RIJKSBEGROOTING VOOR 1930 J sefvu tfmJud PUROL WOENSDAG 30 OCTOBER 1929 TWEEDE BLAD. PAGINA t. Algemeene Beschouwingen lÉfc - 3»* s V - I arbeidscontracters ned.-indie DE AFGEBROKEN RADIO-REDEVOERINGEN DE A. V. R. O, UITLATINGEN, DIE ZEER BETREURD WORDEN UITVOERING ZIEKTEWET MUNUMENTENDAG DE STRANDING VAN HET S.S. DISCIPL1NA. DE VERKLARINGEN VAN GETUIGEN STAAN TEGENOVER ELKAAR HANDELSVERKEER TUSSCHEN NEDERLAND EN DUITSCHLAND j - en springende lippen MEMORIE VAN ANTWOORD OP HET VOORLOOPIG VERSLAG DER TWEEDE KAMER VERKIEZINGSUITSLAG EN KABINETSFORMATIE 1 ils memorie van antwoord op het voorloo- verslag inzake het le hoofdstuk der Rijks- Is-.Tooting voor 1330 (alg. beschouwingen) con- s o'eert do minister van Financiën dat het ver- opent met een reeks bespiegelingen over de i uitslag der verkiezingen. Voorzooveel ('"■.uraan de kraclit van verschillende politieke partijen wordt getoetst en de beteekenis be sweken brengt een goede gewoonte mee, dat do Rcgsering, hoe verleidelijk dit ook moge z.i'i, niet eenzelfden weg betreedt. Het kabinet als zoodanig staat ook buiten de gestie der partijen vóór en na de stembus. Wanneer deze gestie wordt aangevallen, verwacht men de ver dediging niet van de Regeeringstafel, Tenslotte wordt beaamd, dat zoolang hoop op een parlementair kabinet mag worden ge koesterd, een extra-parlementaire formatie geen nrecht van bestaan heeft. Ook het tegenwoordige kabinet behoudt zich de vrijheid voor, op elk terrein van wetgeving de maatregelen te nemen of voor te stellen die het nuttig acht. Het zal daarbij uitgaan van sijn beginselen levende in de groepen der rech terzijde. Dat als formateur van een zoodanig kabinet iemand optreedt, die in het politieke leven reeds beslist stejling heeft genomen, kan moeilijk' als ongerijmd worden beschouwd. Niet duidelijk is het, waarom het afkeuring zou verdienen, dat de formateur toen de pogin gen, in andere richting waren mislukt en de tijd du3 begon te dringen, zich beijverd heeft, zoo spoedig mogelijk zijn taak te volbrengen. Dat daarbij met overhaasting zou zijn tewerk gegaan, moet met den meesten klem worden ontkend en de keuze van den minister van Onderwijs, K. en W. kan dan ook stellig niet worden aangevoerd als voorbeeld om dit grie vend verwijt te staven. De formateur stelde grooten prijs op de medewerking van den heer Woltjer, maar niet minder op die van den heer Terpstra, en toen bleek, dat de eerste niet aan stonds zich beschikbaar kon stellen, was daarna de aanvankelijke voorwaardelijke bereidverkla ring om tot liet kabinet toe te treden vervallen. De opmerkingen over den minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, ontleend aan be zweren, die deze voorshands zoude hebben tegen wettelijke regeling van bedrijfsraden, alsmede van wat men zijn inzicht acht op het gebied der scciaie verzekering, zijn te onvoldoende om schreven om ze zonder nadere adstructie te bespreken. De minister van koloniën heeft toen hij van 1313 tot 1925 hetzelfde ambt bekleedde, naast bestrijding, gelijk welhaast elke minister, ook veel medewerking gevonden. Hij is er in ge slaagd. dank zij die medewerking, de nieuwe grondwettelijke bepalingen in het Regeerings- r -icmeut voor Ned.-Indië te verwezenlijken. Dat de aanwezigheid van den te'genwoordigen milder van Financiën in het kabinet, gezien zUn-bekfid in een vorige periode, een manifesta tie zou zijn van het anti-democratische karakter van het kabinet, is reeds door andere leden terecht tegengesproken. Deze minister heeft door zijn financieel beleid o. a. mogelijk ge maakt een belasting-verlaging, waarvan destijds is aangeioond, dat zij de eerst noodige sociale maatregel was. De minister ontkent intusschen niet, dat zijn wederoptreden aan het departement van Fi nanciën zijn groote schaduwzijde heeft. Beter ware het geweest, wanneer deze portefeuille had kunnen worden overgenomen door een veracbe kracht. Verschillende omstandigheden maakten dit moeilijk, en toen dientengevolge een beroep op hem werd gedaan, is er één reden geweest, waarom hij gemeend heeft, zich niet te mogen onttrekken. Hij had in het laatste jaar van de vorige parlementaire periode -medegewerkt tot de aanneming van een wets ontwerp waarvan een aanzienlijk offer voor de 4 Dat de formateur de aanstaande mimsteia uitsluitend in de rechtsche partijen heeft ge zocht, vindt zijn gereede verklaring in wat omtrent het rechtsche karakter van dit extra parlementair kabinet is gezegd. Het kabinet sluit geen enkel onderwerp a priori van zijn bemoeienis uit. Voorafgaand overleg tusschen de personen die thans het kabinet vormen heeft, op den grondslag van het program van den formateur plaats gehad. De minister van Financiën gaat met het program van het kabinet accoord. De tegenwoordige ministers hebben geen ruggespraak gehouden met de politieke par tijen waartoe zij behooren. De partijen heb ben hun geen verlof of machtiging verleend om van het kabinSt deel uit te maken noch aan liet kabinet steun toegezegd. Verantwoor delijkheid over het optreden van dit ministerie dragen dan. ook alleen zijn leden. F.en beginselverklaring zou het kabinet be halve door zijn samenstelling liefst geven door zi„u daden. IIET CHRISTELIJK KARAKTER VAN HET KABINET Tn d? eerste Troonrede van het in 1918 op getreden Kabinet ontbrak evenzeer als in de jongste Troonrede een verklaring, dat rekening r.a! worden gehouden met de christelijke levens- on wereldbeschouwing. Niettemin werd dit van het kabinet ondersteld. Tot gelijke onderstel ling is men thans gerechtigd, daar het kabinet van dezelfde beginselen uitgaat als het toen malig?. Voor zoover de Rijksoverheid hier een taak heeft, zal de Zondagsrust worden be vorderd en zullen vermaken, die de Christelijke volkszeden ondermijnen, worden bestreden, De houding, die de Regeering zal aannemen tegenover goedkoop© pleizievtreinen op Zondag en ten aanzien van de sluiting van verschillen de hulppostkantoren op dien dag, zal mede door dit beginsel worden beheeracht, al is daarmee natuurlijk nog niet uitgemaakt hoe ver zij in ditopzicht zal kunnen gaan. De wering van slechte bioscoopvoorstellingen is het doel van de onder het vorig kabinet tot stand gekomen Bioscoopwet. HET REGEERINGSPROGRAM De herziening van de Zondagswet en vuu de Begrafeniswet hoopt dit kabinet tot stand te zullen brengen. Het ontwerp-Drankwet zal, zij het met eenige wijzigingen, worden gehand haafd. Het ontwerp tot afschaffing van de staatsloterij behoort niet tot die, welke voor behandeling in aanmerking zullen komen. Dat elk kabinet de roeping heeft, te waken tegen ondermijning van de christelijke grond slagen van het volksleven, wordt door de J geering volmondig erkend. Wederinvoering van de doodstraf, opheffii van den stemplicht voor vrouwen en afscb: fing van het verzekeringswezen staat niet i het programma van het kabinet, evenmin r. afschaffing van den vaccinatieplicht. Het ligt in de bedoeling de Arbeidswet 19 stelselmatig en voortvarend tot verdere toepa sing te brengen. Een andere indeeling van de departement' is geenszins afgestuit op gebrek aan tijd bij kabinetsformatie. In een klein land als li onze valt echter aan een al te ver doorgevoerc. specialiseering niet te denken. Of wellicht de werkverschaffing heter aan het Departement van Arbeid dan aan dat van Binnenlandsche Zaken worde toevertrouwd, maakt een punt van onderzoek uit. DE FINANCIEELE POLITIEK Voor ongerustheid ten gevolge van de finan- cieele paragraaf van de Troonrede bestaat geen reden. Dat het financieel evenwicht zal worden gehandhaafd, op den weg van versobering van 's Rijks dienst zal worden voortgegaan en voor zichtigheid zal worden betracht ten opzichte van wettelijke maatregelen, welke lasten op s Lands schatkist kunnen leggen, kan, welke richting men ook is toegedaan niet anders dan gerustheid wekken. Steviging van den financieelen toestand was het doel der in de afgeloopen jaren ge voerde politiek, en in zoover de aangehaalde zinsnede uit de Troonrede doet verwachten, dat die politiek zal worden voortgezet, mag inderdaad het vertrouwen worden gekoesterd, dat deze verwachting niet zal worden be schaamd. Uiteraard beteekent dit niet, dat men tegen over maatregelen, die financieele offers eischen, steeds dezelfde houding zal moeten aannemen als tevoren. De minister zet uitvoerig uiteen, dat er hoegenaamd geen reden is, de onopzettelijke vertraging in de belastingverminderingen ea uitgaven vermeerderingen, een vertraging welke tot de overschotten en daardoor tot de vorming van staatsvermogen leidde, aan te zien met een oog alsof hier een nationale ramp ware te beweenen. Voorts geeft de Minister toe, dat er sedert 1925 gedurende vier jaren, een gemiddeld overschot per jaar op den gewonen dienst ge weest is van een kleine 60 millioen. De verlaging der personeele belasting is in dit verband niet genoemd, dat ds opbrengst daarvan in 1931 voor het Rijk vervalt. Evenmin is genoemd de verlaging van den gedistilleerd-accijns, daar deze, gelijk bekend, niet als verlichting van lasten bedoeld is en dan ook, zoo de mindere opbrengst zich hand haaft, nader onder de oogen zal moeten worden gezien. Ook zijn niet vermeid de 25 millioen, waar mee, door schrapping van de opcenten op de inkomstenbelasting, de heffingen voor het lee- ningsfonds zijn verlaagd, daar dit buiten het gewone budget om gaat. Daarentegen is wèl genoemd de schrapping der rijwielbelasting daar deze, hoewel ten bate van het wegenfonds op verlaagden voet gehand haafd, voor het gewone budget verloren is gegaan. Na het voorafgaande zal duidelijk zijn, waar om de Minister meent, dat de meevallers der vier besproken jaren, onafhankelijk van dc vraag of men z; betreuren moet ja dan neen, in elk geval geen vingerwijzing bevatten om trent de ruimte van middelen in de toekomst. Tegenover de 60 millioen marge per jaar staan d'e 106 millioen verbruik marge per jaar. Natuurlijk is hierbij rekening te houden met het inmiddels voortschrijdend accres der mid delen, en hieraan is dan ook te danken, dat het laatstgenoemde cijfer zooveel hooger kan worden dan het eerste. Maar op een onbeperkte rek baarheid ten dezen mag toch niet worden ge rekend. DE ACCIJNSVERLAGING De accijns op het gedistilleerd is na herhaal den aandrang uit de Kamer verlaagd geworden, omdat ook de Regeering ten slotte tot de over tuiging was gekomen, dat het moreel en hygiënisch volksbelang dit eischte. Zooals de Minister reeds meermalen heeft gezegd zal evenwel het laatste woord, in deze accijnsheffing nog niet gesproken zijn, indien blijken mocht, dat de gevolgen van de verlaging duurzaam anders loopen dan tijdens hare tot standkoming werd aangenomen. Op dit oogen- blik meent hij dienaangaande nog geen con clusie te kunnen trekken. GEEN VERDERE BELASTING VERLAGING Aan de leden, die betoogden, dat het belang van het economisch leven eischt, dat de belas tingen verder worden verlaagd, moge worden herinnerd, dat reeds in de jongste Millioenen- nota is opgemerkt, dat van belastingverlaging op den normalen dienst in den eersten tijd be zwaarlijk sprake zal kunnen zijn. Het groote offer, dat de wet op de financieele verhouding in 1931 van 's Rijks schatkist zal vergen, staat aan de inwilliging van dezen wensch thans in den weg. HET ONDERHANDELINGSTARIEF De Regeering overweegt de wenachelijkheid van een onderhandelingstarief niet buiten ver band met de internationale gebeurtenissen op het gebied der handelspolitiek. Ons land moge zijn handel en nijverheid op niet onbevredigen de wijze zien ontwikkelen, anderzijds is aan toonbaar een achteruitgang van onzen uitvoer ten aanzien van verschillende artikelen als ge volg van tariefsverhoogingen in andere landen, gezwegen nog van andere handelsondernemin gen. Terwijl ons land trouw bleef aan den vrijen handel door zijn buitengewoon laag ta rief voor invoerrechten, hebben de laatste jaren de bezwaren van de elders gevoerde politiek zich sterk doen gevoelen. Wanneer de Volkenbond streeft naar het af breken der tolmuren, dan is er geen land, dat door zijn eigen handelspolitiek zoozeer gerech tigd is als het onze, dat streven toe te juichen. Er kan dan ook geen sprake van zijn dat ons land tijdens een economischen wapenstil- sfand aan verhooging der elders reeds zeer hooge tarieven lijdzaam moet ondergaan. Zulke V:/: Z'i V EEN BRATOÜR-STÜKJE, uitgevoerd op het militair ruitersfeest te Londen. Een sprong oveT eene hindernis, terwijl de ru'iter het zadel hoog in de rechterhand houdt voor onzen handel, nijverheid en landbouw hoogst schadelijke verhoogingen te voorkomen, zou vooral het doel zijn van een onderhande lingstarief. Gaarne geeft de Regeering toe, dat een onhandig gebruik van zulk een tarief onge- wenschte gevolgen hebben kan. Daarnevens is echter ook te denken aan nuttige preventieve werking. Om een steeds meer verlaten van het beginsel van vrijen handel door andere staten ten onzen nadeele eenigermate te keeren, heeft onze Regeering te overwegen of eenig verweer middel haar niet ten dienste moet staan. Slechts oppervlakkig gezien kan zulk beleid in strijd geacht worden met den geest der in ternationale economische ,/ontwapening. Naar het oordeel der regeering zouden tegen verwezenlijking van het door mr. J. J. Schrieke bepleite denkbeeld eener tolunle tusschen Ne derland en Nederlandsch-Indië economisch, zoowel als uit staatkundig oogpunt, overwe gende bezwaren bestaan. LANDBOUW Wat betreft het verzoek om afschaffing van de registratierechten op veilingen, zij opge merkt, dat sedert 1923 alle verhoogingen, welke door of vanwege land- en tuinbouwers, veehou ders en visschers in de uitoefening van hun bedrijf periodiek worden gehouden, vrijgesteld zijn van het recht van registratie. Ten aanzien van de betrekkelijk weinige vellingen van land- en tuinbouwproducten, welke niet onder deze vrijstelling vallen, kan het lage recht van 1/2 pet. bezwaarlijk als drukkend worden be schouwd. Uitvoerpremiën en hooge invoerrechten op landbouwproducten zijn van de regeering niet te wachten. ONDERWIJS Van het nut van degelijk nijverheidsonder wijs is ook de regeering overtuigd. Eerst als de commissie haar rapport heeft Uitgebracht, is de tijd gekomen om te over wegen. of het mogelijk zal zijn een behoorlijke voorziening in het onderwijs van schippers kinderen ter hand te nemen. De gedachte om den algemeenen maatregel van bestuur betref fende het buitengewoon lager onderwijs uit te breiden met een regeling van het onderwijs aan psychopathen, zal de Regeering in ernstige overweging nemen. DEFENSIE EN ONTWAPENING De Regeering is niet voornemens in de rich ting van eenzijdige ontwapening eenigen stap te ondernemen. Inzake de maritieme behoeften in Neder landsch-Indië is de Regeering via meening, dat de noodzakelijke sterkte vder zeemacht aldaar in absoluten zin niet is vast te stellen, doch dat met inachtneming onzer financieele, perso neele en materieele krachten te dien opzichte moet worden ge,daan wat redelijkerwijze mag worden verwacht. Ten aanzien van eenige uitbreiding van het materieel is thans een overleg gaande met de Indische Regeering; zoodra dit zal zijn geëin digd, zullen voorstellen, waartoe het overleg aanleiding zal geven, worden aanhangig ge maakt. Aan den wensch van sommige leden om tot belangrijke vermindering van het jaarlijksch contingent over te gaan, kan de Regeering niet tegemoet komen, voordat de internationale verhoudingen het zullen veroorloven. Op de vraag van sommige leden of de Regee ring het mogelijk oordeelt internationale gelijk tijdige ontwapening voor te staan als men den oorlog onvermijdelijk acht, meent de Regeering te moeten antwoorden, dat internationale ont wapening tot nu toe niet ter sprake is gekomen, doch de internationale onderhandelingen zich hebben hepaald tot vermindering en beperking van bewapening, terwijl de weermacht wordt gehandhaafd, niet omdat de oorlog onvermijde lijk wordt geacht, maar omdat er nog steeds gevaar voor ooorlog bestaat. INVALIDITEITS- EN OUDERDOMSWET Evenals de vele leden, die opmerkten, dat een verbetering van do Invaliditeitswet nood zakelijk is, meent de Regcering, dat deze wet, wat haar uitkeeringen betreft, aan herziening moet worden onderworpen. Een verbetering der prestaties zal voor invaliditeit en ouderdom moeten gelden. Een verhooging van de staats- bijdragen zal niet te vermijden zijn. Waar de Regeering voornemens is een her ziening der Invaliditeits- en Ouderdomswet ter hand te nemen, stelt zij zich voor, dat het wijzigingsontwerp zóó tijdig bij de Kamer zal zijn, dat invoering der gewijzigde wet met in gang van 1 Januari 1932 zal kunnen volgen. Wanneer de ouderdomsrente krachtens de In validiteitswet gemakkelijker bereikbaar zal zijn gemaakt, zal de vraag naar een verbetering der vrijwillige ouderdomsverzekering naar voren komen. Verbetering in de volkshuisvesting, ook door verstrekking van voorschotten, binnen het ka der der Woningwet, ligt in de bedoeling der Regeering. Onder de middelen tot krachtige bestrijding der werkloosheid behoort ook, voor zooveel uitvoerbaar, verplaatsing metterwoon van werkloozen, HET GROOTE GEZIN Voor de rechtmatige belangen der groote ge inen stelt de Regeering zich voor te waken, Het tegelijk met deze memorie verschijnend voorstel tot afschaffing van de opcenten op den suikeraccijns, thans geheven voor het leening- fonds, zal in bijzondere mate aan de groote ge zinnen ten goede komen. Ook in de salarisrege ling wordt met het groote gezin rekening ge houden. BEZOLDIGINGSBESLUIT De vraag of de Regeering voornemens is in de Centrale Commissie voor Georganiseerd overleg in Ambtenaarszaken aan de orde te stellen een herziening van het Bezoldigingsbe sluit en van de overige loonregeling voor het Rijkspersoneel, kan niet bevestigend worden be antwoord. Tegen het geven thans van een vaste aan stelling aan alle op contract werkzame ambte naren en werklieden, die meer dan twee jaren onafgebroken in dienst zijn, zou bezwaar be staan, omdat daardoor op een regeling van het personeel op arbeidscontract zou worden voor- uitgeloopen. STAATSINRICHTING VAN De verwondering van sommige leden, dat de Troonrede wat aangaat het beleid inzake de staatsinrichting van Ned. Indië zich tot enkele aankondigingen bepaalt, is naar de meening van de Regeering minder verklaarbaar, aange zien voor verdere uiteenzetting in die rede geen plaats is. Indien inderdaad, zooals blijk baar verondersteld wordt, hetgeen de Troonrede zegt omtrent de inrichting van het bestuur in Ned.-Indië verschillende ter zake voorgestane richtingen dichter bijeenbrengt, dan is in dit verschijnsel niet te zien het resultaat van een tot stand gekomen compromis. De instelling van een staatscommissie, als in het Verslag aangeduid, ligt niet in de bedoeling der Regee ring. De inheemsche volksbeweging in Indië denkt de Regeering met welwillendheid tege moet te treden, voorzoover de stroomingen zich bewegen binnen de door de wet en de openbare orde gestelde grenzen. Daartegenover staat, dat zij vastbesloten is onmiddellijk en krachtig in te grijpen, zoodra een revolutionnair streven, onder welke benaming en van welken aard ook, tot ontwikkeling dreigt te komen. Verklaringen aangaande het in den afgeloo pen zomer in Curagao gebeurde zouden, terwijl de afloop van de nopens die gebeurtenissen ingestelde onderzoekingen nog niet in het zicht was, misplaatst zijn geweest. NEDERLAND EN BELGIE In zijn houding ten opzichte van het Bel gische vraagstuk is het Kabinet homogeen. Zijn streven is gericht op de tot standkoming, zoo spoedig als de omstandigheden toelaten, van een aannamelljke regeling met België. In den boezem van het kabinet bestaat volkomen overeenstemming omtrent da noodzakelijkheid van voortdurende samenwerking tusschen de departementen met name tusschen die van buitenlandsche zaken en waterstaat opdat eenheid van beleid aanwezig zij. In hoever de gedachtenwisseling, die in het vorig zittingsjaar tusschen Nederland en Bel gië plaats had, bevorderlijk is geweest aan een juister begrip van de wederzijdsche rechten en behoeften, zal grootendeels nog moeten blijken. De Regeering wenscht, dat zoodra mogelijk een wederzijds aannemelijke regeling met België tot stand kome; doch juist opdat die regeling tot stand kome en inderdaad wederzijds aan nemelijk zij, is betamelijke omzichtigheid ge boden. DE NIET-TOELATING VAN TROTZKI Aangaande de kwestie der toelating van Trotzky wordt nog betoogd, dat steeds het be lang des lands en met name het belang dei- inwendige rust en orde een woord hebben mede te spreken. Inderdaad is dit een zaak van sympathie o£ antipathie jegens personen; maar de bezwaren, die de tegenwoordigheid van een bepaald persoon kan opleveren, hetzij op zicii- zelve, hetzij wegens de draden, die om hem heen gespannen kunnen worden of van hem uitgaan, zullen in elk bijzonder geval wel dege lijk gewicht in de schaal moeten leggen. Daarbij valt te bedenken, dat in het onderhavige geval de betrokken persoon, eenmaal toegelaten, in dien zijn tegenwoordigheid later tot bezwaren aanleiding mocht geven, niet weer zou kunnen worden verwijderd, daar hij, zooals bekend is door de omliggende staten niet zon worden toe gelaten. SCHIPPERS- EN ZEE ONGEVALLENWET De indiening van een nieuw ontwerp-Schlp- perswet zal worden bevorderd. Behoudens de noodzakelijk geachte wijzigingen zullen de meeste der overige wetsontwerpen worden ge handhaafd, al zal niet van elk hunner terstond op behandeling worden aangedrongen. De behan deling van het ontwerp tot wijziging der Zee ongevallenwet 1919 zal voortgang kunnen heb ben, zoodra zoodanige verbetering in den toe stand der zeevisscherij zal zijn ingetreden, dat het bedrijf geacht kan worden zonder bezwaar de hoogere kosten, te kunnen dragen, welke de schrapping van art. 10 der wet zal opleggen. NISTER REUMER BEANTWOORDT VERSCHILLENDE VRAGEN De uitzending der Vrijdenkers Op de vragen van den heer Wijnkoop in zake t verbreken van de radiorede van een lid der 'ijdenkersbeweging op Zondag 29 September 329 heeft de heer Reymer, Minister van Water- uat geantwoord, dat de voorwaarden, waar- nder voor deze uitzending vergunning is ver eend, waren, dat het programma van hetgeen ;ou worden uitgezonden uiterlijk drie dagen te oren aan den ondergeteekende ter inzage zou /orden verstrekt en dat de uitzending niet zou zijn in strijd met de veiligheid van den Staat, ie openbare orde of goede zeden. Toen in het verloop der redevoering van den heer Hoving bleek, dat de uitgesproken woor den in hun onderling verband krenkend waren voor den eersten Minister van een bevriende Mogendheid, zelfs in een mate, dat zij aan- ütootelijk konden worden geacht voor groote groepen, zoowel in binnen- als buitenland, werd de uitzending, als in strijd met de openbare orde en de goede zeden, verbroken. De rede van den heer Vogt. Op de vragen van den heer F. Vos in zake het verbreken van de radiorede van den heer W. Vogt, directeur van het Omroepbedrijf van de Algemeene Vereeniging Radio Omroep, op Maandag 21 October j.l. heeft minister Reymer het volgende geantwoord: Ambtshalve is aan den heer W. Vogt, direc teur van het Omroepbedrijf van de Algemeene Vereeniging Radio Omroep, verzocht niet voort te gaan met de rede, welke hij op Maandag 21 October j.l, des avonds, uitsprak. Toen aan dit verzoek niet werd voldaan, is hem opdracht ge geven de rede te eindigen, aan welke opdracht door hem gevolg werd gegeven. De bedoelde handeling, strekte ter uitvoering van het beginsel, in artikel 3ter der Telegraaf- en Telefoonwet 1904 {Staatsblad no. 7) neerge legd. Het verzoek en later de opdracht is tot den heer Vogt gericht niet op grond van bewoor: dingen of uitdrukkingen, maar omdat diens voortgezette bespreking voor de microfoon van hetgeen de Radioraad onder geheimhouding aan de omroep-organisaties had medegedeeld, moest worden geacht een niet geoorloofde inbreuk te zijn op de behandeling van deze aangelegenheid, zooals het bij de wet daarvoor ingestelde orgaan deze wenschte te zien geschieden. De heer Westerveld treedt af als voorzitter Wij ontvingen het volgend communiqué: „In verband met de berichten, die de laatste dagen in de pers circuleoren, over een beweerd conflict tusschen het bestuur der A. V. R. O. en haar voorzitter, stelt het Dagelfjksch Be stuur der A. V. R. O. er prijs op te verklaren, dat deze berichten kennelijk hun oorsprong vinden iïT ïiet reed» gerui-meu tijd door den heer Westerveld gekoesterde voornemen, zijn functie, die hij destijds onder uitdrukkelijk be ding slechts tijdelijk aanvaardde, thans neer te leggen. De heer Westerveld acht den tijd gekomen, om zijn voornemen te verwezenlijken. Hij wenscht tot eiken prijs den schijn te ver mijden, dat zijn aftreden als voorzitter van de A. V. R. O. door de beslissing van de Regeering hoe deze ook moge uitvallen zou zijn beïnvloed. Het aftreden van den heer Westerveld, waar van gisteren mededeeling is gedaan aan het Dagelijksch Bestuur der A. V. R. O, kan geens zins worden in verhand gebracht met diver genties, die in elk bestuur plegen voor te komen en die immer op zakelijke en ieder bevredi gende wijze konden worden opgelost. Het Dagelijksch Bestuur betreurt dan ook zeer ernstig de uitlatingen, die de laatste dagen in dit verband zijn gedaan. Het Dagelijksch Bestuur van de A. V. R- O. is eenstemmig van oordeel, dat de heer Wester veld met de grootste toewijding zijn krachten heeft gegeven aan de belangen van den alge meenen omroep in Nederland en zulks op vol strekt onbaatzuchtige wijze, die hem recht geeft op aller erkentelijkheid". net bedrag der zekerheidstelling door de bedrijfsvereeniging Bij Kon. besl. (Stbl. 459) is o.m. het vol gende bepaald: Het bedrag van de zekerheid, welke eene bedrijfsvereeniging krachtens artikel 99 dei- Ziektewet verplicht is te stellen, wordt gesteld op 30 tón honderd van de bruto-premie, welke over een boekjaar aan de bedrijfsvereeniging verschuldigd zal zijn; gerekend naar den toe stand bij den aanvangsdatum van het boekjaar. Binnen een'maand na den aanvang van een boekjaar doet de bedrijfsvereeniging van de bedoelde bruto-premie opgave aan het College van Toezicht op de bedrijfsverenigingen, dat die opgave aan den minister, belast met de uit voering der Ziektewet, doorzendt onder mede deeling of het zich al dan niet met die opgave kan vereenigen. Tusschen twee opeenvolgende vaststellingen wordt het bedrag der zekerheid niet vermin derd. De Minister kan, gehoord het College van Toezicht, tusschentijds verhooging van de ze kerheid eischen.' In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bedraagt voor de eerste maal de te stellen zekerheid één ten honderd van het loonbedrag, over een jaar berekend, dat naar den toestand op 1 Januari 1930 door de werkgevers, wier arbeiders voor risico der bedrijfsvereeniging zullen zijn verzekerd, wordt uitbetaald. Tusschentijdsche verhooging is echter moge lijk. Dit jaar te Rotterdam De vierde „Monumentendag" wordt dit jaar te Rotterdam gehouden en wel op Zaterdag 2 November a.s. in het museum Boymans. De burgemeester, mr. P. Droogleever For- tuyn, za.1 de vergadering zelf openen. Sprekers zijn de heeren H. Cleyndert over „Natuurbe scherming in andere landen"', Henri Polak, die als titel van zijn rede opgëeft „Doodt den Oc topus", prof, dr. J. A. van der Steur over „Ver keersproblemen en Stadsschoon" en IC. C. van Ne* «ver „Verkeer en Landschapssckoon." Onderzoek naar de oorzaak ingesteld De loods heeft het schip verlaten toen het vrij gevaarlijk was naar zee te gaan De Raad voor de Scheepvaart stelde heden een onderzoek in naar de oorzaak van de stran ding van het Italiaansche stoomschip „Disci- plina" op 20 September bij liet uitvaren' van den Nieuwen Rotterdamschen Waterweg. De gezagvoerder werd als getuige gehoord door middel van een tolk. Hij verklaarde o. ®-> dat het schip 's morgens uit Rotterdam WJS vertrokken geladen met steenkool bestemd voor Napels. De loods bad getuige niet gesproken over het slechte weer. Aan -de Berghaven is de loods van boord gegaan. Getuige wist wel, dat hij den loods aan boord moebt houden tot hij tn zee was. De loods verklaarde dat de gezagvoerders wel weten, dat de loodsen mee naar zee kunnen gaan. De voorzitter merkte op, dat hij het begrijpe lijk vond, dat loodsen bij minder gunstig weer graag vroeg van boord gaan, omdat dan buiten geen loodsboot is en zij mee moeten naar het „Kanaal". Dat is niet altijd prettig, dus men- schelijk verklaarbaar. De gezagvoerder verklaarde verder, dat hij zich aan de aanwijzingen van den loods heeft gehouden, zelfs is hij nog meer naar stuurboord gegaan, toen hij buiten kwam. Toen men onge veer 500 meter voorbij het Noorderhoofd was, bleef de machine stilstaan, vermoedelijk is een balk met de schroef in aanraking gekom®® Dezen balk had men langs bakboord zien drij ven. Het schip viel toen af naar bakboQr Later heeft de machine weer gewerkt, m&aï vier minuten later zat het schip aan den grond- Het was stormweer. Twee dagen is de beman ning nog aan boord gebleven. De reddingboot heeft hen van het schip, dat intusschen wrak geslagen was, afgehaald. De loods verklaarde, dat hij den gezagvoerder or op had gewezen, dat het gevaarlijk was n aar- zee te gaan. De gezagvoerder ontkende dit, want dan «oU hij zeker niet vertrokken zijn. Den loods werd opgemerkt, dat hij juist in do oogenblikken, dat hij het meest noodig was, het schip heeft verlaten, wetende, dat hef. schip op een gevaarlijk oogenbiik naar zee ging. De loods verklaarde nog, dat hij het schip» nadat hij het had verlaten, heeft gadegeslagen en dat het den juisten koers nam. toen het in zee was. De hoofdinspecteur van de scheepvaart merk te op, dat dit onderzoek geen licht heeft go- bracht in de kwestie omtrent het afraden van den loods om naar zee te gaan. De verklaringen der beide getuigen staan lijnrecht tegenover elkaar. Spr. vermoedt, dat dit het gevolg for" van het feit, dat men elkaar niet heeft DëgvN_,l pèn. Ben feit"ïsTiêt echter, dat tfe icons'TiK, schip heeft verlaten, toen het vrij gevaar!"ipr was naar zee te gaan. Wanneer de gezagvol der niet heeft aangedrongen, dat de loods aan boord bleef, is het intusschen begrijpelijk, da4 de loods is vertrokken, vooral daar het sohiP meermalen de Rotterdamsche haven aandeed. Het is niet uit te maken of het schip niet zou zijn gestrand, wanneer de machine niet was blijven stilstaan. Het onderzoek werd daarop gesloten verklaard. Dé Raad zal later uitspraak doen. De Duitsche invoerrechten op agrarische producten. De heer Kortenhorst heeft aan den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, Voor zitter van den Raad van Ministers de volgends schriftelijke vragen gesteld: 1. Kan de Regeering mededeelén ten aanzie® van welke agrarische producten, voor zoover zij voor Nederland van belang zijn, Duitsch- land na het afsluiten van het Nederlandsch— Duitsch handelsverdrag de invoerrechten heeft verhoogd en ten aanzien van welke dergelijke producten nieuwe verhoogingen na de besluiten van den Rijksdag van Juli van dit jaar al dan niet in verband daarmede zijn te verwachten? 2. Kan de Regeering mededeelen, hoe hooS deze invoerrechten zijn geworden o£ zullen worden, en welken invloed zij hebben uitge oefend en vermoedelijk zullen uitoefenen op den omvang van den afzet van Nederlandsch® producten naar Duitschland, en op den prijs dier producten? 3. Acht de Regeering deze tarievenpolitiek, alsmede het stelsel van „Einfuhrscheine" voor granen, peulvruchten en varkensvleesch en terughouding van Duitschland om tijdig en bevredigende wijze gevolg te geven aan de toe zeggingen, vervat in het DuitschNederlandse 1 handelsverdrag ten aanzien van het invoerrecht op kabels en holglas, in overeenstemming me de besluiten en aanbevelingen van den Volken bond en met verschillende uitlatingen van Duitschland's vertegenwoordigers °P conferen ties van den Volkenbond? 4. Is het der Regeering hekend, dat de handelspolitiek van het Duitsche Rijk in breede kringen der Nederlandsche bevolking een groote teleurstelling en een groeiende ont stemming heeft gewekt en aanleiding heeft ge geven tot ernstige bezorgdheid? 5. Vindt de Regeering aanleiding de aan dacht der Duitsche Regeering op een en ander te vestigen en op haar een dringend beroep te doen, om het handelsverkeer tusschen heide landen niet verder te belemmeren en bestaande belemmeringen weg te nemen? Dooien 50-60 en 90 et Tube 80 et. Bij Apoth. co Dro^jju» J

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 6