HET KATHOLIEKE POLEN.
Uit een leger van koloniale troepen
EEN DIEP ONTROEREND
GELOOFSLEVEN.
DINSDAG 19 NOVEMBER 1929
EERSTE BLAD.
PAGINA^
HOE DE POLEN BIDDEN EN WAT MEN ZIET
IN HUN KERKEN.
PROF. DR. P. A. DIEPENHORST
MENSCHENMOED EN MENSCHENGROOTHEID
ARBEIDSWET 1919
lil.
HET CADEAU-STELSEL
Sinte-Catharina-dag
r* r-
door
FELIX RUTTEN
Men heeft mij hier van een Franschen jour
nalist verteld die bij een bezoek aan een van
Polens heilige plaatsen, zoo hevig was geroerd
door het gezicht der biddende menschen al
daar, dat hij er had staan schreien als een
kind. „Hoe is het mogelijk", had hij gezegd,
„in deze eeuw nog zóóveel geloof*te vinden
nog zoo te zien bidden''. En dit oogenblik was
voor hem zooveel geweest als een heele retraite
yoor anderen.
Inderdaad. Het „Katholieke" Polen levert
een schouwspel op 200 diep aangrijpend, dat
men het aanvoelt als een openbaring en onder
gaat als een geweldige preek, die den hoorder
aanpakt tot in het diepste van zijn gemoed En
«ooals Christus van den hoofdman zeggen kon,
dat Hij zooveel geloof in Israël niet had ge
vonden, zóó kunnen wij van Polen getuigen, dat
geen geloofsuiting van Italië zélf, het haalt bij
hetgeen men dagelijks ziet in de kerken van
dit land.
"Voor Hollanders moet het verbijsterend zijn,
zoolang zij zich niet overtuigd hebben van meer
zuidelijk geloofsleven. Maar zelfs als men daar
aan gewend is, zal Polen nog weer heel iets
anders zijn. Hier is elke gedachte aan het
„theatrale", vreemd; in Italië heeft de devotie
zoo dikwijls te veel van 'n opzettelijk exhibitio
nisme, en. het mooie gebaar overheerscbt er.
Waar het uiterlijk zóó verzorgd is, zet men
de gedachte aan louter sehoonen schijn nooit
zoo gemakkelijk van zich af. Het kushandje dat
de Italiaan zijn madonna toewerpt, krijgt iets
van gewilde naïveteit.
In den zuidelijken zonneschijn wordt heel
de dèvotie zelf als muziek, en de gebeden der
menschen hebben er van zelf ook heel de wel
luidendheid van hun taal en hun ztfrgloos
Al zijn leed droeg dit volk al biddend voor
sp sv.yi AnoqeS3iae3{ tnu.yv 'Ji-ieH ep jobu
leven. Het kan innig en warm zijn, maar het
is altijd zonning. Ook in zijn gebed rijmt de zui
derling voortdurend „cuore" en „amore" saam
en dat gebed zelf wordt een liefdelijke canzone.
Het is een glimlachende teederheid; en elk
gebed ademt er als een voorsmaak van het
paradijs.
In Polen is dit heel anders. Hier doet elk
biddend mensch u onmiddellijk aan, als iemand
uit een tragedie. En het is begrijpelijk in dit
land, waar als in géén ander, zulk een nauw
verband bestaat tusschen nationalisme en ge
loof. In dit land is sinds eeuwen geleden. An
derhalve eeuw was dit volk de prooi zijner
vijanden, weerloos overgeleverd, van zijn vrij
heid beroofd en onzelfstandig geworden. Waar
de Russische knoet heerschte, was Rome de
vijand. De vervolgingen bleven niet uit. Daar
geloof en vaderland als één begrip was, wer
den da helden martelaars. Die voor Polen leed,
stierf met Christus' naam op de lippen. Men
kende er geen vaderlanders zonder het Room-
sche stempel, zooals het eenvoudige volk er
nóg geen priester vertrouwt die geen Poolsch
spreekt.
Maar zóó werd ieder gebed er een droef „de
profundis", een altijd weer hernieuwd verzach
ten om redding, om bevrijding. Waar de pijnen
der slavernij weer iederen dag op nieuw ge
leden werden, was ook het besef van „de
slavernij des duivels" veel levendiger, dieper,
tragischer. Dit volk in boeien en banden, keer
de zich van zelf tot den weenenden Christus
met de doornenkroon. Het „verlos ons van den
kwade" kreeg hier een dubbele beteekenis. en
de omstandigheden drongen tot een telkens her
haald „miserere". Tegen den achtergrond der
politiek, den achtergrond van 's lands droeve
historie, doofden de blijde kleuren der liturgie
en verstomde de jubel. Hier werd geloof weer
■wat het in de Catacomben geweest was: een
kreet naar God, uit een wereld vol ellende.
Een volk in leed en druk vergeet het glan
zend „Te Deum" voor de smartgebeden dei-
donkere lijdensweek.
Zoo bad Polen, of leerde het bidden, in den
tijd van zijn nationalen rouw, die honderd en
vijftig jaar duurde.
het altaar; maar ook al zijn hoop droeg het
Daarbuiten, op straat en plein, waren alle uitin
gen van vaderlandsliefde en van nationaal ge
voel natuurlijk verboden. Standbeelden konden
er niet worden opgericht, en zelfs op grafmonu
menten werd een streng toezicht uitgeoefend.
Daarom werd de Kerk vanzelf de -wijkplaats
voor de groote vaderlanders na hun dood, al
was zij daarom ook nog geen vrijplaats. Alle
mannen van beteekenis werden zooveel moge
lijk In de kerken begraven in de tijden der ver
drukking. Daar waren de groote dooden veilig.
Maar ook kon men ze huldigen, hun beelden
plaatsen, hun aandenken in marmer en brons
vereeuwigen. En dSAr zetten zij de lessen voort
die zij in hun leven gegeven hadden, en bleven
zij opwekken tot moed en vertrouwen, tot vol
harding en trouw, tot dat geloof in Polen, dat
als de dndere zijde was van het geloof in God.
Zoo werd Sienkiewiccz, de groote roman
schrijver, bijgezet in de crypte der kathedraal
van Warschau, en het hart van Chopin, den
componist, in een andere kerk der hoofdstad.
En met eiken grooten doode, dien de Polen
er ter ruste legden in schaduw der Room-
sche heiligdommen, pleegden zij telkens als
opnieuw een vroom geweld óp het hart van
den God, waarin zij zoo vast geloofen: „help
ons, red ons,"; maar telkens was het ook weer
als een vernieuwde geloofsbelijdenis, niet al
leen van hun .geloof in de verrijzenis des
vleesches, maar ook, een evenzeer, van hun ge
loof in de verrijzenis van Polen.
Zoo werd Iedere kerk als een pantheon De
vele graftomben geven elk iets lugubers. Maar
zóó kregen ze ook alle iets van echt nationale
heiligdommen, om degenen, die geleefd hadden
voor Polen, die misschien voor het vaderland
gestorven waren, die in elk geval allen na hun
dood de levenden bleven opwekken tot dulden
en dragen in vertrouwen.
Vreemd komt het ons voor, hoe dl die ber
ken in Polen, die van de groote steden zoo
goed als die der kleine dorpen, gehouden
zijn in één en denzelfden stijl. Oorspronkelijk
waren er Romaansche en gothieke kerkeD in
dit land, zoo goed als overal. Maar op het eind
der XVII de eeuw onderging Polen in wel zeer
sterke mate den invloed der Renaissance van
Italië. Alle kerken werden alsdan ongevormd
in den geest des tijds, naar den smaak dier
dagen, en de Parok zegevierde. Overal werden
er altaren geplaats, met kolommen en wappe
rende engelen, wolken en stralen en drukke
beelden, in marmer van verschillende kleur en
awaar verguld: de overdaad van een stijl, die
ens voor een kerk al wel heel weinig geschikt
lijkt* een uitbundigheid, die meer passend is
voor de opera, dan voor een huis des gebeds.
Zóó zagen de kerken er uit, toen de groot be
proeving kwam en de dagen dèr nationale
p»mp over Polen hun schaduw wierpen.
ZILVEREN HOOGLEERAARSJUBILEUM
En sinds bleef alles, zooals het was. Het land
verarmde snel. De verbindingen met het buiten
land werden verbroken. De belangstelling der
maSsa gold de kunst niet meer, maar de poli
tiek. Voor het overige kwam er in heel het
geestelijke leven, op cultuurgebied vooral, een
gewelddadige stilstand. En alles bleef ongewij
zigd, wat niet in zich verviel, wat niet door
de vreemde heerschers werd afgebroken. Ter
wijl de overige wereld langzaam aan de Barok
ontkwam en eindelijk terugkèerde tot de zuivere
vormen, der gothlek, zoodat de oude kerken
overal gezuiverd werden van den wansmaak
en, hersteld naar nieuwe inzichten, haar vrome
eenvoudige schoonheid terugkregen, bleven de
rococo-engelen in de Poolsche kerken onge
moeid, de altaren ongewijzigd, de gebouwen
zelf onaangeroerd.
Maar misschien was het niet louter armoede,
die hiervan de oorzaak was en zat er deze ge
dachte ook wel op den voorgrond. Laten wij
ons verleden zuiver houden van vreemde in
vloeden! Mèt de vreemden was het ongeluk
gekomen; zoo kon dus al wat vreemd was, ver
dacht zijn. Het berkgehouw zooals dat er stond
met zijn weelderigheid en zijn overdaad, zijn
krullen en ranken, was hét laatste overblijfsel
van het eenmaal vrije, zelfstandige land, dat
grootheid eii rijkdom gekend had; zoo liet
men de kerken zelf dus, in haar ouden staat,
als heilige relieken vóórtbestaan, die getuig
den voor wat eenmaal was; die de herinnering
aan het voorbijë levendig hielden, en vooral
den droom niet opgaven, den droom der her
opbeuring, die den Polen per slot de kracht
moest verleenen, om als natie te blijven voort
bestaan.
Zoo sprak dit Poolsche- kerkgebouw dus,
met zijn rouwende grafsteenen zoowel als met
zijn rumoerige pronkaltaren, één zelfde taal
tot de Poolsche ziel: de taal van het verleden.
Het was een blijvende prediking, die de kerk
gangers maande tot verootmoedigd smeeken:
verlos ons, red ons tot een nieuw bestaan
De tien jaren van vrijheid en zelfstandig-
beid, die Polen sinds het einde van dén groo
ten wereldoorlog thans doorleefd heeft, hebben
in de ziel van het volk nog geen speurbare wij
ziging gebracht. Mettertijd kan dit anders wor
den en, naar wij hopen, blijft dit sympathieke
volk gespaard voor overmoed. Maar -jp het
oogenblik bidt het nog als in de dagen der
verdrukking met diezelfde hartstochtelijke in
nigheid, met diezelfde tragische smartelijk
heid, met diezelfde roerende overgave die ons
eenvoudig versteld doet staan.
Banken zijn er niet veel in die kerken, dik
wijls zijn er maar enkele, hier of daar in een
hoek. Deftige zitplaatsen met fluweeleu kus
sens, en bidstoeltjes met den naam der eige
naars, bestaan er niét. Hier zijn allen gelijk
voor God, gelijk in ootmoed en verzaking van
de persoonlijkheid. Meest knielen er de men
schen op de steenen vloer.
Het is êen wonderlijk gezicht, zoo'n Poolsch
kerkinterieur, lioo de geloóvigen er, ieder
raar zijn ingeving, allen door elkaar, ge
knield zitten, deze hier, die daar, meisjes
met fijne schoentjes, bedelaars met bloote
voeten, mannen, heeren en dames en kin
deren. Iedér knielt met groote ingetogenheid
bij het binnenkomen als bij het uitgaan. Waar
er geen banken zijn, kun je oude vrouwen met
simpel hart in alle vertrouwelijkheid gehurkt
zien zitten op de trappen der altaren. Daar is
van oneerbiedigheid geen spoor of zweem.
Daartoe hoeft dan ook niet tot eerbied gemaand
te worden met opschriften. De één hindert den
ander niet; de biddende zien er zelfs geen
andere bidders. Ieder is er zoo geheel in zijn
gebed verslonden, dat hij er met niets
anders bezig is, dan met zijn heer en God, in
het besef der eigen ellendigheid.'Je hoort er
fluisteren, zuchten, snikken. Je kunt er men
schen zien in de houding van smeekelingen
en smachtenden, dat je het koud om 'het hart
slaat.
Daarbij zijn zij er niet verwend met kerk
muziek. Terwijl het orgel speelt, zingen de
geloovigen de gezangen. Het is verre van fraai.
Neen, het is zeker niet de muzikale opluistering
der heilige diensten, die ze aantrekt. Ze komen
ui<- devotie en overtuiging.
Altijd zijn er massa's altaren, tegen de zij
wanden en tegen de pijlers aangedrukt. Even
als in Italië zijn er vele schilderijen op die
altaren geplaatst en liefst zelfs twee te
gelijkertijd. De Polen houden er veel kleine
devoties op na, tot hun verschillende heiligen
ei. patronen. Al die altaren zijn overal met
levende bloemen gesierd, die door de kerkbe
zoekers geofferd en gebracht worden. Ook hier
heeft de kleine Theresia van Lisienx de harten
stormenderhand veroverd.
Maar de Madonna neemt geregeld de groot
ste plaats in. De schilderijen, die Maria voor
stellen zijn in den regel belegd met zilveren
platen, voorzien van openingen, waardoor men
het gelaat van den Moeder en het Kindje en
hun handen zien kan, omringd door edelstee-
nen. Zoo ziet men er ook verschillende hei
ligen „behandeld"; aan deze Griekscli-ortho-
doxe versieringswijze proeft men het nabijë
Oosten.
Na de mis gaan velen hun nagebed doen
bij de beeltenissen der verschillende bescherm
heiligen in de nevenkoortjes en zijkapellen.
Overal opnieuw diezelfde verslondenheid in 't
gebed, diezelfde smeekende aandrang, diazelfde
vaak extatische ontheffing. Bij dit geknield
en gebogen bidden is alle vertoon wel zeer
verre. De gedachte aan eenige gewilde uiter
lijkheid komt hier zelfs niet bij je op. Trouwens
dc- plavuizen van den kerkvloer zijn er hard en
kil. En dan kruipen de knielenden meest nog
in de schaduwige hoeken.
Wat den biechtstoel betreft, dat is iets
anders. Die staat midden in de kerk. Het is
een stoel tusschen twee planken afschuttingen
Gordijntjes komen er niet bij te pas. De pries
ter en de boeteling zitten er voor iedereen
zichtbaar. Biechtkapellén met deurtjes bestaan
er niet. Het is wel heel zonderling voor ons, die
gewend zijn aan zooveel omslag. Dat gaat hier
alles veel eenvoudiger toe. in groote onbevan
genheid, inderdaad open en bloot. Hier is het
geloof een realiteit in het leven, die niemand
onder stoelen of banken stopt.
In het portaal der kerken hangt doorloopejad
een groot kruisbeeld. De kerkbezoekers kussen
ev de voeten vatt den Heiland hij het in- en
uitgaan. En heel yeel menschen zie Je, zelfs, in
het hartje van AVarsehau. den hoed afnemen
wanneer ze een kerk voorbijgaan.
BONTE EN BIJZONDERE TYPEN
De Vrije Universiteit straalt tegenwoordig
in den glans der zilveren jubilea.
Na prof. Woltjer en prof.f Anema herdacht
gisteren prof. Diepenhorst, dat hij voor vijf-en-
twintig jaren ben-oemd werd tot hoogleeraar.
Jarenlang gaf hij aan de „Rotterdammer"
een in waarheid verlichte leiding van breede
allure, nationaal in den echten zin van het
woord.
Als er in de kringen zijner geloofsgenooten
een degelijke opruiming is gehouden onder het
esteerend anti papisme, dan is dit niet op de
laatste plaats te danken aan den invloed, aan
den breeden blik van mannen van het slag van
Diepenhorst.
Hij is van het echte wagenschot.
Van het hout, waaruit men van alles zaagt,
dat goed is.
Ook ministers.
En wij gelooven niet ver mis te slaan, wan
tieer wij vermoeden, dat hij al lang in Den
Haag achter de groene tafel had gezeten, als
zijn universiteit hem beter had kunnen missen.
Maar welk een rol hij daar speelt, dat blijkt
beter nog dan uit den omvang en het gewicht
der vakken, die hij heeft gedoceerd, uit het
aantal pnomotie's, dat ouder zijn leiding
plaats had.
De zeer gröote helft der promotie's van de
juridische faculteit der Vrije Universiteit nam
hij voor zijn rekening.
Dat teekent den bezielenden invloed die van
hem uitgaat.
Van zijn werkzaamheid of politiek terrein zij
allereerst vermeld, dat hij in 1908 door de A.R..
partij werd gekozen tot lid van den Amster-
damschen Raad, waarin hij toen tot 1913 zitting
had. Later maakte hij van dit college nog van
1918 tot 1921 deel uit. In laatstgenoemd jaar
bedankte hij in verband met zijn benoeming tot
lid der Eerste Kamer. Deze benoeming maakte
ook een einde aan zijn lidmaatschap van de
Prov. Staten van Noord-Holland, dat hij even
eens sinds 1918 bekleedde.
In de Antirevolutionaire Partij vervulde hij
verscheidene belangrijke functies, zoo was hij
ondervoorzitter van het Centraal Comité dier
partij en voorzitter van het provinciaal Noord
Hollandsch Comité.
Van den Hoogen Raad van Arbeid is hij
vice-voorzitter en lid van de Centrale commis
sie voor de Statistiek.
In 1910 werd hij voorts benoemd tot politiek
hoofdredacteur van de „Rotterdammer", welke
functie hij tot voor enkele jaren bekleedde, In
tal van tijdschriften verschenen daarnaast ar
tikelen van zijn band, terwijl hij eveneens ver
scheidene boeken schreef, o.m. „Voorlezingen
over economie", „Grondbeginselen der econo
mie", „Onze Staatsinrichting", „Geschiedenis
der Arbeidswetgeving" en „Onze strijd in de
Stat'en-Generaal".
Gisteren is in het Paviljoen Vondelpark te
Amsterdam - Prof. Mr. P. A. Diepenhorst ter
gelegenheid van zijn vijf en twintig-jarig ambts
jubileum als hoogleeraar aan de Vrije Universi
teit te Amsterdam door vrienden en vereer
ders gehuldigd.
Velen die verhinderd waren den jubilaris
hun opwachting te maken, hadden door het zen
den van bloemstukken of telegrafische geluk-
wenschen blijk gegeven van hun belangstelling.
Verschillende officieele persoonlijkheden
woonden de huldigihgsbijeemkomst bij.
Namens het huldigingscomité sprak Mr. S.
de Vries den jubilaris toe.
Alle vrienden en vereerders van den jubi
laris hebben een som gelds tezamen gebracht,
die bestemd is om voor een gedeelte de kos
ten te dekken van een studiereis, die Prof.
Diepenhorst naar Nederlandsch-Indië wil
maken. Dit bedrag overhandigde spr. den jubi
laris onder couvert.
Prof. Diepenhorst sprak daarop enkele har
telijke woorden van dank.
Alle aanwezigen maakten van de gelegenheid
gebruik om den jubileerenden hoogleeiraar per
soonlijk geluk te wenschen
Het Fransche Koloniale leger telt verschillen
de interessante soldatentypen, typen, nog niet
zoo zeer opvallend door hun persoonlijkheid, dan
wel door hun bonte, exotische kleedij.
Nu onderscheiden zich koloniale troepen .ove
rigens overal door hun eigenaardig voorkomen,
dat vooral zijn oorzaak vindt in de bijzondere
manier van oorlogvoeren, die nog steeds in
de koloniën noódig is.
De gewone staande legers hebben al het Schil
derachtige van hun vroegere uitrusting er aan
•gegeven. De Engelsehen ondervonden vooral in
den Boerenoorlog hoe gevaarlijk een opvallende
uniform voor den drager kan worden. Scherp
schutters als de Boe-ren schoten speciaal de van
goud schitterende officieren uit de tegen hen
optrekkende gelederen der Britsche troepen,
die er danig door in de war werden gebracht.
Het kakhi is dan ook een Engelsche uitvinding,
die in den wereldoorlog overal toepassing heeft
gevonden. Toen stonden er legers tegenover
elkaar, die wat uitrusting en kleeding betrof,
weinig van elkander verschilden, althans in
vergelijking met de bonte heerscharen, die in
Napoleon's tijd en zelfs nc-g in den Fransch-
murc'---' w-v t-v
"it
Een onderofficier van de Mehara.
De kleurige, bonte uniform, die eertijds
tallooze door den uiterdijken schijn misleiden
in de legers lokten, heeft afgedaan, of doet nog
slechts bij parades dienst. Wat een kleurige
uniform draagt, blijft tegenwoordig thuis of
bekleedt een heel hoogen rang en houdt zich
dus uit de vuurlinie.
In vergelijking met vroeger zien officieren
en soldaten er tegenwoordig simpel en onop
vallend uit.
Men heeft in den huidigen gemecbaniseerden
oorlog ook geen uiterlijk vertoon noodig. De
soldaat telt trouwens niet eéns meer mee.
In de koloniale legers, waarover we bet zoo
even hadden, speelt de ouderwetsehe strijd van
man tegen man en de intimidatie van onbe
trouwbare onderdanen een groote rol.
Een wie een zwerftocht langs de Noord-Afrl-
kaansche kusten blaakt, kan zijn aan grijs,
grauw en armetierig blauw gewende- oogen zich
in dé bontste en kleurigste soldatenpakjes doen
verlustigen.
Niet alleen de Franschen weten allerlei tin
ten te combineeren, die bij het fel genuanceerde
leven der Zuidelijke landen passen.
De Italianen he-bben in Tripoli en Cyrenaïka
troepen gelegd, die in de brutaalste kleuren
zijn gestoken. Askari's en zwavtgehemde fas
cisten vormen er de zonderlingste contrasten.
Het vreemdelingenlegioen ziet er armelijk uit.
De spahi's daarentegen maken soms den indruk
van zonen te zijn van den een of anderen Öos-
terschen monarch.
En hoe meer me«i de binnenlanden indringt,
des te opmerkelijker soldatentypen men ont
moet.
De bijna koninklijke uniformen hebben hier
werfkracht bij bevriende en ze boezemen 'res
pect in bij vijandige stammen.
Een heel eigenaardig en romantisch corps
„is dat der meharisten.
Deze meharisten zijn kameelruiters, die de
mooiste en snelste beesten van het land be
rijden. Het zijn inboorlingen. Ze worden echter
door Fransche officieren en onderofficieren ge
commandeerd.
Men kent dit corps kameelruitenh als de
Mehara en de Mehara handhaaft de orde in
Zui-d-Algerië, maar ze strekt haar tochten tot
in het hart van de Sahara uit en opereert zelfs
langs de grenzen van de Spaansche kolonie
Rio del Oro.
De Mehara is .daarbij een corps van verken
ners, een corps, dat uit onversaagde, onvermoei
bare kerels bestaat.
Hun officieren, die allen eveneens een me
hari berijden, belïooren tot de bekendste en
ondememendst-e uit het kader der Fransche
kolonialen.
De verkenningstochten der meharisten duren
soms weken en maanden. Ze komen bij de ver
volging van roovendo Bedouïnen tot in de uit
hoeken van de woestijn en vormen eigenlijk
een zwerversstam op zich zelf, met hun com
mandant als sheik. Hun tenten kan men vinden
in de meest afgelegen oase of op één der kale,
onvruchtbare plateaus van de Sahara, welke
niet alleen uit êen zandwoestijn bestaat, maar
door talrijke bergketenen doorsneden wordt.
Talrijke meharisten laten hun leven voor de
zaak van Frankrijk, die in zooverre de hunne
is, dat ze door dit land betaald worden en
daardoor den moeilijken strijd om het bestaan
niet behoeven te voeren, een strijd, waardoor
hun bruine broeders vaak tot wanhoop worden
gebracht.
Maar, zóoals gezegd, hun beroep is gevaar
lijk. Regelmatig vinden er in de Sahara bot
singen plaats tusschen opstandelingen en ko
loniale troepen. Dat gebeurt zoowel in de Fran
sche, Italiaansche en Spaansche gebieden. Men
hoort er slechts weinig van, doch vele stoere
woestijnzonen komen in deze botsingen aan hun
einde. En vaak spelen zich onder de brandende
Afrikaanscbe zon episodes af, die getuigen van
menschenmoed en menschengrootheid.
Onlangs vertelden de Fransche bladen iets
over de heldendaad van den Meharistenkorpo-
raal Mohammed ben Ali.
Hij rust thans onder de palmen van een
oase, na vriend en vijand van den dood door
versmachting te hebben gered.
Het gebeurde op een achtervolging van een
stam, die zich aan veeroof had schuldig ge
maakt.
Een troep meharisten trok wekenlang achter
de veedieven aan en vond tenslotte een spoor,
dat slechtsacht dagen oud was. Maar kort
daarna verloren de gidsen den weg en na
uren zwerven stonden de kameelruiters opeens
tegenover den vijand. Er ontspon zich een
woestijngevecht. Eike man achter een hoop
steenen, voor elk hoofd, dat zich te ver waagde,
een kogel
Uren achtereen lagen de tegenstanders in de
brandende zon en één voor één werden ze door
den dorst buiten gerecht gesteld.
Het was op dit oogenblik, dat Mohammed ben
Ali, ofschoon zwaar gewond, zijn laatste krach
ten verzamelde en zich naar een nabijen water
put sleepte, die steeds onder het kruisvuur
der partijen had gelegen. Hij slaagde er in,
zijn waterzak te vullen, laafde daarmede zijn
kameraden en zijn tegenstanders en zonk toen
ineen.E,
MGR. F. JANSSENS
Naar wij vernemen is de Hoogw. Generaal Abt
der Cisterciensers Mgr. F. Janssens heden per
s.s. Volendam van New-York te Rotterdam aan
gekomen.
Waarschijnlijk op 1 December a.s. zal Z. H.
W. in Onsenoort te Nieuwkuijk pontificeeren
bi, gelegenheid der viering van zijn 25-jarig
Professiefeest, dat viel op 8 September j.l. doch
werd uitgesteld tot na diens terugkeer uit
Amerika.
ALB. TOONEN.
Te Cuyk overleed op ruim 80-jarigen leeftijd
de heer Albert Toonen, oud-wethouder der ge
meente Cjnyk c.a„ lid van het R. K. Kerkbe
stuur, voorzitter van het Parochiaal Armbe-
stur en gedurende meer dan een halve eeuw
voorzitter der St. Vincentiusvereeniging.
„PASSING SHOW".
De uitvinding van dien draaienden
vloer;schrijftafeleen cog
nacjeeen weinig muziek
schrijfmateriaalen weer terug
naar den lekkeren warmen haard.
Dit is het katholieke Poien van eiken dag.
Maar ik zal u ook nog van zijn nationale heilig
dommen vertellen, waar de godsdienstzin van
dit volk zijn groote momenten beleefd.
Overwerkvergunning voor brood- en
banketbakkerijen
De Minister van Arbeid, Handel en Nijver
heid, heeft onder bepaalde voorwaarden aan
hoofden of bestuurders van broodbakkerijën,
waarin tevens koek-, banket-, chocolade- en
suikerwerken worden vervaardigd, in alle ge
meenten des Rijks vergund, dat in het tijdvak
van 18 November tot en met 5 December 1929
op werkdagen en bovendien op 21, 23, 24, 28,
30 en 31 December 1929;
le. in afwijking van het bepaalde in art.
40, eerste lid, der Arbeidswet 1919 de werktijd
van de in hunne onderneming werkzame bak
kersgezellen per dag met ten hoogste 2 uren
en per week met ten hoogste 12 uren wordt
verlengd
2e. in afwijking van het bepaalde in de artt.
23 en 24 der Arbeidswet 1919, door de in hunne
onderneming werkzame jongens van 16 en 17
jaren gedurende ten hoogste 10 uren per dag
en 55 uren per week arbeid wordt verricht.
Overwerkvergunning voor
broodbakkerijen
De Minister heeft voorts onder bepaalde voor
waarden vergund, dat in broodbakkerijen in
alle gemeenten des Rijks:
le. door hoofden of bestuurders en door bak
kersgezellen, in afwijking van het bepaalde in
artikel 35, tweede lid, der Arbeidswet 1919,
bakkersarbeid wordt verricht:
a. op Donderdag 5 December 1929 tusschen
2 en 6 uur des voormiddags;
b. op Dinsdag 24 December 1929 tusschen
12 uur 's nachts en 6 uur des voormiddags;
c. op Dinsdag 31 December 1929 tusschen 1
en 6 uur des voormiddags.
Aan hoofden of bestuurders van broodbak-
Zonder RECLAME geen
omzet, geen winst; de
DRUKINKT is de kracht
van 't huidige zakenleven
kerijen in alle gemeenten des Rijks wordt ver
gund, dat, in afwijking van het bepaalde bij
artikel 35, zesde lid, der Arbeidswet 1919. op
Donderdag 5, Dinsdag 24, Vrijdag 27 en Dins
dag 31 December 1929 deeg of brood, dat na S
uur des namiddags van den vorigen dag ge
bakken of Opgewarmd is: le van 7% uur des
voormiddags af uit bet gebouw met aanhoorig-
heden, waarin zich de broodbakkerij bevindt,
wordt vervoerd: 2e van 8 uur des voormiddags
af wordt verkocht of afgeleverd.
Het rapport van de commissie van
onderzoek aan den minister
De destijds door den minister van Arbeid,
Handel en Nijverheid ingestelde commissie
inzake het cedeaustelsel van welke commissie
het Tweede Kamerlid mr. baron van Wijnber
gen voorzitter is, heeft gisterennamiddag haar
rapport aan den minister aangeboden.
J, C. CLA ASSEN t
Te Hapert is in den ouderdom van 63 jaar
overleden de heer J. C. Claassen, in leven wet
houder van Hoogeloon c.a. en industrieel. Hij
was de promotor voor den bouw der nieuwe
kerk en het zusterklooster, waarvoor hij de
gronden geheel belangeloos afstond.
Vroomheid en godsdienstzin moeten van
het bijgeloovig mengsel goed worden
onderscheiden
KERKELIJKE FEESTEN EN
VOLKSGEBRUIKEN
Op Catharina-dag doen telken jare te Parü®
de Catharinettes zich gelden, dit jaar intusspb®®
binnenshuis, op eigen verzoek. Maar de Path*
sche jongedames hebben overigens van het Sb
Catharina vieren niet het monopolie. In de®
Elzas en in Lotharingen heeft 25 November ee®
zelfde beteekenis, als er in de Fransche hoofd*
stad aanwordt gegeven. Het Fransche spreek'
woord „Coiffer Sain-te Catherine", dat aeove®.
zeggen wil als „oude vrijster blijven" wordt
in overeenkomstigen zin toegepast, en in ond®£
scheidene streken zijn er eveneens volksgebrip*
ken aan verbonden. Het gaat er ook daar ora'
of meisjes ongehuwd zullen blijven, waaraa®.
dan een vermaning is verbonden: dat ze. hebb®®
op te schieten, of zich anders hebben te gedra'
gen.
In dorpen van S.tein- en Krausthal komen °P-
den vooravond van Sinte Catharina-dag de of£
gehuwde meisjes, hij elkander om gezatuen'" -
het vérmaardo Catharina-vuur te ontsteken, D£
heeft een zinnebeeldige, hoewel bijgeloovig® b®"
teekenis. Bij al soortgelijke gebruiken moete.
trouwens het vrome en het godsdienstige va
bijgeloovig mengsel goed worden onderscheid®®*
Maar tevens mag niet worden vergeten, dat a
Catherinettes, met' name die te Parijs, den da*
beginnen met een H. Mis in de Notre Dame
Bonne Nouvelle.
Het Catharinen-vuur van de-dorpen in Stet
en Krausthal wordt in een soort bijgeloof a'
een soort „deugdproef" beschouwd. De bijS.
loovige opvatting zegt, dat een meisje, dat W
het dansen rondom het Catharinen-vuur d®
rook in het gezicht krijgt, niet meer moet W°
den geacht waard te zijn een bruidskrans
dragen. Ze wordt dan ook geplaatst buiten
Catharine-viering. Meisjes, die zich zelf wat
verwijten hebben, plegen dan ook deze ave®
bijeenkomsten niet mee te maken, omdat ze n'®
de kans willen loopen om openlijk te worde
buitengesloten.
Vroeger ging een dergelijke plechtigheid g
strenge gebruiken gepaard. Het onwaard'S
meisje kreeg een roode kap op het hoofd, wel
haar1 voor de deur van het kerkgebouw w«®
werd afgerukt. Op den feestdag van 'Catliarïn
zelf zag ieder fatsoenlijk meisje een krans va~
dennetakken op de deur van haar woning Z*
spijkerd. De uitgestootene werd gebrand,m®T
met een krans van stroo op dezelfde plaats.
Ook de krans van dennetakken had beteek®"
nis. Het meisje, voor wie een dergelijke krn®
was aangebracht, nam er een dennetakje
en deed het aan het vuur ontbranden. Het m®1
ie,, wier takje het vlugst en het snelst was 1
gebrand, stapt het eerst In het huwelijksbootje;
Een half verbrand takje beteekent, dat
meisje, vóórdat bet jaar voorbij is, een vrU®
zal krijgen. Het takje, dat aanstonds uitdoof
voorspelt niet veel goeds!
Dit alles gaat nu nog hier en daar verged®1
van toepasselijke liederen.
Andere symboliek zit in de ceremonie
d êt
kaarsen, welke voor het beeld van St. Catharl®
worden ontstoken. De kaarsen zijn bont Z*
kleurd en bonte slingers van rozen omvatte
vlammende harten. Ook worden kaarsen
harten beschilderd. Ze zijn zeer in trek bij
meisjes met onbeantwoorde liefde. Hier en da!
wordt in de kaarsen een metalen ringetje ge".
daan, dat bij bet opbranden van de .kaars al 0
niet smelt. Als bet ringetje heelhuids uit 4®*^
vuurproef te voorschijnkomt, is dit een Z°e
teeken: alle moeilijkheden zullen worden ov®
wonnen.
Evenals te Parijs kent men in Elzas Lot®^
ringen ook het opzettèn van muts of kap-
leeftijd is hier beslissend: Wie het negen
twintigste jaar ingaat, bevindt zich offi®l®e
tenminste voigeus St., Catharina-gebruik, op
de®
sen van de meisjes, die toch een vrijer èn
man kregen, verhuizen naar bet armste „g
dat de muts dan dragen mag. Zoo'n gesche
brengt dat meisje geluk aan.
St. Catrien wordt overal met feestelijkb®^
besloten. Er wordt 's avonds een bal gegekt
waaraan echter alleen door de meisjes tv"
deelgenomen. De mannen hebben meestal e®
het toekijken, als penitentie, dat ze zool®
of tot dan toe oude of jonge vrijgezellen bleLji
en niet zórgden, dat de witte of roode mnt,ejv
al niet eerder Tifj deze of gene konden wo®
afgeschaft, wat immers het natuurlijke 'eVe[et
doel is van de meeste jonge meisjes, al of
boven de negen en twintig..
A-
i.isisjïj;-ffjv'r' -
V: V'
w
I.CUUIIUOIU VUlfaCUO UVa. ui»,
critieken leeftijd. Ieder meisje, dat als goed
degelijk bekend staat, en niet ouder is
negen-en twintig jaar, gaat in optocht met
anderen op „Catrien" naar de kerk, wahr.®
een roode kap op krijgt.
Is het critieke jaar bereikt, is men negen.
twintig, dan hoeft .de .roode muts afgedaan
treedt een witte, kunstig geplooide,, in de P''®a
Alle moeite om den leeftijd te verbergen, en
jaartje te smokkelen, is tevergee.fsch: daar f.j
gen de lieve evennaasten wel voor. In geval j
twijfel worden de boeken geraadpleegd. In JU'
dorpje Ottrot treden de meisjes met den cri
ken leeftijd zelf en uit eigen beweging
voren, om de witte muts en daarmee de 1>K&'
ming van „oude vrijster" te ontvangen. Oei®
kig wordt het niet al te ernstig opgevat. °t
die van negen en twintig kunnen nog br®
meedoen, en er trouwen er heel wat, .die op
trouwdag haar witte „oude vrijstersmuts" a'f
9int Catharina kunnen wijden, dit ook t,
volgens oude traditie. De afgedankte witte
u JL, Innlt rtAtl tTT?I ÖT Tl
DOOR EEN AUTO AANGEREDEN
Gisteren werd de voetganger T. door e^,
auto, bestuurd door den heer S„ in de He®1^
straat te Bussum aangereden. De heer -T*
kwam een hersenschudding en een gape
wond boven het rechteroog; hij werd
Daelmans binnengebracht en na verbon
te zijn, naar zijn woning vervoerd.
l'KOUi' VLlCMl-' VAlf. 13MN FRAXSVU KKEEENVLlilUTVlQ, DjD D.h, ju, die op iet yücgvWU. blerisuac,. uy ilurdttMS
plaats vond, Het jliegtuig heeft drie motoren, een vlucht van 40 M. en kan 40 passagiers vervoeren,