RIJKSBEGROOTING VOOR 1930
J
sefvu
tfmJud
PUROL
WOENSDAG 30 OCTOBER 1929
TWEEDE BLAD.
PAGINA t.
Algemeene Beschouwingen
lÉfc - 3»* s
V -
I
arbeidscontracters
ned.-indie
DE AFGEBROKEN
RADIO-REDEVOERINGEN
DE A. V. R. O,
UITLATINGEN, DIE ZEER
BETREURD WORDEN
UITVOERING ZIEKTEWET
MUNUMENTENDAG
DE STRANDING VAN HET
S.S. DISCIPL1NA.
DE VERKLARINGEN VAN GETUIGEN
STAAN TEGENOVER ELKAAR
HANDELSVERKEER TUSSCHEN
NEDERLAND EN DUITSCHLAND
j - en springende lippen
MEMORIE VAN ANTWOORD OP HET VOORLOOPIG
VERSLAG DER TWEEDE KAMER
VERKIEZINGSUITSLAG EN
KABINETSFORMATIE
1 ils memorie van antwoord op het voorloo-
verslag inzake het le hoofdstuk der Rijks-
Is-.Tooting voor 1330 (alg. beschouwingen) con-
s o'eert do minister van Financiën dat het ver-
opent met een reeks bespiegelingen over
de i uitslag der verkiezingen. Voorzooveel
('"■.uraan de kraclit van verschillende politieke
partijen wordt getoetst en de beteekenis be
sweken brengt een goede gewoonte mee, dat
do Rcgsering, hoe verleidelijk dit ook moge
z.i'i, niet eenzelfden weg betreedt. Het kabinet
als zoodanig staat ook buiten de gestie der
partijen vóór en na de stembus. Wanneer deze
gestie wordt aangevallen, verwacht men de ver
dediging niet van de Regeeringstafel,
Tenslotte wordt beaamd, dat zoolang hoop
op een parlementair kabinet mag worden ge
koesterd, een extra-parlementaire formatie
geen nrecht van bestaan heeft.
Ook het tegenwoordige kabinet behoudt zich
de vrijheid voor, op elk terrein van wetgeving
de maatregelen te nemen of voor te stellen die
het nuttig acht. Het zal daarbij uitgaan van
sijn beginselen levende in de groepen der rech
terzijde. Dat als formateur van een zoodanig
kabinet iemand optreedt, die in het politieke
leven reeds beslist stejling heeft genomen, kan
moeilijk' als ongerijmd worden beschouwd.
Niet duidelijk is het, waarom het afkeuring
zou verdienen, dat de formateur toen de pogin
gen, in andere richting waren mislukt en de
tijd du3 begon te dringen, zich beijverd heeft,
zoo spoedig mogelijk zijn taak te volbrengen.
Dat daarbij met overhaasting zou zijn tewerk
gegaan, moet met den meesten klem worden
ontkend en de keuze van den minister van
Onderwijs, K. en W. kan dan ook stellig niet
worden aangevoerd als voorbeeld om dit grie
vend verwijt te staven. De formateur stelde
grooten prijs op de medewerking van den heer
Woltjer, maar niet minder op die van den heer
Terpstra, en toen bleek, dat de eerste niet aan
stonds zich beschikbaar kon stellen, was daarna
de aanvankelijke voorwaardelijke bereidverkla
ring om tot liet kabinet toe te treden vervallen.
De opmerkingen over den minister van
Arbeid, Handel en Nijverheid, ontleend aan be
zweren, die deze voorshands zoude hebben tegen
wettelijke regeling van bedrijfsraden, alsmede
van wat men zijn inzicht acht op het gebied
der scciaie verzekering, zijn te onvoldoende om
schreven om ze zonder nadere adstructie te
bespreken.
De minister van koloniën heeft toen hij van
1313 tot 1925 hetzelfde ambt bekleedde, naast
bestrijding, gelijk welhaast elke minister, ook
veel medewerking gevonden. Hij is er in ge
slaagd. dank zij die medewerking, de nieuwe
grondwettelijke bepalingen in het Regeerings-
r -icmeut voor Ned.-Indië te verwezenlijken.
Dat de aanwezigheid van den te'genwoordigen
milder van Financiën in het kabinet, gezien
zUn-bekfid in een vorige periode, een manifesta
tie zou zijn van het anti-democratische karakter
van het kabinet, is reeds door andere leden
terecht tegengesproken. Deze minister heeft
door zijn financieel beleid o. a. mogelijk ge
maakt een belasting-verlaging, waarvan destijds
is aangeioond, dat zij de eerst noodige sociale
maatregel was.
De minister ontkent intusschen niet, dat zijn
wederoptreden aan het departement van Fi
nanciën zijn groote schaduwzijde heeft. Beter
ware het geweest, wanneer deze portefeuille
had kunnen worden overgenomen door een
veracbe kracht. Verschillende omstandigheden
maakten dit moeilijk, en toen dientengevolge
een beroep op hem werd gedaan, is er één
reden geweest, waarom hij gemeend heeft,
zich niet te mogen onttrekken. Hij had in het
laatste jaar van de vorige parlementaire periode
-medegewerkt tot de aanneming van een wets
ontwerp waarvan een aanzienlijk offer voor de
4
Dat de formateur de aanstaande mimsteia
uitsluitend in de rechtsche partijen heeft ge
zocht, vindt zijn gereede verklaring in wat
omtrent het rechtsche karakter van dit extra
parlementair kabinet is gezegd. Het kabinet
sluit geen enkel onderwerp a priori van zijn
bemoeienis uit.
Voorafgaand overleg tusschen de personen
die thans het kabinet vormen heeft, op den
grondslag van het program van den formateur
plaats gehad. De minister van Financiën gaat
met het program van het kabinet accoord.
De tegenwoordige ministers hebben geen
ruggespraak gehouden met de politieke par
tijen waartoe zij behooren. De partijen heb
ben hun geen verlof of machtiging verleend
om van het kabinSt deel uit te maken noch
aan liet kabinet steun toegezegd. Verantwoor
delijkheid over het optreden van dit ministerie
dragen dan. ook alleen zijn leden.
F.en beginselverklaring zou het kabinet be
halve door zijn samenstelling liefst geven door
zi„u daden.
IIET CHRISTELIJK KARAKTER
VAN HET KABINET
Tn d? eerste Troonrede van het in 1918 op
getreden Kabinet ontbrak evenzeer als in de
jongste Troonrede een verklaring, dat rekening
r.a! worden gehouden met de christelijke levens-
on wereldbeschouwing. Niettemin werd dit van
het kabinet ondersteld. Tot gelijke onderstel
ling is men thans gerechtigd, daar het kabinet
van dezelfde beginselen uitgaat als het toen
malig?. Voor zoover de Rijksoverheid hier
een taak heeft, zal de Zondagsrust worden be
vorderd en zullen vermaken, die de Christelijke
volkszeden ondermijnen, worden bestreden,
De houding, die de Regeering zal aannemen
tegenover goedkoop© pleizievtreinen op Zondag
en ten aanzien van de sluiting van verschillen
de hulppostkantoren op dien dag, zal mede door
dit beginsel worden beheeracht, al is daarmee
natuurlijk nog niet uitgemaakt hoe ver zij in
ditopzicht zal kunnen gaan.
De wering van slechte bioscoopvoorstellingen
is het doel van de onder het vorig kabinet tot
stand gekomen Bioscoopwet.
HET REGEERINGSPROGRAM
De herziening van de Zondagswet en vuu de
Begrafeniswet hoopt dit kabinet tot stand te
zullen brengen. Het ontwerp-Drankwet zal, zij
het met eenige wijzigingen, worden gehand
haafd. Het ontwerp tot afschaffing van de
staatsloterij behoort niet tot die, welke voor
behandeling in aanmerking zullen komen.
Dat elk kabinet de roeping heeft, te waken
tegen ondermijning van de christelijke grond
slagen van het volksleven, wordt door de J
geering volmondig erkend.
Wederinvoering van de doodstraf, opheffii
van den stemplicht voor vrouwen en afscb:
fing van het verzekeringswezen staat niet i
het programma van het kabinet, evenmin r.
afschaffing van den vaccinatieplicht.
Het ligt in de bedoeling de Arbeidswet 19
stelselmatig en voortvarend tot verdere toepa
sing te brengen.
Een andere indeeling van de departement'
is geenszins afgestuit op gebrek aan tijd bij
kabinetsformatie. In een klein land als li
onze valt echter aan een al te ver doorgevoerc.
specialiseering niet te denken.
Of wellicht de werkverschaffing heter aan
het Departement van Arbeid dan aan dat van
Binnenlandsche Zaken worde toevertrouwd,
maakt een punt van onderzoek uit.
DE FINANCIEELE POLITIEK
Voor ongerustheid ten gevolge van de finan-
cieele paragraaf van de Troonrede bestaat geen
reden. Dat het financieel evenwicht zal worden
gehandhaafd, op den weg van versobering van
's Rijks dienst zal worden voortgegaan en voor
zichtigheid zal worden betracht ten opzichte
van wettelijke maatregelen, welke lasten op
s Lands schatkist kunnen leggen, kan, welke
richting men ook is toegedaan niet anders dan
gerustheid wekken.
Steviging van den financieelen toestand
was het doel der in de afgeloopen jaren ge
voerde politiek, en in zoover de aangehaalde
zinsnede uit de Troonrede doet verwachten,
dat die politiek zal worden voortgezet, mag
inderdaad het vertrouwen worden gekoesterd,
dat deze verwachting niet zal worden be
schaamd.
Uiteraard beteekent dit niet, dat men tegen
over maatregelen, die financieele offers
eischen, steeds dezelfde houding zal moeten
aannemen als tevoren.
De minister zet uitvoerig uiteen, dat er
hoegenaamd geen reden is, de onopzettelijke
vertraging in de belastingverminderingen ea
uitgaven vermeerderingen, een vertraging
welke tot de overschotten en daardoor tot de
vorming van staatsvermogen leidde, aan te
zien met een oog alsof hier een nationale ramp
ware te beweenen.
Voorts geeft de Minister toe, dat er sedert
1925 gedurende vier jaren, een gemiddeld
overschot per jaar op den gewonen dienst ge
weest is van een kleine 60 millioen.
De verlaging der personeele belasting is in
dit verband niet genoemd, dat ds opbrengst
daarvan in 1931 voor het Rijk vervalt.
Evenmin is genoemd de verlaging van den
gedistilleerd-accijns, daar deze, gelijk bekend,
niet als verlichting van lasten bedoeld is en
dan ook, zoo de mindere opbrengst zich hand
haaft, nader onder de oogen zal moeten worden
gezien.
Ook zijn niet vermeid de 25 millioen, waar
mee, door schrapping van de opcenten op de
inkomstenbelasting, de heffingen voor het lee-
ningsfonds zijn verlaagd, daar dit buiten het
gewone budget om gaat.
Daarentegen is wèl genoemd de schrapping
der rijwielbelasting daar deze, hoewel ten bate
van het wegenfonds op verlaagden voet gehand
haafd, voor het gewone budget verloren is
gegaan.
Na het voorafgaande zal duidelijk zijn, waar
om de Minister meent, dat de meevallers der
vier besproken jaren, onafhankelijk van dc
vraag of men z; betreuren moet ja dan neen,
in elk geval geen vingerwijzing bevatten om
trent de ruimte van middelen in de toekomst.
Tegenover de 60 millioen marge per jaar
staan d'e 106 millioen verbruik marge per jaar.
Natuurlijk is hierbij rekening te houden met
het inmiddels voortschrijdend accres der mid
delen, en hieraan is dan ook te danken, dat het
laatstgenoemde cijfer zooveel hooger kan worden
dan het eerste. Maar op een onbeperkte rek
baarheid ten dezen mag toch niet worden ge
rekend.
DE ACCIJNSVERLAGING
De accijns op het gedistilleerd is na herhaal
den aandrang uit de Kamer verlaagd geworden,
omdat ook de Regeering ten slotte tot de over
tuiging was gekomen, dat het moreel en
hygiënisch volksbelang dit eischte.
Zooals de Minister reeds meermalen heeft
gezegd zal evenwel het laatste woord, in deze
accijnsheffing nog niet gesproken zijn, indien
blijken mocht, dat de gevolgen van de verlaging
duurzaam anders loopen dan tijdens hare tot
standkoming werd aangenomen. Op dit oogen-
blik meent hij dienaangaande nog geen con
clusie te kunnen trekken.
GEEN VERDERE BELASTING
VERLAGING
Aan de leden, die betoogden, dat het belang
van het economisch leven eischt, dat de belas
tingen verder worden verlaagd, moge worden
herinnerd, dat reeds in de jongste Millioenen-
nota is opgemerkt, dat van belastingverlaging
op den normalen dienst in den eersten tijd be
zwaarlijk sprake zal kunnen zijn. Het groote
offer, dat de wet op de financieele verhouding
in 1931 van 's Rijks schatkist zal vergen, staat
aan de inwilliging van dezen wensch thans in
den weg.
HET ONDERHANDELINGSTARIEF
De Regeering overweegt de wenachelijkheid
van een onderhandelingstarief niet buiten ver
band met de internationale gebeurtenissen op
het gebied der handelspolitiek. Ons land moge
zijn handel en nijverheid op niet onbevredigen
de wijze zien ontwikkelen, anderzijds is aan
toonbaar een achteruitgang van onzen uitvoer
ten aanzien van verschillende artikelen als ge
volg van tariefsverhoogingen in andere landen,
gezwegen nog van andere handelsondernemin
gen. Terwijl ons land trouw bleef aan den
vrijen handel door zijn buitengewoon laag ta
rief voor invoerrechten, hebben de laatste jaren
de bezwaren van de elders gevoerde politiek
zich sterk doen gevoelen.
Wanneer de Volkenbond streeft naar het af
breken der tolmuren, dan is er geen land, dat
door zijn eigen handelspolitiek zoozeer gerech
tigd is als het onze, dat streven toe te juichen.
Er kan dan ook geen sprake van zijn dat
ons land tijdens een economischen wapenstil-
sfand aan verhooging der elders reeds zeer
hooge tarieven lijdzaam moet ondergaan. Zulke
V:/:
Z'i V
EEN BRATOÜR-STÜKJE, uitgevoerd op het militair ruitersfeest te Londen. Een sprong
oveT eene hindernis, terwijl de ru'iter het zadel hoog in de rechterhand houdt
voor onzen handel, nijverheid en landbouw
hoogst schadelijke verhoogingen te voorkomen,
zou vooral het doel zijn van een onderhande
lingstarief. Gaarne geeft de Regeering toe, dat
een onhandig gebruik van zulk een tarief onge-
wenschte gevolgen hebben kan. Daarnevens is
echter ook te denken aan nuttige preventieve
werking. Om een steeds meer verlaten van het
beginsel van vrijen handel door andere staten
ten onzen nadeele eenigermate te keeren, heeft
onze Regeering te overwegen of eenig verweer
middel haar niet ten dienste moet staan.
Slechts oppervlakkig gezien kan zulk beleid
in strijd geacht worden met den geest der in
ternationale economische ,/ontwapening.
Naar het oordeel der regeering zouden tegen
verwezenlijking van het door mr. J. J. Schrieke
bepleite denkbeeld eener tolunle tusschen Ne
derland en Nederlandsch-Indië economisch,
zoowel als uit staatkundig oogpunt, overwe
gende bezwaren bestaan.
LANDBOUW
Wat betreft het verzoek om afschaffing van
de registratierechten op veilingen, zij opge
merkt, dat sedert 1923 alle verhoogingen, welke
door of vanwege land- en tuinbouwers, veehou
ders en visschers in de uitoefening van hun
bedrijf periodiek worden gehouden, vrijgesteld
zijn van het recht van registratie. Ten aanzien
van de betrekkelijk weinige vellingen van
land- en tuinbouwproducten, welke niet onder
deze vrijstelling vallen, kan het lage recht van
1/2 pet. bezwaarlijk als drukkend worden be
schouwd.
Uitvoerpremiën en hooge invoerrechten op
landbouwproducten zijn van de regeering niet
te wachten.
ONDERWIJS
Van het nut van degelijk nijverheidsonder
wijs is ook de regeering overtuigd.
Eerst als de commissie haar rapport heeft
Uitgebracht, is de tijd gekomen om te over
wegen. of het mogelijk zal zijn een behoorlijke
voorziening in het onderwijs van schippers
kinderen ter hand te nemen. De gedachte om
den algemeenen maatregel van bestuur betref
fende het buitengewoon lager onderwijs uit te
breiden met een regeling van het onderwijs aan
psychopathen, zal de Regeering in ernstige
overweging nemen.
DEFENSIE EN ONTWAPENING
De Regeering is niet voornemens in de rich
ting van eenzijdige ontwapening eenigen stap
te ondernemen.
Inzake de maritieme behoeften in Neder
landsch-Indië is de Regeering via meening, dat
de noodzakelijke sterkte vder zeemacht aldaar
in absoluten zin niet is vast te stellen, doch
dat met inachtneming onzer financieele, perso
neele en materieele krachten te dien opzichte
moet worden ge,daan wat redelijkerwijze mag
worden verwacht.
Ten aanzien van eenige uitbreiding van het
materieel is thans een overleg gaande met de
Indische Regeering; zoodra dit zal zijn geëin
digd, zullen voorstellen, waartoe het overleg
aanleiding zal geven, worden aanhangig ge
maakt.
Aan den wensch van sommige leden om tot
belangrijke vermindering van het jaarlijksch
contingent over te gaan, kan de Regeering
niet tegemoet komen, voordat de internationale
verhoudingen het zullen veroorloven.
Op de vraag van sommige leden of de Regee
ring het mogelijk oordeelt internationale gelijk
tijdige ontwapening voor te staan als men den
oorlog onvermijdelijk acht, meent de Regeering
te moeten antwoorden, dat internationale ont
wapening tot nu toe niet ter sprake is gekomen,
doch de internationale onderhandelingen zich
hebben hepaald tot vermindering en beperking
van bewapening, terwijl de weermacht wordt
gehandhaafd, niet omdat de oorlog onvermijde
lijk wordt geacht, maar omdat er nog steeds
gevaar voor ooorlog bestaat.
INVALIDITEITS- EN
OUDERDOMSWET
Evenals de vele leden, die opmerkten, dat
een verbetering van do Invaliditeitswet nood
zakelijk is, meent de Regcering, dat deze wet,
wat haar uitkeeringen betreft, aan herziening
moet worden onderworpen. Een verbetering
der prestaties zal voor invaliditeit en ouderdom
moeten gelden. Een verhooging van de staats-
bijdragen zal niet te vermijden zijn.
Waar de Regeering voornemens is een her
ziening der Invaliditeits- en Ouderdomswet ter
hand te nemen, stelt zij zich voor, dat het
wijzigingsontwerp zóó tijdig bij de Kamer zal
zijn, dat invoering der gewijzigde wet met in
gang van 1 Januari 1932 zal kunnen volgen.
Wanneer de ouderdomsrente krachtens de In
validiteitswet gemakkelijker bereikbaar zal zijn
gemaakt, zal de vraag naar een verbetering der
vrijwillige ouderdomsverzekering naar voren
komen.
Verbetering in de volkshuisvesting, ook door
verstrekking van voorschotten, binnen het ka
der der Woningwet, ligt in de bedoeling der
Regeering.
Onder de middelen tot krachtige bestrijding
der werkloosheid behoort ook, voor zooveel
uitvoerbaar, verplaatsing metterwoon van
werkloozen,
HET GROOTE GEZIN
Voor de rechtmatige belangen der groote ge
inen stelt de Regeering zich voor te waken,
Het tegelijk met deze memorie verschijnend
voorstel tot afschaffing van de opcenten op den
suikeraccijns, thans geheven voor het leening-
fonds, zal in bijzondere mate aan de groote ge
zinnen ten goede komen. Ook in de salarisrege
ling wordt met het groote gezin rekening ge
houden.
BEZOLDIGINGSBESLUIT
De vraag of de Regeering voornemens is in
de Centrale Commissie voor Georganiseerd
overleg in Ambtenaarszaken aan de orde te
stellen een herziening van het Bezoldigingsbe
sluit en van de overige loonregeling voor het
Rijkspersoneel, kan niet bevestigend worden be
antwoord.
Tegen het geven thans van een vaste aan
stelling aan alle op contract werkzame ambte
naren en werklieden, die meer dan twee jaren
onafgebroken in dienst zijn, zou bezwaar be
staan, omdat daardoor op een regeling van het
personeel op arbeidscontract zou worden voor-
uitgeloopen.
STAATSINRICHTING VAN
De verwondering van sommige leden, dat de
Troonrede wat aangaat het beleid inzake de
staatsinrichting van Ned. Indië zich tot enkele
aankondigingen bepaalt, is naar de meening
van de Regeering minder verklaarbaar, aange
zien voor verdere uiteenzetting in die rede
geen plaats is. Indien inderdaad, zooals blijk
baar verondersteld wordt, hetgeen de Troonrede
zegt omtrent de inrichting van het bestuur in
Ned.-Indië verschillende ter zake voorgestane
richtingen dichter bijeenbrengt, dan is in dit
verschijnsel niet te zien het resultaat van een
tot stand gekomen compromis. De instelling
van een staatscommissie, als in het Verslag
aangeduid, ligt niet in de bedoeling der Regee
ring. De inheemsche volksbeweging in Indië
denkt de Regeering met welwillendheid tege
moet te treden, voorzoover de stroomingen zich
bewegen binnen de door de wet en de openbare
orde gestelde grenzen. Daartegenover staat, dat
zij vastbesloten is onmiddellijk en krachtig in
te grijpen, zoodra een revolutionnair streven,
onder welke benaming en van welken aard ook,
tot ontwikkeling dreigt te komen.
Verklaringen aangaande het in den afgeloo
pen zomer in Curagao gebeurde zouden, terwijl
de afloop van de nopens die gebeurtenissen
ingestelde onderzoekingen nog niet in het zicht
was, misplaatst zijn geweest.
NEDERLAND EN BELGIE
In zijn houding ten opzichte van het Bel
gische vraagstuk is het Kabinet homogeen.
Zijn streven is gericht op de tot standkoming,
zoo spoedig als de omstandigheden toelaten,
van een aannamelljke regeling met België. In
den boezem van het kabinet bestaat volkomen
overeenstemming omtrent da noodzakelijkheid
van voortdurende samenwerking tusschen de
departementen met name tusschen die van
buitenlandsche zaken en waterstaat opdat
eenheid van beleid aanwezig zij.
In hoever de gedachtenwisseling, die in het
vorig zittingsjaar tusschen Nederland en Bel
gië plaats had, bevorderlijk is geweest aan een
juister begrip van de wederzijdsche rechten en
behoeften, zal grootendeels nog moeten blijken.
De Regeering wenscht, dat zoodra mogelijk een
wederzijds aannemelijke regeling met België
tot stand kome; doch juist opdat die regeling
tot stand kome en inderdaad wederzijds aan
nemelijk zij, is betamelijke omzichtigheid ge
boden.
DE NIET-TOELATING VAN
TROTZKI
Aangaande de kwestie der toelating van
Trotzky wordt nog betoogd, dat steeds het be
lang des lands en met name het belang dei-
inwendige rust en orde een woord hebben mede
te spreken. Inderdaad is dit een zaak van
sympathie o£ antipathie jegens personen; maar
de bezwaren, die de tegenwoordigheid van een
bepaald persoon kan opleveren, hetzij op zicii-
zelve, hetzij wegens de draden, die om hem
heen gespannen kunnen worden of van hem
uitgaan, zullen in elk bijzonder geval wel dege
lijk gewicht in de schaal moeten leggen. Daarbij
valt te bedenken, dat in het onderhavige geval
de betrokken persoon, eenmaal toegelaten, in
dien zijn tegenwoordigheid later tot bezwaren
aanleiding mocht geven, niet weer zou kunnen
worden verwijderd, daar hij, zooals bekend is
door de omliggende staten niet zon worden toe
gelaten.
SCHIPPERS- EN ZEE
ONGEVALLENWET
De indiening van een nieuw ontwerp-Schlp-
perswet zal worden bevorderd. Behoudens de
noodzakelijk geachte wijzigingen zullen de
meeste der overige wetsontwerpen worden ge
handhaafd, al zal niet van elk hunner terstond
op behandeling worden aangedrongen. De behan
deling van het ontwerp tot wijziging der Zee
ongevallenwet 1919 zal voortgang kunnen heb
ben, zoodra zoodanige verbetering in den toe
stand der zeevisscherij zal zijn ingetreden, dat
het bedrijf geacht kan worden zonder bezwaar
de hoogere kosten, te kunnen dragen, welke de
schrapping van art. 10 der wet zal opleggen.
NISTER REUMER BEANTWOORDT
VERSCHILLENDE VRAGEN
De uitzending der Vrijdenkers
Op de vragen van den heer Wijnkoop in zake
t verbreken van de radiorede van een lid der
'ijdenkersbeweging op Zondag 29 September
329 heeft de heer Reymer, Minister van Water-
uat geantwoord, dat de voorwaarden, waar-
nder voor deze uitzending vergunning is ver
eend, waren, dat het programma van hetgeen
;ou worden uitgezonden uiterlijk drie dagen te
oren aan den ondergeteekende ter inzage zou
/orden verstrekt en dat de uitzending niet zou
zijn in strijd met de veiligheid van den Staat,
ie openbare orde of goede zeden.
Toen in het verloop der redevoering van den
heer Hoving bleek, dat de uitgesproken woor
den in hun onderling verband krenkend waren
voor den eersten Minister van een bevriende
Mogendheid, zelfs in een mate, dat zij aan-
ütootelijk konden worden geacht voor groote
groepen, zoowel in binnen- als buitenland, werd
de uitzending, als in strijd met de openbare
orde en de goede zeden, verbroken.
De rede van den heer Vogt.
Op de vragen van den heer F. Vos in zake
het verbreken van de radiorede van den heer
W. Vogt, directeur van het Omroepbedrijf van
de Algemeene Vereeniging Radio Omroep, op
Maandag 21 October j.l. heeft minister Reymer
het volgende geantwoord:
Ambtshalve is aan den heer W. Vogt, direc
teur van het Omroepbedrijf van de Algemeene
Vereeniging Radio Omroep, verzocht niet voort
te gaan met de rede, welke hij op Maandag 21
October j.l, des avonds, uitsprak. Toen aan dit
verzoek niet werd voldaan, is hem opdracht ge
geven de rede te eindigen, aan welke opdracht
door hem gevolg werd gegeven.
De bedoelde handeling, strekte ter uitvoering
van het beginsel, in artikel 3ter der Telegraaf-
en Telefoonwet 1904 {Staatsblad no. 7) neerge
legd.
Het verzoek en later de opdracht is tot den
heer Vogt gericht niet op grond van bewoor:
dingen of uitdrukkingen, maar omdat diens
voortgezette bespreking voor de microfoon van
hetgeen de Radioraad onder geheimhouding aan
de omroep-organisaties had medegedeeld, moest
worden geacht een niet geoorloofde inbreuk te
zijn op de behandeling van deze aangelegenheid,
zooals het bij de wet daarvoor ingestelde orgaan
deze wenschte te zien geschieden.
De heer Westerveld treedt af
als voorzitter
Wij ontvingen het volgend communiqué:
„In verband met de berichten, die de laatste
dagen in de pers circuleoren, over een beweerd
conflict tusschen het bestuur der A. V. R. O.
en haar voorzitter, stelt het Dagelfjksch Be
stuur der A. V. R. O. er prijs op te verklaren,
dat deze berichten kennelijk hun oorsprong
vinden iïT ïiet reed» gerui-meu tijd door den
heer Westerveld gekoesterde voornemen, zijn
functie, die hij destijds onder uitdrukkelijk be
ding slechts tijdelijk aanvaardde, thans neer
te leggen. De heer Westerveld acht den tijd
gekomen, om zijn voornemen te verwezenlijken.
Hij wenscht tot eiken prijs den schijn te ver
mijden, dat zijn aftreden als voorzitter van de
A. V. R. O. door de beslissing van de Regeering
hoe deze ook moge uitvallen zou zijn
beïnvloed.
Het aftreden van den heer Westerveld, waar
van gisteren mededeeling is gedaan aan het
Dagelijksch Bestuur der A. V. R. O, kan geens
zins worden in verhand gebracht met diver
genties, die in elk bestuur plegen voor te komen
en die immer op zakelijke en ieder bevredi
gende wijze konden worden opgelost.
Het Dagelijksch Bestuur betreurt dan ook
zeer ernstig de uitlatingen, die de laatste dagen
in dit verband zijn gedaan.
Het Dagelijksch Bestuur van de A. V. R- O.
is eenstemmig van oordeel, dat de heer Wester
veld met de grootste toewijding zijn krachten
heeft gegeven aan de belangen van den alge
meenen omroep in Nederland en zulks op vol
strekt onbaatzuchtige wijze, die hem recht geeft
op aller erkentelijkheid".
net bedrag der zekerheidstelling
door de bedrijfsvereeniging
Bij Kon. besl. (Stbl. 459) is o.m. het vol
gende bepaald:
Het bedrag van de zekerheid, welke eene
bedrijfsvereeniging krachtens artikel 99 dei-
Ziektewet verplicht is te stellen, wordt gesteld
op 30 tón honderd van de bruto-premie, welke
over een boekjaar aan de bedrijfsvereeniging
verschuldigd zal zijn; gerekend naar den toe
stand bij den aanvangsdatum van het boekjaar.
Binnen een'maand na den aanvang van een
boekjaar doet de bedrijfsvereeniging van de
bedoelde bruto-premie opgave aan het College
van Toezicht op de bedrijfsverenigingen, dat
die opgave aan den minister, belast met de uit
voering der Ziektewet, doorzendt onder mede
deeling of het zich al dan niet met die opgave
kan vereenigen.
Tusschen twee opeenvolgende vaststellingen
wordt het bedrag der zekerheid niet vermin
derd. De Minister kan, gehoord het College van
Toezicht, tusschentijds verhooging van de ze
kerheid eischen.'
In afwijking van het bepaalde in het eerste
lid bedraagt voor de eerste maal de te stellen
zekerheid één ten honderd van het loonbedrag,
over een jaar berekend, dat naar den toestand
op 1 Januari 1930 door de werkgevers, wier
arbeiders voor risico der bedrijfsvereeniging
zullen zijn verzekerd, wordt uitbetaald.
Tusschentijdsche verhooging is echter moge
lijk.
Dit jaar te Rotterdam
De vierde „Monumentendag" wordt dit jaar
te Rotterdam gehouden en wel op Zaterdag 2
November a.s. in het museum Boymans.
De burgemeester, mr. P. Droogleever For-
tuyn, za.1 de vergadering zelf openen. Sprekers
zijn de heeren H. Cleyndert over „Natuurbe
scherming in andere landen"', Henri Polak, die
als titel van zijn rede opgëeft „Doodt den Oc
topus", prof, dr. J. A. van der Steur over „Ver
keersproblemen en Stadsschoon" en IC. C. van
Ne* «ver „Verkeer en Landschapssckoon."
Onderzoek naar de
oorzaak ingesteld
De loods heeft het schip verlaten
toen het vrij gevaarlijk was
naar zee te gaan
De Raad voor de Scheepvaart stelde heden
een onderzoek in naar de oorzaak van de stran
ding van het Italiaansche stoomschip „Disci-
plina" op 20 September bij liet uitvaren' van
den Nieuwen Rotterdamschen Waterweg.
De gezagvoerder werd als getuige gehoord
door middel van een tolk. Hij verklaarde o. ®->
dat het schip 's morgens uit Rotterdam WJS
vertrokken geladen met steenkool bestemd voor
Napels. De loods bad getuige niet gesproken
over het slechte weer. Aan -de Berghaven is de
loods van boord gegaan. Getuige wist wel, dat
hij den loods aan boord moebt houden tot hij
tn zee was.
De loods verklaarde dat de gezagvoerders wel
weten, dat de loodsen mee naar zee kunnen
gaan.
De voorzitter merkte op, dat hij het begrijpe
lijk vond, dat loodsen bij minder gunstig weer
graag vroeg van boord gaan, omdat dan buiten
geen loodsboot is en zij mee moeten naar het
„Kanaal". Dat is niet altijd prettig, dus men-
schelijk verklaarbaar.
De gezagvoerder verklaarde verder, dat hij
zich aan de aanwijzingen van den loods heeft
gehouden, zelfs is hij nog meer naar stuurboord
gegaan, toen hij buiten kwam. Toen men onge
veer 500 meter voorbij het Noorderhoofd was,
bleef de machine stilstaan, vermoedelijk is een
balk met de schroef in aanraking gekom®®
Dezen balk had men langs bakboord zien drij
ven. Het schip viel toen af naar bakboQr
Later heeft de machine weer gewerkt, m&aï
vier minuten later zat het schip aan den grond-
Het was stormweer. Twee dagen is de beman
ning nog aan boord gebleven. De reddingboot
heeft hen van het schip, dat intusschen wrak
geslagen was, afgehaald.
De loods verklaarde, dat hij den gezagvoerder
or op had gewezen, dat het gevaarlijk was n aar-
zee te gaan.
De gezagvoerder ontkende dit, want dan «oU
hij zeker niet vertrokken zijn.
Den loods werd opgemerkt, dat hij juist in do
oogenblikken, dat hij het meest noodig was,
het schip heeft verlaten, wetende, dat hef. schip
op een gevaarlijk oogenbiik naar zee ging.
De loods verklaarde nog, dat hij het schip»
nadat hij het had verlaten, heeft gadegeslagen
en dat het den juisten koers nam. toen het in
zee was.
De hoofdinspecteur van de scheepvaart merk
te op, dat dit onderzoek geen licht heeft go-
bracht in de kwestie omtrent het afraden van
den loods om naar zee te gaan. De verklaringen
der beide getuigen staan lijnrecht tegenover
elkaar. Spr. vermoedt, dat dit het gevolg for"
van het feit, dat men elkaar niet heeft DëgvN_,l
pèn. Ben feit"ïsTiêt echter, dat tfe icons'TiK,
schip heeft verlaten, toen het vrij gevaar!"ipr
was naar zee te gaan. Wanneer de gezagvol
der niet heeft aangedrongen, dat de loods aan
boord bleef, is het intusschen begrijpelijk, da4
de loods is vertrokken, vooral daar het sohiP
meermalen de Rotterdamsche haven aandeed.
Het is niet uit te maken of het schip niet
zou zijn gestrand, wanneer de machine niet was
blijven stilstaan. Het onderzoek werd daarop
gesloten verklaard. Dé Raad zal later uitspraak
doen.
De Duitsche invoerrechten op
agrarische producten.
De heer Kortenhorst heeft aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, Voor
zitter van den Raad van Ministers de volgends
schriftelijke vragen gesteld:
1. Kan de Regeering mededeelén ten aanzie®
van welke agrarische producten, voor zoover
zij voor Nederland van belang zijn, Duitsch-
land na het afsluiten van het Nederlandsch—
Duitsch handelsverdrag de invoerrechten heeft
verhoogd en ten aanzien van welke dergelijke
producten nieuwe verhoogingen na de besluiten
van den Rijksdag van Juli van dit jaar al dan
niet in verband daarmede zijn te verwachten?
2. Kan de Regeering mededeelen, hoe hooS
deze invoerrechten zijn geworden o£ zullen
worden, en welken invloed zij hebben uitge
oefend en vermoedelijk zullen uitoefenen op
den omvang van den afzet van Nederlandsch®
producten naar Duitschland, en op den prijs
dier producten?
3. Acht de Regeering deze tarievenpolitiek,
alsmede het stelsel van „Einfuhrscheine" voor
granen, peulvruchten en varkensvleesch en
terughouding van Duitschland om tijdig en
bevredigende wijze gevolg te geven aan de toe
zeggingen, vervat in het DuitschNederlandse 1
handelsverdrag ten aanzien van het invoerrecht
op kabels en holglas, in overeenstemming me
de besluiten en aanbevelingen van den Volken
bond en met verschillende uitlatingen van
Duitschland's vertegenwoordigers °P conferen
ties van den Volkenbond?
4. Is het der Regeering hekend, dat de
handelspolitiek van het Duitsche Rijk in
breede kringen der Nederlandsche bevolking
een groote teleurstelling en een groeiende ont
stemming heeft gewekt en aanleiding heeft ge
geven tot ernstige bezorgdheid?
5. Vindt de Regeering aanleiding de aan
dacht der Duitsche Regeering op een en ander
te vestigen en op haar een dringend beroep te
doen, om het handelsverkeer tusschen heide
landen niet verder te belemmeren en bestaande
belemmeringen weg te nemen?
Dooien 50-60 en 90 et Tube 80 et. Bij Apoth. co Dro^jju» J