Baandag 21 October 192s, SCHAAKRUBRIEK. feuilleton ÉÉI Uk I ÉH DAMRUBRIEK. m I Hf .mk m MODEPRAATJES DE SPAANSCHE SCHATGRAVER. bjenn_?aat3. van een party geven we nu een Aan 5,vaarflig: artikelje, dat we hebben ontleend S°- «12 5'4213- PAGINA EERSTE BLAD. jm Éyyin li im 'fM 'WM JU nn m gp m •/wow yjm mm mm ^'mrn '^'WÊk'WM v, ,/m/y, m gÉifS Weten in mijn plicht verzaken, of ik ma atilzwijgen zien af ta koopen. In (Wordt vervolgd). adt-ff206'1® a"° mededeelingen aan bovenstaand te richten. Redacteur: P. A. KOETSHEID. Beukelsweg 51b. Rotterdam. CORRESPONDENTIE. te R. In no. 4213 maakt zwart a-- onschadelijk door 1f3—f2. 'egd <j0 te In no- 4214 wordt 1. Df2 weer Pb4. tr. N. Pg4 1. Pa6 en in no. 4215 1. Da4 oor jj en Noord-Brabantschen Schaakbond. g6r) bevat tal van nuttige wenken voor de hgen van de spelers. Het komt ons voor, Wel voor lederen schaakspeler ei opgesloten. PROBLEEM No. 4222. J. van DIJK te De Lier. Eerste plaatsing. Mat in twee zetten. PROBLEEM No. 4223. Dr. L. N. de JONG, Ruinen. Eerste plaatsing. Zelfmat in twee zetten (1919). PROBLEEM No. 4224. O. NEMO. Eerste prys „Le Salut Public" Mat in drie zetten. ^OPLOSSINGEN OVER DRIE WEKEN. Worden by ons ingewacht tot Dinsdag 5 einber PROBLEEMOPLOSSINGEN. 1 Dh4d8 enz. 4210. ♦211. 1. Lh4f6 enz. 1. Pc4e5 enz. 1 Tc4b4 enz. J°- 4214. 1. Ld8h4 dreiging; 2. Df7—g8 enz. Lhl (Lfl), Lh3 (Lf3), Le4, Pa6, d5—d4; Df8, Do8, Dd7:t. Da2 enz. J 4215. 1 Da3a5 dreiging; 2. Pf5—e7f enz. ÏVi'.1"> Tb3:, (Pc3, Pb4), Pf6, de6:; 2. Pe7t, "f> Pd3f, enz. ,R. GOEDE OPLOSSINGEN. Wv- Gaaien, Rotterdam alle; J. L. v. Grieken, Vh (5am aIIe: x MarcelI«' Rotterdam alle; H. Roermond allo beh. no. 4214; P. Va. nMi Neerloon idem; Jef Helmer, Heerlen de W. G. Kortman, Rotterdam idem; bieets, Roermond idem; D. v. Niekerk, Ry- zenburg no. 4210, 4211 en 4212; G. Vyverberg, Rotterdam idem; W. H. Haring, Kethel no. 4211; E. v. Poucke, Zeist no. 4211. DE SPORTIVITEIT IN HET SCHAAKSPEL. We willen het hebben over de sportiviteit in het schaakspel, of wellicht juister omschre ven de sportiviteit van den schaakspeler en zyn omgeving. Onder „Sportiviteit" verstaan we dande resul taten van: goede manieren, eeriykheid, be- heerschlng en derzelver by-deugden. Deze omvangrüke Stof deelen we als volgt in: I. Sportiviteit van den schaakspeler tydens het spel; II. Sportiviteit van den schaakspeler na het spel;. III. Sportiviteit van den schaakspeler als toe schouwer by anderer spel. I. SPORTIVITEIT VAN DEN SCHAAK SPELER TIJDENS HET SPEL. De spelende schaker behoort sportief te zyn in z'n voorkomen, z'n houding en manieren en in zyn spel. a. In z'n voorkomen, houding en manieren: Hebt u wel eens ooit tegenover een schaker gezeten, wiens uiteriyk en kleeding kenneiyke sporen van verwaarloozing droegen? Op het moment dait ge op het punt staat uw ingewikkelde combinatie in den geest feilloos zeker winstgevend uit te werken, bemerkt ge dat uws tegenspelers das zyn hangplaats verlaten heeft. Ge maakt er hem schuchter op attent; hy gromt wat brengt het reislustige kleeding- stukje op z'n plaats doch zoo slordig, dat gü vreest het ieder oogenblik weer te zien deserteeren. Uwe combinatie deserteert voor goed. Niet al te reine handen of andere hier niet nader te noemen, hygiënische gebreken kunnen er toe bydragen den collega aan de andere zyde van het bord te verontrusten en gevolgiyk diens speelkraoht te ondermynen. Voor wat de houding en manieren betreft: Rustig zyn, récht op z'n stoel zitten en bedaarde bewegingen maken, die drie zün hier groote ver diénsten. Men kan z'n medeschaker geweldig hinderen door op z'n stoel te zitten „karren", telkens weg te loopcn, goed of afkeurende bewegingen te maken of daarvan mondelinge uitingen ten beste te geven. De verplaatsing en het slaan der stukken dienen zonder drift, nonchalance of onnoodig geweld te geschieden. Men geve z'n collega den tyd de zetten van weerszoden te noteeren; men geve hem daartoe ook de benoodigde ruimte door het bord niet grootendeels op zyn helft te schuiven, om ruimte voor eigen ellebogen. Men vermüde onnoodig praten of elke andere afleiding des tegenstrevers. Men waarschuwe by tyd en wule als collega eens mocht vergeten de klok om te schakelen. Men wachte zich voor te luidruchtig niezen, proesten, neussnuiten of dergeiyke noodzakeiyke geluidgevende menschelükheden. Trommelen met (3q vingers op tafel en mot de boenen wiebelen zyn zeer storende bewegingen voor den ander, die Ingespannen kopwerk verricht. Bü een gerekt nadenken van den antagonist opvallend z'n uurwerk te voorschyn halen en bestudeeren kan zeer Irriteerend werken en is on beleefd. Zelf slecht noteeren en den ander onophoude- iyk om opgave van een of meer vorige zetten vragen is iets wat fataal vah afleiding moet zyn. Neemt men plaats tegenover een schaakspeler die op dat moment niet rookt, dan is het sportief te informeeren of hy nimmer rookt en/of het rooken hem hindert. Hü zal u het rooken niet willen weigeren en uw tegenprestatie zal zyn: beheersching in uw rookzucht, in zooverre u zult trachten te voorkomen dat de door u uit geblazen rookwolken hem hinderen. Tydens de zetstudie van uw schaakvriend com mentaar leveren by het spel op uw buurmans bord, aan dezen of aan derden moet afleidend werken j. Het zal nimmer als sportief kunnen gelden den man aan de andere zyde van de 64 velden, midden in diens gepeinzen, opmerkzaam te maken op het binnentreden van uw beider vriend. Uiting van wrevel, door woord of miniek, als uw etrydgenoot uwe combinatie verhindert, den zet niet doet dien u wensoht, u op andere wijze in uw spel verrast, verraadt zielezwak- heid en heeft met positieve sportiviteit niets te maken. Tydens het spel uw tegenstander aan een vroegere nederlaag tegen u te herinneren lukt niet sportief. Kortom: „Men gedrage zich tegenover zyn sohaaktegenstander als tegenover zyn meerdere, en de sportiviteit zal niet in het gedrang komen." b. In zijn spel. De sportieve schaakspeler houdt zich aan het reglement. Hy speelt, zonder daartoe door den ander te worden verplicht met het aan geraakte stuk, ook indien hem dit noodlottig wordt. Zelfs als des tegenstanders goede hart hem de gelegenheid geeft daarvan af te wijken, houde hy dezen wedstry'dregel in eere. Hü neemt geen zet terug, noch vraagt erom zulks te mogen doen. By een besliste nederlaag, ook en vooral in wed strijden. geeft hü op. O, die vlek op het kleed der sehaakspoi-tiviteit: het doorspelen op een hopelyken blunder van den tegenspeler. De sportieve schaker, die weet dat hü overwonnen is, gééft zich ook gewonnen. Helaas de arme deugd der sportiviteit komt hier bij vaak in het nauw. Hoe vaak zien wy niet op wedstryden een eindspel van den naakten Koning tegen Koning en Dame doorgespeeld in de hoop op een gluiperig „patje". Een sportieve schaker wil zoo z'n party niet winnen, en heusch in de meeste gevallen weet mem wel of men glad verloren staat of niet, en dan eischt de sportiviteit onverbidde- lü'k„opgeven." By wedstryden, waar het noteeren der party voor beide spelers is voorgeschreven, zelf niet noteeren is buiten en behalve dat het gestraft dient te worden door den spelleider absoluut onsportief. Let maar eens op, daar door krygt de wel-noteerende schaakspeler amper tyd om behooriyk te noteeren. Het tydig opgeven, bü hopelooze stellingen, by gelegenheid van een simultaan-séance is een sportief voorschrift Doet men het niet, dan doet men opzettelük te kort aan de tydwinst van den simultaanspeler. II. SPORTIVITEIT VAN DEN SCHAAK SPELER NA HET SPEL. Men zü een gelaten verliezer die de hand reikt aan z'n oogenblikkehjke meerdere. Men zü een bescheiden winnaar, die het goede in het spel van z'n oogenblikkeiyk mindere weet te waardeeren. Valt elkaar niet lastig met „als u dat gedaan had, dan weet ik niet of u wel verloren liadt" of: „toen u dien zet deed, kon ik u natuuriyk af maken." Bespreekt en analyseert uw party, zeker, dat is leerzaam. Maar doet het als geiyken tegen over elkaar, elkanders kennis waardeerend en aanvullend. Tenslotte gaat het in het schaakspel minder om de winst dan wel om het gehalte der party. Een schoongespeelde verlies-party heeft meer waarde voor u en de schaakwereld dan een winst punt als gevolg van des verliezers blunder. Hebt ge waariyk een fraaie winstparty en gaat ge uw vrienden zulks verkondigen, doe het dan zöó dat uw overwonnene zich niet onbehage- ïyk behoeft te gevoelen in dat gezelschap. Open te allen tyd uw slachtoffer het uitzicht op een revanche-party. Stel u in dergeiyke zaken als regel: „Zie in den overwonnene uw vriend van wien ge zelf wellicht later denzelfden vriendendienst van overwinningsbescheidenheid noodig hebt, en de sportiviteit zal er wei by varen." XII. SPORTIVITEIT VAN DEN SCHAAK SPELER ALS TOESCHOUWER BIJ ANDERER SPEL. Men zy „zwygend" toeschouwer. Onthoud u van alles, zelfs het geringste, dat de spelenden ook maar bü benadering storen kan. Fluisterend commentarieeren van het spel achter hun rug is tienmaal meer storend dan hardop praten, daar hun gedachten worden af geleid in het trachten te vernemen waarover ge het hebt. Houd uw gelaat strak bij sterken of zwak ken zet van een der spelers. Uw gelaatsuitdruk king, al of niet juist geïnterpreteerd, kan de party beslissend beinvloeden. Buig nimmer over eei\ speler heen, en ver- mUd ook tegen hem aan te dringen, hem te stooten of zijn stoel aan te raken, dat zün zaken, die geweldig kunnen hinderen aan strak gespannen geesten. Moet een speler zich even verwijderen, laat zyn plaats dan vry. Zet u vooral niet niet op zyn stoel om zün party eens rustig op te nemen, dat doet hem vreemd aan en veroorzaakt wrevel als hy terugkeert. Vermyd vooral ook den stand met zyn tegenspeler ir.tusschen te bespreken, dat is een doodzonde v in onsporti- vlteit, ook al heeft het op den' gang van het spel geen invloed, Ia de eene speler aan zet, vermijd dan een gesprek met den ander aan te knoopen, dat is hinderiyk voor beiden en kan nooit sportief zün Laat u dus al3 toeschouwer doordringen van de gedachte: „dat de spelers de mannen van gewicht zyn, en de toeschouwers niets te be- teekenen hebben" en de sportiviteit zal uw deel zijn. Schaakbroeders, vorenstaande is niet ge schreven door een sportheilige, die in de sportiviteit „cum laude" geslaagd is. Het zyn de overwegingen eens bescheiden schakers, die als mededinger of toeschouwer by schaakwedstrijden zün oogen en ooren den kost gaf, en die zelf zoo veel mogelijk naar de sportieve volmaaktheid streeft. Hy geeft u zyn neergepende overpeizingen ter overweging en hoopt, dat de practische be leving van het sportiviteits-beginsel in de schaak wereld een groot deel van diens luister zal gaan uitmaken. VOILA. Alle correspondentie te redacteur dezer courant. ■ichten aan den dam- No. 87 (20 October 1929). W. J. PROBLEEM No. 202. v. d. VOORT, Nieuw-Vennep. Zwart. //s/Ws V///77// ///ivü/ .,77;/: W i t. Zwart: 12/3, 15, 21, 27, 29, 33/4, 40 en 45 Wit: 20, 32, 37/8, 41/3, 46/7, 49 en 50. PROBLEEM No. 203. W. J. v. d. VOORT, Nieuw-Vennep. Zwart. Wit: Zwart: 2, 4/5, 11/3, 19, 35, 41, dam op 10. Wit: 15, 24, 28, 30, 33/4, 37, 3D, 42, 45/6 en 50. PROBLEEM No. 204. JAC. HARING, Hoorn. Zwart. Dat zou Conan Doyle ook kunnen overko~nen. Gedurende een zeereis maakte de beroemde Swedenborg, die op het einde van zijn leven ook veel aan geestenzienerij deed, in de hut van den kapitein eerbiedige buigigen voor allo lege stoelen. De kapitein informeerde nieuwsgierig, wat dit alles te beteekenen had. „Maar ziet U dan niet", antwoordde Swe denborg iet of wat geagiteerd, dat hier Karei de Groote, Czaar Peter en Keizerin Cathariua hebben .plaats genomen? Kort daarop voer het schip van wal, en Swedenborg wilde van boord gaan. De kapitein riep hem oolijk terug en zeide: „eerst moet je mij de passage betalen voor al die koninklijke gasten, met wie ge mijn hut gedeeld hebt. Anders zou ik U waarlijk niet voor toerekenbaar moeten houden". /s/77/// 'S/JA/O. //6ZZ'. Wit: Zwart: 2, 4, 7, 9, 14, 19/21, 23/4, 29 en 36. Wit: 30, 32/3, 35, 38/9, 41, 43/4 en 48. PROBLEEM No. 205. JAC. HARING, Hoorn. Zwart. Wit: Zwart: 11/3, 15, 17/8, 22/3, 25 en 33. Wit: 26/7, 29/31, 34, 38, 40/1, 43/4 en 50. Party, gespeeld 4 November 1909 door de H.H. J. Noome Mzn. (wit) en J. de Heer Azn. (zwart). 1. 33—28 18—23 2. 39—33 12—18 3. 33—29 Wit speelde dezen zet om een onregelmatige party of voordeel in de positie te krygen. Hier moest zwart de witte schyf 29 uitruilen met 20—24 en 15 :24. 3. 7—12 4. 38—33 17—22 5. 28 17 12 21 6. 31—27 8—12 Sterker is 1924 om wit zoolang mogelyk in bedwang te houden. 7. 42—38 20—24 8. 29 20 15 24 9. 3429 Maakt dadelyk gebruik van den slechten afruil van zwart, die nu een schyf op 25 krygt. Ster ker voortzetting van zwart is 1117. 9. 23 34 10. 40 20 14 26 11. 47—42 4540 en 40—34 was beter om een afruil met 2530 te beleten. 11. 10—14 12. 44—40 5—10 13. 43—39 2— 8 14. 39—34 21—26 Zwakke zet. Schijf 21 biyve staan om dezen vleugel eenigszins in bedwang te houden. 15. 32—23 1—7 Speelde zwart hier 1923, 14: 23, dan maakt wit een vierslag mot 2722, 3731, 41 21, 3430, 40 16 met 2 schyven winst. 16. 37—31 26:37 17. 41 32 18—22 Sterker is 1117 en 711, waardoor zwart een uitstekenden stand krygt. 18. 27 18 13 22 19. 28 17 12 21 De voorkeur verdient 11 22, schyven zoo min mogelyk aan den rand. 20. 4641 - 3631 is de zet om te voorkomen dat zwart door 2127 het strategisch punt 27 bezet. 20. 7—12 Zie vorige opmerking. 21. 41—37 22. 49—43 23. 50—44 24. 44—39 9—IS 4—9 12—18 21—26 Zwak gespeeld, op veld 26 doet de schyf weinig dienst. Veel sterker is nog altyd 2127. 25. 3329 11—17 Speelde zwart 1823, 13 22 dan maakte wit een krachtigen aanval op zwart's langen vleugel met 37—31, 39—33, 35 15. 26. 2924 19 30 27. 35 24 10—15 28. 40—35 14—19 Zeer goed; biyft de stand staan, dan wint wit een schyf met 2420, 3430, 39 1.0. Op zwart 1420 vervolgt wit 4540, 34 21 en wint ook een schyf. 29. 32—27 19 30 30. 35 24 17—21 Bleef de stand staan, dan maakte wit dam met 24—19, 27—21, 37—31, 42 2 of 4. 31. 37—31 26 37 32. 42 31 21 32 33. 38 27 19—22 34. 27 18 13 22 Stand: Zwart: 3, 6, 8/9, 15/6, 22 en 25. Wit: 24, 31, 34, 36, 39, 43, 45, 49.' Een zeer belangryke stand, waar wit onmid- d'eliyk voordeel behaalt met 3127, 36 27. Dit eindspel is het bestudeeren ten volle waard. 35. 31—27 36. 36 27 37. 43—38 38. 39—33 813 enz. was hier de zet. 39. 33—28 40. 38—32 41. 48—42 42. 42—37 43. 34—29 44. 45—40 45. 40—34 46. 24—19 47. 27 16 48. 32—27 22 31 6—11 11—17 8—12? '7—21 11—26 9—14 3—8 12—18 14—20 8—12 16—21 12—17 17—21 2024 geeft ook niet dan wit 19 30, PARIJS, 15 October. Ondanks de voorliefde, die men nog altijd blijkt te hebben voor godets en coupes-en-forme, maakt men voor verschillende modellen ook een dankbaar gebruik van plooien. En men be reikt daarmede heel charmante resultaten, die tot een meer algemeene toepassing, speciaal voor de meer eenvoudige en sportieve model len, zullen uitlokken. Onderstaand teekeningetje geeft een heel aan trekkelijk voorbeeld van hetgeen met een plooi- garneering te bereiken valt. De robe is van voren geheel gegarneerd met plooien van afnemende hoogte, die als 't ware onder een découpe vandaan komen, afgelijnd door drie rijen koordplooitjes. Deze laatste gar neering herhaalt zich op een hooger aange bracht découpe en langs hals, polsen en cein tuur. Zonder dat iets aan het sobere cachet te kort gedaan wordt, bereikt men met die garneering een geacbeveerdheid in details, die men op het oogenblik erg nastreeft. Als stof voor zulk een robe valt zoowel het soepele jersey, crêpe-de-laine als tweed aan te bevelen. En als kleur: grijs, beige, kastanje, oud-rood, midden of hei-blauw, of enkele tin ten groen, amandeltint, of flesschengroen bijv. Keus genoeg, gelijk men ziet! 16—11, 28—22 enz. 15—20, 17 6. 49. 37—32 Zwart geeft op. OPLOSSINGEN. Probleem No. 194. (J. Haring.) Zwart: 7/8, 14, 17, 19, 21/3, 25,. 28/9. Wit: 31/2, 34/5, 37, 39, 42, 44, 49 en 50. Wit: 31—26, 37—31, 50—45, (zwart 48 34), 44—39, 45 34, 35 11 en 26 10. Probleem No. 195. (J. Haring.) Zwart: 8, 10/4, 18/20, en 26. Wit: 27/9, 33, 35, 37, 39, 40, 42 en 44. Wit: 37—31, 28—23, 44—40, 40—34, 35 4, 27—22 en 4:5. Probleem No_ 196. (W. J. v. d. Voort.) Zwart: 11, 13/4, 18/9, 24, 26, 30, dam op 29. Wit: 15, 22, 32/3, 37/9, 41, 47 en 49. Wit: 32—28, 38—32, (zwart 29 31), 32: 21, 39—34, 49—44, 41—36 en 36 29. DE SCHEEPVAARTBEWEGING IN Dfc AFGELOOPEN WEEK. Gedurende de afgeloopen week zijn volgens onze Rcatistiek den Nieuwen Waterweg binnen gekomen 307 schepen, waarvan 0 zeilschepen en 2 zeelichters. Hiervan waren bestemd voor Rot terdam, met inbegrip van Hoek van Holland, 278 schepen, m. 496,993 n. reg. tons, voor Vlaardingen 13 Schiedam 7, Pernis 1 andere Nederl. plaatsen 8 en Duitschland 0. Voor Poortersbaven waren bestemd 0 stoom schepen, terwijl 15 schepen den Waterweg zijn binnengekomen om te bunkeren. Gedurende hetzelfde tijdvak van 1928 kwame den Nieuwen Waterweg binnen 280 schepen waarvan zeilschip en 0 zeelichters. Hiervan waren bestemd voor Rotterdam met inbegrip van Hoek van Holland 249 schepen voor Vlaardingen 12, Schiedam 10, Pernis 1. andere Nederl. plaatsen 7 en Duitschland 1. Sedert 1 Januari zijn aangekomen Schepen Netto Reg.ton N. Waterweg 1929 11,368 19,372.893 1928 11,291 18.803.813 Na Tegen vorige week Rotterdam 1929 1928 74 47 10266 10081 569.080 470.221 17.525.817 17.094.704 Nn +182 431.113 Tegen vorige week +158 336,159 Bunkerbooten zijn In deze statistiek niet Inbegrepen. Opgestoomd 2 schepen met 4,348 netto tons. Probleem No. 197. (W. J. v. d. Voort.) Zwart: 7/8, 19, 22, 24, 25, 27, 29, dam op 26. Wit: 30, 35/8, 41/2, 44, 48, dam op 50. Wit: 3731, 48—43, 36—31, 43—39, 42—37, 35—30, 4440 en 50 47. Goede oplossingen ontvangen van: W. J. v. d. Voort, Nieuw-Vennep (No. 195)H. H. W. Borg- hardt, C. v. d. S., Joh. Lodewykx, J. P. H„ D. R., allen Rotterdam; W. Schreuder, den Haag; A. Blom, Utrecht; J. v ,d. Hulst, L.'Turk en H. S. Vryburg, Oud-Ade. i Een humoristisch griezelverhaal. door WILLIAM CAINE. «jj opende een deur onder aan de trap en aPten in de donkerte naar buiten. Zij lie- doorzichtig over de versterkingen. ^'er is Je touw, zei Ribera. Ik dacht, dat het verder was, zei Hilario. ^an, bet is hier! Voel een is hier.' Voel zelf! het klonk toon, die geen tegenspraak duldde. zei Hilario, het is in orde. Je zult Vr 61 tocl1 goed verzorgen, he? Maar pro- ^ht a'Ies van hem los te krijgen, wat je Vu.) 20U iammer als WÜ niet be- en3l£ Van bem Pro£iteerden, na' al de moei- zorgen, die wij met hem gehad hebben. 2a,I hem wel laten bloeden. Hij is rijk S weet' wat kan ketalen. Wij heb- de letQ netjes vast. Het is zoo eenvoudig als %ahi MorSen sa ik naar hem toe. Ik doe, Vb j door de wacht is ingepikt hij weet Vv nersens van. Ik zal er van afzien om de Publiek te maken, omdat ik tot de ontdek- W» ara' dat het een Engelschman was. Zij uej. 'kch spreek 6,1 mij geroepen, omdat ik zoo goed En- Dan vraag ik hem als een Welke dwaasheid hem beeft kunnen -n ,eea om 's nachts om één uur Santé Brigi- "t keklimmen. Hij vertelt mij de waarheid, liegt. In beide gevallen handel ik als Vb r'6nd. Ik zeg, dat de zaak in den doofpot V moet worden gestopt en ik toon hem V j." er alleen bij betrokken, zeg ik, dan 'b ®t gemakkelijk genoeg zijn. Ik zette hem V koot en hij was weer vrij. Maar nu we- 1 mijn soldaten er van. Ik moet dus tegen Spanje, zal ik hem zeggen, is alles met geld recht te maken. Maar het geweten van tien of twaalf soldaten is niet met een paar peseta's tot zwijgen te brengen. Prachtig! zei Hilario. Dan zal hij wel zeggen, dat ik hem hier naar toe gebracht heb en dan zul je verplicht zijn om tegen mij een >evel tot inhechtenisneming uit te vaardigen. Beste kerel, je bent wel een halve En gelschman, maar je kent die menschen niet. Ik ken ze zelf ook wel niet zoo uitstekend, maar in dit geval weet ik precies, wat ik voor heb. Het is een idioot, maar een goed soort. Hij zou nog liever tegen den muur gaan staan en zich door mijn mannen laten dood schieten, dan dat hij een woord over jou zou loslaten. Geloof mij. Hij zal geen enkele aan wijzing geven, die jou in het gedrang zal bren gen. Als hij het doet, lach ik hem vierkant uit. Dan mag hij denken wat hij wil. Hij mag denken, dat het heele geval doorgestoken kaart tusschen jou en mij is. Maar zal hij, als hij betaalt en wij hem dus loslaten, niet naar den rechter stappen? Wat kan ons het schelen, wat hij per soonlijk van jou en mij zegt, nu wij toch we ten, dat hij de zaak geheim moet houden. Trouwens, vergeet niet, dat jij, als wij het geld hebben onafhankelijk van hem bent, wat die kofferkwestie betreft. Dan heb je immers zelf de fondsen om dat ding los te krijgen? Waar om zouden wij bang voor hem zijn? Het is wel eens goed voor dien praatjesmaker. Waar om kon bij niet rustig in Engeland blijven? Wat bad hij hier in San Pablo te maken? Het zou hem heel wat moeite en kwellingen hebben bespaard. En nu, Gods zegen en bonjour. Hilario greep den touwladder en zwaaide een been over den muur. Je bent erg goed voor mij geweest kolo nel, zei hij. Ook goeden nacht. Ik zal toch niet gerust zijn, voordat alles afgeloopen is. O, zei Ribera heel beminlijk, al je zorgen zullen spoedig verdwenen zijn. Hilario .begon naar beneden te klauteren Ribera keek over den muur. Signor! riep hij. Ja, wat is er nu weer, vroeg Hilario, ter- yrijl hij even ophield. O, dit nog even: Sebastian is in December overleden Hilario keek stom verbaasd naar den zwar ten bal van Ribera's hoofd. Zijn mond bleef open staan van verbazing. En dan, tot slot, je bent ook niet op de touwladder, waarlangs je naar boven bent ge klommen. Hilario keek doodelijlt verschrikt naar de donkere massa, die deze satanische woorden uitbraakte. Je hebt nog maar een meter touw onder je en daar onder Hij hield op. Hilario's kaken sloegen met een klap weer dicht en hij greep angstig met zijn hand naar boven. Is een vreeselijk steile rots. Als je daar tegenaan komt kets je van zelf in eens in zee. Het is een afstand van tachtig meter. Heb ik je niet gezegd, dat al je zorgen spoedig voorbij zouden zijn? Adios, vriend Hilario! Terwijl liij sprak stond lieel de hemel van den eenen horizon naar den anderen in een fel purperen licht. Hilario keek naar boven en had nog juist het verschrikkelijke visioen van een blauw-wit gezicht, dat grijnzend naar hot zijne keek en van een hand, die een vervaar lijk mes van links naar rechts bewoog. D® donder smoorde den gil, dien hij in zijn val uitstiet. HOOFDSTUK XXI. I. John lag gebonden en met een prop in zijn mond. Angst en woede maakten zich van hem meester. Niets dan de donkerte van den nacht was om hem been. Zijn hoofd bonsde ver schrikkelijk, de touwen sneden pijnlijk in zijn vleescli, zijn keel was als perkament en de samengeperste prop dreigde hem telkens te doen stikken. Toch was dit nog niets vergele ken bij zijn geestestoestand. Woede maakte zich vsn hem meester. Noch vrees, noch verbazing, noch welke emotie ook kende hij. In Joh£ Billing was op liet oogen blik voor al die gevoelens geen plaato. SSy was een gevangene, hij had een klap op zijn hoofd gekregen, hl] Was geboeid, hU was ln een val gelokt, hij had zichzelf belachelijk gemaakt, bij was woedend tegen dien onbekenden aan valler, woedend tegen dien verrader Hilario. En die woede overstemde alle andere gevoe lens behalve de woede tegen zich zelf. Wie had hem dit alles geleverd? Waarom liad men dit gelapt? Wat was men verder met liem van plan? Dit alles kon hem allemaal niets schelen. Het eene groote verlangen, dat bij nu slechts kende was de rekels bij hun strot te grijpen en het hun voor goed betaald te zetten. Een Engelschman uit John's krin gen is een van de meest trotscke creaturen, dié er over de aarde wandelen. Hij mag er traag en indolent en tamelijk zorgeloos uitzien, maar elke inbreuk op zijn vrijheid brengt hem bui ten zich zelf van woede. Zoo iets is onbestaan baar voor hem. Ik heb het meegemaakt, boe op een nachtelijk uur in een universiteitsstadje de lichte druk van een politiehand op den arm van een heel zachtzinnigen kleinen heer vol doende was om hem in een rauwen duivel van haat te veranderen, die zoo'n vloed van scheld woorden uitbraakte, dat de man der wet ineen kromp van schrik. Het was heelemaal niet, omdat hij niet langer zijn bescheiden genoegens mocht vervolgen, die alleen hestonden in het uitkweelen van 'n paar sentimenteele liede ren. Had de politieman zich beperkt om zijn bezwaren in woorden uit te gieren, de ander zou waarschijnlijk in eens verdwenen zijn, want ik herhaal, dat het een heel achtens waardig klein heerschap was. Maar de druk op zijn arm was hem te veel. Onmiddellijk ver dween in hem alle redelijkheid. De aanraking met die politiehand riep een woede op, die zich geheel van hem meester maakte. In Bil lings geval was die verlichting niet mogelijk. Hij kon niets doen, heelemaal niets doen dan inwendig koken van woede, zich zonder resul taat heen en weer wringen en verwarde gelui den uitbrommen. En deze onderdrukking van zijn woede verwekte zoo'n groote geestesangst, dat het zweet hem over heel het lichaam uit brak en hem doornat maakte. Dit verminderde wellicht een beetje de spanning, want even later lag hij stil tegen het ijzerwerk aan, ter wijl de woede nog brandde en dacht bij aan niets anders meer dan aan ztJn wraak. Plotseling openden zich drie groote blauwe ovale ruimten in het donker en een donderend lawaai vertelde hem, dat het dreigend onweer was losgebroken. Nu maakte woede plaats voor een belangstelling in zijn huidige positie. Zijn gevangenis liad dus drie groote ven sters, die van den vloer tot aan de zoldering reikten. De volgende bliksemflits voegde ech ter niets' meer aan de kennis van zijn omge ving toe. Het stonk verschrikkelijk en de mu ren waren besmeerd met vochtige kalk. De kamer als het een kamer was scheen in lang niet gebruikt want er hing een vunzige lucht. Deze bijzonderheden vermeerderden zijn kennis van wat er met hem gebeurd was, maar matig. In ieder geval had Hilario liem hier ge bracht. Dat was duidelijk. Maar waarom? Om welke reden kon die Hilario dit gedaan heb ben? Het was toch in Hilario's belang om open spel te spelen. Hij had toch duidelijk ge noeg tegen Hilario gezegd, dat, als hij eenmaal overtuigd was van Sebastian's bestaan Ha, dat was het! Was die Sebastian tenslotte geen fictie? Had Pepe dus gelijk? Maar Mer cedes Toen zijn gedachten weer op dit spoor wa ren gekomen, gingen zij haar eigen weg. Voor de duizendste maai overwoog hij in dezen kor ten tijd al de pro's en contra's van deze on vatbare geschiedenis. Hilario's slechte bedoe lingen, de onomstootbare eerlijkheid van het meisje, het teekeningetje van Chibble, de legen de van den koffer, Mercedes' woede, haar ijver om haar vader te verlossen, Hilario's tegen stribbelen, zijn plotseling omzwaaien, dit alles draalde als een vicieuze cirkel van monster achtige geheimzinnigheid door zijn hoofd. Ondertusschen lichtte telkens de bliksem en rolden de donders door de lucht. John's woede groeide en verdween, groeide en verdween, naarmate zijn gedachten draai den, naarmate Hilario of Mercedes aan de op pervlakte kwam! Geen seconde wilde hij nog aan het meisje twijfelen. Zij had zij kon geen hand hebben in al deze dingen. Hij kreeg wel een vaag idee, dat zij gebruikt was om hem in dit net te lokken, maar zij wist beslist niet, met welk doel zf] zelf waa uitgebuit. Langzamerhand kwam er uit dien chaos van woede een krankzinnige verschijning, een vage waarheid naar voren. Hilario's verraad was in ieder geval het bewijs, dat de man bang begon te worden. Toen hij tot de ontdekking was gekomen, dat zijn aanvankelijk plan niet bruikbaar was en begreep, dat zijn eigen vrij- ïeid gevaar liep, nu een zeer achtenswaardige m zeer op zijn hoede zijnde burger hem plot- eling in zijn vuile bedoelingen had doorzien en vast besloten was om hem zijn gerechte straf te geven, was de zwendelaar overgegaan tot de eenig mogelijke kans om zijn vrijheid te herwinnen: verraad. Wat kon er beter opko men in het hoofd van zoo'n schurk, van een halven Spanjaard. Volgens Baedeker waren immers nog heele gedeelten niet veilig voor be hoorlijk gekleede reizigers. Ja, het was net iets voor zoo'n deugniet als Hilario om zulke streken uit te halen. Was dat opsluiten in San ta Brigida slechts een voorproefje van een lan gen tocht door de bergen? Zijn verbeelding hield hem weer een heelen tijd bezig met de meest passende methode om een man van meer dan twee meter stiekum door een moderne stad te vervoeren. Zouden zij hem in een zak dn- wen en hem voor koren door laten gaan. HU dacht, dat hij daar wel eens over had gele zen. Indien Hilario en zijn vrienden hem er gens veilig in de bergen konden krijgen, zou den zij hem kunnen afpersen zooveel zij wil den. Of hij zich daartoe zou leenen is een an dere zaak. Weer kwam een dolzinnige woede in hem op, dat hij zich zoo had laten beetnemen, dat een troepje schurken hem zoo in hun net ten had weten te verstrikken. En indien hij weigerde op hun afpersingen in te gaan? Indien hij zijn mond niet wilde houden? De eenig mogelijke oplossing stond hem onmiddellijk voor den geest en verkoelde zijn wraak. Zou het al of niet dwaas zijn om dit alternatief te verkiezen boven vrijheid en zwijgen? Zou hij, of zou hij niet in staat zijn om ooit nog zijn hoofd op te steken, indien hij toegaf? Den laat sten tijd was het leven hem zeer aantrekkelijk voorgekomen, maar zelfs een leven met Mercedes zou niet draaglijk zijn voor den prijs van dat zwijgen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 3