Allerlei. FEUILLETON HET GEHEIM ZWEEFT. y WOENSDAG 30 OCTOBER 1920 D DE SPAANSCHE SCHATGRAVER. •Mü 1 Naar GEORGES MONTIGNAC. 18). Bellici, daarbij zelf de hand aan het werk slaande, liet eenige pakhuizen in de nabij heid van den brand omverhalen, opdat het vuur «ch niet aan de stad en het kruithuis zou meedeplen. Onder zijn leiding was een leger van arbeiders druk bezig, terwijl Bil- vesy de genoin&n maatregelen met woorden daad goedkeurde en aanmoedigde. Toen de dageraad aanbrak, was er van de gevangenis niets meer over dan enkele stukken muur en rookende puinhoopen. Nog vóór het ten volle dag was, kwam het C.omité van Waakzaamheid bijeen. Bil vesy, zeer zenuwachtig zat in den voorzit- tersstoel en ivevens hem Bellici met een verband om den linkerpols, als had hij bij de reddingspogingen een kwetsuur opge- loopen. Zwijgend zaten de overigen in de weelderige fauteuils. De opperchef nam het woord: Gentlemen, het groote verlies door ons geloden is u allen bekend. De zeventig ge vangenen, die aan de welvaart van het Wespennest arbeidden, zijn in de vlammen verdwenen. Dat ongeluk behoeft ons echter niet ter neer te slaan, wij zullen andere helpers vinden. Deze ramp heeft de leven de krachten van het Wespennest niet aan- .getast. Alvorens u mijn plannen uiit een te zetten, zal ik u de uitkomsten mededee- len van een vluchtig onderzoek nog dezen nacht door mij gedaan. Allen zwegen. Vooreerst, laten wij, in hetgeen er voor gevallen is, geen geheimzinnige tusschen- komst zoeken. Uit de verklaringen van ge tuigen onder wie ook onze kameraad Bar- berousse tusschen twee haakjes het is mij een genoegen dankbaar zijn toewijding te vermelden, uit deze verklaringen dan blijkt, dat den vorigen dag een groote hoe veelheid kruit en vooral chemische stoffen in de ateliers gebracht was, welke stoffen moesten dienen voor de vervaardiging van een nieuw, uiterst werkzaam ontploffings middel om Jacksonville op alle punten tege lijk aan te vallen. Toen Barberousse mij de formule daarvoor ter hand stelde, wees hij mij tevens op het gevaarlijke van deze niieuwe vinding en vroeg mij daarom voor loopige opslagplaatsen te laten bouwen tegen de vestingmuren en ver van de hui zen. In een der ateliers moeten deze stof fen van zelf vuur gevat hebben. Een der Raadsleden onderbrak hem: Ik stond juist voor mijn venster, toen de eerste vlammen zichtbaar werden. Zij schenen zich op geheel tegenovergestelde punten te verheffen, alsof er meerdere haarden waren. Hé, riep Bilvesy opmerkzaam gewor den. Alle oogen richtten zich op Bellici. Dat verwondert mij volstrekt niet, ant woordde de Italiaan op den natuurlijksten toon ter wereld. Zooals u weet, komen alle ateliers op een lange gang uit. Ter wille van de ventilatie staan 's nachts alle bin nendeuren open. Het vuur, b.v. in één der middelste ateliers ontstaan, zal van zaal tot zaal gegaan zijn, en toen de gloed daar van naar buiten kwam, moest het wel den schijn hebben, als kwamen de vlammen van tegenovergestelde punten, terwijl toch feitelijk heel het inwendige reeds in brand stond. Alles goed en wel, hernam de tegen stander, die Barberousse niet lijden mocht om diens snel verworven bevoorrechte po sitie, „maar jouw werkkabinet ligt in een afzonderlijk gebouw. En toch sloegen de vlammen ook uit de vensters van je appar tement. Die bijzonderheid is ook mij terstond opgevallen, antwoordde Bellici doodkalm. Ziehier, hoe ik mij zelf dat verklaar. Een galerij verbindt mijn kabinet aan de ach- c k f-y* J r „PASSING SHOW". De hartstochtelijke bergbeklimmer zoekt den kortsten weg. terzijde met de ateliers; in deze galerij stonden eenige bussen lak om de kamer opnieuw te vernissen, en ik weet nog zeer goed, dat ik reeds op het gevaar ervan ge wezen had. Nu onderstel ik, dat de groote hitte, die uit de gang kwam, ze heeft doen barsten; zij hebben vuur gevat, en daar in den trapkoker noodwendig een luchtstroom ontstond, zijn ook de gordijnen en drape rieën in mijn vertrek aangetast. Mij dunkt, dat is inderdaad zeer aan nemelijk, merkte de chef op. Moest je niet eiken avond de ronde doen? vervolgde de onderbreker hardnekkig. In de cellen, niet in de ateliers. Toch heb ik ze twee uur vóór den brand nog door- loopen en niets ongewoons opgemerkt. Trou wens, ging Bellici voort om het gesprek van dit gevaarlijk onderwerp af te leiden, ik geloof met den opperchef, dat Red Hair hier volstrekt niet in het spel is. Wij moe ten het ongeluk aan een toevallige oorzaak wijten en ons best doen de schade zoo spoe dig mogelijk te herstellen. En nu mijn plannen, zei Bilvesy. Bin nen veertien dagen zullen er drie afdeelin- ■gen vertrekken met de opdracht ons inge nieurs, architecten, scheikundigen en een geneesheer te brengen. Ook zullen onze zes helicoptères wel uit Jacksonville of andere plaatsen aanvoeren, wat ons ontbreekt. In afwachting daarvan kunnen wij met onze negers een voorloopige gevangenis bouwen. U ziet dus, dat alles gemakkelijk te herstel len is. De Raad bewaarde het stilzwijgen. Toch moeten wij ons met Red Hair bezig houden, hernam de opperchef. Dit woord ontroerde zichtbaar allen. Gisteren zijn weer drie mannen spoor loos verdwenen. Opwinding, neen, laat ik zeggen geheime schrik heerscht in hot Wespennest. Wij moeten onze voorzorgen verdubbelen en ons tot eiken prijs van dien rooden schoft meester maken. Zou Red Ilair wel eens bestaan? brom de Barberousse in zijn baard, terwijl hij minachtend de schouders ophaalde. Toch blijven er onverklaarbare feiten Op dit oogenblik kwam van het plein een steen door de vensterruit gevlogen en viel op het tapijt neer. Bilvesy vloog op en opende het raam: op het plein was niemand Vervloekt! Bellici hal den kei opgeraapt, die in een papier gewikkeld was. De chef streek het hem toegereikte blad uit de plooien ,las en knarsetandde. Wat is het? Lees! Lees! Bilvesy grijnslachte. 't Is een boodschap van hem, over wicn we zoo juist spraken. Luistert, wat dat ka nalje mij durft schrijven. Allen waren opgestaan, als door een elec- trischen schok getroffen. „Het is te laat, het Wespennest is ver loren, galg en guillotine wachten u allen. Red Hair/ Deze verklaring werd met een waar ge brul begroet. Vloeken en geschreeuw klon ken verward dooreen. Op een stoel geklom men wist Bilvesy zich eindelijk te doen verstaan. Red Hair mag komen! Ik lach wat met zijn aanvallen. Wij hebben vijf honderd geweren en bijna duizend negers, die wij kunnen wapenen. Onthutst zweeg hij: de deur van het ka binet was met geweld opengeworpen, en een man, met bloed bevlekt, kwam naar adem hijgend binnen. 'tWas Willy. Vergeef mij, chef, maar ik kom een ernstige tijding brengen. Tijdens den brand is de post in het negerkwartier vermoord! Al de negers zijn weg. Weg? Hoe weg? donderde de chef. Zij zijn achter het dorp over den ves tingmuur geklommen. En het moeras dan? Zij hadden allen, zelfs de vrouwen bussen no. 24, en ladders hadden zij ook. Wie heeft hun dat alles gegeven! vroeg Bellici handig. Red Hair! Heeft men hem gezien? Neen, maar de negers schreeuwden dien naam, toen zij bij het hooren van het rumoer in de stad den post aanvielen en verwurgden. Eerst toen de morgeen begon te gloren vluchtten zij over den muur weg. Al dien tijd moest ik mij onder een hoop lijken dood houden en kon* dus niet eerder komen. Ik heb ook nog gezien, dat sommi gen een geweer en munitie hadden. Uitgeput viel Willy bewusteloos op den grond. Wij moeten gaan zien. Allen begaven zich naar de negerwijlc Onderweg reeds hoorden zij het nieuws be vestigen: de bewoners van de hoofdstraat verklaarden eenparig, dat hun bedienden verdwenen waren. Door een tierende menigte gevolgd, be reikte Bilvesy het dorp der zwarten. Het was inderdaad ledig en verlaten. Verderop stonden de ladders nog tegen dén muur Vlug beklom de opperchef er een. In de verte zag hij een troep mnschen achter de rhododendronboschjes verdwijnen. Hij ver bleekte en, in een opwelling van woede, sloeg hij zijn karabijn tegen den muur stuk. Wat kalmer kwam hij weer naar beneden, waar het volk hem terstond om ringde. Men ondervroeg hem in alle talen, met vloeken en geschreeuw, de vrouwen kermden. In alle groepen hoorde men den geduchten naam van Red Hair. Op de sport van een ladder staande ver hief Bilvesy de stem: Morgen zullen we allen in de zaal van den buit bijeen komen. Wij li tot-en niets te vreezen. De negers zijn toe een aanval niet in staat. Den eerste, dij van vrees durft spreken, schiet ik voor zijn kop! Mopperend verspreidde de schare zich. Dien avond vereemigde Bellici Thomas, Clarencet, Berbi en Rouxelle bij zich in het roode huis. Vrienden, sprak hij, wij zijn de kaat sten, die nog in deze vervloekte stad over blijven. Maar ook wij zullen weldra ont snappen. Wij mogen onderstellen dat al de gevangenen behouden te Jacksonville aan gekomen zijn. Ik had onze piloten reeds te rugverwacht. Wellicht hebben zij wegens den brand het niet gewaagd dezen nacht binnen te komen. In dat geval moesten zij tot een noodlanding ergens in de savanne hun toevlucht nemen. Dan konden al mijn voorschriften reeds uitgevoerd zijn. Bauer en Thow hebben behendig de vlucht der arme zwartjes geleid. Zij zijn naar het (ris ten getrokken, en ten bekwamen tijde zullen wij hen terugvinden. In een gesprek met dokter Dalbray, die naar ik verwacht nu ook in veiligheid is, heb ik in tegenwoordig heid van Clarencet en Thomts gezegd, dat ik mij zelf niet 't recht toekende het Wespen nest met geweld te vernietigen. Toen werd mij welwillend toegestaan naar eigen in zicht te handelen. Eu ziet, thans stort deze verecniging van bandieten uit zich zelf !n een. Als mijn plan blijft slagen, komen deze ontvluchte boeven binnen eenige dagen in het tuchthuis terug. Wij staan echter aan allerlei verrassingen bloot, vooral in de komende dagen; daarom is voorzichtigheid meer dan ooit geboden. Blijft steeds in mijn nabijheid om op het eerste signaal te kun nen gehoorzamen, en draagt zorg altijd een voorraad poeder 24 bij u te hebben om het moeras te kunnen overschrijden. Door uw vermomming, maar meer nog door de heer- schende verwarring en verdwazing kunt ge licht onopgemerkt blijven. Komt echter niet op den voorgrond: de een bespiedt tegen woordig den ander, nu men weet, dat Red Hair in de stad is. Red Hair? zei Rouxelle; wanneer zui len wij dien kostelijken helper leeren ken nen, die ons in het oerwoud geleidde en zoo dikwijls gered heeft, met wien u het nog maals eens schijnt te wezen om ons te be houden? De Italiaan zweeg. Zeg ons, of wij hem eenmaal zullen zien, vroeg Clarencet met trillende stem Moet u beiden voortdurend anoniem blijven in uw toewijding? Ik smeek u, antwoord ons! Langzaam stond Bellici op. Ja, eenmaal zult u hem kennen. Terwijl allen zwegen, klonk de schel aan het hek. Blijft zitten, ik ga opendoen. Hij liet zijn makkers in de kamer op de eerste verdiei^hig en ging naar beneden het tuintje door. Buiten het hek wachtte een man. Wat is er? vroeg Bellici. Ik kom niet binnen, sprak de ander, slechts een woord aan je oor. Bellici kwam naderbij. Het Comité van Waakzaamheid ver gadert over een half uur in de woning van den opperchef. Wees op tijd en vooral: zwijg! De bode verwijderde zich snel en de Ita liaan keerde naar zijn gezellen terug. Thomas, onze vrienden blijven hier dezen nacht slapen. Wijs hun elk een plaatsje aan, er is ruimte genoeg. Ik zelf ga op den divan liggen, want ik word in den Raad geroepen. Slaapt rustig en be kommert u niet over mij vóór morgen ochtend. Dan zich tot Thomas wendend: Heb je in het luchtvaartpark ge daan, wat ik je gezegd heb? Ja, bij het vallen van den avond. Twee onzer vrienden hier hebben mij geholpen. Ik ga er trouwens voorbij. Goeden nacht vrienden! Goeden nacht, mijnheer Bellici! XX. De leden van het Comité, door den op perchef in zijn particuliere woning geroe pen, kwamen de een na den ander in alle stilte aan den Engelsehen cottage. Zij slo pen de deur binnen; Bilvesy wachtte in de vestibule en zond hen naar boven. Toen alle tien aangekomen waren, sloot hij het hek met den sleutel en voegde zich bij hen. Onbescheidenheid viel niet te duchten, want de bedionden, allen negers, waren gevlucht. Bovendien had hij gezorgd, dat de blinden gesloten waren. Iedereen begreep, dat deze nachtelijke bijeenkomst een hoogst ernstige reden moest hebben. Men nam dan ook zwij gend rondom de groote tafel plaats, slechtn door een enkele petroleumlamp verlicht. Ik heb u dezen avond hier vereenigd, zoo begon Bilvesy, omdat onze toestand verre van schitterend is. Onder ons gezegd, we behoeven elkander de waarheid niet ie verbergen, de toestand is kortweg aller slechtst. Wij hebben bij ons, rondom ons een vijand, des te gevarlijker, daar hij on zichtbaar is. Red Ilair streeft er naar ons te vernietigen, en alles, wat hij tot nu toe beloofde, heeft hij ook volbracht. En wij kunnen hem niet. aanvallen, wijl hij zich steeds verbergt. Zwijgend hoorde men hem aan. „PASSING SHOW". „Pa, als ik aan dien knop draai, vrat komt er dan „Een flink pak slaag van mij De vlucht der negers maakt onze voor ziening vam leeftocht onmogelijk. Zij be werkten onze akkers, en dat kunnen wij niet. Erger nog: zij hielden de fabrieken aan den gang met een bekwaamheid, die wij missen. Nu zitteh wij reeds zonder licht, zonder vuur, weldra ook zonder levensmid delen. Ik weet wel, dat we nog voor eenige maanden voorraad in de pakhuizen bezit ten, maar dan? Zullen wij opnieuw, gelijk vóór vijftien jaar, moeten beginnen met da jacht in de de oerwouden? Meent ge, dat onze menschen er genoegen mee zullen no- mefi niet meer te leven in volle rust en zonder zorg voor het dagelijksch bestaan? Dat gaat immers niet! De mannen, die wij naar Eurupa gezonden hebben, kunnen eerst over een jaar terug zijn. Wat moeten wij al dien tijd beginnen? Zult ge kracht hebben de opstanden te verstikken, die ze ker moeten komen? Reeds nu heerscht er een geheime vijandelijkheid tegen ons. Zelf ben ik in het publiek uitgescholden, en den Raad beschimpt men. Al de onge lukken, dien ons getroffen hebben, schuift men ons op den rug, men beschul digt en bedreigt ons. Nog blijf ik baas door het geweld, doch zullen wij onze kamera den nog lang kunnen bedwingen en in toom houden? Al deze vragen breng ik u ernstig onder de aandacht. Niemand echter antwoordde. Zonder die vervloekte tusschenkomsl van Red Hair zouden wij hier rustig le ven, tegen elk gevar beveiligd. Thans vrees ik alles van hem. Als hij wil, kan hij, de onverzoenlijke vijand der Roodhuiden, hun bondgenoot worden; en als de Indianen, door hem geleid, ons aanvallen, zijn wij reeds bij voorbaat verloren. Want Red Hair bezit één ding, waartegen ik machte- Ioos sta: hij boezemt schrik in. Wij hebben goed praten, iedereen is bang voor hem, jullie in de eerste plaats! Nog altijd zweeg de Raad, zelfs bij dij laatste, grievende woorden. Wat denkt u dan te doen? vroeg Bel lici te midden der algemeene stilte. Het Wespennest kan in Florida niet meer leven, antwoordde de oppercher. En daarom stel ik voor het elders opnieuw te doen verrijzen. In China b.v. zullen wij roovervolkeren vinden, bereid ons met open armen te ontvangen en ons te helpen bij het stichten van een ander Wespennest, groo- ter en geduchter dan het oude, waarvoor heel de wereld zal beven. Daar zal Red Hair ons niet komen zoeken. (Slot. volgt). Slim. Een electricien had de draden verlegd en 't kwam er nog slechts op aan de draden te ver binden. Maar In zijn haast en ijver had de man vergeten, wat de positieve en wat de negatieve pool was. Een oogenblik aarzelde hij, toen riep hij: „Charley, kom 's hier!" Het jongmaatje kwam aangeloopen. „Steek je vinger 's in dat gaatje! Zoo merk je niets?" „Niets", zei tfharly doodkalm. „Dan is 't goed, ik wist niet, welke draad 't was maar kom nu in hemelsnaam niet aan de andere, anders ben je er bij!" Een jongen, die zijn moede: vergaf Het was een ceremonie In Engeland, het is bekend, worden de ottjb tradities in hooge eere gehouden en wel z°lj' dat er zekere gebruiken worden gehandhaa'1' die eens bij de half wilde voorvaderen zwang waren. 4 En in Engeland, het land van de pionierstN- der vrouwenemancipatie, gebeurt het dan °0^ dat de vader zijn dochter weggeeft. Het slechts een ceremonie, waarvan men de w»r bcteekenis nauwelijks beseft, maar op de traP pen van het altaar gives de vader zijn doch'6 aan den bruidegom away, al is het meisje e° nog zoo onafhankelijk van geest. Bij ontstentenis van den vader wordt a bruid door haar oudsten broer „weggegeven of door een bloedverwant. Soms komt het W deze eigenaardige ceremonie tot zonderling4 verwikkelingen. Een heel merkwaardig geval Is intusscbe0 wel dat van den jongen, die zijn moeder weS" gaf. ;ff_ Deze jongen is Viscount Ipswich, een tienjarige leerling van de bekende H&rI°^ school. Zijn moeder, Viscountess Ipswic trouwde dezer dagen met een officier van Schotsche Hooglanders. De hertog van Grafton, schoonvader van bruid, zou als eenigst mannelijk familielid ceremonie verrichten. Doch hij werd plotseÜ11- ziek en daardoor ging het „recht" op den j°" gen over. De jeugdige Viscount heeft zich van 2Ü gewichtige taak keurig, gekweten. Een lugubere gewoonte Verzekering van te vervoeren lijken OOK DAAR AL CONCURRENTIE Jaren achtereen was er over den Gr°0^" Oceaan een druk vervoer van het stofï®w,'~ overschot van Chineezen, die aldus „Het blad", bij testament bepaald hadden. ze in hun eigen vaderland begraven wilde worden. Een graf in den grond van het He melsche Rijk gold als een voorwaarde voor eeuwige gelukzaligheid. Ook de assurantie- markt kende deze transporten, en verschill®'1' de maatschappijen hadden daardoor een ,,aaf' dige" portefeuille. Het schijnt dat deze vooi" liefde voor een laatste rustplaats in China ver kwijnt. Uit San Francisco komt ten minste bericht, dat sedert vele jaren deze verzekeriP" niet meer gezocht wordt. Die lijken werden indertijd verzekerd f-P-®' tegen 1 pet. voor een bedrag van ongeveer l"0 dollar per stuk en het was een gunstige teek®" ning, want er is nooit een claim ingediend vo® verlies en/of schade. Maar ook op dit terreij1 bleef de scherpe concurrentie niet uit en v'C dra vielen de premies voor de verzekering vo° het vervoer van doode Chineezen tot Va Pc Jules Verne heeft indertijd van deze nier'*' waardige gewoonte dankbaar gebruik gemaal en er in één zijner boeken een reeks bla^t-1- cUm om van to erriozojnn ann gewijd a i een "ittt erk 1' "et 1 -lij: Di ün t:n to:1 ra Sten D( '•ij t Oi die r.-.n ris h van Ve trirli konc "atii l-sala te gi Gauw tevreden de Gelezen in de pers over de Vereeniging Tempelbouwers". De heer K. Noest zal spreke over: „Wat is uw eenige troost in leven e in sterven?" En dan volgt bij wijze van antwoord: »J Wenneps sopraan en Jan van Duinen, orgel"- Amerikaansch „Is 't waar", vroeg men een politiechef va» een klein plaatsje in Arizona, „dat u heel allee11 een'heele troep demonstranten hebt uiteeng®' jaagd?" „Niets is zoo waar!", antwoordde de bescne den man. „En hoe hebt u dat gedaan?" „Door hen alleen in herinnering te brenge"' dat de eenige begrafenisondernemer van he® de plaats mijn eigen broer is. Welnu mijn zwa» voor mijn broer is te bekend om daar nog bijzondere aandacht op te vestigen.. Alles t® wereld zou ik doen om mijn broer een vcri deeltje te gunnen. En dat begreep dadelu ieder en weg waren de kerels allen teè lijk". Een humoristisch griezelverhaal door WILLIAM CAINE. 65.) Zij tuimelden als het ware in de boot. De mannen vochten om het voorrecht Mercedes naar Santa Brigida- te mogen roeien. Haar eerste vriend en een ander maakten zich ten slotte van de riemen meester. De boot schoot door het water. Op de kade stond een groote groep juichende visschers, daarachter waren de luitenant en zijn mannen nog steeds bezig liet volk in bedwang te houden. Heel deze ont voering was hun ontgaan. De boot schoot de haven uit en was reeds midden in de baai, toen de militairen te laat de ontsnapping be merkten. Hilario lag op den bodem, juist zooals men hem er in gesmeten had en keek verschrikt naar het oog van Santa Brigida. Zijn adem ging fluitend door zijn tanden en doodsvrees lag op zijn gezicht te lezen. Daar slgnora Quesada niets anders te doen had begon zij vurig te bidden. Naast baar zat Mercedes met haar groote oogen te staren naar het eiland Met haar mooie handen dm een knie geklemd, met droge lippen, prevelde zij woorden van aanmoediging tot de roeiers. HOOFDSTUK XXV. I. En die oude Beeling! schreeuwde Ribera, waar blijft hij? Is hij niet gekomen? vroeg Ann. Een oude luilak. Hij had zich overslapen, ik het wel weten. Hij altijd met zijn morgeu- bad. Geen boot hem gebracht heeft van de Londres naar hier. Beeling nog lekker in zijn bed snurken. Hij illustreerde deze woorden door twee maal als een varken te knorren. Aartsluilak! zei Quesada. Brutale vlerk! zei Ann, om ons zoo maar te laten wachten. Ja, zei de Hark. Ribera's verklaring voor de afwezigheid van hun besten vriend werd zonder eenige bijge dachte aanvaard. Wij niet langer wachten, zei Ribera, want wij de ontploffing onmiddellijk moeten laten plaats vinden, ja? Ik alle verkeer in de haven stop gezet. Wij onmiddellijk zullen beginnen, zoodat de booten weer kunnen zeilen. Want ze wachtende booten wachten om te gaan visschien. Maar ik wil wachten voor miss Dicey, maar niet voor dien schurk van een ouden Beeling. Neen, bij Jove, hij moeten mis sen de explosions, maar zoodra die over, wij een boot zullen zenden naar de Londres. Vin den dames het erg wij onmiddellijk gaan eten, omdat ontploffing niet langer kan wachten? Willen dames mij vergezellen naar de tafel op het fort? O, ik heb heerlijke zeekrabben en alle mogelijke lekkere dingen! Mooi weer! Ik hoop, dat u smaken zal. Zij gingen door een poort van het fort, terwijl de schildwachten de hakken tegen elkaar sloe gen. Zij kwamen nu op een kleine binnenplaats met hooge muren. Vlak tegenover hen was een stal. Door 'n tweede poort kwamen zij op het eigenlijke kasteel. De stallen stonden aan drie kanten van een groot parade-terrein, waarin in het midden een groot steenen gebouw stond, met een hoop kleine vensters, waarvoor zware tralies zichtbaar waren. De gevangenis, zei Ribera, die de honneurs waarnam. De woorden kwamen als een koude douche over het gezelschap. Ann had plotseling spijt, dat zij gekomen was. Haar voeten weigerden verder te gaan. Zij keek naar de gevangenis, terwijl de lach, die heel den morgen op baar lippen had gelegen, verstierf. Na een nacht van gezonden slaap was zij ont waakt naar den betooverenden zuidelijken morgen, waar haar minnaar haar wachtte. Heel den weg naar Santa Brigida had zij zich over gegeven aan de grootste levensvreugde. Nog nooit was de zon zoo helder, de zee zoo mooi, het water zou blauw geweest. Nog nooit had zij zoo sterk verlangd om al het levensmooie en begeerlijke te vinden. Nooit had zij al het leelijke, het slechte in de wereld verder dan ooit van zich gevoeld. Carlos was bij haaf! Alles was goed en niets kon er meer slecht worden! En nu dit groote, norsche, koele dreigende stuk bewijs, dat de wereld niet 't tooverlanu was, dat zij zich in 'n roes had geschapen. Me: het egoisme, dat zelfs de liefste en onbaat- zuchtigste menschen kan beheerschen, nam zij het Ribera dezen morgen ten zeerste kwalijk dat hij een gevangenis bezat. Op zulke ochten den moeten zulke dingen niet bestaan. De men schen moesten ze voor een tijd opbergen en in ieder geval niet zoo openlijk demonstreeren aan een jong «rerloofd stel. Toen kreeg zij een groot medelijden met de arme stakkers, die hun leven zaten te verkniezen in de kleine eenzaamheid van een cel. De eenzaamheid, terwijl zij in de zon wandelde met Carlos naast haar, terwijl zij vrij was om te komen en te gaan, om in de zon te zitten of in de schaduw, naar zij ver koos, om met een boot in de baal te roeien, om haar leden uit te strekken op het strand, om te eten en te drinken onder Gods blauwen hemel met die prachtige zee om haar heen. En scheen iets verschrikkelijk egoistisch te zijn in wat zij nu ging doen. Maar ja, nu kon zij niets anders meer. Het was te laat om terug te trekken. Daar had zij gisteren aan moeten denken; gisteren, toen zulke dingen als gevan genissen niet voor haar bestonden. Ribera zou haar plotseiingen afkeer voor deze lunch immers niet begrijpen. Het was aardig van hem, dat hij zich zooveel moeite had gegeven om haar dit genoegen te bereiden. Het was onmogelijk om nu toe te geven aan den sterken wensch alles den rug toe te keeren en terug te roeien naar San Pablo. De arme stakkers in hun cellen zouden er toch niet mee gediend zijn. Het zou hun noch beter, noch wijzer, nog gelukkiger maken, als een vriendelijke Engel- eche dame met haar Spaanschen verloofde afge zien had van een heerlijken maaltijd op de muren van hun fort. Quesada keek vol belangstelling naar het effect, dat de gevangenis op Ann maakte. Hij begreep heel spoedig, wat er in haar omging. Evenals zij had hij nooit vermoed, dat hun féést zoo'n tragischen achtergrond zou heb ben, Eerst Mercedes had - hem daarvoor de oogen geopend. Ook hij had al dien tijd in droomenland rondgewandeld. Hij had echter eveneens de onmogelijkheid ingezien, om Ribe ra teleur te stellen. Met die typische overgave aan een heel klein genoegen, was hij besloten om een zeer groote aandacht te toonen voor wat hun gastheer hun bereiden zou. Dat oogenblik was nu gekomen. Daarom had hij zich al dien tijd gedurende den korten tocht naar Santa Brigida alle moeite gegeven om het ge zelschap zooveel mogelijk te vermaken. Nu hij de verandering op Ann's gelaat bemerkte bij 't opdoemen van die gevangenis, las hij duide lijker dan ooit in haar hart. Weer prees hij zich zelf gelukkig, dat deze edele vrouw zijn verloofde had willen worden. Terwijl zij daar met angstige oogen naar het steenen gevaarte stond te kijken, greep hij even haar hand en de hare drukte in antwoord zijn vingejs en bleef daar een oogenblik liggen. Zij gingen verder, rechts van de gevangenis, over het plein, dat hen naar een steile rots bracht, op welks uiterste punt het oog van Santa Brigida stond. Aan hun rechter- en lin kerhand liepen de muren langs het plateau om elkaar te ontmoeten even onder den ouden vuurtoren. Hier had men een prachtig pano rama van de baai en de bergen. Daar de zee. De stad lag verborgen achter den ruwen neus van het eiland, maar achter den hoogen rots muur was punt na punt het Spaansch schier eiland te herkennen. Dit hier, zei Ribera, terwijl hij naar het eind van de stallen wees, is mijn huis. En daar staat onze lunch in de schaduw. Maar eerst een beetje vuurwerk, hé? Zooals u wilt, zei Ann. Al had zij er haar leven voor moeten geven, het was haar onmo- gelijk nog langer eenige belangstelling te too nen voor deze dwaze onderneming. O, dat het maar zoo spoedig mogelijk voorbij mocht zijn. Zij wenschte zoo vlug mogelijk van deze ver schrikkelijke plaats weg te komen. Zij vroeg zich verbaasd af, hoe Ribera In zoo'n opgewekte stemming kon blijven. Kijk, zei hij, terwijl hij naar den vuur toren wees, daar staat het voorwerp van miss Dicey's ergernis. Een honderd, twee honderd, duizend jaar hij daar gestaan op rotsen. Maar hij mishagen miss Dicey. Hij verdwijnen moet. Hij zeer ongelijk heeft daar te blijven. Hij een stoute jongen. Wij hem nu opblazen, dat zult u zien. Wij een heel mooi espectaculo zal zien. Kijk, de rots is tachtig meter hoog en psst! bij naar beneden. Ja, het oog van Santa Brigida beeft miss Dicey beleedigd. Wij het nu uitruk ken. Hij glimlachte als een kind, dat voor de be wonderende blikken van zijn ouders een eigen teekeningetje laat zien. Hij wilde klaarblijke lijk gecomplimenteerd worden met zijn knappe veronderstelling, dat hij Ann's groote erger nis in San Pablo zou wegnemen.. Ja, zei hij, het zal heel prettig zijn en wij zullen erg veel plezier hebben. Ik wilde wel, dat John hier was, voegde zij er aan toe. Ik weet zeker, dat hij er spijt van zal hebben. O, zei Ribera met een zucht, ik ook erg veel spijt. Maar hij het misschien later zal zien. misschien hij juist op tijd zal wakker worden. Maar wij nu niet meer uitstellen. Ik vraag een oogenblik excuus. Ik laatste orders geven. Hij maakte zich even van het gezelschap los. Zal het erg veel lawaai geven? vroeg de Hark, die eindelijk de vrees, dien zij sinds een halven dag had gevoed, tot uiting bracht. Ribera bleef even staan. O! schreeuwde hij, dat ik vergat. Waai zijn mijn gedachten? Kijk eens! Hij haalde 'n klein pakje watten uit zijn zak, mr. kolonel Ribera's medicijn voor de délicate oortjes van de lieflijke vrouwen. Hij maakte met een geheimzinnig gebaar het pakje open en haalde een dot watten te voorschijn. Denk ik niet prachtig aan mijn bezoekers? riep hij verrukt over zijn eigen scherpzinnig- heid. Ben ik geen goed© caveller? Ja, ja, miss Hark, u niet moeten denken een oude soldaat niet weten met nerveuse dames om tp gaan. Hij trok met duim en wijsvinger een klein dotje watten uit het doosje en overhandigde dit haar. Kijk, dit in uw kleine oortje stoppen en dit in het andere. En miss Dicey ook. Dan alleen maar zien, maar niets hooren. Goede oude Ribera overal voor gezorgd. Hij sloeg zichzelf komisch op don schouder en ging lachend weg. Hij is toch werkelijk heel attent en vrien delijk, zei Ann. Ik wilde, dat ik wat meer van hem kon houden. Ik ben blij, dat je dat gezeg' hebt. Ik heb al dien tijd vreeslijk in an5s gezeten voor die ontploffing. Zijs zagen Ribera vlug langs de muren looPe en met zijn rijzweep tegen zijn laars of toS® een steen slaan. Zij hoorden hem opgewekt e® opera-aria zingen, terwijl hij verder liep. Bij den vuurtoren waren een paar manne' met witte jassen aan het werk. Toen Ribef hen naderde scheen hij klaarblijkelijk een pa» vragen aan h®n te stellen, want zij schudde driftig met hun hoofd en wezen naar de deu'_ Toen namen zij hun houweelen en schopP® op en kwamen in een gesloten groep uaa^ven plaats, waar Quesada en de twee vr°U, an achtergebleven waren. Zij bleven even s en keken rond. Halverwege hen en het gebou was één man achtergebleven. Hij bukte z'c streek een lucifer-aan en bracht die naar de» grond. Toen kwam hij zoo hard hij kon naa1 zijn kameraden geloopen. 1-Iet lieele groepJ® kwam vlug op Quesada af. Zij hebben de lont al aangestoken, ze' Quesada. Ik zou dat spul maar in je oore» stoppen. Zie, zij komen bij ons staan. Op dit oogenblik greep iemand plotseling zij" arm en toen hij zich omdraaide, zag bij Md" cedes met een gezicht als een doode naast he»1 staan. Vlug! schreeuwde zij, houd hem tegen- Het is signor Billing! Zij willen hem doode»- Ja! schreeuwde slgnora Quesada, die b» nu aan zijn anderen elleboog ontdekte. Hij 's daar boven. Ribera heeft hem in den vuurtor®" opgesloten! Ann stond stijf van schrik, steunde even maar gaf geen enkel teeken. De Hark ke®'1 van de eon naar den anrtor in uiterste zing. Zij was zoo verbouwereerd, dat zij er »ict aan dacht de watten weer uit haar ouren halen. Haar lippen bewogen zonder geluid geven en schenen te vragen, hoe de plotseling tragedie die zij, wel besefte, maar niet kend®' over hen was gekomen. Op den achtergro»" stond Hilario. Hij loerde bevreesd is het rond- etig ki lsSe: ècra ivarf «er Ni °ngi °pni In Sar: vooi san, «e s ■hen, He Hen hin c!an)d 51 i» vt>ro toki (ier 'ij 2 Ol een 1 =rz, i "C'he 'dj z Harl, r'-Pu lOOT h De riea bat6; -uiii jisC MÖt "'aa lr'Oe ken ?-ij i '"eni "®fi! 1 abi Di "dij ':u 1 9 tv ""-Sg ri'oj tooi 1 ree >'adi Ia sroi o.m E bctL kab het ban. te hebl b&ai een H>- lier kan stel I li Dri 1-6CI lan her Sen (Slot volgt)- I -'-e: scl tie Ion We zu: i hei col UJi

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 8