DE MOORD AAN DEN OOSTZEEDIJK. Een „gewichtige getuige" die hoog spel speelde. RAPPORTEN DER DESKUNDIGEN IN BEHANDELING. „IEMAND, DIE OP HET PUBLIEK NIET MAG WORDEN LOSGELATEN" 'T RAPPORT VAN DR. HESSELINK. De vijl. De jas van verdachte ging mee in de lorren, MEISJE IN EEN KAST OPGESLOTEN BRUTALE INBRAAK. NIET-VLEIENDE VERKLARINGEN BETREFFENDE AGENT BRONS Bezwarend Yoor den procuratiehouder Tan O. TEGENSPRAAK BIJ DE DESKUNDIGEN (Vervolg van Dinsdag.) Commissaris D ij k s t r a had aan de bewe ring van getuige Brons weinig waarde gehecht, wegens de mentaliteit van dezen getuige. Getuige Brons had dadelijk, toen hij zijn ont dekking van de roode vlekken deed, zijn supe rieuren moeten waarschuwen. Hij heeft dat niet gedaan en de reden waarom is niet steek houdend, want hij heeft wel gelegenheid gehad er met een collega over te spreken. Commis saris had de bewering van Brons als fantasie beschouwd. De president vindt het vreemd, dat getuige, die reeds op den avond van den moord verdenking had tegeü Van O., zoo weinig waarde aan de verklaring hechtte, dat hij uiet eens nagegaan heeft, of ze inderdaad juist was, Getuige P. Biesheuvel, agent van politie, had, nadat Brons het rapport geschre ven had, dit hardop voorgelezeu. Bij de bespre king ouder collega's had Brons de veronder stelling geuit, dat de procuratiehouder de dader was van den moord op Lans. Getuige had dien indruk niet gehad. Getuige heeft ook gezien, dat Brons in tegenwoordigheid van inspecteur Hermans een bukkende beweging maakte, alsof hij iets demonstreerde. De agent van politie H. K o r r e s had op den avond van den moord, tijdens het onder zoek door de politie, een man gezien die een roode vlek in zijn hals had. Hij weet niet of defte persoon Van O. was. Ook tegen den agent van politie J. Zandman, die bij het onderzoek tegenwoordig was, had Brons gezegd dat ver dachte roode vlekken op de handen had. Brons heeft natuurlijk weer iets bijzonders. Inspecteur van politie J. van Dorp had ook een paar dagen na den moord, van Brons gehoord over de roode plekken. Brons had hem verder nog medegedeeld, dat Brons hem had gezegd, dat inspecteur Hermans erom gelachen had. Ook getuige meent, dat Brons niet geheel vrij is van fantasie. De president zegt dat dit zwak is uit gedrukt. De agent van politie J. K o o t e n beschouwt Brons als een ijverig politie-man, die overal tracht bij te zijn. Getuige heeft nooit persoon lijk onwaarheden bij hem bespeurd. Op den dag na den moord heeft getuige van Brons gehoord, van de roode vlekken en den persoon in het kantoor van De Haas en ook, dat Brons die mededeelingen aan inspecteur Hermans had gedaan. Deze moet echter volgens Brons gezegd hebben: „als ik je noodig heb, dan zal ik je wel roepen". De agent van politie D. Goedegeburen Verklaart, dat hij op 30 November J.L van Brons gehoord heeft van de roode vlekken en den bukkenden man. Brons had op dien avond ook reeds de mogelijkheid geopperd, dat de procuratiehouder den moord zou hebben ge pleegd en dat de verduisteringen misschien wel de drijfveer waren geweest. Getuige J. Bergsma heeft destijds van Brons vernomen, dat hij op den avond van den •moord een lichtstraal in de poort van De Haas had waargenomen. Getuige K. Fabius een huurman van Brons, heeft van dezen eveneens gehoord van de roode vlekken en den bukkenden man. Ook de agent van politie, Commïjs had van Brons gehoord van de roode vlekken, maar over den bukkenden man was niet gesproken. Getuige had zelf de roode vlekken niet ge zien. De voormalige chef van het bureau Hof- laan, inspecteur Muller had een rapport over Brons uitgebracht, welke rapport niet gunstig Is. Getuige beoordeelt Brons als iemand, die op het publiek niet mag worden losgelaten. Het uur van den moord. i..u,n kwam het uur van den moord ter sprake. Dr. H. Mees, politie-arts en huisarts van de Wmllie Lans werd omtrent dit punt gehoord. Dr. H. Mees was op den avond van den moord om twintig minuten vóór acht door mejuffrouw Lans opgebeld. Hij was er .dadelijk heen gegaan. Doch een onderzoek is door hem niet ingesteld, omdat hij dadelijk zag, dat Lans dood was. Getuige had dadelijk gezegd, dat Lans omstreeks zes uur vermoord moest zijn, doch hij deed dit niet op medische gronden. Het O.M. wijst er op, dat getuige op den avond van den moord tegen verschillende per sonen heeft gezegd, dat Lans omstreeks zes uur vermoord moest zijn, echter niet op medische gronden. Dat heeft u eerst gedaan, toen wij u later aan die verklaring wilden houden. Dat Lans om circa zes uur is ver moord, is door dr. Mees verondersteld op grond van feitelijke dingen, n.l. dat Lans altijd om circa zes uur thuis kwam. Juffrouw Lans zegt, dat zij in de veronder stelling is geweest, dat dr. Mees het tijdstip van zes uur had bedoeld op medische gron den. Vervolgens wordt gehooid de inspec teur K. Cuperus, die een rapport omtrent Brons heeft uitgebracht, en daarna verklaart, dat hij Brons een gevaar acht voor den goeden naam van het politiecorps en iemand, die in het corps niet thuishoort. De bloedsporen. De deskundigen worden dan binnengelaten en voor zoover nocdig nog beëedigd. Dr. Hesselink verklaart te blijven bij het door hem uitgebrachte rapport, inzake de ge vonden bloedsporen op kleeren en schoenen. drie mogelijkheden, door verdachte aange voerd, door de aanwezigheid van bloed op zijn kleeren. Deze mogelijkheden waren de neus bloedingen van den vorigen eigenaar, een ge laatswondje in het gezicht van zijn dochtertje, met wie hij wel eens stoeide en tengevolge van steenpuistjes aan de handen. Rapport van dr. W. F. Hesselink. Dr. W. F. Hesselink zegt in zijn rapport, dat hij een volledig inzicht met betrekking tot den toestand ter plaatse bij ontdekking van het misdrijf, niet meer heeft kunnen verkrij gen, zoodat hij niet tot een zoo besliste con clusie zal kunnen komen, als allicht mogelijk zou zijn geweest, Indien het eerste onderzoek op meer deskundige wijze nare verricht. Of de lj deuken in den deurpost van de buitendeur, inderdaad versch waren, is z.i. niet met voldoende zekerheid vastgesteld. Ook kan dr. Hesselink zich niet voorstellen, hoe 14 van zulke gelijkmatige deuken vlak bij elkaar tijdens het misdrijf zouden kunnen zijn ont staan. Op de hoed van het slachtoffer ziet men twee streepvormige deuken, kennelijk ver oorzaakt door twee van achteren toegebrachte slagen met een staalvormig voorwerp. De mid delste indeuking is blijkens de naar voren- loopende richting van die deuk van voren toe gebracht, terwijl uit het plotseling eindigen van deze deuk bij de rechts-achter-deuk en de buiging van de links-achter-deuk mag worden ajjyleid. dat de bedoelde slagen van achter eerder zijn toegebracht bij de deur; bijna geen spatjes op de deurpost bij den schakelaar; eenige zeer fijne spatjes op het deurruitje aan den kant der scharnieren en verscheidene spatjes op den binnenmuur. Beneden op de deur tegenover de buitendeur, vond ik in de sponninggleuf rechts, vlak bij jie deurknop, op een hoogte van 1,45 meter, een nog gaaf bloedspoor^ kennelijk veroorzaakt doordat een vrij groote bloeddruppel, vermoe delijk in samenhang met het bloedspoor, dat op het rechterpaneel aanwezig moet zijn geweest, in de sponninggleuf gespat is, alwaar het bloed verder niet in het oog viel. Dat het bloed was heb ik langs microspectroscoptischen weg vast gesteld. Of de 14 deuken in den deurpost aan de buitendeur, inderdaad versch waren, is m.i. niet met voldoende zekerheid vastgesteld, daartoe had bijv. de afwezigheid van vuil en stof op de houtvezels moeten zijn vastgesteld. Ik acht het zeer goed mogelijk dat zulke deu ken langen tijd den schijn behouden „versch" te zijn, en ook, dat ze langen tijd aanwezig kunnen zijn geweest, zonder dat ze de aandacht hébben getrokken. Ik kan mij niet voorstellen, hoe 14 van zulke gelijkmatige deuken vlak bij elkaar tijdens het misdrijf zouden kunnen zijn ontstaan. De lioed van het slachtoffer. Op den hoed van het slachtoffer zijn twee streepvormige deuken aanwezig, kennelijk ver oorzaakt door twee van achteren toegebrachte slagen met een staafvormig voorwerp. Uit verscheidene aanwijzingen mag worden afgeleid dat slagen eerst van achter zijn toe gebracht en dat tóén een slag van voren is ge geven. De op drie verschillende plaatsen aan wezige bloedsporen wijzen er op, dat het mis drijf in drie tempo's i3 geschied. Er is m.i. goen reden om aan een opzettelijke enscenee- ring te denken. Blijkens overjas en hoed was de heer Lans gereed om naar huis te gaan. Voor den eersten aanval was het portaaltje be neden veel geschikter dan de ruimten boven, v/aar de heer Lans wel meer bewegingsvrijheid zou hebben gehad. Ook al zou de dader voor zijn daad de keuze hebben gehad tusschen boven en beneden, dan is het toch het meest waarschijn lijk, dat hij het laatste gekozen heeft. In de namiddagzitting de belangstelling van de zijde van het publiek was iets geluwd werd verder in behandeling genomen het vervolg-rapport van dr. Hesselink, waaraan wij het volgende nog hebben ontleend: De bloedsporen beneden in het kantoorge bouw mogen in verband met de deuken in den hoed, beschouwd worden als een aanwijzing daarvoor, dat de heer Lans, tóen hij de trap was afgegaan om de zaak te verlaten, of wel licht nog op de trap, is aangevallen met eenige slagen op zijn hoofd, dat daardoor bloedig ver wond is. Uit het feit, dat zijn hoed boven ge vonden is, mag men afleiden, dat hij dien hoed aanvankelijk liog opgehouden heeft; dat past ook overigens bij de bevindingen. De deuken achter in den hoed, maken het waarschijnlijk, dat deze slagen bij verrassing van achteren zijn toegebracht. De hoogte der op de deurpaneelen aangetroffen bloedsporen geeft aanleiding tot de conclusie, dat het slachtoffer met zijn bloedigen hoed, daartegen geleund heeft. üp de overjas van bet slachtoffer zijn sporen annwezig van normaal omlaag gevloeid bloed, wijzende op een rechtop gerichte bonding van den beer Lans; de «lagen schijnen dus, althans aanvankelijk geen geweldige uitwerking te hebben gehad. Het slachtoffer is beneden niet zicaar ver wond geweest, en op het portaal ook niet zoo danig. dat hij zich piet s zelf meer heeft kun nen verplaatsen. Al is flit ook eenerzijds ver klaarbaar. doordat bij de eerste slagen de hoed en de lucht ondetr den hoed de kracht der sla gen gebroken hebben, zoo geeft het anderzijds toch aanleiding tot de conclusie, welke m.i. bevestiging vindt in het sectie-rapport, dat het gebruikte wapen niet bijzonder doelmatig is geweest, dat dit wapen dus waarschijnlijk door den dader niet met zorg uitgekozen is. Op grond van de door mij ingewonnen in lichtingen meen ik te mogen aannemen, dat bij het verlaten van de zaak het licht beneden in het portaal tot op bet laatst bleef branden. Toen de heer Lans de trap afging, kon hij het geheele portaal overzien, en kan hem daar dus niemand opgewacht hebben Wanneer de gevonden vijl Inderdaad voor de eerste slagen gebruikt ts. dan klopt dat met meergenoemde feiten, want die vijl kan geen bijzonder doelmatig wapen worden geacht. Wel was deze vijl, voorzoover ik heb kunnen na- Id zijn rapport verwerpt deze deskundige degaan, het meest geschikte wapen, dat boven te vinden was. In de werkplaats beneden had een veel geschikter wapen gevonden kunnen worden. Nadat talrijke slagwonden waren toe gebracht, is eerst tenslotte door den dader een snijwapen gebruikt, dat toevallig in de nabij heid is geweest. Gevonden bloedsporen. Op de volgende kleedingstukken zijn bloed sporen gevonden: a. een vlekje onder op de rechtermouw van de colbertjas; b. drie zeer kleine spatjes op de broeks pijpen; c. verscheidene bloedsporen op het bijbe- hoorend vest; d. een zeer klein vlekje op den onderrand van de regenjas; e. vier vlekjes op het aan de hak grenzende deel van de zool van de rechterschoen. Het feit, dat de bloedsporen bij dichtgeknoopt vest tamelijk regelmatig beneden over de rech ter voorhelft van het vest verspreid zijn, ver sterkt den indruk, dat ze bij eenzelfde gele genheid ontstaan zijn. Wat de bloedsporen op colbertjas en broek betreft, hier is uit de plaatsing daarvan geen samenhang met die op het vest af te leiden. Het vlekje op de regenjas leek meer op geron nen bloed, en week in zooverre wel af van de vlekjes op colbertjas, vest en broek. Verschillende der sporen op het vest beston den uit brooze korstjes, die bij aanraking met een praepareernaald gemakkelijk in fijn-korre- ligen toestand bleken over te gaan. Dit wijst er m.i. op, dat het vest met die bloedsporen er op niet langdurig meer gedragen is. Sprekender waren echter in dit opzicht de spatjes op de broek, aangenomen, dat deze broek voor de inbeslagneming geregeld gedra gen is. De spatjes bevonden zich nl. zeer laag, slechts weinig boven den onderrand der broeks pijpen, die daar voor regen niet worden be schermd. Ik ben van oordeel, dat nadat de bewuste bloedspatjes op de broek gekomen zijn, met die broek niet meer geruimen tijd of bij herhaling in flink regenweer is geloopen. Drie mogelijkheden zijn blijkens de stukken door verdachte geopperd, nl. neusbloeding van den vorigen eigenaar van het- pak, meer dan anderhalf jaar geleden; steenpuisten van ver dachte ook op zijn handen en een bloedig meer malen opengekrahbeld plekje op de linker wang van een dochtertje van verdachte, waarmede hij vaak in innig contact kwam. Het komt mij voor, dat de aard en plaatsing der bloedsporen op het vest door geen der drie mogelijkheden een redelijke verklaring vinden. Komend op den aard van het wapen en be- spatting van den dader, zegt dr. Hesselink, wanneer dus de verwondingen in casu met een staafvormig voorwerp zijn toegebracht, wat zeer waarschijnlijk is, gezien den vorm der deuken in den hoed, dan is het zeer wel mogelijk te achten, dat de dader zelf daarbij weinig of niet bespat is geworden. Dr. D. N. Ekke, arts te Voorburg heeft Jhr. W. P. de Koek, den vroegeren eigenaar van de kleeren die Van O. op den avond van den moord droeg, en die last had van neusbloedin gen, als getuige doen oproepen. Uit de adminis tratie van dr. Ekke bleek, dat hij Jhr. de Koek na 16 Juni 1927 het laatst bij hem heeft ontvangen, doch toen niet ter zake van neus bloedingen. In 1926 behandelde bij hem ter zake van korstvorming, in 1925 terzake van neusbloedingen. Jhr. P. tV. de Koek zegt van 1923 tot Deceih- ber 1927 in pension te zijn geweest hij mje- vrouw Weyne. Neusbloedingen kwamen nog wel eens voor, maar voor zoover hij weët, "be morste hij zijn kleeren daarbij niet. Vermoe delijk begin 1927 heeft hij het costuum aan mevr. Weyne gegeven. Het is niet uitgeslo ten, dat getuige het costuum nog in Maart 1927 gedragen heeft, maar het is ook mogelijk, dat hij het costuum in het najaar van 1926 heeft weggeven. Na 1927 heeft getuige geen neus bloedingen meer gehad. Op vragen van den verdediger zeide getuige, dat hij meestal een neusbloeding voelde aan komen, zoodat hij zijn maatregelen kon nemen, dat hij geen bloed morste. Volgens meening van den getuige, is het uitgesloten, dat er wel èens een druppel bloed op zijn kleeren geko men is. Dr. J. P. L. Hulst, had de bloedvlekken op de kleeren onderzocht en verklaarde als des kundige dat het bloed behoorde tot dezelfde groep als dat van Lans. Het tijdstip van vertrek. De winkelier E. Kraft verklaarde, dal ver dachte den dag na den moord in zijn zaak is gekomen en hem toen verteld heeft, dat hij, zooals zijn gewoonte wasf op Donderdagen, juist dien avond vroeger vertrokken was. Hij vertelde verder, dat er dien morgen vergade ring was gehouden en dat hij wel als directeur zou worden aangewezen, maar dat hij dit niet zou aannemen als hij geen vakkundige naast zich zou krijgen. Verdachte ontkent over de kwestie van den opvolger van den heer Lans gesproken te hebben. Ook heeft hij niet gezegd, dat hij dien dag vroeger is weggegaan, doch „vroeger" dan de heer Lans. Getuige Kraft: Geen sprake van. De deskundigen aan het woord. Dr. Hesselink heeft de schoenen, de kleeren, de vijl, de hoed en de regenjas onderzocht. Op de voorkant van het vest heeft getuige nogal uitgebreide bloedsporen gevonden. Op den rechterbroekspijp heeft hij eenige bloedvlekjes ontdekt en eveneens een paar zeer kleine spat jes op de linkerpijp. Getuige heeft geconsta téerd, dat het mensclien bloed was. Wat betreft, de op het vest gevonden bloedsporen heeft ge tuige gevonden, dat dit vrij versche sporen waren. De bloedsporen op de schoenen bestaan uit twee kleine spatjes aan de binnenzijde van de hak van deze plaats leidt getuige af, dat ze daarop gekomen zijn, doordat met kracht in bloed getrapt is. Dr. E. C. v. Rijssel heeft proeven genomen met de gevonden vijl. Volgens deze getuige is het niet onmogelijk, dat het misdrijf met deze vijl is gepleegd, terwijl het mogelijk is, op zoo danige wijze met dezen vijl te slaan, dat de dader niet al te zeer met bloed bespat wordt. Dr. Gerhardt had bloed ontdekt aan den kop van de vijl, niet aan de z g. kanten. Dr. Hulst heeft geconstateerd dat het op de vijl gevonden bloed tot dezelfde groep behoort als het bloed van Lans. Er ontstaat onder de scheikundigen eenige discussie over de vraag of de bloedsporen op het vest oud dan wel versch geweest zijn. Dr. Hesselink meent van tamelijk versch, dr. v. Hulst gelooft, dat ze ouder waren integen- stelling met de bloedsporen op de broek, die hij veel verscher vindt. Dr. Gerhardt zegt, dat als de vlek op het vest zoo duidelijk waa geweest als ze nu is; dr. Hulst en hij ze zeker hadden moeten ontdek ken. Het is mogelijk, dat een vlek is uitge veegd, en later weer opgekomen. De president: Moet er dan kort geleden aan de vlek geveegd zijn geworden Dr. Gerhardt: Men moet werkelijk tot fan tastische veronderstellingen komen, om te kun nen verklaren, hoe de vlek nu zoo duidelijk op het vest is gekomen. De president tot de deskundigen: Kunnen de heeren met beslistheid zeggen, dat deze vlek ken jonger zijn dan 2 jaar. Geen des deskundigen kan dit met beslist heid zeggen. De vlekken aan de broek maken den indruk jonger te zijn, terwijl de bloedspo ren aan den schoen beslist versch geweest zijn Dr. Hesslink zegt ten aanzien van de bloed- spatjes op den schoen, dat deze er alleen opge komen kunnen zijn, als er met den schoen in bloed getrapt is, en niet door bloed geloopen. Daarop zouden ook de bloedspatjes van de broekspijpen wijzen. De president merkte op, dat de veronder stelling dat verdachte bij het politie-onderzoek op den avond van den moord in bloéd getrapt zou hebben niet opgaat. Men trapt niet in bloed Men stapt er hoogstens in, doch dan kunnen de spatjes niet komen op de plaats waar ze ge vonden zijn. Daarna ontstaat onder de deskundigen weer discussie over de vraag of bij slagen van een bolrond voorwerp, het bloed slechts naar twee zijden wegspat. Dr. Hesselinck beweerde van wel, dr. Hulst die de proef genomen had, zei van neen. Op verzoek van den president zullen de des kundigen hedenmorgen nog een proef nemen, hoe spatten wegspringen bij gebruik van de gevonden vijl. O, man houd op. De kleermaker J. Hage had op den ochtend van den 5den Juni toen hij van Middelburg naar zijn woonplaats Arnemuiden terugfietste en even langs den dijk uitrustte, beneden aan den dijk twee menschen met elkaar in gesprek ge zien. Uit nieuwsgierigheid had hij geluisterd en toen gehoord dat de twee personen een dunne en een dikke spraken over een in braak. De magere drong er bij den dikke op aan, dat zij samen zouden gaan inbreken, maar de dikke maakte bezwaren, want de portier gold wel voor drie honden. „Ach wat, had de dunne opgemerkt, dan gaat hij er net zoo aan als Lans". De dikke schrok geweldig en riep uit: „O, man houd op". Hij pakte toen zijn fiets en ging er van door. Getuige had den indruk gekregen, dat die man er wel meer van wist, anders zou hij niet zoo geschrokken zijn. De werkster J. Kroon had op Zaterdag 15 Juni de vijl gevonden in het kistje dat in het gootsteenkastje stond. Getuige weet zeker, dat bij een schoonmaak, die 8 maanden te voren had plaats gehad, de vijl nog niet in het kistje lag. De vijl was in bruin papier gepakt, van het soort, als in de zaak Werd gebruikt. Ge tuige verklaart ook dat op den Zaterdag na den moord verdachte door de zaak heeft geloopen op zoo'n geheimzinnige manier, dat zij van hem geschrokken was toen hij plotseling achter haar stond. Ook deed verdachte zeer zenuwachtig. Verdachte: Niet zenuwachtig, maar gehaast, omdat ik op het politiebureau Meermansstraat verwacht werd en tevens nog bij iemand in de Middellandstraat moest wezen. Het volgend oogenblik zegt verdachte echter dat hij wel zenuwachtig geweest kan zijn over een inschrijving. De vijl heeft verdachte nooit gezien. De agent van politie Commijs was gewaar schuwd door mejuffrouw Lans, dat er een vijl gevonden was. Bij het eerste onderzoek is wel gezocht in de keuken. Getuige heeft zijn hand gestoken in het kistje, dat vrij hoog stond. Hij is in den beginne niet met zijn hand op den bodem van het kistje geweest, zoodat het niet onmogelijk is, dat de vijl daar reeds op den avond van den moord heeft gelegen en onder de zich in dat kistje bevindende dweilen ver stopt iis geweest. Later zijn op den binnenkant van het kistje ook bloedvlekken gevonden. De magazijnknecht C. J. Bruinaars bewaarde de vijlen. Er waren in het geheel drie of vier vijlen, die bewaard werden in de pakkamer, nabij het magazijn. De president tot verdachte: U zeide destijds niet te weten, dat dergelijke vijlen in het pand aanwezig waren. Wist u ook niet wat er mede gedaan werd? Verdachte: Je behoeft toch niet op alles te letten. Volgens getuige Bruinaars werden de vijlen gebruikt om pakkisten af te schrappen. Getuige kan zich daarom niet voorstellen, dat van O. van het bestaan van die vijlen niet op de hoogte was. Hij kwam toch ook wel eens in het maga zijn, als men juist met het schrappen bezig was. De president vraagt verdachte of de vijl, gê- Bteld dat een vreemde den moord op Lans heeft gedaan, op een zoodanige plaats lag, dat die vreemde dat werktuig had kunnen vinden. Verdachte acht dit niet waarschijnlijk. In het donker zeker niet. Door den verdediger, mr. Kokosky wordt ge tuige gevraagd, waarom hij bij den rechtercom missaris bezwaar gemaakt had tegen zijn ver klaring, zooals die door inspecteur Hermans was opgenomen en waarin hij zegt, dat z.i. van O. de vijl van getuige's werkbank moet hebben weggehaald. Was dit misschien omdat die ver klaring hem door den inspecteur in den mond was gegeven? Getuige Bruinaars: De verklaring was ster ker dan ik bedoeld had te verklaren. Tenslotte werd nog gehoord machinist A. v. d. Pol, die de vijl herkent als de oude vijl, die hij heeft omgebogen. De vijlen werden door Bruinaars bewaard en getuige kan zich onmo gelijk indenken, dat een vreemde haar had kun nen vinden. Daarna wordt de zitting geschorst tot heden morgen tien Uur. Vandaag heeft de rechtbank de behandeling van de zaak tegen den procuratiehouder van O. voortgezet. De belangstelling op de publieke tribune, zoowel de op de gereserveerde plaatsen is niet zoo groot als gisteren. „Kind, ik kom van middag vroeg thuis". Het eerst wordt gehoord mevr. de weduwe Lans, die nog verklaart, dat Lans des middags toen hij van huis ging tegen haar gezegd heeft: „Kind, ik kom vanmiddag vroeg thuis, want er is niet veel te doen op kantoor". De verdediger, mr. Kokosky, merkt op, dat deze verklaring van geen waarde is, omdat het heel goed mogelijk is, dat er in den loop van den middag wel het een en ander te behande len kan zijn geweest. Mejuffrouw Valk heeft om half zes de post aan den heer Lans gegeven, ter teekening. Het lijkt haar niet waarschijnlijk, dat er na dien tijd nog brieven geschreven zijn. Er heeft ook geen bespreking op kantoor plaats gehad. Als de president vragen stelt aan verdachte, kijkt mevr. Lans verdachte aan. De president tent mevr. Lans: Kijk u maar voor u, wind u maar niet op. Verdachte zegt, dat de heer Lans na half zes wel brieven geschreven heeft. De president: Dat is een nieuwe verklaring. Verdachte: Dan heb ik mijn bedoeling niet goed weergegeven. De president: U hebt wel verklaard, dat de heer Lans bezig was aan een nota voor Cuba te typen, maar u heeft nooit gesproken over brieven, die door den lieer Lans nog na half zes geschreven zün. Verdachte kan, niet opgeven welke brieven, die door den heer Lans na half zes geschreven zijn, daarna nog door hem behandeld zijn. Juffrouw Valk weet, dat er dien dag 5 brie ven en 3 briefkaarten zijn uitgegaan. De president verzoekt getuige de copieën van de dien dag uitgegane brieven aan de recht bank te doen overleggen. Ds president merkt verdachte op, dat de heer Lans, die bezig zou zijn geweest aan een nota van Cuba, waarmee geen haast was, wetende, dat zijn vrouw na de inbraak, angstig was als baar man alleen op kantoor was, wel aan ver dachte gevraagd zou hebben, even te wachten. Verdachte: Het is meer dan eens gebeurd, dat wij samen klaar stonden om weg te gaan, en dat de heer Lans dan zei: „Ga maar alleen, want ik moet nog even telefoneeren". Met wie hij dan spreken moest, weet verdachte niet. Onder vier oogen zou liij daarvan wel andere dingen kunnen zeggen. Verdachte heeft daar over ook wel eens gesprokon met Jo Lans. De president: Die verklaring van den heer Jo Lans is voor U echter zeer be«warend. Tegen hem heeft u gezegd: „Wij stonden heiden klaar om weg te gaan". Verdachte: Dat is verkeerd begrepen. De expeditieknecht J. F. Roer was op 29 Nov. om 5 uur met den auto thuis gekomen. Vanaf hot privé-kantoor kan men den auto niet thuis zien komen. De chauffeur J. W. van Gijn zegt, dat ver dachte niet behoeft te hebben geweten, dat de auto reeds om 5 uur dien dag thuis kwam. Om half zes heeft getuige de garage verlaten. De president vraagt den verdedigers of zij nog prijs stellen op het hooren van de getui gen die verklaringen kunnen afleggen van wat op straat gebeurd Is, op het tijdstip, dat de moord is gepleegd. Verdachte verklaringen van getuige F. de Jager. De verdediger mr. v. d. Meer merkt op, dat de aanvankelijk door F. de Jager afgelegde verklaring zeer belangrijk was, doch dat ze door andere getuigenverklaringen geheel ont zenuwd is. Men zal moeten afwachten, wat nu blijken zal. De president tot de verdedigers: U speelt hoog spel, want als De Jager bij zijn verkla ring blijft, dan bestaat de mogelijkheid, dat hij wegens meineed wordt vervolgd. Mr. Kokosky wenscht dat de president de Jager zal wijzen op het gevaar, dat hij loopt. De havenarbeider F. de Jager wordt op hel, gewicht van den eed gewezen. Hij legt daarna zijn verklaring af. Hij Ijeweert op den avond van den moord op slag van 7 uur een man te hebben zien komen uit het hek van het kan toor van Lans of van Perridon, die een pak te water wierp. Die persoon was niet verdachts van O. Getuige weet zeker, dat het den avond van den moord is geweest. De president wil het niet hebben over allerlei onjuistheden in deze verklaring en evenmin over het feit, dat getuige eerst bij de politie onwaarheid heeft gesproken, maar merkt op. dat de belangrijkheid van deze verklaring staat of valt met den avond, waarop getuige zijn waarnemingen heeft gedaan. Nu kan het niet geweest zijn op een dag, waarop u gewerkt hebt, aldus de president, want dan kaii u niet om 7 uur aan de Admiraliteitskade geweest zijn. Getuige heeft ook niet gewerkt dien dag. De president: Er zijn getuigen, die met zekerheid weten, dat u wèl gewerkt hebt dien dag. De verdediger, mr. v. d. Meer, wijst getuige ei nog eens nadrukkelijk op, dat hij alleen de waarheid moet zeggen. Getuige D. van Meurs heeft met F. de Jager op de Admiraliteitskade gewandeld. Ook h'j heeft daar een man met een pak naar den waterkant zien loopen. Dat was echter niet den avond van den moord, want dan zou getuige zich dit zeker hebben moeten herinneren, als er den volgenden morgen over den moord ge sproken werd. Getuige A. Th. Palet, administrateur bij dc havenreserve, deelt mee, dat uit zijn admi nistratie blijkt, dat F. de Jager op Donderdag 29 November gewerkt heeft, maar daarbij weet getuige, dat hij persoonlijk de Jager aange nomen heeft voor een taak van een uur tot half zes voor de lossing van een kof Reboot in de Schiehaven. Die boot was om 4 uur klaar. Het gebeurt wel eens, "dat de ploeg dan verder vrij krijgt, maar dat komt heel zelden voor. De president: Dan zou de Jager zich dit wel hebben herinnerd. Getuige de Jager: Het kan ook wel zijn, dat ik dien dag gewerkt heb, maar dat ik vroeg klaar geweest ben. Getuige van Meurs, nogmaals voorgeroepen, zegt, dat als het op den avond van den moord was geweest, hij het zeker aan de politie zou hebben meegedeeld. Plet O. M. tot getuige de Jager: U trekt nu maar een belangrijk deel van uw verklaring ir., en uit de volgende getuigenverklaringen zal nog blijken, dat u wel degelijk gewerkt hebt dien dag. Denk er om, u kunt nu nog terug. De president vraagt nog eens uitdrukkelijk of het wel op den avond Van den moord is geweest. Ik trek mijn woorden in. Getuige de Jager: Ik trek mijn woorden in. Het is afgeloopen hoor Als getuige zich omdraait om heen te gaan, zegt de president: Ho ho dat gaat zoo niet. Hij dient getuige een ernstige berisping toe voor zijn houding in een zoo ernstige zaak waarin hij zulke aperte leugens heeft gezegd alleen om gewichtig te schijnen, of, om, zoo als de president vermoedt, blijkens door de Jager aan de verdediging geschreven brieven, er iets aan te verdienen. Mr. Kokosky spreekt zijn bewondering uit voor de wijze, waarop de president deze kwestie heeft behandeld, waardoor voorkomen is, dat de man zich aan meineed schuldig maakte. Diefstal onder verzwarende omstandigheden DE ivriOFOVERVAL TE 'S GRAVEN HAGf Een plan, dat tevoren tot in alle finesses was uitgedacht Voor de I-Iaagsche rechtbank hebben giste' terecht gestaan de 16-jarige musicus A. A- 'j en de 19-jarige stoffeerder A. W. H„ beiden A Den Haag en thans gedetineerd, wegens dief® onder verzwarende omstandigheden. Het betreft hier de roofoverval op den 2° Juli j.l. in een perceel aan de Eschdoornstr"3' waarbij een 17-jarig meisje gedurende gerui® tijd in een kast werd opgesloten en een van 120 werd gestolen. Aan den tweede dachte was subs, telaste gelegd: le. uitlok®1 tot misdrijf door het geven van dichtingen! f medeplichtigheid door het geven van in"0,, tingen, het verkennen wie er in huis waren het op den uitkijk staan en 3e. heling van e gedeelte van het gestolen geld. De bewoonster van het perceel Eschdo°r straat 56 verklaarde, dat zij in den middag v»5 „„O ucil den 29en Juli is uitgegaan en dat haar 17-ja' Ü9 dochter alleen thuis bleef. Toén zij omstree vijf uur weer thuis kwam, bleek de buitenaf open te staan. In huis komende, zag getui® dat alies overhoop was gehaald. Haar doe® zat in een kast opgesloten. Ook bleek haar, in totaal een bedrag van 120 ontvreemd Een andere dochter van getuige heeft gerui®1 tijd verkeering met den tweeden verdachte had, die daardoor met de huiselijke omstan® heden van getuige's gezin op de hoogte wfl3' r De 17-jarige dochter deelde mede, dat de ste verdachte op den bewusten middag in is gekomen en gevraagd heeft om haar m®e te spreken. Get. zeide, dat deze niet aan was. Verdachte liep toen eerst een beetje te kijken en greep daarna getuige plotse1' beet en hield een hand op haar mond. Ver da®., drong haar naar een kast toe onder bedreig' 1 met een pistool en zeide haar, dat zij niet 10 schreeuwen. Hij heeft haar vervolgens 10 kast opgesloten. Aanvankelijk heeft getuig® weigerd te zeggen, waar zich het geld bev® Tenslotte heeft zij het toch gedaan. Eén later hoorde getuige verdachte weggaan- tuige is ten slotte door haar moeder ui' kast bevrijd. Nog verklaarde getuige, dat half uur voordat de eerste verdachte de tweede verdachte er geweest was eh vraagd had of haar zuster thuis was. OP ontkennend antwoord is hij weer weggeg3^ Hij wist toen, dat getuige alleen thuis De eerste verdachte bekende volledig, plan is tevoren tot in finesses door de vetd®^t ten in elkaar gezet. Verdachte was in hét ',e e TTM -„.„rUt*" van een alarmpistool. Hij bevestigde overig ,ieÖ volkotnen de verklaringen van het ovëifva' meisje. Hoewel hij wist door zijn kamri'®^ waar het geld verborgen was, heeft hij het meisje er naar gevraagd, omdat men an19 t direct argwaan zou kunnen krijgen, dat er j bekende in het spel was. Van het gestolen g 5 heeft hij later op den middag ongeveer 3 j zijn kameraad gegeven. Zelf hield hij al' wat zilvergeld. eöj De tweede verdachte ontkende. S. heeft J* wel eens gevraagd of er bij zijn meisje niets te halen was. Verdachte heeft daarop kennend geantwoord. Op den bewusten .jt is hij wel in de woning aan de Eschdoornstr^ geweest om te zien of zijn meisje er was. D® p na heeft hij aan S. verteld, dat de zuster ah thuis was. Later op den middag heeft verda®^, ƒ35 van zijn kameraad gekregen. S. stond'® ter bij hem in de schuld. De president, mr. de Joncheere, hield verdt* te H. een door hem afgelegde verklaring een inspecteur van politie voor, waarbij bii komen zijn medeplichtigheid aan den over toe heeft gegeven. Verdachte bestreed de juistheid van het treffende proces-verbaal. Het O. M. eischte tegen iedeT dachten een jaar gevangenisstraf. Andere diefstallen der er®"1' Verdachte I-I. heeft zich vervolgens te ve woorden gehad wegens verschillende an j,t diefstallen. In deze zaak legde de verda® een bekentenis af. Zoo lieeft hij o.a. op 29 j.l. uit een tasch in een woning aan den duinscheweg een bedrag van ongeveer 26 vreemd; omstreeks dien zelfden tijd uit j school aan de Laan eenige platen; op 5 Jan .j, uit een perceel aan de Torenstraat een 8 derstukje; op 27 Januari uit een zaak aal%; Toussaintkade twee schemerlampstandaa op 21 Januari uit een zaak aan de Fraa» ft straat een plaatstroomapparaatop 25 W uit een winkel aan het Tompsonplein een spreker; op 10 April twee schilderijen ul^„0d® zaak aan de Regentesselaan. Deze verscbille diefstallen heeft verdachte alleen gepleegd- ,f In deze zaak eischte mr. Blok, requis'^j nemende, 8 maanden gevangenisstraf tegen verdachte. Voor 1000 gulden aan tafelzilver gestolen OF DE HEEREN OP HUN GEMAK WAREN Gisterennacht heeft te Sassen li elm e 1 Till' brutale inbraak plaats gehad ten a g„. van den automobielenhandelaar Nieuwenhov Terwijl de bewoners boven sliepen, hebben^ dieven door een raampje aan de achter® fl weten binnen te komen en beneden alle® 0 hoop gehaald. Voor ongeveer 1000 aan ta zilver wordt vermist. 0( Als een bewijs hoezeer de inbrekers z'c11 u[i hun gemak gevoelden, kan gelden, dat 7'e eenige doosjes met gebruikte en ongebrul^t postzegels de laatste hebben uitgezocht en zij ook een doosje met koekjes hebben gegeten. 0f, Do politie is de daders nog niet op het Sr ERNSTIGE MISHANDELING. Wandelend roet zijn meisje werd hij opgewacht ra® Do Rechtbank te Maastricht deed uitsP' j(. in de zaak tegen do gehrs. M. uit Elsloo. ^jt had zekeren Demandt, die met. zijn mei8i®öl)l' da feestweido te Grevenbicht kwarn, daar ten opgewacht en met een scheermes een stlgo verwonding toegebracht. Doordat g slagaders waren geraakt is de mishandeld® heel hersteld. Do andere verdachte had A? trapt. C. M. werd tot tien maanden gevan straf veroordeeld cn zijn broeder tot - maanden, de laatste voorwaardelijk. De eischen waren resp. 2 jaren en 6 maa11

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 6