FEUILLETON HET GEHEIM ZWEEFT. WOENSDAG 23 OCTOBER 1929 TWEEDE BLAD. PAGINA Leuk. - DE SPAANSCHE SCHATGRAVER. Naar GEORGES MONTIGNAC. i 17% Op Bellicl's verzoek bezetten Cien man den portierskoepel van de gevangenis met bevei op iedereen te schieten, die zou beproeven binnen te treden, zonder schriftelijk verlof Tan Bilvesy of den directeur. Ook de be wakers van het kruithuis werden onder bevel van den Italiaan gesteld; de aanvra gen om ontploffingsmiddelen moesten aan hem geadresseerd worden en het visum vaa een Raadslid dragen. Van kruit en patro nen had hij een voorraad in elke woning laten bremgen, opdat niemand de opslag plaats zou naderen. De palissade rondom het luchtvaartpark werd verhoogd en van Ijzeren punten en prikkeldraad voorzien; ©ok was het een ieder ten strengste verbo <em daar binnen te gaan. Zoo stond heel het Wespennest op stel ten; door geheime, doch voelbare gevaren omringd, vertrouwde men elkander niet meer. Hoezeer door al deze beslommeringen in beslag genomem bleef Bellici, door Thomas bijgestaan, voor de gevangenen zorgen. Allerstrengst bewaakten zij den toegang tot de gevangenis. Harold en Boudhier hadden zooveel mogelijk kleeding en voorkomen der piloten aangenomen. Trouwens, zij ble ven dag en macht in de loodsen en hielden de luchtschepen ten vertrekke gereed. Op een avond kwam Bellici in de ateliers mede deelen, dat het vertrek nog dienzelf den nacht zou plaats hebben. Allen moes ten zich gereed houden, zoo licht mogelijk gekleed, zonder schoeisel of bagage. Hij verdeelde hen in twee groepen, diie onder leiding van Berlington en Mario Banton zouden staan. Clarencet verzocht te mogen blijven. Na een korte aarzeling stemde de Italiaau daarin toe. De bedrevenheid van den inge nieur als werktuigkundige en electrioien kon hem wellicht nog van groot nut, mis schien onmisbaar wezen. Hij gaf hem een uniform der bewakers. Clarencet antwoord de slechts met een dankbaren blik. Toen het volslagen nacht geworden was, opende Thomas de deur der steeg, die naar het luchtvaartpark leidde. In een lange rij als Indianen trokken de gevamgenen et door. De bloode voeten maakten niet het minste gerucht; een toeschouwer zou van dezen spokenoptocht gehuiverd hebben. Om het kruithuis heengaande, kropen allen door een gat aan de achterzijde der omras tering en bereikten zoo de loodsen. Harold en Boudhier wachtten reeds. Zij deden de reizigers in de schuitjes stappen, do eon tegen den ander geleund. Bellici had de grootste stilte aanbevolen: geen afscheid, geen betuigingen, men zou elkander spoedig weerzien. Alles was klaar. Hij Uiet de deuren wijd open zetten en gaf het sein tot vertrek. De eerste ballon kwam langzaam uit de loods, verhief zich in de lucht, zwenkte en verdween naar de zijde van het oerwoud De tweede misschien wat zwaarder be last, bleef op zijn plaats. Eenige angstige cogenblikkendoch ook hij kwam wel dra naar buiten, steeg langzaam omhoog en volgde de richting va.n den eersten. Dochvan den kant der stadspoort klonk nu in den stillen nacht een luide schreeuw, gevolgd door een geweerschot Wie heeft de wacht aan de poort? vroeg Bellici. Een zekere Muller met zes man ant woordde Thomas. De nacht is niet donker genoeg; hij heeft den ballon gezien, want te hooren is er niets. Als hij alarm maakte, zou dat onze plannen leelijk in de war sturen. Maak u nog niet ongerust. Er klin ken eiken nacht zooveel onnoodige scha ten, dit ééne zal niet opvatten. Laat mij eens begaan. Waar ga je heen? zNog eens: maak u niet ongerust. Straks kom ik in de gevangenis weer bij u. Vóór Bellici hem kon tegenhouden, was Thomas in het duister verdwenen. Bij de poort vond deze het hoofd der wacht druk gesticuleerend tegenover twee- zijner mannen, die naar hem luisterden. Ik heb den ballon gezien! riep Muller, ik heb hem zien gaan, zoo duidelijk als ik jullie zie. Dat is niet in den haak, want et is geen vertrek op handen. Ik zeg je, het zijn lui, die er van door gaan. Misschien zijn onze kinderen ook wel op die manier weggevoerd. Onderstel eens, dat het Comité van Waakzaamheid ons een poets bakt? opperde een der mannen aarzelend. Of Red Hair, die ons zonder afscheid verlaat, onze vrouwen meenemend? Daarom heb ik geschoten. Wij moeten den patroon waarschuwen. Ben je gek? zei Thomas naderbijko mend. Nog geen kwartier geleden stond ik op wacht bij de loodsen, en ik zweer je, toen sliepen beide ballons nog als zoete kinderen. Ik heb toch niet gedroomd, herhaalde Muller. Ik ken ze opperbest, want ik heb er al drie reizen mee gemaakt. Ik heb hem goed gezien, hij hadeen flinke vaart, zoo vóór den wind. Als je me niet gelooft, ga dan mee naar het park, hield Thomas vol, wel we tend, dat de ander zou weigeren, dan zul je zien, dat ze er alle twee nog zijn. En de poort op zich zelf laten passen? Je kameraads zijn er toch? Om morgen bij mijn das aan het bal- con van de Raadzaal te bengelen. Dank js wel! Neen, neen, vriendje, we zullen dat morgen bij dag wel zien. Als er een balloo in het park mankeert, zal ik mijn rapport bij den opperchef uitbrengen. Dat is het verstandigste. Kom morgen in het park, ik betrek er de wacht om vijf uur. Dan kun je mij er vinden. En vertrouwelijk voegde hij er bij: Hou je zoolang stil, als je ten minste een slaatje wilt slaan uit je rapport aan den opperchef. Je weet, hij geeft tegenwoor dig vijf honderd dollar aan ieder, die hem iets belangrijks aanbrengt. Is dat waar? Je leest toch zeker de berichten aan de deur van de Raadzaal? Ik kan niet lezen. Welnu, oude, er staat: vijf honderd dollar voor dengene, die den patroon belang rijke inlichtingen kan geven, 'tls de moeite van het meenemen waard. Thomas zag, dat Muller gluipend naar zijn gezellen keek, die met de handen in den zak en het geweer over den rug ston den te luisteren. Dat denk ik waarachtig ook! mompelde de wachter; 't is bijna een portie van deu buit. En daar ik zeker ben, dat ik den bal lon geziien heb Kun je het ook als zeker rapporteeren, bevestigde Thomas. En zicli naar hem toebuigend vervolgde hij op gedempten toon: Maar pas op, dat je kameraads je niet vóór zijn. Muller knipoogde, drukte Thomas de hand en wendde zich tot zijn twee wacht- genooten. 't Wordt tijd, het gewone toertje bui ten de poort te maken om je te overtuigen, dat Red Hair niet zingend over het moeras zwerft. Thomas verwijderde zich in de richting der gevangenis; doch spoedig maakte hij een bocht. Langs den vestingmuur gaande keerde hij op ziijn schreden terug en bereikte zoo den hoek van het wachthuis, waar hij zich verborg. Op enkele passen va.n hem stonden Muller en zijn twee makkers druk met elkander te praten en schenen hevig te twisten. De twee gezellen, door de premie aangelokt, verlangden hun deel ervan. Zij eischten, dat Muller hen in zijn rapport zou vermelden. Deze weigerde. De anderen hadden den ballon niet gezien, want zij waren eerst na DE VERLICHTING VAN HET LEIDSCHE BOSCH JE te Amsterdam tijdens de Edison Licht-week. het schot komen toesnellen. Blijkbaar ter kwader trouw hielden de mannen vol, dat zij den ballon wel degelijk bespeurd hadden en beschreven hem in bijzonderheden. Opeens scheen Muller toe te geven. 'tls goed. We zullen de premie deelen. Dat blijft afgesproken. Nu kijken we even buiten de poort en dan ga ik bij de anderen slapen, 'tls jullie beurt van wachthouden. De drie mannen namen de karabijnen ter hand en begaven zich naar de groote poort, die op heit moeras uitkwam. Alleen door het schijnsel van een lantaarn, door een der wachters gedragen, waren hun bewe gingen zichtbaar. Zij liepen onder het bree- de gewelf door; de zware houten deuren waren gesloten. Muller opende een sluip poortje, lieit zijn gezellen er door gaan en volgde hen. Voorzichtig sloop Thomas tot bij de smalle deur, leunde er tegen en luisterde aandachtig. Weldra hoorde hij een gesmoor- den kreet en het vallen van een lichaam; dan onderscheidde hij duidelijk zwoegende ademhaling, het gerucht van een worste ling, en een nieuwen, meer geraasmakenden val met opspatting van warter. Hij wachtte eenige oogenblikken het mes in de hand. Alles was weer stil. Het schijnt wel, dat deze drie nette menschen elkander broederlijk kopje onder gedompeld hebben; dat zou het werk zeer vereenvoudigen. Hij stak het hoofd door het poortje en trad daarna voorzichtig tot den rand van den poel. De oppervlakte was volkomen vlak en rustig; op één plek echter scheen de groene korst van mos weggenomen. De duivel hebbe hun ziel! zei Thomas bij wijze van lijkrede en spoedde zich naar de gevangenis om Bellici gerust te sitellen. Den volgenden morgen bracht de ver dwijning der drie poortwachters nieuwe spanning en vrees over de stad. De Raad beval een onderzoek, dat op niets uitdraai de, daar Thomas wel zoo wijs was niet het miinst uit te laten. Ook de mannen, die in het wachthuis geslapen hadden, konden geen inlichtingen verschaffen. Bilvesy liet hen arresteeren en veroordeelen, daar zij niet voldoende gewaakt hadden. Of zij al volhielden, dat het hun wachtbeurt niet \yas, zij werden alle vier dienzelfden avond opgehangen. Het baantje van schildwacht bij de poort was niet zeer benijdenswaardig meer: men Jiep gevaar op geheimzinnige wijze te ver dwijnen, of opgehangen te worden, wan neer men iets belangrijks liet voorbijgaan zonder het op te merken. Men legde dan ook algemeen een zichtbaren weerzin om de wacht te betrekken aan den dag. Zij, die vermoedden, dat ze dien nacht aange wezen zouden worden, lieten in den voor middag den geneesheer roepen onder voor geven van hevige koorts, of zij wisten het zóó aan te leggen, dat zij op een ander punt der stad geplaatst werden. Bellici was zoo handig in den Raad te verklaren, dat hij om den algemeenen on rust wat te kalmeeren zelf met De Kolen brander en acht vertrouwde mannen d« wacht zou betrekken. Hij vroeg alleen een plaatsvervanger voor den nacht in de ge vangenis. Ijit mooie voorbeeld verwierf hem de gelukwenschen en den dank van den opperchef. Twaalf man zou voldoende zijn; immers, de gevangenen zaten den geheelen nacht achter dubbel slot in de cellen. Ook beloofde Barberousse eiken avond alvorens zich naar de poort te begeven de ronde in alle cellen t« doen en ketenen en grendels na te zien; ook zou hij sleutels aan den in gang laten voor het geval, dat er snachts iets mocht voorvallen. De Raad keurde deze beschikkingen goed, doch legde er nog wat op: twintig man dan de poort, bewaking binnen en bui ten, aflossing om het uur; verder posten in de hoofdstraat, in de negerwijk en vóór het luchtvaartpark. In d©n loop van den dag beraadslaagden Bellici met Thomas in het roode huis. AJs de nacht maar duister genoeg is dezer dagen. U hebt Boudhier en Harold toch last gegeven alleen te vertrekken in een nacht met behoorlijke duisternis? Ja, maar ik zou toch wenschen, dat zij terug waren. Ik durf niet handelen, vóór ik zeker ben, dat zij behouden aangekomen zijn, «n dat de bevelen worden uitgevoerd, die ik Boudhier bij het vertrek der kinderen heb laten overbrengen. Wij hebben straks de wacht aan de poort, niet waar? Ja, ik moet vannacht officieel ver van de gevangenis wezen. Heb je al mijn aan wijzingen nauwkeurig opgevolgd? Ja, signor Bellici. Ik heb, wat er in het park in voorraad was, naar de verschil lende atliers gebracht, ongeveer twintig li ter per atelier. Verder heb ik tien liter op elk der cellenètages neergezet, zoomede in de eetzaal en uw kabinet. En de katoen? Op al die plaatsen eon baal. Is Clarencet aan het werk? Hij spant de draden. Heeft hij koord genoeg? O ja, meters bij meters! Dagen lang heeft iedereen in de ateliers daaraan ge werkt. Om acht uur verwacht ik je met Cla rencet in mijn kabinet. Bezorg hem een colbert en een vilthoed in plaats van de bo- wakersuniform. Dat is gemakkelijk. Wanneer je mij spreken moet, ik ben met Bauer en Thow in de negerbuurt, waar ik iets ernstigs te verrichten heb. Dien avond kwamen de drie vrienden sa men in het kabinet der gevangenis. Is alles gereed? vroeg Bellici. Ja, antwoordde de ingenieur, alles is geplaatst en veerbonden. Alleen hier in uw kabinet moet ik den hoofdkabel nog aan dit pak vasthechten. Clarencet wees op een opengescheurde baal katoen, waarom heen eenige blikken bus sen geplaatst waren. Ik zal je eens helpen. Bellici nam een armvol papieren van zijn bureau en wierp dien op de katoen, waarna Clarencet de bussen er op leeggoot en even zoo op de rijke draperieën, de kussens en venstergordijnen. Hoe snel verbrandt de draad? Vijf meter in de minuut. En waar is het punt van samenkomst? Tegen de poort van het hek. Bn kunnen wij zeker zijn, dat nergens aan de draad iets hapert? Ik heb ze allen meer dan eens beproefd. Heb je voor valsche sleutels gezorgd? vroeg de Italiaan ten slotte aan Thomas. Hier zijn ze. Ik tart een ieder daarmee een enkele deur der gevangenis te openen. Dan kunnen wij vertrekken. In stilte gingen zij naar beneden en den hof door. Bellici haalde een sigaar uit zijn zak en beet «r het puntje af; dan trad hij het portierspaviljoen binnen, dat thans tot wachthuis dietnde. Een dozijn mannen zaten er onder het genot van een glaasje te kaar ten. Goeden avond, gentlemen. Goeden avond, mijnheer de directeur. Ik heb juist inspectie gehouden. Alles is in orde, de gevangenen rusten. Hier zijn de sleutels. Ik ga de wacht aan de stads poort betrekken. Mocht er soms iets gebeu ren, wat niet in orde is, laat iemand mij dam onverwijld waarschuwen. Hij had den sleutelbos op de tafel gelegd. Afgesproken, mijnheer de directeur. Kan iemand mij aam een beetje vuur helpen? Een der mannen reikte hem zijn pijp toe, en Bellici stak op. En nu.... mag ik er asjeblieft uit? Allen lachten luid; «en hunner nam een zwaren sleutel van den wand en ging hem voor om de poort te ontsluiten. Toen de drie vrienden buiten het hek wa ren, verzekerde Bellici zich dat de poort goed gesloten werd. Tweemaal omdraaien, kameraad. Wees gerust, mijnheer de directeur. En vergeet niet mij te lait«n roepen, wanneer je gerucht in de cellen hoort. Die schoften hebben wel eens rare kuren. We zullen terstond iemand zenden. Nu, goeden avond dan. Goeden avond, mijnheer de directeur. Zoodra de deur van het paviljoen weer gesloten was, drukte Bellici het brandend eind van zijn sigaar op de plaats hem door Clarencet aangewezen. Een klein blauw vlammetje liep terstond langs den muur van den koepel. Het klom over den nok van het dak en verdween aan de andere zijde in den hof. Bellici en de ingenieur stapten vlug weg, doch eer Thomas zich bij hen voegde, drukte hij een sterke ijzeren punt in het h«k em gaf er een doffen hamerslag op. Bellici had dit niet bemerkt. Bij de stadspoort gekomen zagen zij een gloed in de gevangenis, die de groote, getra liede vensters verlichtte. In orde! zei Thomas. Nu zijn al de ge vangenen officieel verbrand. De drie mammen traden het wachthuis bin nen zonder te laten merken, dat zij den brand bespeurd hadden. Zij namen elk een karabijn uit het wapenrek en maakten zich gereed op post te gaan. XIX. De brand had onmiddellijk groote propor ties aangenomen. Een felle gloed verlichtte weldra het plein. De mannen van het wacht huis maakten alarm, en in de straten riep het brandsignaal alle menschen naar bui ten. Van alle kanten kwamen de bewoners soms half- gekleed, opdagen, elkander on dervragend over hertgeen er gebeurd was. Had" men Red Hair eindelijk gevangen? Of viel er een nieuw ingrijpen van hem te be treuren? De hooge vlammen wezen de natuur en de plaats vam het onheil aan. Spoedig had zich dan ook een dicht-e schare op hert; pleih verzameld. Belliici had zijn twintig mannen naar bui-, ten laten treden. Tien liet hij er bij de poort en snelde aan het hoofd der overigen naar de gevangenis. Bilvesy was er reeds. Zijn lijkbleek gelaat door de vlammen beschenen verried zijn in wendige, kokende woede. Zenuwachtig om klemde hij den stok, dien hij in de hand hield. De hof der gevangenis was een gloeiend* oven geworden; de mannen van den pos* schreeuwden, huilden achter het hek, dat zij niet open konden krijgen. Bilvesy gal bevel de poort te vernielen, doch de hitt# werd zoo hevig, dat de redders wel moes ten terugdeinzen. Dynamiet! Laat het hek springen! brulde de chef. Op een teeken van Bellici snelde Thomas ijlings naar het kruithuis; doch toen hij den hoek der straat omgeslagen was, ma tigde hij den pas en mompelde: Waarom zou ik mij haasten? M«n doet dat galgenaas nog een eer aan door ze i-0 vrede te laten verbranden. Hoe minder er overblijven, des te beter. Bellici vermenigvuldigde zich. Aan blus- schen viel niet te denken. Voor zulk een brand had de stad geen water genoeg. D9 Italiaan verzamelde een groep mannen om zich. Laten wij door de stegen gaan, stelde hij voor. Er is an de achterzijde een deur- Wellicht kunnen we die openen om de ge vangenen te redden. Ja, antwoordde Bilvesy, de gevange nen eerst. Wij moeten alles beproeven om die te redden. Ja, antwoordde Bilvesy, de gevange nen eerst. Wij moeten alles beproeven om die te redden. Toen de troep in de steeg kwam, moest men weldra terug. Aan die zijde was da oven zoo mogelijk nog gloeiender; 't was onmogelijk de gevangenis te naderen. Bel lici maakte een prachtig gespeeld gebaar van wanhoop. Men ging naar het plein terug. Er zat niet anders op: het vuur moest zijn werk voleindigen. In het gebouw klonk nu en dan een do* ontploffing, de muren kraakten en scheur den. De daken stortten neer in een zee van vuur, een dichte rook steeg in breecle kron kels omhoog, vervulde heel het 1 n met een scherpen, verstikkenden mist. Patroon (tot kantoorjongen): „Dat is nou de deinde keer, dat je vrij vraagt om de begra fenis van je grootmoeder bij te wonen, Heb jl dan drie grootmoeders gehad?" Kantoorjangen„Ja, ziet u, mijnheer, een van mijn grootmoeders was tweeling." Feuilleton-liefhebber Medereiziger: „Nog bijzonder nieuws van morgen?" Oude Heer: „Ja, de gravin, de graaf en de rentmeester zijn in zulk een moeilijke positie geraakt, dart ik me afvraag, hoe de roman schrijven hen daaruit zal redden!" Een humoristisch griezelverhaal door WILLIAM CAINE. f 59) Ik boodschappen meenemen naar Sebastian, •okken, wollen handschoenen, bloemen. Ik mijn koning verraden en meer dan eens daar- ,voor in de hel zal branden. Tantalus plezier zal hebben naast mij, want grootmoeder heel voorzichtig mensch en Hilario erg op zijn hoede. Maar ik mij steeds niet haasten. Haasti ge spoed is zelden goed. Als je lang genoeg vracht, valt pruim wel naar beneden. Daarom ik wachten en filosofeeren en branden van ongeduld. Ik spelen den goeden ouden lobbes en respectabelen heer van middelbaren leeftijd den goedhartigen vriend vol medelijden. Hi lario is niet meer zoo nijdig, niet meer zoo óp zijn hoede, hij te veel houdt van zijn ab sinth. Maar de grootmoeder altijd erg voorzich tig. Mercedes mij vriendelijken ouden man vinden zonder eenig gevaar en al dien tijd zij mij boodschappen geven en kleinigheden voor haar aangebeden vader. En ik wachtte en brandde. O! Hij wreef het brandende eindje van een sigaret tegen John's slaap uit en glimlachte even, toen zijn weerlooze gevangene ineen kromp van de pijn. Toen ging hij recht voor hem staan, vouwde zijn armen en ging verder: Op het laatst de grootmoeder erg ziek. Het heelemaal gedaan met het oude mensch. Ik lamenteeren, ik -verdriet, ik versterkende middelen brengen en wijn. Hilario altijd den wijn drinken, zich van niets aantrekken. Op een goeden dag zij mij roepen bij haar bed. Vreeselijk ziek. O, heel erg. Zij mij geven een pakket voor Sebastian, van groot belang. Zij jnij laten zweren het te geven aan Sebastian, niet aan Hilario. Zij geen conveniencia voor Hilario, begreep Beeling. Ik het aannemen, ik gweren bij het kruis het te geven aan Se bastian en ik verdwijnen. Nu het heel moeilijk om te geven dit pak ket aan Sebastian, want hij is dood. Ha, jij dat niet verwachten, hè Beeling. Ja, hij is dood, een maand geleden, de winter te hard geweest voor ouden Sebastian. Wat erg koel in zijn cel en de sokken en wollen handschoe nen hem niet in leven konden houden. Maar waarom zou ik dat vertellen in Guzman, waar om ze bedroefd maken. Sebastian reeds dood voor hen, toen hij naar Santa Brigida kwam en levend hij van veel meer nut voor Ribera, nietwaar? En Mercedes, zij zoo gelukkig als ik haar boodschappen meebracht voor zijn kleine meisje en haar kleine cadeaus voor hem in zijn koele, koele graf. Daarom ik het pakket zelf openen, omdat ik gezworen op het kruis het niet te geven aan oom Hilario. Hij draaide met een sareastischen lach op zijn hielen rond. Toen ik vinden, mijn goede oude vriend Beeling was de neef van die menschen. Ja, in het pakket allerlei dingen waren. Schilderij van Chibble en brieven van oude Augusta. Zij ontvangen van haar man en alle mogelijke dingen. O, het heel interessant, maar ik niet weten wat ermee te doen. Ik ze opsluiten voor nasporingen. Toen de grootmoeder gestorven en daar slechts overblijft Hilario, die mij in den weg staan. Hilario en Tereza Quesada. Ik jou alles nu zal vertellen. Wij hebben bei den tijd. Ribera zich nooit haasten. Hij stak een nieuwe sigaret aan met zijn lantaarn. John zag, dat het zweet op zijn gezicht stond. Ik maken fijne plannen voor Tereza, om dat zij de eenige vrouw, die nu nog moeilijk heden kan geven, sinds grootmoeder dood. En grootmoeder zwakke oude vrouw, zie je Bee ling, en spoedig zou sterven. Maar Tereza niet. Dat zag ik wel. Ik op mijn hoede. Terwijl ik brand, ik denk! Het noodzakelijk om Merce des alleen te krijgen. Daarom moet oude Tere za verdwijnen. Is het niet buitengewoon, dat een lobbes van vijrtig jaar voor een klein meisje zooveel kan doen, nietwaar Beeling? Hij trok aan het korte haar bij John's oor en vond een onuitsprekelijk valsch genoegen in deze aapachtige wreedheid. Tereza zij een goede oude vrouw. Geen zakenvrouw. Haar academie slecht beheeren. Veel leerlingen, geen inkomsten. Onmogelijk haar huur te betalen. Haar meisjes haar bedu velen, waar zij bij zat. Ik de arme Tereza zag te gronde gaan. Ik daarom het huis koopen. Ik slechts koopen met strooman. God zegene de joden! Een heel goede instelling! Dus de naam van Ribera niet genoemd. Ik haar be schermer. Goed. En het is een goed huis. volop waard, wat ik er voor gegeven heb. Ik branden in de hel van ongeduld, maar ik toch niet mijn geld wegwerpen. Toen kon zij niet haar huur betalen. Mijn jood erg met haar te doen. Voorstellen haar te geven een kleine leening. Opsmukken jouw huis zegt hij tegen Tereza. Maak daarvan een groot paleis, dan meisjes terug zullen komen en meer meisjes dan ooit. Want Ribera ze zelf gestuurd en tegen hen ge zegd zij niets moeten betalen. Ik enkele over eenkomsten voor meubelen. Dat je wel begrij pen. Tereza een oude zeur. Zij loopen in mijn net als een vlieg in de honing. Ik haar met handen en voeten gebonden, als ik haar noo- dig heb. Snap je het, beste vriend? Nu laat ons gaan terug naar Hilario. Ik je niet vermoeien? Neen. Goed. Ik wensch je te vertellen sommige dingen, want jij moet we ten, waarom een prop in je mond, waarom je zoo goed vastgebonden. Het is billijk! Jij daar recht op! Vrienden elkaar uit de verlegenheid helpen, niet? Maar ik mijn ouden vriend Bee ling niet vermoeien langer dan noodig. Ja, jij bent te vriendelijk. Hij legde zijn hand op zijn hart en boog met groteske overdrijving. Welnu, op een goeden dag, ik zien wat ik moet doen voor Hilario en ik jou schrijven dezen brief er voor. Jij weet alles. En ik daar in zetten het adres van mijn ouden leeraar Hilario. Ik denk: die oude Beeling alles we ten van die zwendelarij van den Spaanschen schatgraver. Hij zal praten over dezen brief in Chibble. Hij heeft meer dan genoeg van Spaansche schatgravers. Hij den brief zal ge ven aan de politie en Hilario spoedig zal wor den gesloten achter slot en grendel. Ik dus den brief schrijven en een postzegel op plakken, ik hem wegzenden en zorgen, dat Tereza op etraat gezet wordt. En als ik haar in mijn capacidad van land eigenaar, in mijn capacidad van ouden familie vriend een plaats aanbieden in Rosario. Mercedes mij vinden een goeden ouden man. Dus Tereza opgeborgen en de politie spoedig mr. Hilario pakken en de heele familie mij niet langer hinderen. Ik niet langer in de hel. Reusachtig! Zeer goede zaak. En dan lieve beste vriend Beeling komt naar San Pablo en eten gooit in het roet. Ik kwaad als een hond. Ik moet zorgen zeer voor zichtig te zijn. Als Beeling Hilario alles zegt voor ik gesproken Hilario hij tot de ontdek king komen Hilario onschuldig en iemand misbruik maken van Hilario's naam en hij weg zal gaan zonder iets te doen tegen signor Hilario. Dan Ribera nog langer branden in de hel van ongeduld. O, ik alles zeer duidelijk in zien. Ik je dat beloven. Daarom wij samen naar stad rijden. Ik naar de Tajo en daar een heel verhaal aan Hilario en toen weer terug. Mr. kolonel Ribera alles zeer vlug en verstan dig kan afhandelen. Hilario leelijke oude egoist. Ik hem zeggen geen tijd om de feiten uit te leggen en het voornaamste is, dat veel geld voor hem te verdienen, Indien hij zijn rol goed spelen en alles herhalen wat ik hem gezegd. Dat voor Hilario genoeg. Hij altijd op de proppen ko men, hij geld ruikt. Hij is gierig en geen gewe ten en daarom nu zoo dood als een pier. Daar om zijn rol spelen en mr. Beeling aan den praat houden. Ik hem weer zien en zeggen, hij weer anders moet praten en ruzie maken met mr. Beeling, dat alles, omdat ik wensch te gelooven mr. Beeling niet overtuigd van eer lijkheid mr. Hilario. Dat achter den rug en ik weer vrij ademen. Spoedig mr. Beeling zal ontdekken mr. Hilario een ondeugende schurk en dan mr. Beeling zal vertellen tegen de po litie en mr. Hilario weer uit de nabijheid van goedaardigen vrijer.. Ribera zich nooit haasten en altijd om zichtig. Ondertusschen die vervloekte zoon van Te reza in Sau Pablo aankomen en alles onderste boven werpen Tereza niet naar Rosario. Plot seling Ribera zijn lief klein meisje omringd zien van rijke beschermers en ik heel boos, ik je verzekeren. Ik al mijn mooie appelen zien rollen in het slijk. Ik vreeselijk nijdig, maar ik maar blijven glimlachen en denken Hila rio spoedig In de gevangenis en dan nog wel zullen zien. Toen ik Mercedes meenemen naar souper in de Venta. En toen de duivel bezit van mij. Een man kan niet te lang in de hel branden, mr. Beeling. Mercedes, zij mijn arm strijken en ik opgewonden worden en ik afspraak ma ken met den kellner, die wat in brandewijn doet. Jij zien, Beeling, dat komen van te lang wachten. Soms den tijd, dat men niet langer kan aarzelen, soms den tijd, dat men zich heelemaal laat gaan. Maar jij dat niet begrij pen, jij geen Spanjaard, jij geen gevoel, jij En- gelschman, jij zoo koud als een steen. Kijk. Hij plaatste zijn met ijzer beslagen hak op John's kin en lichtte ook zijn anderen voet van den grond. Kijk. jij geen woord zeggen, jij geen vin verroeren. Een ander zou schreeuwen als een zwaar man als Ribera zijn hak tegen zijn kin slaan. Maar jij niet, jij stoïcijn, jij geen gevoel, zeg ik. Welnu, ging hij voort, terwijl hij in de ze pose bleef volharden, met een hand steunend op de staven, waaraan John was vastgebon den. Daar verschijnen mijn oude vriend Bee ling en steken een spaak in het wiel van den ouden vrijer. Het is niet goed, Beeling, om spaken in een wiel te steken van een ouden vrijer. In Engeland misschien goed, in Spanje zeer gevaarlijk. Daarom jij hier, stomme mr. Beeling, jij mr. kolonel Ribera in de kaarten gekeken, jij gezien mr. kolonel Ribera slechte plannen. Het heelemaal voor mij onmogelijk jij nog langer op aarde bent. Daarom jij hier gekomen. Daarom jij binnen acht uur in de lucht zal vliegen met prachtige ontploffing. Jij nu misschien wel alles begrijpen, hè? Hij trok zijn smerige laars weer terug, stond weer op den grond en maakte met zijn hand een groote beweging door de geheele kamer. Dit hier het oog van Santa Brigida. Dat niets voor jou beteekenen? Ik jou dat zeggen zal. Het oog van Santa Brigida is oude vuur toren en die miss Dicey wil hebben weg. Maar ik hem niet om laten trekken. Ik hem in de lucht laten vliegen, zooals ik vanavond aan het diner heb gezegd. Jij geen deel uitmaken van onze kleine lunchpartij. Maar jij prachtig uit zicht zal hebben, Beeling, zooals ik jou be loofd en al jouw goede vrienden daar zullen zijn om het prachtig espectaculo te toejuichen- Het heel grappig zal zijn, ha, ha! Hij wees naar een venster. Als jij jouw leelijken ouden kop omdraait jij in den morgen naar buiten kunt zien. Wat jij zult zien? Dan jij zult zien mr. kolonel Ribera's ontbijttafel op de wallen vlak achter mr. kolonel Ribera's huis en dan jij zult zien miss Dicey en miss Hark en besten boezem vriend van Beeling, mr. signor Quesada. Mr. kolonel Ribera hen ontvangen, jij prachtig uit zicht van hier hoven. Wij zullen lachen en praten en vroolijk zijn en wij ons zullen afvra gen, waar die luie Beeling. Maar tenslotte wij niet langer zullen wachten," omdat het oog van Santa Brigida moet opgeblazen. Dan jij zult bemerken mijn soldaten een kleine lont aan steken en jij die kleine zult zien en hooren branden, krik, krak, krik krak en jij dan maar je gebeden op moet zeggen, want deze kleine lont jou zeer spoedig zal naderen en miss Dicey en miss Hark en signor Quesada en mr. kolonel Ribera jij allen zult zien staan en be wonderen. Goed! mooi! Die kleine lont bran den. Wij wachten voor mooi espectaculo en zeggen: Hoe jammer, dat oude Beeling niet gekomen. Dat niet vreeselijk grappig zal zijn? Als jij maar gebleven in Engeland, ik In najaar weer gekomen in Engeland om te schie ten met ouden Beeling fazanten en wij onaf scheidelijke vrienden gebleven. Nu jij mijn doodsvijand, omdat een oude vrijer een lief meisje zag en omdat mr. Beeling zijn neus steken in mijn zaken en zich bemoeien met jonge meisje zelf. Ik jou zeggen Hilario arme kerel, jij mij helpen om zaken nog vlugger af te maken. Ik nu weten snel vorderingen ma ken. Hilario al verdwenen, morgen jij verdwe nen. Dan mr. Ribera afrekenen met mr. Quesada en met arme Tereza en een paar menschen, die nog in den weg. Ik nog niet weten, hoe ik dat doen zal, maar iets zal ge beuren. Ik daarop kau zweren. Mr. Ribera ei'S moe nog laager ln de hei te branden. (Wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 8