FEUILLETON
HET GEHEIM ZWEEFT.
WOENSDAG 23 OCTOBER 1929
TWEEDE BLAD.
PAGINA
Leuk.
- DE SPAANSCHE
SCHATGRAVER.
Naar
GEORGES MONTIGNAC.
i 17%
Op Bellicl's verzoek bezetten Cien man den
portierskoepel van de gevangenis met bevei
op iedereen te schieten, die zou beproeven
binnen te treden, zonder schriftelijk verlof
Tan Bilvesy of den directeur. Ook de be
wakers van het kruithuis werden onder
bevel van den Italiaan gesteld; de aanvra
gen om ontploffingsmiddelen moesten aan
hem geadresseerd worden en het visum vaa
een Raadslid dragen. Van kruit en patro
nen had hij een voorraad in elke woning
laten bremgen, opdat niemand de opslag
plaats zou naderen. De palissade rondom
het luchtvaartpark werd verhoogd en van
Ijzeren punten en prikkeldraad voorzien;
©ok was het een ieder ten strengste verbo
<em daar binnen te gaan.
Zoo stond heel het Wespennest op stel
ten; door geheime, doch voelbare gevaren
omringd, vertrouwde men elkander niet
meer.
Hoezeer door al deze beslommeringen in
beslag genomem bleef Bellici, door Thomas
bijgestaan, voor de gevangenen zorgen.
Allerstrengst bewaakten zij den toegang tot
de gevangenis. Harold en Boudhier hadden
zooveel mogelijk kleeding en voorkomen
der piloten aangenomen. Trouwens, zij ble
ven dag en macht in de loodsen en hielden
de luchtschepen ten vertrekke gereed.
Op een avond kwam Bellici in de ateliers
mede deelen, dat het vertrek nog dienzelf
den nacht zou plaats hebben. Allen moes
ten zich gereed houden, zoo licht mogelijk
gekleed, zonder schoeisel of bagage. Hij
verdeelde hen in twee groepen, diie onder
leiding van Berlington en Mario Banton
zouden staan.
Clarencet verzocht te mogen blijven. Na
een korte aarzeling stemde de Italiaau
daarin toe. De bedrevenheid van den inge
nieur als werktuigkundige en electrioien
kon hem wellicht nog van groot nut, mis
schien onmisbaar wezen. Hij gaf hem een
uniform der bewakers. Clarencet antwoord
de slechts met een dankbaren blik.
Toen het volslagen nacht geworden was,
opende Thomas de deur der steeg, die naar
het luchtvaartpark leidde. In een lange rij
als Indianen trokken de gevamgenen et
door. De bloode voeten maakten niet het
minste gerucht; een toeschouwer zou van
dezen spokenoptocht gehuiverd hebben. Om
het kruithuis heengaande, kropen allen
door een gat aan de achterzijde der omras
tering en bereikten zoo de loodsen. Harold
en Boudhier wachtten reeds. Zij deden de
reizigers in de schuitjes stappen, do eon
tegen den ander geleund.
Bellici had de grootste stilte aanbevolen:
geen afscheid, geen betuigingen, men zou
elkander spoedig weerzien. Alles was klaar.
Hij Uiet de deuren wijd open zetten en gaf
het sein tot vertrek.
De eerste ballon kwam langzaam uit de
loods, verhief zich in de lucht, zwenkte en
verdween naar de zijde van het oerwoud
De tweede misschien wat zwaarder be
last, bleef op zijn plaats. Eenige angstige
cogenblikkendoch ook hij kwam wel
dra naar buiten, steeg langzaam omhoog
en volgde de richting va.n den eersten.
Dochvan den kant der stadspoort
klonk nu in den stillen nacht een luide
schreeuw, gevolgd door een geweerschot
Wie heeft de wacht aan de poort?
vroeg Bellici.
Een zekere Muller met zes man ant
woordde Thomas.
De nacht is niet donker genoeg; hij
heeft den ballon gezien, want te hooren is
er niets. Als hij alarm maakte, zou dat onze
plannen leelijk in de war sturen.
Maak u nog niet ongerust. Er klin
ken eiken nacht zooveel onnoodige scha
ten, dit ééne zal niet opvatten. Laat mij
eens begaan.
Waar ga je heen?
zNog eens: maak u niet ongerust. Straks
kom ik in de gevangenis weer bij u.
Vóór Bellici hem kon tegenhouden, was
Thomas in het duister verdwenen.
Bij de poort vond deze het hoofd der
wacht druk gesticuleerend tegenover twee-
zijner mannen, die naar hem luisterden.
Ik heb den ballon gezien! riep Muller,
ik heb hem zien gaan, zoo duidelijk als ik
jullie zie. Dat is niet in den haak, want et
is geen vertrek op handen. Ik zeg je, het
zijn lui, die er van door gaan. Misschien
zijn onze kinderen ook wel op die manier
weggevoerd.
Onderstel eens, dat het Comité van
Waakzaamheid ons een poets bakt? opperde
een der mannen aarzelend.
Of Red Hair, die ons zonder afscheid
verlaat, onze vrouwen meenemend?
Daarom heb ik geschoten. Wij moeten
den patroon waarschuwen.
Ben je gek? zei Thomas naderbijko
mend. Nog geen kwartier geleden stond ik
op wacht bij de loodsen, en ik zweer je,
toen sliepen beide ballons nog als zoete
kinderen.
Ik heb toch niet gedroomd, herhaalde
Muller. Ik ken ze opperbest, want ik heb er
al drie reizen mee gemaakt. Ik heb hem
goed gezien, hij hadeen flinke vaart, zoo
vóór den wind.
Als je me niet gelooft, ga dan mee
naar het park, hield Thomas vol, wel we
tend, dat de ander zou weigeren, dan zul
je zien, dat ze er alle twee nog zijn.
En de poort op zich zelf laten passen?
Je kameraads zijn er toch?
Om morgen bij mijn das aan het bal-
con van de Raadzaal te bengelen. Dank js
wel! Neen, neen, vriendje, we zullen dat
morgen bij dag wel zien. Als er een balloo
in het park mankeert, zal ik mijn rapport
bij den opperchef uitbrengen.
Dat is het verstandigste. Kom morgen
in het park, ik betrek er de wacht om vijf
uur. Dan kun je mij er vinden.
En vertrouwelijk voegde hij er bij:
Hou je zoolang stil, als je ten minste
een slaatje wilt slaan uit je rapport aan
den opperchef. Je weet, hij geeft tegenwoor
dig vijf honderd dollar aan ieder, die hem
iets belangrijks aanbrengt.
Is dat waar?
Je leest toch zeker de berichten aan de
deur van de Raadzaal?
Ik kan niet lezen.
Welnu, oude, er staat: vijf honderd
dollar voor dengene, die den patroon belang
rijke inlichtingen kan geven, 'tls de moeite
van het meenemen waard.
Thomas zag, dat Muller gluipend naar
zijn gezellen keek, die met de handen in
den zak en het geweer over den rug ston
den te luisteren.
Dat denk ik waarachtig ook! mompelde
de wachter; 't is bijna een portie van deu
buit. En daar ik zeker ben, dat ik den bal
lon geziien heb
Kun je het ook als zeker rapporteeren,
bevestigde Thomas.
En zicli naar hem toebuigend vervolgde
hij op gedempten toon:
Maar pas op, dat je kameraads je niet
vóór zijn.
Muller knipoogde, drukte Thomas de
hand en wendde zich tot zijn twee wacht-
genooten.
't Wordt tijd, het gewone toertje bui
ten de poort te maken om je te overtuigen,
dat Red Hair niet zingend over het moeras
zwerft.
Thomas verwijderde zich in de richting
der gevangenis; doch spoedig maakte hij
een bocht. Langs den vestingmuur gaande
keerde hij op ziijn schreden terug en bereikte
zoo den hoek van het wachthuis, waar hij
zich verborg. Op enkele passen va.n hem
stonden Muller en zijn twee makkers druk
met elkander te praten en schenen hevig te
twisten. De twee gezellen, door de premie
aangelokt, verlangden hun deel ervan. Zij
eischten, dat Muller hen in zijn rapport zou
vermelden.
Deze weigerde. De anderen hadden den
ballon niet gezien, want zij waren eerst na
DE VERLICHTING VAN HET LEIDSCHE BOSCH JE te Amsterdam tijdens de Edison
Licht-week.
het schot komen toesnellen. Blijkbaar ter
kwader trouw hielden de mannen vol, dat
zij den ballon wel degelijk bespeurd hadden
en beschreven hem in bijzonderheden.
Opeens scheen Muller toe te geven.
'tls goed. We zullen de premie deelen.
Dat blijft afgesproken. Nu kijken we even
buiten de poort en dan ga ik bij de anderen
slapen, 'tls jullie beurt van wachthouden.
De drie mannen namen de karabijnen ter
hand en begaven zich naar de groote poort,
die op heit moeras uitkwam. Alleen door
het schijnsel van een lantaarn, door een
der wachters gedragen, waren hun bewe
gingen zichtbaar. Zij liepen onder het bree-
de gewelf door; de zware houten deuren
waren gesloten. Muller opende een sluip
poortje, lieit zijn gezellen er door gaan en
volgde hen.
Voorzichtig sloop Thomas tot bij de
smalle deur, leunde er tegen en luisterde
aandachtig. Weldra hoorde hij een gesmoor-
den kreet en het vallen van een lichaam;
dan onderscheidde hij duidelijk zwoegende
ademhaling, het gerucht van een worste
ling, en een nieuwen, meer geraasmakenden
val met opspatting van warter. Hij wachtte
eenige oogenblikken het mes in de hand.
Alles was weer stil.
Het schijnt wel, dat deze drie nette
menschen elkander broederlijk kopje onder
gedompeld hebben; dat zou het werk zeer
vereenvoudigen.
Hij stak het hoofd door het poortje en
trad daarna voorzichtig tot den rand van
den poel. De oppervlakte was volkomen
vlak en rustig; op één plek echter scheen
de groene korst van mos weggenomen.
De duivel hebbe hun ziel! zei Thomas
bij wijze van lijkrede en spoedde zich naar
de gevangenis om Bellici gerust te sitellen.
Den volgenden morgen bracht de ver
dwijning der drie poortwachters nieuwe
spanning en vrees over de stad. De Raad
beval een onderzoek, dat op niets uitdraai
de, daar Thomas wel zoo wijs was niet
het miinst uit te laten. Ook de mannen, die
in het wachthuis geslapen hadden, konden
geen inlichtingen verschaffen. Bilvesy liet
hen arresteeren en veroordeelen, daar zij
niet voldoende gewaakt hadden. Of zij al
volhielden, dat het hun wachtbeurt niet
\yas, zij werden alle vier dienzelfden avond
opgehangen.
Het baantje van schildwacht bij de poort
was niet zeer benijdenswaardig meer: men
Jiep gevaar op geheimzinnige wijze te ver
dwijnen, of opgehangen te worden, wan
neer men iets belangrijks liet voorbijgaan
zonder het op te merken. Men legde dan
ook algemeen een zichtbaren weerzin om
de wacht te betrekken aan den dag. Zij,
die vermoedden, dat ze dien nacht aange
wezen zouden worden, lieten in den voor
middag den geneesheer roepen onder voor
geven van hevige koorts, of zij wisten het
zóó aan te leggen, dat zij op een ander
punt der stad geplaatst werden.
Bellici was zoo handig in den Raad te
verklaren, dat hij om den algemeenen on
rust wat te kalmeeren zelf met De Kolen
brander en acht vertrouwde mannen d«
wacht zou betrekken. Hij vroeg alleen een
plaatsvervanger voor den nacht in de ge
vangenis. Ijit mooie voorbeeld verwierf hem
de gelukwenschen en den dank van den
opperchef. Twaalf man zou voldoende zijn;
immers, de gevangenen zaten den geheelen
nacht achter dubbel slot in de cellen. Ook
beloofde Barberousse eiken avond alvorens
zich naar de poort te begeven de ronde in
alle cellen t« doen en ketenen en grendels
na te zien; ook zou hij sleutels aan den in
gang laten voor het geval, dat er snachts
iets mocht voorvallen.
De Raad keurde deze beschikkingen
goed, doch legde er nog wat op: twintig
man dan de poort, bewaking binnen en bui
ten, aflossing om het uur; verder posten in
de hoofdstraat, in de negerwijk en vóór het
luchtvaartpark.
In d©n loop van den dag beraadslaagden
Bellici met Thomas in het roode huis.
AJs de nacht maar duister genoeg is
dezer dagen.
U hebt Boudhier en Harold toch last
gegeven alleen te vertrekken in een nacht
met behoorlijke duisternis?
Ja, maar ik zou toch wenschen, dat
zij terug waren. Ik durf niet handelen, vóór
ik zeker ben, dat zij behouden aangekomen
zijn, «n dat de bevelen worden uitgevoerd,
die ik Boudhier bij het vertrek der kinderen
heb laten overbrengen.
Wij hebben straks de wacht aan de
poort, niet waar?
Ja, ik moet vannacht officieel ver van
de gevangenis wezen. Heb je al mijn aan
wijzingen nauwkeurig opgevolgd?
Ja, signor Bellici. Ik heb, wat er in
het park in voorraad was, naar de verschil
lende atliers gebracht, ongeveer twintig li
ter per atelier. Verder heb ik tien liter op
elk der cellenètages neergezet, zoomede in
de eetzaal en uw kabinet.
En de katoen?
Op al die plaatsen eon baal.
Is Clarencet aan het werk?
Hij spant de draden.
Heeft hij koord genoeg?
O ja, meters bij meters! Dagen lang
heeft iedereen in de ateliers daaraan ge
werkt.
Om acht uur verwacht ik je met Cla
rencet in mijn kabinet. Bezorg hem een
colbert en een vilthoed in plaats van de bo-
wakersuniform.
Dat is gemakkelijk.
Wanneer je mij spreken moet, ik ben
met Bauer en Thow in de negerbuurt, waar
ik iets ernstigs te verrichten heb.
Dien avond kwamen de drie vrienden sa
men in het kabinet der gevangenis.
Is alles gereed? vroeg Bellici.
Ja, antwoordde de ingenieur, alles is
geplaatst en veerbonden. Alleen hier in uw
kabinet moet ik den hoofdkabel nog aan
dit pak vasthechten.
Clarencet wees op een opengescheurde baal
katoen, waarom heen eenige blikken bus
sen geplaatst waren.
Ik zal je eens helpen.
Bellici nam een armvol papieren van zijn
bureau en wierp dien op de katoen, waarna
Clarencet de bussen er op leeggoot en even
zoo op de rijke draperieën, de kussens en
venstergordijnen.
Hoe snel verbrandt de draad?
Vijf meter in de minuut.
En waar is het punt van samenkomst?
Tegen de poort van het hek.
Bn kunnen wij zeker zijn, dat nergens
aan de draad iets hapert?
Ik heb ze allen meer dan eens beproefd.
Heb je voor valsche sleutels gezorgd?
vroeg de Italiaan ten slotte aan Thomas.
Hier zijn ze. Ik tart een ieder daarmee
een enkele deur der gevangenis te openen.
Dan kunnen wij vertrekken.
In stilte gingen zij naar beneden en den
hof door. Bellici haalde een sigaar uit zijn
zak en beet «r het puntje af; dan trad hij
het portierspaviljoen binnen, dat thans tot
wachthuis dietnde. Een dozijn mannen zaten
er onder het genot van een glaasje te kaar
ten.
Goeden avond, gentlemen.
Goeden avond, mijnheer de directeur.
Ik heb juist inspectie gehouden. Alles
is in orde, de gevangenen rusten. Hier zijn
de sleutels. Ik ga de wacht aan de stads
poort betrekken. Mocht er soms iets gebeu
ren, wat niet in orde is, laat iemand mij
dam onverwijld waarschuwen.
Hij had den sleutelbos op de tafel gelegd.
Afgesproken, mijnheer de directeur.
Kan iemand mij aam een beetje vuur
helpen?
Een der mannen reikte hem zijn pijp toe,
en Bellici stak op.
En nu.... mag ik er asjeblieft uit?
Allen lachten luid; «en hunner nam een
zwaren sleutel van den wand en ging hem
voor om de poort te ontsluiten.
Toen de drie vrienden buiten het hek wa
ren, verzekerde Bellici zich dat de poort
goed gesloten werd.
Tweemaal omdraaien, kameraad.
Wees gerust, mijnheer de directeur.
En vergeet niet mij te lait«n roepen,
wanneer je gerucht in de cellen hoort. Die
schoften hebben wel eens rare kuren.
We zullen terstond iemand zenden.
Nu, goeden avond dan.
Goeden avond, mijnheer de directeur.
Zoodra de deur van het paviljoen weer
gesloten was, drukte Bellici het brandend
eind van zijn sigaar op de plaats hem door
Clarencet aangewezen. Een klein blauw
vlammetje liep terstond langs den muur van
den koepel. Het klom over den nok van het
dak en verdween aan de andere zijde in den
hof.
Bellici en de ingenieur stapten vlug weg,
doch eer Thomas zich bij hen voegde, drukte
hij een sterke ijzeren punt in het h«k em gaf
er een doffen hamerslag op. Bellici had dit
niet bemerkt.
Bij de stadspoort gekomen zagen zij een
gloed in de gevangenis, die de groote, getra
liede vensters verlichtte.
In orde! zei Thomas. Nu zijn al de ge
vangenen officieel verbrand.
De drie mammen traden het wachthuis bin
nen zonder te laten merken, dat zij den
brand bespeurd hadden. Zij namen elk een
karabijn uit het wapenrek en maakten zich
gereed op post te gaan.
XIX.
De brand had onmiddellijk groote propor
ties aangenomen. Een felle gloed verlichtte
weldra het plein. De mannen van het wacht
huis maakten alarm, en in de straten riep
het brandsignaal alle menschen naar bui
ten. Van alle kanten kwamen de bewoners
soms half- gekleed, opdagen, elkander on
dervragend over hertgeen er gebeurd was.
Had" men Red Hair eindelijk gevangen? Of
viel er een nieuw ingrijpen van hem te be
treuren?
De hooge vlammen wezen de natuur en de
plaats vam het onheil aan. Spoedig had zich
dan ook een dicht-e schare op hert; pleih
verzameld.
Belliici had zijn twintig mannen naar bui-,
ten laten treden. Tien liet hij er bij de poort
en snelde aan het hoofd der overigen naar
de gevangenis.
Bilvesy was er reeds. Zijn lijkbleek gelaat
door de vlammen beschenen verried zijn in
wendige, kokende woede. Zenuwachtig om
klemde hij den stok, dien hij in de hand
hield.
De hof der gevangenis was een gloeiend*
oven geworden; de mannen van den pos*
schreeuwden, huilden achter het hek, dat
zij niet open konden krijgen. Bilvesy gal
bevel de poort te vernielen, doch de hitt#
werd zoo hevig, dat de redders wel moes
ten terugdeinzen.
Dynamiet! Laat het hek springen!
brulde de chef.
Op een teeken van Bellici snelde Thomas
ijlings naar het kruithuis; doch toen hij
den hoek der straat omgeslagen was, ma
tigde hij den pas en mompelde:
Waarom zou ik mij haasten? M«n doet
dat galgenaas nog een eer aan door ze i-0
vrede te laten verbranden. Hoe minder er
overblijven, des te beter.
Bellici vermenigvuldigde zich. Aan blus-
schen viel niet te denken. Voor zulk een
brand had de stad geen water genoeg. D9
Italiaan verzamelde een groep mannen om
zich.
Laten wij door de stegen gaan, stelde
hij voor. Er is an de achterzijde een deur-
Wellicht kunnen we die openen om de ge
vangenen te redden.
Ja, antwoordde Bilvesy, de gevange
nen eerst. Wij moeten alles beproeven om
die te redden.
Ja, antwoordde Bilvesy, de gevange
nen eerst. Wij moeten alles beproeven om
die te redden.
Toen de troep in de steeg kwam, moest
men weldra terug. Aan die zijde was da
oven zoo mogelijk nog gloeiender; 't was
onmogelijk de gevangenis te naderen. Bel
lici maakte een prachtig gespeeld gebaar
van wanhoop. Men ging naar het plein
terug. Er zat niet anders op: het vuur moest
zijn werk voleindigen.
In het gebouw klonk nu en dan een do*
ontploffing, de muren kraakten en scheur
den. De daken stortten neer in een zee van
vuur, een dichte rook steeg in breecle kron
kels omhoog, vervulde heel het 1 n met
een scherpen, verstikkenden mist.
Patroon (tot kantoorjongen): „Dat is nou
de deinde keer, dat je vrij vraagt om de begra
fenis van je grootmoeder bij te wonen, Heb jl
dan drie grootmoeders gehad?"
Kantoorjangen„Ja, ziet u, mijnheer, een
van mijn grootmoeders was tweeling."
Feuilleton-liefhebber
Medereiziger: „Nog bijzonder nieuws van
morgen?"
Oude Heer: „Ja, de gravin, de graaf en de
rentmeester zijn in zulk een moeilijke positie
geraakt, dart ik me afvraag, hoe de roman
schrijven hen daaruit zal redden!"
Een humoristisch griezelverhaal
door WILLIAM CAINE.
f 59)
Ik boodschappen meenemen naar Sebastian,
•okken, wollen handschoenen, bloemen. Ik
mijn koning verraden en meer dan eens daar-
,voor in de hel zal branden. Tantalus plezier
zal hebben naast mij, want grootmoeder heel
voorzichtig mensch en Hilario erg op zijn
hoede. Maar ik mij steeds niet haasten. Haasti
ge spoed is zelden goed. Als je lang genoeg
vracht, valt pruim wel naar beneden. Daarom
ik wachten en filosofeeren en branden van
ongeduld. Ik spelen den goeden ouden lobbes
en respectabelen heer van middelbaren leeftijd
den goedhartigen vriend vol medelijden. Hi
lario is niet meer zoo nijdig, niet meer zoo
óp zijn hoede, hij te veel houdt van zijn ab
sinth. Maar de grootmoeder altijd erg voorzich
tig. Mercedes mij vriendelijken ouden man
vinden zonder eenig gevaar en al dien tijd zij
mij boodschappen geven en kleinigheden voor
haar aangebeden vader. En ik wachtte en
brandde. O!
Hij wreef het brandende eindje van een
sigaret tegen John's slaap uit en glimlachte
even, toen zijn weerlooze gevangene ineen
kromp van de pijn. Toen ging hij recht voor
hem staan, vouwde zijn armen en ging verder:
Op het laatst de grootmoeder erg ziek.
Het heelemaal gedaan met het oude mensch.
Ik lamenteeren, ik -verdriet, ik versterkende
middelen brengen en wijn. Hilario altijd den
wijn drinken, zich van niets aantrekken. Op
een goeden dag zij mij roepen bij haar bed.
Vreeselijk ziek. O, heel erg. Zij mij geven een
pakket voor Sebastian, van groot belang. Zij
jnij laten zweren het te geven aan Sebastian,
niet aan Hilario. Zij geen conveniencia voor
Hilario, begreep Beeling. Ik het aannemen, ik
gweren bij het kruis het te geven aan Se
bastian en ik verdwijnen.
Nu het heel moeilijk om te geven dit pak
ket aan Sebastian, want hij is dood. Ha, jij
dat niet verwachten, hè Beeling. Ja, hij is
dood, een maand geleden, de winter te hard
geweest voor ouden Sebastian. Wat erg koel
in zijn cel en de sokken en wollen handschoe
nen hem niet in leven konden houden. Maar
waarom zou ik dat vertellen in Guzman, waar
om ze bedroefd maken. Sebastian reeds dood
voor hen, toen hij naar Santa Brigida kwam
en levend hij van veel meer nut voor Ribera,
nietwaar? En Mercedes, zij zoo gelukkig als
ik haar boodschappen meebracht voor zijn
kleine meisje en haar kleine cadeaus voor
hem in zijn koele, koele graf. Daarom ik het
pakket zelf openen, omdat ik gezworen op het
kruis het niet te geven aan oom Hilario.
Hij draaide met een sareastischen lach op
zijn hielen rond.
Toen ik vinden, mijn goede oude vriend
Beeling was de neef van die menschen. Ja, in
het pakket allerlei dingen waren. Schilderij
van Chibble en brieven van oude Augusta. Zij
ontvangen van haar man en alle mogelijke
dingen. O, het heel interessant, maar ik niet
weten wat ermee te doen. Ik ze opsluiten voor
nasporingen. Toen de grootmoeder gestorven
en daar slechts overblijft Hilario, die mij in
den weg staan. Hilario en Tereza Quesada.
Ik jou alles nu zal vertellen. Wij hebben bei
den tijd. Ribera zich nooit haasten.
Hij stak een nieuwe sigaret aan met zijn
lantaarn. John zag, dat het zweet op zijn
gezicht stond.
Ik maken fijne plannen voor Tereza, om
dat zij de eenige vrouw, die nu nog moeilijk
heden kan geven, sinds grootmoeder dood. En
grootmoeder zwakke oude vrouw, zie je Bee
ling, en spoedig zou sterven. Maar Tereza niet.
Dat zag ik wel. Ik op mijn hoede. Terwijl ik
brand, ik denk! Het noodzakelijk om Merce
des alleen te krijgen. Daarom moet oude Tere
za verdwijnen. Is het niet buitengewoon, dat
een lobbes van vijrtig jaar voor een klein
meisje zooveel kan doen, nietwaar Beeling?
Hij trok aan het korte haar bij John's oor
en vond een onuitsprekelijk valsch genoegen in
deze aapachtige wreedheid.
Tereza zij een goede oude vrouw. Geen
zakenvrouw. Haar academie slecht beheeren.
Veel leerlingen, geen inkomsten. Onmogelijk
haar huur te betalen. Haar meisjes haar bedu
velen, waar zij bij zat. Ik de arme Tereza zag
te gronde gaan. Ik daarom het huis koopen.
Ik slechts koopen met strooman. God zegene
de joden! Een heel goede instelling! Dus de
naam van Ribera niet genoemd. Ik haar be
schermer. Goed. En het is een goed huis. volop
waard, wat ik er voor gegeven heb. Ik branden
in de hel van ongeduld, maar ik toch niet
mijn geld wegwerpen. Toen kon zij niet haar
huur betalen. Mijn jood erg met haar te doen.
Voorstellen haar te geven een kleine leening.
Opsmukken jouw huis zegt hij tegen Tereza.
Maak daarvan een groot paleis, dan meisjes
terug zullen komen en meer meisjes dan ooit.
Want Ribera ze zelf gestuurd en tegen hen ge
zegd zij niets moeten betalen. Ik enkele over
eenkomsten voor meubelen. Dat je wel begrij
pen. Tereza een oude zeur. Zij loopen in mijn
net als een vlieg in de honing. Ik haar met
handen en voeten gebonden, als ik haar noo-
dig heb. Snap je het, beste vriend?
Nu laat ons gaan terug naar Hilario. Ik je
niet vermoeien? Neen. Goed. Ik wensch je te
vertellen sommige dingen, want jij moet we
ten, waarom een prop in je mond, waarom je
zoo goed vastgebonden. Het is billijk! Jij daar
recht op! Vrienden elkaar uit de verlegenheid
helpen, niet? Maar ik mijn ouden vriend Bee
ling niet vermoeien langer dan noodig. Ja, jij
bent te vriendelijk.
Hij legde zijn hand op zijn hart en boog met
groteske overdrijving.
Welnu, op een goeden dag, ik zien wat
ik moet doen voor Hilario en ik jou schrijven
dezen brief er voor. Jij weet alles. En ik daar
in zetten het adres van mijn ouden leeraar
Hilario. Ik denk: die oude Beeling alles we
ten van die zwendelarij van den Spaanschen
schatgraver. Hij zal praten over dezen brief
in Chibble. Hij heeft meer dan genoeg van
Spaansche schatgravers. Hij den brief zal ge
ven aan de politie en Hilario spoedig zal wor
den gesloten achter slot en grendel. Ik dus den
brief schrijven en een postzegel op plakken, ik
hem wegzenden en zorgen, dat Tereza op
etraat gezet wordt.
En als ik haar in mijn capacidad van land
eigenaar, in mijn capacidad van ouden familie
vriend een plaats aanbieden in Rosario.
Mercedes mij vinden een goeden ouden man.
Dus Tereza opgeborgen en de politie spoedig
mr. Hilario pakken en de heele familie mij
niet langer hinderen. Ik niet langer in de hel.
Reusachtig! Zeer goede zaak.
En dan lieve beste vriend Beeling komt
naar San Pablo en eten gooit in het roet. Ik
kwaad als een hond. Ik moet zorgen zeer voor
zichtig te zijn. Als Beeling Hilario alles zegt
voor ik gesproken Hilario hij tot de ontdek
king komen Hilario onschuldig en iemand
misbruik maken van Hilario's naam en hij
weg zal gaan zonder iets te doen tegen signor
Hilario. Dan Ribera nog langer branden in de
hel van ongeduld. O, ik alles zeer duidelijk in
zien. Ik je dat beloven. Daarom wij samen
naar stad rijden. Ik naar de Tajo en daar een
heel verhaal aan Hilario en toen weer terug.
Mr. kolonel Ribera alles zeer vlug en verstan
dig kan afhandelen.
Hilario leelijke oude egoist. Ik hem zeggen
geen tijd om de feiten uit te leggen en het
voornaamste is, dat veel geld voor hem te
verdienen, Indien hij zijn rol goed spelen en
alles herhalen wat ik hem gezegd. Dat voor
Hilario genoeg. Hij altijd op de proppen ko
men, hij geld ruikt. Hij is gierig en geen gewe
ten en daarom nu zoo dood als een pier. Daar
om zijn rol spelen en mr. Beeling aan den
praat houden. Ik hem weer zien en zeggen, hij
weer anders moet praten en ruzie maken met
mr. Beeling, dat alles, omdat ik wensch te
gelooven mr. Beeling niet overtuigd van eer
lijkheid mr. Hilario. Dat achter den rug en ik
weer vrij ademen. Spoedig mr. Beeling zal
ontdekken mr. Hilario een ondeugende schurk
en dan mr. Beeling zal vertellen tegen de po
litie en mr. Hilario weer uit de nabijheid van
goedaardigen vrijer..
Ribera zich nooit haasten en altijd om
zichtig.
Ondertusschen die vervloekte zoon van Te
reza in Sau Pablo aankomen en alles onderste
boven werpen Tereza niet naar Rosario. Plot
seling Ribera zijn lief klein meisje omringd
zien van rijke beschermers en ik heel boos, ik
je verzekeren. Ik al mijn mooie appelen zien
rollen in het slijk. Ik vreeselijk nijdig, maar
ik maar blijven glimlachen en denken Hila
rio spoedig In de gevangenis en dan nog wel
zullen zien.
Toen ik Mercedes meenemen naar souper in
de Venta. En toen de duivel bezit van mij.
Een man kan niet te lang in de hel branden,
mr. Beeling. Mercedes, zij mijn arm strijken
en ik opgewonden worden en ik afspraak ma
ken met den kellner, die wat in brandewijn
doet. Jij zien, Beeling, dat komen van te lang
wachten. Soms den tijd, dat men niet langer
kan aarzelen, soms den tijd, dat men zich
heelemaal laat gaan. Maar jij dat niet begrij
pen, jij geen Spanjaard, jij geen gevoel, jij En-
gelschman, jij zoo koud als een steen. Kijk.
Hij plaatste zijn met ijzer beslagen hak op
John's kin en lichtte ook zijn anderen voet
van den grond.
Kijk. jij geen woord zeggen, jij geen vin
verroeren. Een ander zou schreeuwen als een
zwaar man als Ribera zijn hak tegen zijn kin
slaan. Maar jij niet, jij stoïcijn, jij geen gevoel,
zeg ik. Welnu, ging hij voort, terwijl hij in de
ze pose bleef volharden, met een hand steunend
op de staven, waaraan John was vastgebon
den. Daar verschijnen mijn oude vriend Bee
ling en steken een spaak in het wiel van den
ouden vrijer. Het is niet goed, Beeling, om
spaken in een wiel te steken van een ouden
vrijer. In Engeland misschien goed, in Spanje
zeer gevaarlijk. Daarom jij hier, stomme mr.
Beeling, jij mr. kolonel Ribera in de kaarten
gekeken, jij gezien mr. kolonel Ribera slechte
plannen. Het heelemaal voor mij onmogelijk
jij nog langer op aarde bent. Daarom jij hier
gekomen. Daarom jij binnen acht uur in de
lucht zal vliegen met prachtige ontploffing. Jij
nu misschien wel alles begrijpen, hè?
Hij trok zijn smerige laars weer terug,
stond weer op den grond en maakte met zijn
hand een groote beweging door de geheele
kamer.
Dit hier het oog van Santa Brigida. Dat
niets voor jou beteekenen? Ik jou dat zeggen
zal. Het oog van Santa Brigida is oude vuur
toren en die miss Dicey wil hebben weg. Maar
ik hem niet om laten trekken. Ik hem in de
lucht laten vliegen, zooals ik vanavond aan het
diner heb gezegd. Jij geen deel uitmaken van
onze kleine lunchpartij. Maar jij prachtig uit
zicht zal hebben, Beeling, zooals ik jou be
loofd en al jouw goede vrienden daar zullen
zijn om het prachtig espectaculo te toejuichen-
Het heel grappig zal zijn, ha, ha!
Hij wees naar een venster.
Als jij jouw leelijken ouden kop omdraait
jij in den morgen naar buiten kunt zien. Wat
jij zult zien? Dan jij zult zien mr. kolonel
Ribera's ontbijttafel op de wallen vlak achter
mr. kolonel Ribera's huis en dan jij zult zien
miss Dicey en miss Hark en besten boezem
vriend van Beeling, mr. signor Quesada. Mr.
kolonel Ribera hen ontvangen, jij prachtig uit
zicht van hier hoven. Wij zullen lachen en
praten en vroolijk zijn en wij ons zullen afvra
gen, waar die luie Beeling. Maar tenslotte wij
niet langer zullen wachten," omdat het oog van
Santa Brigida moet opgeblazen. Dan jij zult
bemerken mijn soldaten een kleine lont aan
steken en jij die kleine zult zien en hooren
branden, krik, krak, krik krak en jij dan maar
je gebeden op moet zeggen, want deze kleine
lont jou zeer spoedig zal naderen en miss
Dicey en miss Hark en signor Quesada en mr.
kolonel Ribera jij allen zult zien staan en be
wonderen. Goed! mooi! Die kleine lont bran
den. Wij wachten voor mooi espectaculo en
zeggen: Hoe jammer, dat oude Beeling niet
gekomen.
Dat niet vreeselijk grappig zal zijn?
Als jij maar gebleven in Engeland, ik In
najaar weer gekomen in Engeland om te schie
ten met ouden Beeling fazanten en wij onaf
scheidelijke vrienden gebleven. Nu jij mijn
doodsvijand, omdat een oude vrijer een lief
meisje zag en omdat mr. Beeling zijn neus
steken in mijn zaken en zich bemoeien met
jonge meisje zelf. Ik jou zeggen Hilario arme
kerel, jij mij helpen om zaken nog vlugger af
te maken. Ik nu weten snel vorderingen ma
ken. Hilario al verdwenen, morgen jij verdwe
nen. Dan mr. Ribera afrekenen met mr.
Quesada en met arme Tereza en een paar
menschen, die nog in den weg. Ik nog niet
weten, hoe ik dat doen zal, maar iets zal ge
beuren. Ik daarop kau zweren. Mr. Ribera ei'S
moe nog laager ln de hei te branden.
(Wordt vervolgd)