K K De pechyogel De lievelingsdichter De wereld is toch een tranendal! zuchtte Henk. Teründen, terwijl hij zijn eene heen over de leuning van zijn fauteuil liet Iien- gelen en met zijn hand door zijn dichte, hlonde kuif harkte. Hemel, waar haal jij opeens die phi- losophische gedachten vandaan? verwon derde zich Frits Dalenherg, zijn vriend, heb je narigheid ondervonden, jongmensch? Allo, biecht eens op! Narigheid? Alsof ik niet altijd narigheid ondervind! Maar zooals de zaken nu staan, nee, dat is het toppunt van pech! Kerel, je maakt me nieuwsgierig! Kom voor den dag met je zorgen. Hier in dezen boezem, en Frits sloeg zich met thetraal ge baar op de borst, klopt nog een trouw vriendenhart! Houd nou op met je gijntjes! bromde Henk, ondanks alles niet in staat een glim lach te onderdrukken, ik spreek werkelijk In ernst. Man, ik twijfel er geen oogenblik aan maar doe me een plezier en laat me niet langer smachten. Ik brand van nieuws gierigheid! Nou je weet, begon Henk, dat ik al lang plan had, Lily Bremer te vragen Gisteren trok ik de stoute schoenen aan en liet me bij haar aandienen. Terwijl ik in het salon zit te wachten, hoor ik Lily's voetstappen in de gang, de deur gaat open en wat denk je, dat het eerst de kamer binnenvliegt zoo'n rakker van een hond, je weet wel, zoo'n zwarte keffer. Nu moet je weten, dat ik altijd een verschrik- kelijken afkeer van honden heb gehad. Nu. dat mormel vliegt blaffend op me af en hapt waarachtig naar mijn beenen. Uit zelfver, dediging hef ik mijn stok op, zwaai ermee in 't wilde weg en sla 't beest morsdood! Daar had je nu de poppen aan 't dansen, liily kreg bijna een zenuwtoeval en ver weet me, dat ik haar lieveling met opzet vermoord had; de arme Bobby had 't zoo erg niet gemeend, 't was enkel een blijk van vriendschap geweest, stel je voor, het had niet veel gescheeld of 't mormel had me half verscheurd; enfin, ik was de die renmoordenaar van haar lieven Bobby, en- zoovoorts, en ze wilde me nooit meer zien Wat stond me anders te doen dan zoo vlug mogelijk den aftocht te blazen? Mijn kans is daar natuurlijk glad verkeken en dat allemaal door zoo'n. ja. ik weet niet wat ik moet zeggen om mijn afkeer uit te druk ken! Frits had oplettend geluisterd naar 't verhaal van zijn vriend en trok peinzend aan zijn sigaret Tja, dat is* een moeilijk geval! zei hij eindelijk, maar toch niet hopeloos! Henk keek zijn vriend snel aan. Wat be doel je? vroeg hij. Nu ja, d'r zullen toch wel middelen bestaan om weer in de gratie te komen! Als jij ze maar eens wilt opnoemen! gei Henk. Hoe zag 't beest eruit? vorschte Frits. Nou, zwart, klein, niet van dat heel kleine soort, je weet wel, zoo'n nijdige kefferl Weet je wat? a koopt precies zoo'n hond, houdt hem een paar dagen bij je tot hij naar den naam Bobby luistert, brengt hem daarna naar Lily en geeft hem haar als plaatsvervanger van den vermoorden lieveling. Je betuigt daarbij je oprechte spijt over het gebeurde, enfin, als het een maal zoover is weet je zelf het best wat je zeggen moet. Frits, kerel geef me de hand! Je bent een kraan, hoor! Zonder jou had ik niet geweten wat te doen. Al goed hoor! Je bokst dus dat zaakje fijn voor elkaar. Ik hoop je spoedig met je verloving te feliclteeren! Bonsoir, amice! viel Frits Dalenberg een paar weken later Henk's kamer binnen, en ik heb nog niks van je verloving ge hoord? Heb je zoo'n hond kunnen vinden? Jongen, zwijg ervan! zuchte Henk, Öie met de kin op de handen geleund aan tafel zat, laat me d'r niet meer aan den ken! Pech, pech, en nog eens pech! dit laatste gevolgd door een diepen zucht. Maar mijn beste vent, wat is er ge beurd? vroeg Frits in, de hoogste verwon dering, heeft ze 't je nog niet vergeven? Neem me niet kwalijk, maar dan is ze nog al haatdragend! Och nee, dat is 't niet! bromde Henk, kom hier tegenover me zitten, Frits, en steek een sigaar op, dan zal ik de heele geschie denis vertellen- Een oogenblik later zaten de beide vrien den tegenover eikaar in diepe clubfauteuils. Henk streek een paar keer met de hand door zijn haren en begon met zijn verhaal: Nou dan, ik had je raad opgevolgd en den volgenden dag ging ik al naar een hondenkoopman. Tusschen de verschillen de exemplaren, die hij me liet zien, ont- zelfde lied de nachtelijke stilte in te zend6"' Zelfs verdroeg hij met verdienstelijk gedu' het onveranderlijke „goeden avond, dicht®1"' rot morgen". Op een zonnigen morgen ontmoette hij straat een bejaarde dame die met kle'ö& preciese stapjes haar nog frisch en proP3' persoori'tje over de ongelijke keien geleid* Instinctmatig voelde de student dat kleide, lichte gestalte Emma moest zijn- Zonder eigenlijk na te denken, nam hij hoed voor haar af. De bejaarde dame sc-b®®0 zich daarover allerminst te verwonderen®11 groette terug met een beminneüjken g'110 lach en lichte beweging van haar kleihft rose en grijs hoofd. Voortaan stond Hubert er op haar te 0llt' moeten. Zij had scherpe oogen en herke0^" den galanten overbuur al van verre. Hubert was daarenboven een knappe -i00 gen met zijn goedigo, diepziende kijkers c° Justige aangename trekken. Eindelijk waagde hij het haar aan te ep1'®" ken. hebt een stem Juffrouw Emma u tot 't hart spreekt. De oude dame bleef staan en bracht hand aan haar voorhoofd als wilde ze da®1" een hinderlijke gedachte verdrijven. ^aaf dan opeens verhelderden haar trekken, kfj gen een uitdrukking van overmatige vreugd O mijnheer, ik kan u onmogelijk ze^ gen hoe gelukkig me dat woord maakt- En weghuppelend op haar lichte voet®0' ging zij thuis het ongekende geluk verb®1" gen, dat. een liefdadige voorbijganger ha®1" verschaft had. Dien avond duurde haar concert dan gewoonlijk en was haar afscheidsgr°et' Tot morgen dichter, o mijn dichter! Trillend van ontroering klonk de sten' va® haar die in de buurt werd aangeduid 010 de gekke dame". Den volgenden morgen nam Hubert B®1'* rners een kordaat besluit. Hij wilde wet®0 wie de dichter was waarvoor juffm0^ Emma tot zóó laat eiken avond waakte- Als een dief sloop hij de trap op. <*u'3 toen bij naar het belfouw greep bemerk'3 hij dat de sleutel in het slot stak. Geluid'0"9 opende hij de deur. De piano zong met t°e' lancholieke klanken. Hubert liep de donkere overloop °veT' naderde het kleine salon waar juffr°u F.mtna zat te spelen en te zingen Vier ka®1" sen wierpen hun flikkerend schijnsel haar grijs omlijst gelaat. Op de piano st®0 een borstbeeld waar haar oogen sterk op vestigd bleven. Hubert herkende daarin aanstonds 0 beroemden dichter Lamartine. Plotseling doorzag hij de levensroman v juffrouw Emma: als meisje zingt ze op ee° avond in tegenwoordigheid van den d'cl ter en.deze feliciteert haar met een <"or0lgI) m entje ais: „juffrouw Emma, u hebt stem die tot 't hart spreekt." Die woor^0 vullen haar ziel, haar leven, dat zich v° taan in inwendige bewogenheid voltrekt weigert te trouwen uit vrees haar scho00^ droom te zullen vergeten. En nu op 'ia ouden dag de eindclooze herhaling van lied dat eens behaagde aan den gr°" dichter.... Eensklaps houdt zij op met zingen' laatste tonen der piano versterven en za®" zegt juffrouw Emma tot het beeld: Nu u, dichter. O wanneer zult mijn laatste bede verhooren? Hubert staat roerloos bij de deur, -- haar gebed. Hij krijgt een ingeving en fluisterend reciteert hij wat hem in dachten komt: uit het werk van den maarden dichter: .d®ft Heer, dat een ieder op zijn weg, Vinde het water van die rots, Dat uw genie hem lessche! Allen die op deez' aard hun weg ver®0 Voelen den dorst in hun binnenste bra0' Geef aan hun verdroogde lippen, Uit uw verborgen bron, Den drank van vree en liefde. Het grijze hoofd der pianiste heeft niet verroerd, maar langzaam werd®0 r handen gevouwen. Toen zij de laatste den in haar smachtende ziel had opgen0'^ liet zij zich op de knieën zinken en staf1 ontroerd: Dank, o dank! Eindelijk hebt U gebed verhoord.... Nu zal ik gelukkig nen sterven. Hubert, onder den indruk van haai" roering, aangedaan ook door zijn eigefl -j delwij ze, trok zich terug, liep geruis®'11 de trappen af. Onverwacht gevolg eebe A. (tot zijn wanhopig gestemden ëe'''f0a waarover ben ie toch lieer): Maar waarover ben je wanhopig? Geneesheer: Ik zond juffrouw lia een recept tegen hel hoesten. Ze dat zoolang bestudeerd dat ze uit mij° wat moeilijk leesbaar schrift een h® verklaring las en nu schrijft ze me, d® mijn huwelijksaanzoek heeft aangeno01 i1 JEUGDIGE 7A DIA AN SC IIE DANSERS in hun natlo-naal costuum dansen op de tonen van een Tom-Tom, bespeeld door een rasgenoot, tijdens een groot feest in hun Reservation, waar de oude stammen voor uitsterven bewaard worden. dekte ik al spoedig de getrouwe copie van wijlen Bobby. Uver den prijs waren we het al gauw eens en ik toog met den toekom- stigen Bobby, dien ik stevig bij 't riempje vasthield, naar hilis. Alles ging goed. Het beest was waarachtig heel leerzaam en luisterde al gauw naar zijn nieuwen naam. Ik leerde hem zeifs nog dat bekende kunst je, je weet wel, tien tellen op zijn achterste pooten staan. Nog nooit ben ik zoo druk met een hond geweest en ik begun me er zelfs al een beetje aan gehecht te voelen. Enfin, op zekeren dag achtte ik zijn op voeding voltooid en ik besloot maar direct mijn kans te wagen. Ik bond een mooien rooden strik aan zijn halsband en ging er zoo mee aar Liliy's huis. De moed zonk men een beetje in mijn schoenen toen ik aan belde. Juist toen ik het dienstmeisje naar juffrouw Lily vroeg, kwam zij zelf in de vestibule, gekleed om uit te gaan. Mijnheer Terlinden! zei ze verwonderd, en tegelijk kreeg ze 't mormel in de gaten- Bobby!- riep ze waarop het beest direct begon te kwispelstaarten. Lily bukte en streelde hem, wat hij zich heel goed liet welgevallen. Plotseling hief ze haar gezichtje naar me op. Uw hond, mijnheer Terlinden? vroeg ze. Nee, pardon. eh. juffrouw Lily, stotterde ik, 't is de uwe! De mijne? zei ze verwonderd, hoe komt u daarbij? Juffrouw Lily, begon ik ineens moedig, u herinnert zich nog het. voorval van laatst. Het was werkelijk mijn bedoeling niet, Bobby te raken en het psijt me oprecht, dat het toen zoo onglukkig afgeloopen is- Ik kom u daarvoor mijn excuses aanbieden en ik meende niet heter te kunnen doen dan u zoo spoedig mogelijk 'n rempla^ant voor Bobby te bezorgen. Oh, juffrouw Lily, stamelde ik, ik heb ze me haar beide handen toestak, wat vind ik dat lief van u. Werkelijk, ik had het u al lang vergeven, want ik begreep al hee! gauw, dat het geheel buiten uw schuld ge gaan. doch ze zei lachend, dat dat heelemaal geschrokken was, dat ik toen zoo onaardig tegen u hen geweest, maar u wilt het me wel'vergeven, nietwaar? Oh, jlffrouw Lily, stamelde ik, ik heb u niets te vergeven. Ik kan me best inden ken, dat u toen böös waart. In uw geval zou ik 't ook geweest zijn. Komt u binnen, noodigde zé vriendelijk. Ik beweerde natuurlijk beleefheidslialve, dat ik haar plannen niot in de war wou sturen, daar ze, naar ik meende, uit wou gaan, doch ze ze lachend, dat dat heelemaal geen haast had. Ik stapte dus naar binnen, zeer in mijn nopjes .dat het zoo goed gegaan was. Bobby hield ik nog steeds aan zijn riempje vast Mama is juist in den tuin, zei Lily; gaat u hier maar vast binnen, dan zal ik ze even waarschuwen. Ze opende de deur van het salon en wat er toen gebeurde, ging zoo snel, dat het voorbij was eer ik het wist. Op den divan zat Lily's poesje, een schaf van oen beestje, wit, met een groófen rosen strik om. Nu scheen Bobby een geweldigen haat tegen katten te hebben, want nauwelijks kreeg hij 't diertje in de gaten of ie rukte zich los en stoof er luid blaffend op af- Hij sprong op den divan, greep het beestje bij zijn nek en schudde het een paar maal flink heen en weer, terwijl hij vervaarlijk gromde. Toen liet ie het los, zoodat het terugviel op den divan, dood natuurlijk, om er een oogenblik later weer grommend op af te vliegen. Lily cn ik hadden even sprakeloos dit tooneeltje aangezien; toen stiet ze een door dringenden gil uit en vloog naar het doode beestje, dat juist weer even door Bobby losgelaten was. Toen Lily toeschoot sprong hij grommend terug, maar ik pakte hem direct beet, uit angst dat hij haar zou bijten. Met den nog steeds grommenden Bobby onder mijn arm ging ik verlegen naast Lily staan, die op haar knieën voor den divaü lag en snikkend het kattenlijkje streelde. Juffrouw Lily, stamelde ik, en legde mijn hand op haar schouder, maar driftig schudde ze ze af en hief haar betraande oogen naar me op. Gaat u alstublieft direct weg met dat valsche beest! riep ze boos. Ik haastte me, aan haar bevel te voldoen en sloop hot huis uit. Toen ik in de buitenlucht stond, kwam ik een beetje tot bezinning. Het eerste wat ik deed was naar den hondenkoopman te hollen, waar ik Bobby II had opgeduikeld- Ik zette het beest voor zijn verbaasde oogen neer en zei, dat hij hem, halsband en ai gratis terug kon krijgen, daar ik genoeg van 't mormel had. Eer de man zijn spraak vermogen teruggekregen had, was ik ai weg en nu ziet het er nog een beetje treuriger uit dan bij je laatste bzoek," eindigde Henk zijn vertelling, „want je begrijpt, dat ik nu bij Lily heelemaal niet meer aan hoef te komen. Wat moet ik in 's hemelsnaam doen? Korten tijd daarna echter ontving Frits, die juist op vacantie was, een juhelbrief van Henk. Je kunt me feliciteeren, kerel, schreef hij, mijn verloving is er door- Lily is een schat! Alles is vergeven en vergeten. Ze heeft ingezien, dat ze van mij toch nog meer houdt dan van alle honden en katten ter wereld! Je zielsgelukkige Henk. Grootheidswaarzin Koning Lodewijk XI van Frankrijk voel de zich eens zeer ziek maar weigerde de hem door den lijfarts voorgeschreven me dicijnen te nemen, waarschijnlijk omdat het volgens hem een gewoon sterveling niet paste om een koning iets te zeggen. De arts zag den toestand erg donker iu en riep uit: Sire, ik beveel het U. Wat, riep de koning, hoe durft ge u vermeten mij te bevelen? Ik beveel het, herhaalde de dokter kalm, opdat Uwe Majesteit ons nog langen tijd zal kunnen bevelen. De koning, die nu in zijn hoogmoed vol daan scheen, nam de medicijn. Ah zoo! A: „Wie is die heer, die daar met diie le-j- lijke dame aan den arm loopt? B: „Dat is een auteur. Die heeft een half jaar geleden met zes regels in de courant 80.000 gulden verdiend". A: „Hoe zoo? Dat is niet mogelijk". B.: „Zeker wel, dat was met zijn huwe lijksadvertentie. Lang had hij geaarzeld alvorens die kamer ie huren. Weldra hoopte hij den titel van dokter in de rechten te behalen en had daar om een rustige omgeving noodig om onge stoord te kunnen studeeren. Nu was het wel 'n rustige straat, maar er werden zooveel kamers verhuurd in dat huis l)e gemoedelijke verhuurster had hem echter zoo goed gerust gesteld, dat hij de kamer eindelijk aannam. De winter ging kalm vóorbij. Maar zoodra de lentezon de aarde kwam koesteren, gingen alle ramen als bij tóoverslag open. En uit alle verdiepingen stegen er 'n menigte ge luiden op: gezang, pianospel, radiomuziek, door de kou tijdens den winter binnen de kamermuren besloten gehouden. Hubert Heijmers deed als al d» anderen en zong, in het open raam leunend, zijn dankbaarheid en geestdrift uit voor het ver kwikkende jaargetijde. Ie-deren dag kwam de zon terug met steeds grooter gaven en de vensters werden niet meer gesloten. De piano's schenen er niet genoeg van te kunnen krijgen de heerlijke lente te bezingen. Maar onze student, die er niet toe komen kon met gesloten ramen te leven, begon dien liefelijken tijd minder aangenoam te vinden. Intussehen lieten Beethoven, Gounod. Doni zetti en Chopin den armen jongen tegen tien uur 's avonds met rust Dan eerst werd het stil in huis. Alleen aan den overkant bleef lederen avond een licht, branden, een muziek galmen. Hubert Reijmers hoorde wel een vrouwen stem, maar zag het muzikale wezen nooit. De muziek kwam uit een niet altijd zuiver gestemde piano en een eenigszins versleten vrouwonkeeltje. Wat echter nog meer opviel was dat de zelfde melodie dag in dag uit gehandhaafd werd, alsof piano en stem tot geen andere muziek in staat waren. Dat duurde zoo iederen avond tot, ongeveer half twaalf. Op dat uur was het stil in de straat en kon Hubert .door hel open raam de minste geruchten opvangen. Ilij hoorde bijvoorbeeld dat de pianó gesloten werd en daarna den groet, vergezeld van een kushandje: Goeden avond dichter. Tot. morgen. Het licht veranderde daarop van vertrek. De pianiste had haar concert geëindigd. Het feit dat I-Iubert zelf ook sterk dichter lijke neigingen had, maakte zijn nieuws gierige oplettendheid gaande. Hij vroeg om inlichtingen en kreeg te hooron: De pianospeelster aandenoverkant9 Wel, dat is eêh krankzinnige dame. Een 'krankzinnige? liet klonk Hubert hard in de ooren In ieder geval was die krankzinnigheid niet gevaarlijk. Verder ver nam hij dat zij alleen leefde, drie keer per week haar kamers verliet om inkoopen te doen cn eens per maand naar de bank ging om een kleine som te innen, welke haar in staat stelde te léven. Nooit kreeg zij bezoek. In de buurt werd ze genoemd: juffrouw Emma. Emma! Die naam mishaagde niet aan zijn dichterlijken smaak. En voortaan vervloekte hij nooit meer de oude piano, die de avond* lijke rust scheen te benutten om altijd het- VOLGENB OÜDE GEWOONTE worden op het feest van St. Hubertus, den patroon der jagers, de jachthonden gezegend. Onze foto geeft een kijkje van deze plechtigheid op 't kerkplein to h[Waereghem (VI.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 6