Allerlei.
FEUILLETON
HET GEHEIM ZWEEFT.
y
WOENSDAG 30 OCTOBER 1920
D
DE SPAANSCHE
SCHATGRAVER.
•Mü
1
Naar
GEORGES MONTIGNAC.
18).
Bellici, daarbij zelf de hand aan het werk
slaande, liet eenige pakhuizen in de nabij
heid van den brand omverhalen, opdat het
vuur «ch niet aan de stad en het kruithuis
zou meedeplen. Onder zijn leiding was een
leger van arbeiders druk bezig, terwijl Bil-
vesy de genoin&n maatregelen met woorden
daad goedkeurde en aanmoedigde.
Toen de dageraad aanbrak, was er van de
gevangenis niets meer over dan enkele
stukken muur en rookende puinhoopen.
Nog vóór het ten volle dag was, kwam
het C.omité van Waakzaamheid bijeen. Bil
vesy, zeer zenuwachtig zat in den voorzit-
tersstoel en ivevens hem Bellici met een
verband om den linkerpols, als had hij bij
de reddingspogingen een kwetsuur opge-
loopen. Zwijgend zaten de overigen in de
weelderige fauteuils. De opperchef nam het
woord:
Gentlemen, het groote verlies door ons
geloden is u allen bekend. De zeventig ge
vangenen, die aan de welvaart van het
Wespennest arbeidden, zijn in de vlammen
verdwenen. Dat ongeluk behoeft ons echter
niet ter neer te slaan, wij zullen andere
helpers vinden. Deze ramp heeft de leven
de krachten van het Wespennest niet aan-
.getast. Alvorens u mijn plannen uiit een
te zetten, zal ik u de uitkomsten mededee-
len van een vluchtig onderzoek nog dezen
nacht door mij gedaan.
Allen zwegen.
Vooreerst, laten wij, in hetgeen er voor
gevallen is, geen geheimzinnige tusschen-
komst zoeken. Uit de verklaringen van ge
tuigen onder wie ook onze kameraad Bar-
berousse tusschen twee haakjes het is
mij een genoegen dankbaar zijn toewijding
te vermelden, uit deze verklaringen dan
blijkt, dat den vorigen dag een groote hoe
veelheid kruit en vooral chemische stoffen
in de ateliers gebracht was, welke stoffen
moesten dienen voor de vervaardiging van
een nieuw, uiterst werkzaam ontploffings
middel om Jacksonville op alle punten tege
lijk aan te vallen. Toen Barberousse mij de
formule daarvoor ter hand stelde, wees hij
mij tevens op het gevaarlijke van deze
niieuwe vinding en vroeg mij daarom voor
loopige opslagplaatsen te laten bouwen
tegen de vestingmuren en ver van de hui
zen. In een der ateliers moeten deze stof
fen van zelf vuur gevat hebben.
Een der Raadsleden onderbrak hem:
Ik stond juist voor mijn venster, toen
de eerste vlammen zichtbaar werden. Zij
schenen zich op geheel tegenovergestelde
punten te verheffen, alsof er meerdere
haarden waren.
Hé, riep Bilvesy opmerkzaam gewor
den.
Alle oogen richtten zich op Bellici.
Dat verwondert mij volstrekt niet, ant
woordde de Italiaan op den natuurlijksten
toon ter wereld. Zooals u weet, komen alle
ateliers op een lange gang uit. Ter wille
van de ventilatie staan 's nachts alle bin
nendeuren open. Het vuur, b.v. in één der
middelste ateliers ontstaan, zal van zaal
tot zaal gegaan zijn, en toen de gloed daar
van naar buiten kwam, moest het wel den
schijn hebben, als kwamen de vlammen
van tegenovergestelde punten, terwijl toch
feitelijk heel het inwendige reeds in brand
stond.
Alles goed en wel, hernam de tegen
stander, die Barberousse niet lijden mocht
om diens snel verworven bevoorrechte po
sitie, „maar jouw werkkabinet ligt in een
afzonderlijk gebouw. En toch sloegen de
vlammen ook uit de vensters van je appar
tement.
Die bijzonderheid is ook mij terstond
opgevallen, antwoordde Bellici doodkalm.
Ziehier, hoe ik mij zelf dat verklaar. Een
galerij verbindt mijn kabinet aan de ach-
c
k
f-y*
J r
„PASSING SHOW".
De hartstochtelijke bergbeklimmer zoekt
den kortsten weg.
terzijde met de ateliers; in deze galerij
stonden eenige bussen lak om de kamer
opnieuw te vernissen, en ik weet nog zeer
goed, dat ik reeds op het gevaar ervan ge
wezen had. Nu onderstel ik, dat de groote
hitte, die uit de gang kwam, ze heeft doen
barsten; zij hebben vuur gevat, en daar in
den trapkoker noodwendig een luchtstroom
ontstond, zijn ook de gordijnen en drape
rieën in mijn vertrek aangetast.
Mij dunkt, dat is inderdaad zeer aan
nemelijk, merkte de chef op.
Moest je niet eiken avond de ronde
doen? vervolgde de onderbreker hardnekkig.
In de cellen, niet in de ateliers. Toch
heb ik ze twee uur vóór den brand nog door-
loopen en niets ongewoons opgemerkt. Trou
wens, ging Bellici voort om het gesprek
van dit gevaarlijk onderwerp af te leiden,
ik geloof met den opperchef, dat Red Hair
hier volstrekt niet in het spel is. Wij moe
ten het ongeluk aan een toevallige oorzaak
wijten en ons best doen de schade zoo spoe
dig mogelijk te herstellen.
En nu mijn plannen, zei Bilvesy. Bin
nen veertien dagen zullen er drie afdeelin-
■gen vertrekken met de opdracht ons inge
nieurs, architecten, scheikundigen en een
geneesheer te brengen. Ook zullen onze zes
helicoptères wel uit Jacksonville of andere
plaatsen aanvoeren, wat ons ontbreekt. In
afwachting daarvan kunnen wij met onze
negers een voorloopige gevangenis bouwen.
U ziet dus, dat alles gemakkelijk te herstel
len is.
De Raad bewaarde het stilzwijgen.
Toch moeten wij ons met Red Hair bezig
houden, hernam de opperchef.
Dit woord ontroerde zichtbaar allen.
Gisteren zijn weer drie mannen spoor
loos verdwenen. Opwinding, neen, laat ik
zeggen geheime schrik heerscht in hot
Wespennest. Wij moeten onze voorzorgen
verdubbelen en ons tot eiken prijs van dien
rooden schoft meester maken.
Zou Red Ilair wel eens bestaan? brom
de Barberousse in zijn baard, terwijl hij
minachtend de schouders ophaalde.
Toch blijven er onverklaarbare feiten
Op dit oogenblik kwam van het plein
een steen door de vensterruit gevlogen en
viel op het tapijt neer. Bilvesy vloog op en
opende het raam: op het plein was niemand
Vervloekt!
Bellici hal den kei opgeraapt, die in een
papier gewikkeld was. De chef streek het
hem toegereikte blad uit de plooien ,las
en knarsetandde.
Wat is het? Lees! Lees!
Bilvesy grijnslachte.
't Is een boodschap van hem, over wicn
we zoo juist spraken. Luistert, wat dat ka
nalje mij durft schrijven.
Allen waren opgestaan, als door een elec-
trischen schok getroffen.
„Het is te laat, het Wespennest is ver
loren, galg en guillotine wachten u
allen. Red Hair/
Deze verklaring werd met een waar ge
brul begroet. Vloeken en geschreeuw klon
ken verward dooreen. Op een stoel geklom
men wist Bilvesy zich eindelijk te doen
verstaan.
Red Hair mag komen! Ik lach wat
met zijn aanvallen. Wij hebben vijf honderd
geweren en bijna duizend negers, die wij
kunnen wapenen.
Onthutst zweeg hij: de deur van het ka
binet was met geweld opengeworpen, en
een man, met bloed bevlekt, kwam naar
adem hijgend binnen. 'tWas Willy.
Vergeef mij, chef, maar ik kom een
ernstige tijding brengen. Tijdens den brand
is de post in het negerkwartier vermoord!
Al de negers zijn weg.
Weg? Hoe weg? donderde de chef.
Zij zijn achter het dorp over den ves
tingmuur geklommen.
En het moeras dan?
Zij hadden allen, zelfs de vrouwen
bussen no. 24, en ladders hadden zij ook.
Wie heeft hun dat alles gegeven!
vroeg Bellici handig.
Red Hair!
Heeft men hem gezien?
Neen, maar de negers schreeuwden
dien naam, toen zij bij het hooren van het
rumoer in de stad den post aanvielen en
verwurgden. Eerst toen de morgeen begon
te gloren vluchtten zij over den muur weg.
Al dien tijd moest ik mij onder een hoop
lijken dood houden en kon* dus niet eerder
komen. Ik heb ook nog gezien, dat sommi
gen een geweer en munitie hadden.
Uitgeput viel Willy bewusteloos op den
grond.
Wij moeten gaan zien.
Allen begaven zich naar de negerwijlc
Onderweg reeds hoorden zij het nieuws be
vestigen: de bewoners van de hoofdstraat
verklaarden eenparig, dat hun bedienden
verdwenen waren.
Door een tierende menigte gevolgd, be
reikte Bilvesy het dorp der zwarten. Het
was inderdaad ledig en verlaten. Verderop
stonden de ladders nog tegen dén muur
Vlug beklom de opperchef er een. In de
verte zag hij een troep mnschen achter de
rhododendronboschjes verdwijnen. Hij ver
bleekte en, in een opwelling van woede,
sloeg hij zijn karabijn tegen den muur
stuk. Wat kalmer kwam hij weer naar
beneden, waar het volk hem terstond om
ringde. Men ondervroeg hem in alle talen,
met vloeken en geschreeuw, de vrouwen
kermden. In alle groepen hoorde men den
geduchten naam van Red Hair.
Op de sport van een ladder staande ver
hief Bilvesy de stem:
Morgen zullen we allen in de zaal van
den buit bijeen komen. Wij li tot-en niets te
vreezen. De negers zijn toe een aanval niet
in staat. Den eerste, dij van vrees durft
spreken, schiet ik voor zijn kop!
Mopperend verspreidde de schare zich.
Dien avond vereemigde Bellici Thomas,
Clarencet, Berbi en Rouxelle bij zich in het
roode huis.
Vrienden, sprak hij, wij zijn de kaat
sten, die nog in deze vervloekte stad over
blijven. Maar ook wij zullen weldra ont
snappen. Wij mogen onderstellen dat al de
gevangenen behouden te Jacksonville aan
gekomen zijn. Ik had onze piloten reeds te
rugverwacht. Wellicht hebben zij wegens
den brand het niet gewaagd dezen nacht
binnen te komen. In dat geval moesten zij
tot een noodlanding ergens in de savanne
hun toevlucht nemen. Dan konden al mijn
voorschriften reeds uitgevoerd zijn. Bauer
en Thow hebben behendig de vlucht der
arme zwartjes geleid. Zij zijn naar het (ris
ten getrokken, en ten bekwamen tijde zullen
wij hen terugvinden. In een gesprek met
dokter Dalbray, die naar ik verwacht nu
ook in veiligheid is, heb ik in tegenwoordig
heid van Clarencet en Thomts gezegd, dat ik
mij zelf niet 't recht toekende het Wespen
nest met geweld te vernietigen. Toen werd
mij welwillend toegestaan naar eigen in
zicht te handelen. Eu ziet, thans stort deze
verecniging van bandieten uit zich zelf !n
een. Als mijn plan blijft slagen, komen deze
ontvluchte boeven binnen eenige dagen in
het tuchthuis terug. Wij staan echter aan
allerlei verrassingen bloot, vooral in de
komende dagen; daarom is voorzichtigheid
meer dan ooit geboden. Blijft steeds in mijn
nabijheid om op het eerste signaal te kun
nen gehoorzamen, en draagt zorg altijd een
voorraad poeder 24 bij u te hebben om het
moeras te kunnen overschrijden. Door uw
vermomming, maar meer nog door de heer-
schende verwarring en verdwazing kunt ge
licht onopgemerkt blijven. Komt echter niet
op den voorgrond: de een bespiedt tegen
woordig den ander, nu men weet, dat Red
Hair in de stad is.
Red Hair? zei Rouxelle; wanneer zui
len wij dien kostelijken helper leeren ken
nen, die ons in het oerwoud geleidde en
zoo dikwijls gered heeft, met wien u het nog
maals eens schijnt te wezen om ons te be
houden?
De Italiaan zweeg.
Zeg ons, of wij hem eenmaal zullen
zien, vroeg Clarencet met trillende stem
Moet u beiden voortdurend anoniem blijven
in uw toewijding? Ik smeek u, antwoord ons!
Langzaam stond Bellici op.
Ja, eenmaal zult u hem kennen.
Terwijl allen zwegen, klonk de schel
aan het hek.
Blijft zitten, ik ga opendoen.
Hij liet zijn makkers in de kamer op de
eerste verdiei^hig en ging naar beneden
het tuintje door. Buiten het hek wachtte
een man.
Wat is er? vroeg Bellici.
Ik kom niet binnen, sprak de ander,
slechts een woord aan je oor.
Bellici kwam naderbij.
Het Comité van Waakzaamheid ver
gadert over een half uur in de woning van
den opperchef. Wees op tijd en vooral:
zwijg!
De bode verwijderde zich snel en de Ita
liaan keerde naar zijn gezellen terug.
Thomas, onze vrienden blijven hier
dezen nacht slapen. Wijs hun elk een
plaatsje aan, er is ruimte genoeg. Ik zelf
ga op den divan liggen, want ik word in
den Raad geroepen. Slaapt rustig en be
kommert u niet over mij vóór morgen
ochtend.
Dan zich tot Thomas wendend:
Heb je in het luchtvaartpark ge
daan, wat ik je gezegd heb?
Ja, bij het vallen van den avond. Twee
onzer vrienden hier hebben mij geholpen.
Ik ga er trouwens voorbij. Goeden
nacht vrienden!
Goeden nacht, mijnheer Bellici!
XX.
De leden van het Comité, door den op
perchef in zijn particuliere woning geroe
pen, kwamen de een na den ander in alle
stilte aan den Engelsehen cottage. Zij slo
pen de deur binnen; Bilvesy wachtte in de
vestibule en zond hen naar boven. Toen
alle tien aangekomen waren, sloot hij het
hek met den sleutel en voegde zich bij hen.
Onbescheidenheid viel niet te duchten,
want de bedionden, allen negers, waren
gevlucht. Bovendien had hij gezorgd, dat
de blinden gesloten waren.
Iedereen begreep, dat deze nachtelijke
bijeenkomst een hoogst ernstige reden
moest hebben. Men nam dan ook zwij
gend rondom de groote tafel plaats, slechtn
door een enkele petroleumlamp verlicht.
Ik heb u dezen avond hier vereenigd,
zoo begon Bilvesy, omdat onze toestand
verre van schitterend is. Onder ons gezegd,
we behoeven elkander de waarheid niet ie
verbergen, de toestand is kortweg aller
slechtst. Wij hebben bij ons, rondom ons
een vijand, des te gevarlijker, daar hij on
zichtbaar is. Red Ilair streeft er naar ons
te vernietigen, en alles, wat hij tot nu toe
beloofde, heeft hij ook volbracht. En wij
kunnen hem niet. aanvallen, wijl hij zich
steeds verbergt.
Zwijgend hoorde men hem aan.
„PASSING SHOW".
„Pa, als ik aan dien knop draai, vrat komt
er dan
„Een flink pak slaag van mij
De vlucht der negers maakt onze voor
ziening vam leeftocht onmogelijk. Zij be
werkten onze akkers, en dat kunnen wij
niet. Erger nog: zij hielden de fabrieken
aan den gang met een bekwaamheid, die
wij missen. Nu zitteh wij reeds zonder licht,
zonder vuur, weldra ook zonder levensmid
delen. Ik weet wel, dat we nog voor eenige
maanden voorraad in de pakhuizen bezit
ten, maar dan? Zullen wij opnieuw, gelijk
vóór vijftien jaar, moeten beginnen met da
jacht in de de oerwouden? Meent ge, dat
onze menschen er genoegen mee zullen no-
mefi niet meer te leven in volle rust en
zonder zorg voor het dagelijksch bestaan?
Dat gaat immers niet! De mannen, die wij
naar Eurupa gezonden hebben, kunnen
eerst over een jaar terug zijn. Wat moeten
wij al dien tijd beginnen? Zult ge kracht
hebben de opstanden te verstikken, die ze
ker moeten komen? Reeds nu heerscht er
een geheime vijandelijkheid tegen ons.
Zelf ben ik in het publiek uitgescholden,
en den Raad beschimpt men. Al de onge
lukken, dien ons getroffen hebben, schuift
men ons op den rug, men beschul
digt en bedreigt ons. Nog blijf ik baas door
het geweld, doch zullen wij onze kamera
den nog lang kunnen bedwingen en in
toom houden? Al deze vragen breng ik u
ernstig onder de aandacht.
Niemand echter antwoordde.
Zonder die vervloekte tusschenkomsl
van Red Hair zouden wij hier rustig le
ven, tegen elk gevar beveiligd. Thans vrees
ik alles van hem. Als hij wil, kan hij, de
onverzoenlijke vijand der Roodhuiden, hun
bondgenoot worden; en als de Indianen,
door hem geleid, ons aanvallen, zijn wij
reeds bij voorbaat verloren. Want Red
Hair bezit één ding, waartegen ik machte-
Ioos sta: hij boezemt schrik in. Wij hebben
goed praten, iedereen is bang voor hem,
jullie in de eerste plaats!
Nog altijd zweeg de Raad, zelfs bij dij
laatste, grievende woorden.
Wat denkt u dan te doen? vroeg Bel
lici te midden der algemeene stilte.
Het Wespennest kan in Florida niet
meer leven, antwoordde de oppercher. En
daarom stel ik voor het elders opnieuw te
doen verrijzen. In China b.v. zullen wij
roovervolkeren vinden, bereid ons met open
armen te ontvangen en ons te helpen bij het
stichten van een ander Wespennest, groo-
ter en geduchter dan het oude, waarvoor
heel de wereld zal beven. Daar zal Red
Hair ons niet komen zoeken.
(Slot. volgt).
Slim.
Een electricien had de draden verlegd en 't
kwam er nog slechts op aan de draden te ver
binden. Maar In zijn haast en ijver had de man
vergeten, wat de positieve en wat de negatieve
pool was. Een oogenblik aarzelde hij, toen riep
hij: „Charley, kom 's hier!"
Het jongmaatje kwam aangeloopen.
„Steek je vinger 's in dat gaatje! Zoo
merk je niets?"
„Niets", zei tfharly doodkalm.
„Dan is 't goed, ik wist niet, welke draad 't
was maar kom nu in hemelsnaam niet
aan de andere, anders ben je er bij!"
Een jongen, die zijn moede:
vergaf
Het was een ceremonie
In Engeland, het is bekend, worden de ottjb
tradities in hooge eere gehouden en wel z°lj'
dat er zekere gebruiken worden gehandhaa'1'
die eens bij de half wilde voorvaderen
zwang waren. 4
En in Engeland, het land van de pionierstN-
der vrouwenemancipatie, gebeurt het dan °0^
dat de vader zijn dochter weggeeft. Het
slechts een ceremonie, waarvan men de w»r
bcteekenis nauwelijks beseft, maar op de traP
pen van het altaar gives de vader zijn doch'6
aan den bruidegom away, al is het meisje e°
nog zoo onafhankelijk van geest.
Bij ontstentenis van den vader wordt a
bruid door haar oudsten broer „weggegeven
of door een bloedverwant. Soms komt het W
deze eigenaardige ceremonie tot zonderling4
verwikkelingen.
Een heel merkwaardig geval Is intusscbe0
wel dat van den jongen, die zijn moeder weS"
gaf. ;ff_
Deze jongen is Viscount Ipswich, een
tienjarige leerling van de bekende H&rI°^
school. Zijn moeder, Viscountess Ipswic
trouwde dezer dagen met een officier van
Schotsche Hooglanders.
De hertog van Grafton, schoonvader van
bruid, zou als eenigst mannelijk familielid
ceremonie verrichten. Doch hij werd plotseÜ11-
ziek en daardoor ging het „recht" op den j°"
gen over.
De jeugdige Viscount heeft zich van 2Ü
gewichtige taak keurig, gekweten.
Een lugubere gewoonte
Verzekering van te
vervoeren lijken
OOK DAAR AL CONCURRENTIE
Jaren achtereen was er over den Gr°0^"
Oceaan een druk vervoer van het stofï®w,'~
overschot van Chineezen, die aldus „Het
blad", bij testament bepaald hadden.
ze in hun eigen vaderland begraven wilde
worden. Een graf in den grond van het He
melsche Rijk gold als een voorwaarde voor
eeuwige gelukzaligheid. Ook de assurantie-
markt kende deze transporten, en verschill®'1'
de maatschappijen hadden daardoor een ,,aaf'
dige" portefeuille. Het schijnt dat deze vooi"
liefde voor een laatste rustplaats in China ver
kwijnt. Uit San Francisco komt ten minste
bericht, dat sedert vele jaren deze verzekeriP"
niet meer gezocht wordt.
Die lijken werden indertijd verzekerd f-P-®'
tegen 1 pet. voor een bedrag van ongeveer l"0
dollar per stuk en het was een gunstige teek®"
ning, want er is nooit een claim ingediend vo®
verlies en/of schade. Maar ook op dit terreij1
bleef de scherpe concurrentie niet uit en v'C
dra vielen de premies voor de verzekering vo°
het vervoer van doode Chineezen tot Va Pc
Jules Verne heeft indertijd van deze nier'*'
waardige gewoonte dankbaar gebruik gemaal
en er in één zijner boeken een reeks bla^t-1-
cUm om van to erriozojnn ann gewijd a
i
een
"ittt
erk
1'
"et
1 -lij:
Di
ün
t:n
to:1 ra
Sten
D(
'•ij t
Oi
die
r.-.n
ris h
van
Ve
trirli
konc
"atii
l-sala
te
gi
Gauw tevreden
de
Gelezen in de pers over de Vereeniging
Tempelbouwers". De heer K. Noest zal spreke
over: „Wat is uw eenige troost in leven e
in sterven?"
En dan volgt bij wijze van antwoord: »J
Wenneps sopraan en Jan van Duinen, orgel"-
Amerikaansch
„Is 't waar", vroeg men een politiechef va»
een klein plaatsje in Arizona, „dat u heel allee11
een'heele troep demonstranten hebt uiteeng®'
jaagd?"
„Niets is zoo waar!", antwoordde de bescne
den man.
„En hoe hebt u dat gedaan?"
„Door hen alleen in herinnering te brenge"'
dat de eenige begrafenisondernemer van he®
de plaats mijn eigen broer is. Welnu mijn zwa»
voor mijn broer is te bekend om daar nog
bijzondere aandacht op te vestigen.. Alles t®
wereld zou ik doen om mijn broer een vcri
deeltje te gunnen. En dat begreep dadelu
ieder en weg waren de kerels allen teè
lijk".
Een humoristisch griezelverhaal
door WILLIAM CAINE.
65.)
Zij tuimelden als het ware in de boot. De
mannen vochten om het voorrecht Mercedes
naar Santa Brigida- te mogen roeien. Haar
eerste vriend en een ander maakten zich ten
slotte van de riemen meester. De boot schoot
door het water. Op de kade stond een groote
groep juichende visschers, daarachter waren
de luitenant en zijn mannen nog steeds bezig
liet volk in bedwang te houden. Heel deze ont
voering was hun ontgaan. De boot schoot de
haven uit en was reeds midden in de baai,
toen de militairen te laat de ontsnapping be
merkten.
Hilario lag op den bodem, juist zooals men
hem er in gesmeten had en keek verschrikt
naar het oog van Santa Brigida. Zijn adem
ging fluitend door zijn tanden en doodsvrees
lag op zijn gezicht te lezen. Daar slgnora
Quesada niets anders te doen had begon zij
vurig te bidden. Naast baar zat Mercedes met
haar groote oogen te staren naar het eiland
Met haar mooie handen dm een knie geklemd,
met droge lippen, prevelde zij woorden van
aanmoediging tot de roeiers.
HOOFDSTUK XXV.
I.
En die oude Beeling! schreeuwde Ribera,
waar blijft hij?
Is hij niet gekomen? vroeg Ann.
Een oude luilak. Hij had zich overslapen,
ik het wel weten. Hij altijd met zijn morgeu-
bad. Geen boot hem gebracht heeft van de
Londres naar hier. Beeling nog lekker in zijn
bed snurken.
Hij illustreerde deze woorden door twee maal
als een varken te knorren.
Aartsluilak! zei Quesada.
Brutale vlerk! zei Ann, om ons zoo maar
te laten wachten.
Ja, zei de Hark.
Ribera's verklaring voor de afwezigheid van
hun besten vriend werd zonder eenige bijge
dachte aanvaard.
Wij niet langer wachten, zei Ribera, want
wij de ontploffing onmiddellijk moeten laten
plaats vinden, ja? Ik alle verkeer in de haven
stop gezet. Wij onmiddellijk zullen beginnen,
zoodat de booten weer kunnen zeilen. Want ze
wachtende booten wachten om te gaan
visschien. Maar ik wil wachten voor miss
Dicey, maar niet voor dien schurk van een
ouden Beeling. Neen, bij Jove, hij moeten mis
sen de explosions, maar zoodra die over, wij
een boot zullen zenden naar de Londres. Vin
den dames het erg wij onmiddellijk gaan eten,
omdat ontploffing niet langer kan wachten?
Willen dames mij vergezellen naar de tafel op
het fort? O, ik heb heerlijke zeekrabben en
alle mogelijke lekkere dingen! Mooi weer! Ik
hoop, dat u smaken zal.
Zij gingen door een poort van het fort, terwijl
de schildwachten de hakken tegen elkaar sloe
gen.
Zij kwamen nu op een kleine binnenplaats
met hooge muren. Vlak tegenover hen was een
stal. Door 'n tweede poort kwamen zij op het
eigenlijke kasteel. De stallen stonden aan drie
kanten van een groot parade-terrein, waarin in
het midden een groot steenen gebouw stond,
met een hoop kleine vensters, waarvoor zware
tralies zichtbaar waren.
De gevangenis, zei Ribera, die de honneurs
waarnam.
De woorden kwamen als een koude douche
over het gezelschap. Ann had plotseling spijt,
dat zij gekomen was. Haar voeten weigerden
verder te gaan. Zij keek naar de gevangenis,
terwijl de lach, die heel den morgen op baar
lippen had gelegen, verstierf.
Na een nacht van gezonden slaap was zij ont
waakt naar den betooverenden zuidelijken
morgen, waar haar minnaar haar wachtte. Heel
den weg naar Santa Brigida had zij zich over
gegeven aan de grootste levensvreugde. Nog
nooit was de zon zoo helder, de zee zoo mooi,
het water zou blauw geweest. Nog nooit had
zij zoo sterk verlangd om al het levensmooie
en begeerlijke te vinden. Nooit had zij al het
leelijke, het slechte in de wereld verder dan
ooit van zich gevoeld. Carlos was bij haaf!
Alles was goed en niets kon er meer slecht
worden!
En nu dit groote, norsche, koele dreigende
stuk bewijs, dat de wereld niet 't tooverlanu
was, dat zij zich in 'n roes had geschapen. Me:
het egoisme, dat zelfs de liefste en onbaat-
zuchtigste menschen kan beheerschen, nam zij
het Ribera dezen morgen ten zeerste kwalijk
dat hij een gevangenis bezat. Op zulke ochten
den moeten zulke dingen niet bestaan. De men
schen moesten ze voor een tijd opbergen en in
ieder geval niet zoo openlijk demonstreeren aan
een jong «rerloofd stel. Toen kreeg zij een groot
medelijden met de arme stakkers, die hun leven
zaten te verkniezen in de kleine eenzaamheid
van een cel. De eenzaamheid, terwijl zij in de
zon wandelde met Carlos naast haar, terwijl
zij vrij was om te komen en te gaan, om in de
zon te zitten of in de schaduw, naar zij ver
koos, om met een boot in de baal te roeien,
om haar leden uit te strekken op het strand,
om te eten en te drinken onder Gods blauwen
hemel met die prachtige zee om haar heen.
En scheen iets verschrikkelijk egoistisch te
zijn in wat zij nu ging doen. Maar ja, nu kon
zij niets anders meer. Het was te laat om terug
te trekken. Daar had zij gisteren aan moeten
denken; gisteren, toen zulke dingen als gevan
genissen niet voor haar bestonden. Ribera zou
haar plotseiingen afkeer voor deze lunch
immers niet begrijpen. Het was aardig van
hem, dat hij zich zooveel moeite had gegeven
om haar dit genoegen te bereiden. Het was
onmogelijk om nu toe te geven aan den sterken
wensch alles den rug toe te keeren en terug te
roeien naar San Pablo. De arme stakkers in
hun cellen zouden er toch niet mee gediend
zijn. Het zou hun noch beter, noch wijzer, nog
gelukkiger maken, als een vriendelijke Engel-
eche dame met haar Spaanschen verloofde afge
zien had van een heerlijken maaltijd op de
muren van hun fort.
Quesada keek vol belangstelling naar het
effect, dat de gevangenis op Ann maakte. Hij
begreep heel spoedig, wat er in haar omging.
Evenals zij had hij nooit vermoed, dat hun
féést zoo'n tragischen achtergrond zou heb
ben, Eerst Mercedes had - hem daarvoor de
oogen geopend. Ook hij had al dien tijd in
droomenland rondgewandeld. Hij had echter
eveneens de onmogelijkheid ingezien, om Ribe
ra teleur te stellen. Met die typische overgave
aan een heel klein genoegen, was hij besloten
om een zeer groote aandacht te toonen voor
wat hun gastheer hun bereiden zou. Dat
oogenblik was nu gekomen. Daarom had hij zich
al dien tijd gedurende den korten tocht naar
Santa Brigida alle moeite gegeven om het ge
zelschap zooveel mogelijk te vermaken. Nu hij
de verandering op Ann's gelaat bemerkte bij
't opdoemen van die gevangenis, las hij duide
lijker dan ooit in haar hart. Weer prees hij
zich zelf gelukkig, dat deze edele vrouw zijn
verloofde had willen worden.
Terwijl zij daar met angstige oogen naar het
steenen gevaarte stond te kijken, greep hij even
haar hand en de hare drukte in antwoord zijn
vingejs en bleef daar een oogenblik liggen.
Zij gingen verder, rechts van de gevangenis,
over het plein, dat hen naar een steile rots
bracht, op welks uiterste punt het oog van
Santa Brigida stond. Aan hun rechter- en lin
kerhand liepen de muren langs het plateau
om elkaar te ontmoeten even onder den ouden
vuurtoren. Hier had men een prachtig pano
rama van de baai en de bergen. Daar de zee.
De stad lag verborgen achter den ruwen neus
van het eiland, maar achter den hoogen rots
muur was punt na punt het Spaansch schier
eiland te herkennen.
Dit hier, zei Ribera, terwijl hij naar het
eind van de stallen wees, is mijn huis. En daar
staat onze lunch in de schaduw. Maar eerst
een beetje vuurwerk, hé?
Zooals u wilt, zei Ann. Al had zij er haar
leven voor moeten geven, het was haar onmo-
gelijk nog langer eenige belangstelling te too
nen voor deze dwaze onderneming. O, dat het
maar zoo spoedig mogelijk voorbij mocht zijn.
Zij wenschte zoo vlug mogelijk van deze ver
schrikkelijke plaats weg te komen. Zij vroeg
zich verbaasd af, hoe Ribera In zoo'n opgewekte
stemming kon blijven.
Kijk, zei hij, terwijl hij naar den vuur
toren wees, daar staat het voorwerp van miss
Dicey's ergernis. Een honderd, twee honderd,
duizend jaar hij daar gestaan op rotsen. Maar
hij mishagen miss Dicey. Hij verdwijnen moet.
Hij zeer ongelijk heeft daar te blijven. Hij een
stoute jongen. Wij hem nu opblazen, dat zult
u zien. Wij een heel mooi espectaculo zal zien.
Kijk, de rots is tachtig meter hoog en psst! bij
naar beneden. Ja, het oog van Santa Brigida
beeft miss Dicey beleedigd. Wij het nu uitruk
ken.
Hij glimlachte als een kind, dat voor de be
wonderende blikken van zijn ouders een eigen
teekeningetje laat zien. Hij wilde klaarblijke
lijk gecomplimenteerd worden met zijn knappe
veronderstelling, dat hij Ann's groote erger
nis in San Pablo zou wegnemen..
Ja, zei hij, het zal heel prettig zijn en wij
zullen erg veel plezier hebben. Ik wilde wel,
dat John hier was, voegde zij er aan toe. Ik
weet zeker, dat hij er spijt van zal hebben.
O, zei Ribera met een zucht, ik ook erg
veel spijt. Maar hij het misschien later zal zien.
misschien hij juist op tijd zal wakker worden.
Maar wij nu niet meer uitstellen. Ik vraag
een oogenblik excuus. Ik laatste orders geven.
Hij maakte zich even van het gezelschap
los.
Zal het erg veel lawaai geven? vroeg de
Hark, die eindelijk de vrees, dien zij sinds een
halven dag had gevoed, tot uiting bracht.
Ribera bleef even staan.
O! schreeuwde hij, dat ik vergat. Waai
zijn mijn gedachten? Kijk eens! Hij haalde
'n klein pakje watten uit zijn zak, mr. kolonel
Ribera's medicijn voor de délicate oortjes van
de lieflijke vrouwen.
Hij maakte met een geheimzinnig gebaar
het pakje open en haalde een dot watten te
voorschijn.
Denk ik niet prachtig aan mijn bezoekers?
riep hij verrukt over zijn eigen scherpzinnig-
heid. Ben ik geen goed© caveller? Ja, ja, miss
Hark, u niet moeten denken een oude soldaat
niet weten met nerveuse dames om tp gaan.
Hij trok met duim en wijsvinger een klein
dotje watten uit het doosje en overhandigde
dit haar.
Kijk, dit in uw kleine oortje stoppen en
dit in het andere. En miss Dicey ook. Dan
alleen maar zien, maar niets hooren. Goede
oude Ribera overal voor gezorgd.
Hij sloeg zichzelf komisch op don schouder
en ging lachend weg.
Hij is toch werkelijk heel attent en vrien
delijk, zei Ann. Ik wilde, dat ik wat meer van
hem kon houden. Ik ben blij, dat je dat gezeg'
hebt. Ik heb al dien tijd vreeslijk in an5s
gezeten voor die ontploffing.
Zijs zagen Ribera vlug langs de muren looPe
en met zijn rijzweep tegen zijn laars of toS®
een steen slaan. Zij hoorden hem opgewekt e®
opera-aria zingen, terwijl hij verder liep.
Bij den vuurtoren waren een paar manne'
met witte jassen aan het werk. Toen Ribef
hen naderde scheen hij klaarblijkelijk een pa»
vragen aan h®n te stellen, want zij schudde
driftig met hun hoofd en wezen naar de deu'_
Toen namen zij hun houweelen en schopP®
op en kwamen in een gesloten groep uaa^ven
plaats, waar Quesada en de twee vr°U, an
achtergebleven waren. Zij bleven even s
en keken rond. Halverwege hen en het gebou
was één man achtergebleven. Hij bukte z'c
streek een lucifer-aan en bracht die naar de»
grond. Toen kwam hij zoo hard hij kon naa1
zijn kameraden geloopen. 1-Iet lieele groepJ®
kwam vlug op Quesada af.
Zij hebben de lont al aangestoken, ze'
Quesada. Ik zou dat spul maar in je oore»
stoppen. Zie, zij komen bij ons staan.
Op dit oogenblik greep iemand plotseling zij"
arm en toen hij zich omdraaide, zag bij Md"
cedes met een gezicht als een doode naast he»1
staan.
Vlug! schreeuwde zij, houd hem tegen-
Het is signor Billing! Zij willen hem doode»-
Ja! schreeuwde slgnora Quesada, die b»
nu aan zijn anderen elleboog ontdekte. Hij 's
daar boven. Ribera heeft hem in den vuurtor®"
opgesloten!
Ann stond stijf van schrik, steunde even
maar gaf geen enkel teeken. De Hark ke®'1
van de eon naar den anrtor in uiterste
zing. Zij was zoo verbouwereerd, dat zij er »ict
aan dacht de watten weer uit haar ouren
halen. Haar lippen bewogen zonder geluid
geven en schenen te vragen, hoe de plotseling
tragedie die zij, wel besefte, maar niet kend®'
over hen was gekomen. Op den achtergro»"
stond Hilario. Hij loerde bevreesd is het rond-
etig
ki
lsSe:
ècra
ivarf
«er
Ni
°ngi
°pni
In
Sar:
vooi
san,
«e s
■hen,
He
Hen
hin
c!an)d
51 i»
vt>ro
toki
(ier
'ij 2
Ol
een
1 =rz,
i
"C'he
'dj z
Harl,
r'-Pu
lOOT
h
De
riea
bat6;
-uiii
jisC
MÖt
"'aa
lr'Oe
ken
?-ij i
'"eni
"®fi!
1 abi
Di
"dij
':u 1
9
tv
""-Sg
ri'oj
tooi
1 ree
>'adi
Ia
sroi
o.m
E
bctL
kab
het
ban.
te
hebl
b&ai
een
H>-
lier
kan
stel
I
li
Dri
1-6CI
lan
her
Sen
(Slot volgt)-
I
-'-e:
scl
tie
Ion
We
zu:
i
hei
col
UJi