zwart
1420 vervolgt wit 4540, 34 21 en wint ook
een schyf.
29. 32—27 19 30
30. 35 24 17—21
Bleef de stand staan, dan maakte wit dam
met 24—19, 27—21, 37—31, 42 2 of 4.
31. 37—31 26 37
32. 42 31 21 32
33. 38 27 19—22
34. 27 18 13 22
Stand:
Zwart: 3, 6, 8/9, 15/6, 22 en 25.
Wit: 24, 31, 34, 36, 39, 43, 45, 49.'
Een zeer belangryke stand, waar wit onmid-
d'eliyk voordeel behaalt met 3127, 36 27.
Dit eindspel is het bestudeeren ten volle waard.
35. 31—27
36. 36 27
37. 43—38
38. 39—33
813 enz. was hier de zet.
39. 33—28
40. 38—32
41. 48—42
42. 42—37
43. 34—29
44. 45—40
45. 40—34
46. 24—19
47. 27 16
48. 32—27
22 31
6—11
11—17
8—12?
'7—21
11—26
9—14
3—8
12—18
14—20
8—12
16—21
12—17
17—21
2024 geeft ook niet dan wit 19 30,
PARIJS, 15 October.
Ondanks de voorliefde, die men nog altijd
blijkt te hebben voor godets en coupes-en-forme,
maakt men voor verschillende modellen ook
een dankbaar gebruik van plooien. En men be
reikt daarmede heel charmante resultaten, die
tot een meer algemeene toepassing, speciaal
voor de meer eenvoudige en sportieve model
len, zullen uitlokken.
Onderstaand teekeningetje geeft een heel aan
trekkelijk voorbeeld van hetgeen met een plooi-
garneering te bereiken valt.
De robe is van voren geheel gegarneerd met
plooien van afnemende hoogte, die als 't ware
onder een découpe vandaan komen, afgelijnd
door drie rijen koordplooitjes. Deze laatste gar
neering herhaalt zich op een hooger aange
bracht découpe en langs hals, polsen en cein
tuur. Zonder dat iets aan het sobere cachet
te kort gedaan wordt, bereikt men met die
garneering een geacbeveerdheid in details, die
men op het oogenblik erg nastreeft.
Als stof voor zulk een robe valt zoowel het
soepele jersey, crêpe-de-laine als tweed aan
te bevelen. En als kleur: grijs, beige, kastanje,
oud-rood, midden of hei-blauw, of enkele tin
ten groen, amandeltint, of flesschengroen bijv.
Keus genoeg, gelijk men ziet!
16—11, 28—22 enz.
15—20,
17 6.
49. 37—32
Zwart geeft op.
OPLOSSINGEN.
Probleem No. 194. (J. Haring.)
Zwart: 7/8, 14, 17, 19, 21/3, 25,. 28/9.
Wit: 31/2, 34/5, 37, 39, 42, 44, 49 en 50.
Wit: 31—26, 37—31, 50—45, (zwart 48 34),
44—39, 45 34, 35 11 en 26 10.
Probleem No. 195. (J. Haring.)
Zwart: 8, 10/4, 18/20, en 26.
Wit: 27/9, 33, 35, 37, 39, 40, 42 en 44.
Wit: 37—31, 28—23, 44—40, 40—34, 35 4,
27—22 en 4:5.
Probleem No_ 196. (W. J. v. d. Voort.)
Zwart: 11, 13/4, 18/9, 24, 26, 30, dam op 29.
Wit: 15, 22, 32/3, 37/9, 41, 47 en 49.
Wit: 32—28, 38—32, (zwart 29 31), 32: 21,
39—34, 49—44, 41—36 en 36 29.
DE SCHEEPVAARTBEWEGING IN Dfc
AFGELOOPEN WEEK.
Gedurende de afgeloopen week zijn volgens
onze Rcatistiek den Nieuwen Waterweg binnen
gekomen 307 schepen, waarvan 0 zeilschepen en
2 zeelichters. Hiervan waren bestemd voor Rot
terdam, met inbegrip van Hoek van Holland, 278
schepen, m. 496,993 n. reg. tons, voor Vlaardingen
13 Schiedam 7, Pernis 1 andere Nederl. plaatsen
8 en Duitschland 0.
Voor Poortersbaven waren bestemd 0 stoom
schepen, terwijl 15 schepen den Waterweg zijn
binnengekomen om te bunkeren.
Gedurende hetzelfde tijdvak van 1928 kwame
den Nieuwen Waterweg binnen 280 schepen
waarvan zeilschip en 0 zeelichters. Hiervan
waren bestemd voor Rotterdam met inbegrip van
Hoek van Holland 249 schepen voor Vlaardingen
12, Schiedam 10, Pernis 1. andere Nederl. plaatsen
7 en Duitschland 1.
Sedert 1 Januari zijn aangekomen
Schepen Netto Reg.ton
N. Waterweg 1929 11,368 19,372.893
1928 11,291 18.803.813
Na
Tegen vorige week
Rotterdam 1929
1928
74
47
10266
10081
569.080
470.221
17.525.817
17.094.704
Nn +182 431.113
Tegen vorige week +158 336,159
Bunkerbooten zijn In deze statistiek niet
Inbegrepen.
Opgestoomd 2 schepen met 4,348 netto tons.
Probleem No. 197. (W. J. v. d. Voort.)
Zwart: 7/8, 19, 22, 24, 25, 27, 29, dam op 26.
Wit: 30, 35/8, 41/2, 44, 48, dam op 50.
Wit: 3731, 48—43, 36—31, 43—39, 42—37,
35—30, 4440 en 50 47.
Goede oplossingen ontvangen van: W. J. v. d.
Voort, Nieuw-Vennep (No. 195)H. H. W. Borg-
hardt, C. v. d. S., Joh. Lodewykx, J. P. H„ D.
R., allen Rotterdam; W. Schreuder, den Haag;
A. Blom, Utrecht; J. v ,d. Hulst, L.'Turk en H.
S. Vryburg, Oud-Ade.
i
Een humoristisch griezelverhaal.
door WILLIAM CAINE.
«jj opende een deur onder aan de trap en
aPten in de donkerte naar buiten. Zij lie-
doorzichtig over de versterkingen.
^'er is Je touw, zei Ribera.
Ik dacht, dat het verder was, zei Hilario.
^an, bet is hier! Voel
een
is hier.' Voel zelf! het klonk
toon, die geen tegenspraak duldde.
zei Hilario, het is in orde. Je zult
Vr 61 tocl1 goed verzorgen, he? Maar pro-
^ht a'Ies van hem los te krijgen, wat je
Vu.) 20U iammer als WÜ niet be-
en3l£ Van bem Pro£iteerden, na' al de moei-
zorgen, die wij met hem gehad hebben.
2a,I hem wel laten bloeden. Hij is rijk
S weet' wat kan ketalen. Wij heb-
de letQ netjes vast. Het is zoo eenvoudig als
%ahi MorSen sa ik naar hem toe. Ik doe,
Vb j door de wacht is ingepikt hij weet
Vv nersens van. Ik zal er van afzien om de
Publiek te maken, omdat ik tot de ontdek-
W» ara' dat het een Engelschman was. Zij
uej.
'kch
spreek
6,1 mij geroepen, omdat ik zoo goed En-
Dan vraag ik hem als een
Welke dwaasheid hem beeft kunnen
-n ,eea om 's nachts om één uur Santé Brigi-
"t keklimmen. Hij vertelt mij de waarheid,
liegt. In beide gevallen handel ik als
Vb r'6nd. Ik zeg, dat de zaak in den doofpot
V moet worden gestopt en ik toon hem
V j." er alleen bij betrokken, zeg ik, dan
'b ®t gemakkelijk genoeg zijn. Ik zette hem
V koot en hij was weer vrij. Maar nu we-
1 mijn soldaten er van. Ik moet dus tegen
Spanje, zal ik hem zeggen, is alles met geld
recht te maken. Maar het geweten van tien of
twaalf soldaten is niet met een paar peseta's
tot zwijgen te brengen.
Prachtig! zei Hilario. Dan zal hij wel
zeggen, dat ik hem hier naar toe gebracht heb
en dan zul je verplicht zijn om tegen mij een
>evel tot inhechtenisneming uit te vaardigen.
Beste kerel, je bent wel een halve En
gelschman, maar je kent die menschen niet.
Ik ken ze zelf ook wel niet zoo uitstekend,
maar in dit geval weet ik precies, wat ik
voor heb. Het is een idioot, maar een goed
soort. Hij zou nog liever tegen den muur gaan
staan en zich door mijn mannen laten dood
schieten, dan dat hij een woord over jou zou
loslaten. Geloof mij. Hij zal geen enkele aan
wijzing geven, die jou in het gedrang zal bren
gen. Als hij het doet, lach ik hem vierkant
uit. Dan mag hij denken wat hij wil. Hij mag
denken, dat het heele geval doorgestoken
kaart tusschen jou en mij is.
Maar zal hij, als hij betaalt en wij hem
dus loslaten, niet naar den rechter stappen?
Wat kan ons het schelen, wat hij per
soonlijk van jou en mij zegt, nu wij toch we
ten, dat hij de zaak geheim moet houden.
Trouwens, vergeet niet, dat jij, als wij het geld
hebben onafhankelijk van hem bent, wat die
kofferkwestie betreft. Dan heb je immers zelf
de fondsen om dat ding los te krijgen? Waar
om zouden wij bang voor hem zijn? Het is
wel eens goed voor dien praatjesmaker. Waar
om kon bij niet rustig in Engeland blijven?
Wat bad hij hier in San Pablo te maken? Het
zou hem heel wat moeite en kwellingen hebben
bespaard. En nu, Gods zegen en bonjour.
Hilario greep den touwladder en zwaaide
een been over den muur.
Je bent erg goed voor mij geweest kolo
nel, zei hij. Ook goeden nacht. Ik zal toch niet
gerust zijn, voordat alles afgeloopen is.
O, zei Ribera heel beminlijk, al je zorgen
zullen spoedig verdwenen zijn.
Hilario .begon naar beneden te klauteren
Ribera keek over den muur.
Signor! riep hij.
Ja, wat is er nu weer, vroeg Hilario, ter-
yrijl hij even ophield.
O, dit nog even: Sebastian is in December
overleden
Hilario keek stom verbaasd naar den zwar
ten bal van Ribera's hoofd. Zijn mond bleef
open staan van verbazing.
En dan, tot slot, je bent ook niet op de
touwladder, waarlangs je naar boven bent ge
klommen.
Hilario keek doodelijlt verschrikt naar de
donkere massa, die deze satanische woorden
uitbraakte.
Je hebt nog maar een meter touw onder
je en daar onder
Hij hield op.
Hilario's kaken sloegen met een klap weer
dicht en hij greep angstig met zijn hand naar
boven.
Is een vreeselijk steile rots. Als je daar
tegenaan komt kets je van zelf in eens in
zee. Het is een afstand van tachtig meter. Heb
ik je niet gezegd, dat al je zorgen spoedig
voorbij zouden zijn? Adios, vriend Hilario!
Terwijl liij sprak stond lieel de hemel van
den eenen horizon naar den anderen in een
fel purperen licht. Hilario keek naar boven en
had nog juist het verschrikkelijke visioen van
een blauw-wit gezicht, dat grijnzend naar hot
zijne keek en van een hand, die een vervaar
lijk mes van links naar rechts bewoog.
D® donder smoorde den gil, dien hij in zijn
val uitstiet.
HOOFDSTUK XXI.
I.
John lag gebonden en met een prop in zijn
mond. Angst en woede maakten zich van hem
meester. Niets dan de donkerte van den nacht
was om hem been. Zijn hoofd bonsde ver
schrikkelijk, de touwen sneden pijnlijk in zijn
vleescli, zijn keel was als perkament en de
samengeperste prop dreigde hem telkens te
doen stikken. Toch was dit nog niets vergele
ken bij zijn geestestoestand.
Woede maakte zich vsn hem meester. Noch
vrees, noch verbazing, noch welke emotie ook
kende hij. In Joh£ Billing was op liet oogen
blik voor al die gevoelens geen plaato. SSy was
een gevangene, hij had een klap op zijn hoofd
gekregen, hl] Was geboeid, hU was ln een val
gelokt, hij had zichzelf belachelijk gemaakt,
bij was woedend tegen dien onbekenden aan
valler, woedend tegen dien verrader Hilario.
En die woede overstemde alle andere gevoe
lens behalve de woede tegen zich zelf.
Wie had hem dit alles geleverd? Waarom
liad men dit gelapt? Wat was men verder met
liem van plan? Dit alles kon hem allemaal
niets schelen. Het eene groote verlangen, dat
bij nu slechts kende was de rekels bij hun
strot te grijpen en het hun voor goed betaald
te zetten. Een Engelschman uit John's krin
gen is een van de meest trotscke creaturen, dié
er over de aarde wandelen. Hij mag er traag
en indolent en tamelijk zorgeloos uitzien, maar
elke inbreuk op zijn vrijheid brengt hem bui
ten zich zelf van woede. Zoo iets is onbestaan
baar voor hem. Ik heb het meegemaakt, boe
op een nachtelijk uur in een universiteitsstadje
de lichte druk van een politiehand op den arm
van een heel zachtzinnigen kleinen heer vol
doende was om hem in een rauwen duivel van
haat te veranderen, die zoo'n vloed van scheld
woorden uitbraakte, dat de man der wet ineen
kromp van schrik. Het was heelemaal niet,
omdat hij niet langer zijn bescheiden genoegens
mocht vervolgen, die alleen hestonden in het
uitkweelen van 'n paar sentimenteele liede
ren. Had de politieman zich beperkt om zijn
bezwaren in woorden uit te gieren, de ander
zou waarschijnlijk in eens verdwenen zijn,
want ik herhaal, dat het een heel achtens
waardig klein heerschap was. Maar de druk op
zijn arm was hem te veel. Onmiddellijk ver
dween in hem alle redelijkheid. De aanraking
met die politiehand riep een woede op, die
zich geheel van hem meester maakte. In Bil
lings geval was die verlichting niet mogelijk.
Hij kon niets doen, heelemaal niets doen dan
inwendig koken van woede, zich zonder resul
taat heen en weer wringen en verwarde gelui
den uitbrommen. En deze onderdrukking van
zijn woede verwekte zoo'n groote geestesangst,
dat het zweet hem over heel het lichaam uit
brak en hem doornat maakte. Dit verminderde
wellicht een beetje de spanning, want even
later lag hij stil tegen het ijzerwerk aan, ter
wijl de woede nog brandde en dacht bij aan
niets anders meer dan aan ztJn wraak.
Plotseling openden zich drie groote blauwe
ovale ruimten in het donker en een donderend
lawaai vertelde hem, dat het dreigend onweer
was losgebroken. Nu maakte woede plaats
voor een belangstelling in zijn huidige positie.
Zijn gevangenis liad dus drie groote ven
sters, die van den vloer tot aan de zoldering
reikten. De volgende bliksemflits voegde ech
ter niets' meer aan de kennis van zijn omge
ving toe. Het stonk verschrikkelijk en de mu
ren waren besmeerd met vochtige kalk. De
kamer als het een kamer was scheen in
lang niet gebruikt want er hing een vunzige
lucht. Deze bijzonderheden vermeerderden zijn
kennis van wat er met hem gebeurd was, maar
matig.
In ieder geval had Hilario liem hier ge
bracht. Dat was duidelijk. Maar waarom? Om
welke reden kon die Hilario dit gedaan heb
ben? Het was toch in Hilario's belang om
open spel te spelen. Hij had toch duidelijk ge
noeg tegen Hilario gezegd, dat, als hij eenmaal
overtuigd was van Sebastian's bestaan
Ha, dat was het! Was die Sebastian tenslotte
geen fictie? Had Pepe dus gelijk? Maar Mer
cedes
Toen zijn gedachten weer op dit spoor wa
ren gekomen, gingen zij haar eigen weg. Voor
de duizendste maai overwoog hij in dezen kor
ten tijd al de pro's en contra's van deze on
vatbare geschiedenis. Hilario's slechte bedoe
lingen, de onomstootbare eerlijkheid van het
meisje, het teekeningetje van Chibble, de legen
de van den koffer, Mercedes' woede, haar ijver
om haar vader te verlossen, Hilario's tegen
stribbelen, zijn plotseling omzwaaien, dit alles
draalde als een vicieuze cirkel van monster
achtige geheimzinnigheid door zijn hoofd.
Ondertusschen lichtte telkens de bliksem en
rolden de donders door de lucht.
John's woede groeide en verdween, groeide
en verdween, naarmate zijn gedachten draai
den, naarmate Hilario of Mercedes aan de op
pervlakte kwam! Geen seconde wilde hij nog
aan het meisje twijfelen. Zij had zij kon
geen hand hebben in al deze dingen. Hij kreeg
wel een vaag idee, dat zij gebruikt was om
hem in dit net te lokken, maar zij wist beslist
niet, met welk doel zf] zelf waa uitgebuit.
Langzamerhand kwam er uit dien chaos
van woede een krankzinnige verschijning, een
vage waarheid naar voren. Hilario's verraad
was in ieder geval het bewijs, dat de man bang
begon te worden. Toen hij tot de ontdekking
was gekomen, dat zijn aanvankelijk plan niet
bruikbaar was en begreep, dat zijn eigen vrij-
ïeid gevaar liep, nu een zeer achtenswaardige
m zeer op zijn hoede zijnde burger hem plot-
eling in zijn vuile bedoelingen had doorzien
en vast besloten was om hem zijn gerechte
straf te geven, was de zwendelaar overgegaan
tot de eenig mogelijke kans om zijn vrijheid te
herwinnen: verraad. Wat kon er beter opko
men in het hoofd van zoo'n schurk, van een
halven Spanjaard. Volgens Baedeker waren
immers nog heele gedeelten niet veilig voor be
hoorlijk gekleede reizigers. Ja, het was net
iets voor zoo'n deugniet als Hilario om zulke
streken uit te halen. Was dat opsluiten in San
ta Brigida slechts een voorproefje van een lan
gen tocht door de bergen? Zijn verbeelding
hield hem weer een heelen tijd bezig met de
meest passende methode om een man van meer
dan twee meter stiekum door een moderne stad
te vervoeren. Zouden zij hem in een zak dn-
wen en hem voor koren door laten gaan. HU
dacht, dat hij daar wel eens over had gele
zen. Indien Hilario en zijn vrienden hem er
gens veilig in de bergen konden krijgen, zou
den zij hem kunnen afpersen zooveel zij wil
den. Of hij zich daartoe zou leenen is een an
dere zaak. Weer kwam een dolzinnige woede in
hem op, dat hij zich zoo had laten beetnemen,
dat een troepje schurken hem zoo in hun net
ten had weten te verstrikken.
En indien hij weigerde op hun afpersingen
in te gaan? Indien hij zijn mond niet wilde
houden? De eenig mogelijke oplossing stond
hem onmiddellijk voor den geest en verkoelde
zijn wraak. Zou het al of niet dwaas zijn om
dit alternatief te verkiezen boven vrijheid en
zwijgen? Zou hij, of zou hij niet in staat zijn
om ooit nog zijn hoofd op te steken, indien hij
toegaf? Den laat sten tijd was het leven hem
zeer aantrekkelijk voorgekomen, maar zelfs
een leven met Mercedes zou niet draaglijk zijn
voor den prijs van dat zwijgen.