HET KATHOLIEKE POLEN. Uit een leger van koloniale troepen EEN DIEP ONTROEREND GELOOFSLEVEN. DINSDAG 19 NOVEMBER 1929 EERSTE BLAD. PAGINA^ HOE DE POLEN BIDDEN EN WAT MEN ZIET IN HUN KERKEN. PROF. DR. P. A. DIEPENHORST MENSCHENMOED EN MENSCHENGROOTHEID ARBEIDSWET 1919 lil. HET CADEAU-STELSEL Sinte-Catharina-dag r* r- door FELIX RUTTEN Men heeft mij hier van een Franschen jour nalist verteld die bij een bezoek aan een van Polens heilige plaatsen, zoo hevig was geroerd door het gezicht der biddende menschen al daar, dat hij er had staan schreien als een kind. „Hoe is het mogelijk", had hij gezegd, „in deze eeuw nog zóóveel geloof*te vinden nog zoo te zien bidden''. En dit oogenblik was voor hem zooveel geweest als een heele retraite yoor anderen. Inderdaad. Het „Katholieke" Polen levert een schouwspel op 200 diep aangrijpend, dat men het aanvoelt als een openbaring en onder gaat als een geweldige preek, die den hoorder aanpakt tot in het diepste van zijn gemoed En «ooals Christus van den hoofdman zeggen kon, dat Hij zooveel geloof in Israël niet had ge vonden, zóó kunnen wij van Polen getuigen, dat geen geloofsuiting van Italië zélf, het haalt bij hetgeen men dagelijks ziet in de kerken van dit land. "Voor Hollanders moet het verbijsterend zijn, zoolang zij zich niet overtuigd hebben van meer zuidelijk geloofsleven. Maar zelfs als men daar aan gewend is, zal Polen nog weer heel iets anders zijn. Hier is elke gedachte aan het „theatrale", vreemd; in Italië heeft de devotie zoo dikwijls te veel van 'n opzettelijk exhibitio nisme, en. het mooie gebaar overheerscbt er. Waar het uiterlijk zóó verzorgd is, zet men de gedachte aan louter sehoonen schijn nooit zoo gemakkelijk van zich af. Het kushandje dat de Italiaan zijn madonna toewerpt, krijgt iets van gewilde naïveteit. In den zuidelijken zonneschijn wordt heel de dèvotie zelf als muziek, en de gebeden der menschen hebben er van zelf ook heel de wel luidendheid van hun taal en hun ztfrgloos Al zijn leed droeg dit volk al biddend voor sp sv.yi AnoqeS3iae3{ tnu.yv 'Ji-ieH ep jobu leven. Het kan innig en warm zijn, maar het is altijd zonning. Ook in zijn gebed rijmt de zui derling voortdurend „cuore" en „amore" saam en dat gebed zelf wordt een liefdelijke canzone. Het is een glimlachende teederheid; en elk gebed ademt er als een voorsmaak van het paradijs. In Polen is dit heel anders. Hier doet elk biddend mensch u onmiddellijk aan, als iemand uit een tragedie. En het is begrijpelijk in dit land, waar als in géén ander, zulk een nauw verband bestaat tusschen nationalisme en ge loof. In dit land is sinds eeuwen geleden. An derhalve eeuw was dit volk de prooi zijner vijanden, weerloos overgeleverd, van zijn vrij heid beroofd en onzelfstandig geworden. Waar de Russische knoet heerschte, was Rome de vijand. De vervolgingen bleven niet uit. Daar geloof en vaderland als één begrip was, wer den da helden martelaars. Die voor Polen leed, stierf met Christus' naam op de lippen. Men kende er geen vaderlanders zonder het Room- sche stempel, zooals het eenvoudige volk er nóg geen priester vertrouwt die geen Poolsch spreekt. Maar zóó werd ieder gebed er een droef „de profundis", een altijd weer hernieuwd verzach ten om redding, om bevrijding. Waar de pijnen der slavernij weer iederen dag op nieuw ge leden werden, was ook het besef van „de slavernij des duivels" veel levendiger, dieper, tragischer. Dit volk in boeien en banden, keer de zich van zelf tot den weenenden Christus met de doornenkroon. Het „verlos ons van den kwade" kreeg hier een dubbele beteekenis. en de omstandigheden drongen tot een telkens her haald „miserere". Tegen den achtergrond der politiek, den achtergrond van 's lands droeve historie, doofden de blijde kleuren der liturgie en verstomde de jubel. Hier werd geloof weer ■wat het in de Catacomben geweest was: een kreet naar God, uit een wereld vol ellende. Een volk in leed en druk vergeet het glan zend „Te Deum" voor de smartgebeden dei- donkere lijdensweek. Zoo bad Polen, of leerde het bidden, in den tijd van zijn nationalen rouw, die honderd en vijftig jaar duurde. het altaar; maar ook al zijn hoop droeg het Daarbuiten, op straat en plein, waren alle uitin gen van vaderlandsliefde en van nationaal ge voel natuurlijk verboden. Standbeelden konden er niet worden opgericht, en zelfs op grafmonu menten werd een streng toezicht uitgeoefend. Daarom werd de Kerk vanzelf de -wijkplaats voor de groote vaderlanders na hun dood, al was zij daarom ook nog geen vrijplaats. Alle mannen van beteekenis werden zooveel moge lijk In de kerken begraven in de tijden der ver drukking. Daar waren de groote dooden veilig. Maar ook kon men ze huldigen, hun beelden plaatsen, hun aandenken in marmer en brons vereeuwigen. En dSAr zetten zij de lessen voort die zij in hun leven gegeven hadden, en bleven zij opwekken tot moed en vertrouwen, tot vol harding en trouw, tot dat geloof in Polen, dat als de dndere zijde was van het geloof in God. Zoo werd Sienkiewiccz, de groote roman schrijver, bijgezet in de crypte der kathedraal van Warschau, en het hart van Chopin, den componist, in een andere kerk der hoofdstad. En met eiken grooten doode, dien de Polen er ter ruste legden in schaduw der Room- sche heiligdommen, pleegden zij telkens als opnieuw een vroom geweld óp het hart van den God, waarin zij zoo vast geloofen: „help ons, red ons,"; maar telkens was het ook weer als een vernieuwde geloofsbelijdenis, niet al leen van hun .geloof in de verrijzenis des vleesches, maar ook, een evenzeer, van hun ge loof in de verrijzenis van Polen. Zoo werd Iedere kerk als een pantheon De vele graftomben geven elk iets lugubers. Maar zóó kregen ze ook alle iets van echt nationale heiligdommen, om degenen, die geleefd hadden voor Polen, die misschien voor het vaderland gestorven waren, die in elk geval allen na hun dood de levenden bleven opwekken tot dulden en dragen in vertrouwen. Vreemd komt het ons voor, hoe dl die ber ken in Polen, die van de groote steden zoo goed als die der kleine dorpen, gehouden zijn in één en denzelfden stijl. Oorspronkelijk waren er Romaansche en gothieke kerkeD in dit land, zoo goed als overal. Maar op het eind der XVII de eeuw onderging Polen in wel zeer sterke mate den invloed der Renaissance van Italië. Alle kerken werden alsdan ongevormd in den geest des tijds, naar den smaak dier dagen, en de Parok zegevierde. Overal werden er altaren geplaats, met kolommen en wappe rende engelen, wolken en stralen en drukke beelden, in marmer van verschillende kleur en awaar verguld: de overdaad van een stijl, die ens voor een kerk al wel heel weinig geschikt lijkt* een uitbundigheid, die meer passend is voor de opera, dan voor een huis des gebeds. Zóó zagen de kerken er uit, toen de groot be proeving kwam en de dagen dèr nationale p»mp over Polen hun schaduw wierpen. ZILVEREN HOOGLEERAARSJUBILEUM En sinds bleef alles, zooals het was. Het land verarmde snel. De verbindingen met het buiten land werden verbroken. De belangstelling der maSsa gold de kunst niet meer, maar de poli tiek. Voor het overige kwam er in heel het geestelijke leven, op cultuurgebied vooral, een gewelddadige stilstand. En alles bleef ongewij zigd, wat niet in zich verviel, wat niet door de vreemde heerschers werd afgebroken. Ter wijl de overige wereld langzaam aan de Barok ontkwam en eindelijk terugkèerde tot de zuivere vormen, der gothlek, zoodat de oude kerken overal gezuiverd werden van den wansmaak en, hersteld naar nieuwe inzichten, haar vrome eenvoudige schoonheid terugkregen, bleven de rococo-engelen in de Poolsche kerken onge moeid, de altaren ongewijzigd, de gebouwen zelf onaangeroerd. Maar misschien was het niet louter armoede, die hiervan de oorzaak was en zat er deze ge dachte ook wel op den voorgrond. Laten wij ons verleden zuiver houden van vreemde in vloeden! Mèt de vreemden was het ongeluk gekomen; zoo kon dus al wat vreemd was, ver dacht zijn. Het berkgehouw zooals dat er stond met zijn weelderigheid en zijn overdaad, zijn krullen en ranken, was hét laatste overblijfsel van het eenmaal vrije, zelfstandige land, dat grootheid eii rijkdom gekend had; zoo liet men de kerken zelf dus, in haar ouden staat, als heilige relieken vóórtbestaan, die getuig den voor wat eenmaal was; die de herinnering aan het voorbijë levendig hielden, en vooral den droom niet opgaven, den droom der her opbeuring, die den Polen per slot de kracht moest verleenen, om als natie te blijven voort bestaan. Zoo sprak dit Poolsche- kerkgebouw dus, met zijn rouwende grafsteenen zoowel als met zijn rumoerige pronkaltaren, één zelfde taal tot de Poolsche ziel: de taal van het verleden. Het was een blijvende prediking, die de kerk gangers maande tot verootmoedigd smeeken: verlos ons, red ons tot een nieuw bestaan De tien jaren van vrijheid en zelfstandig- beid, die Polen sinds het einde van dén groo ten wereldoorlog thans doorleefd heeft, hebben in de ziel van het volk nog geen speurbare wij ziging gebracht. Mettertijd kan dit anders wor den en, naar wij hopen, blijft dit sympathieke volk gespaard voor overmoed. Maar -jp het oogenblik bidt het nog als in de dagen der verdrukking met diezelfde hartstochtelijke in nigheid, met diezelfde tragische smartelijk heid, met diezelfde roerende overgave die ons eenvoudig versteld doet staan. Banken zijn er niet veel in die kerken, dik wijls zijn er maar enkele, hier of daar in een hoek. Deftige zitplaatsen met fluweeleu kus sens, en bidstoeltjes met den naam der eige naars, bestaan er niét. Hier zijn allen gelijk voor God, gelijk in ootmoed en verzaking van de persoonlijkheid. Meest knielen er de men schen op de steenen vloer. Het is êen wonderlijk gezicht, zoo'n Poolsch kerkinterieur, lioo de geloóvigen er, ieder raar zijn ingeving, allen door elkaar, ge knield zitten, deze hier, die daar, meisjes met fijne schoentjes, bedelaars met bloote voeten, mannen, heeren en dames en kin deren. Iedér knielt met groote ingetogenheid bij het binnenkomen als bij het uitgaan. Waar er geen banken zijn, kun je oude vrouwen met simpel hart in alle vertrouwelijkheid gehurkt zien zitten op de trappen der altaren. Daar is van oneerbiedigheid geen spoor of zweem. Daartoe hoeft dan ook niet tot eerbied gemaand te worden met opschriften. De één hindert den ander niet; de biddende zien er zelfs geen andere bidders. Ieder is er zoo geheel in zijn gebed verslonden, dat hij er met niets anders bezig is, dan met zijn heer en God, in het besef der eigen ellendigheid.'Je hoort er fluisteren, zuchten, snikken. Je kunt er men schen zien in de houding van smeekelingen en smachtenden, dat je het koud om 'het hart slaat. Daarbij zijn zij er niet verwend met kerk muziek. Terwijl het orgel speelt, zingen de geloovigen de gezangen. Het is verre van fraai. Neen, het is zeker niet de muzikale opluistering der heilige diensten, die ze aantrekt. Ze komen ui<- devotie en overtuiging. Altijd zijn er massa's altaren, tegen de zij wanden en tegen de pijlers aangedrukt. Even als in Italië zijn er vele schilderijen op die altaren geplaatst en liefst zelfs twee te gelijkertijd. De Polen houden er veel kleine devoties op na, tot hun verschillende heiligen ei. patronen. Al die altaren zijn overal met levende bloemen gesierd, die door de kerkbe zoekers geofferd en gebracht worden. Ook hier heeft de kleine Theresia van Lisienx de harten stormenderhand veroverd. Maar de Madonna neemt geregeld de groot ste plaats in. De schilderijen, die Maria voor stellen zijn in den regel belegd met zilveren platen, voorzien van openingen, waardoor men het gelaat van den Moeder en het Kindje en hun handen zien kan, omringd door edelstee- nen. Zoo ziet men er ook verschillende hei ligen „behandeld"; aan deze Griekscli-ortho- doxe versieringswijze proeft men het nabijë Oosten. Na de mis gaan velen hun nagebed doen bij de beeltenissen der verschillende bescherm heiligen in de nevenkoortjes en zijkapellen. Overal opnieuw diezelfde verslondenheid in 't gebed, diezelfde smeekende aandrang, diazelfde vaak extatische ontheffing. Bij dit geknield en gebogen bidden is alle vertoon wel zeer verre. De gedachte aan eenige gewilde uiter lijkheid komt hier zelfs niet bij je op. Trouwens dc- plavuizen van den kerkvloer zijn er hard en kil. En dan kruipen de knielenden meest nog in de schaduwige hoeken. Wat den biechtstoel betreft, dat is iets anders. Die staat midden in de kerk. Het is een stoel tusschen twee planken afschuttingen Gordijntjes komen er niet bij te pas. De pries ter en de boeteling zitten er voor iedereen zichtbaar. Biechtkapellén met deurtjes bestaan er niet. Het is wel heel zonderling voor ons, die gewend zijn aan zooveel omslag. Dat gaat hier alles veel eenvoudiger toe. in groote onbevan genheid, inderdaad open en bloot. Hier is het geloof een realiteit in het leven, die niemand onder stoelen of banken stopt. In het portaal der kerken hangt doorloopejad een groot kruisbeeld. De kerkbezoekers kussen ev de voeten vatt den Heiland hij het in- en uitgaan. En heel yeel menschen zie Je, zelfs, in het hartje van AVarsehau. den hoed afnemen wanneer ze een kerk voorbijgaan. BONTE EN BIJZONDERE TYPEN De Vrije Universiteit straalt tegenwoordig in den glans der zilveren jubilea. Na prof. Woltjer en prof.f Anema herdacht gisteren prof. Diepenhorst, dat hij voor vijf-en- twintig jaren ben-oemd werd tot hoogleeraar. Jarenlang gaf hij aan de „Rotterdammer" een in waarheid verlichte leiding van breede allure, nationaal in den echten zin van het woord. Als er in de kringen zijner geloofsgenooten een degelijke opruiming is gehouden onder het esteerend anti papisme, dan is dit niet op de laatste plaats te danken aan den invloed, aan den breeden blik van mannen van het slag van Diepenhorst. Hij is van het echte wagenschot. Van het hout, waaruit men van alles zaagt, dat goed is. Ook ministers. En wij gelooven niet ver mis te slaan, wan tieer wij vermoeden, dat hij al lang in Den Haag achter de groene tafel had gezeten, als zijn universiteit hem beter had kunnen missen. Maar welk een rol hij daar speelt, dat blijkt beter nog dan uit den omvang en het gewicht der vakken, die hij heeft gedoceerd, uit het aantal pnomotie's, dat ouder zijn leiding plaats had. De zeer gröote helft der promotie's van de juridische faculteit der Vrije Universiteit nam hij voor zijn rekening. Dat teekent den bezielenden invloed die van hem uitgaat. Van zijn werkzaamheid of politiek terrein zij allereerst vermeld, dat hij in 1908 door de A.R.. partij werd gekozen tot lid van den Amster- damschen Raad, waarin hij toen tot 1913 zitting had. Later maakte hij van dit college nog van 1918 tot 1921 deel uit. In laatstgenoemd jaar bedankte hij in verband met zijn benoeming tot lid der Eerste Kamer. Deze benoeming maakte ook een einde aan zijn lidmaatschap van de Prov. Staten van Noord-Holland, dat hij even eens sinds 1918 bekleedde. In de Antirevolutionaire Partij vervulde hij verscheidene belangrijke functies, zoo was hij ondervoorzitter van het Centraal Comité dier partij en voorzitter van het provinciaal Noord Hollandsch Comité. Van den Hoogen Raad van Arbeid is hij vice-voorzitter en lid van de Centrale commis sie voor de Statistiek. In 1910 werd hij voorts benoemd tot politiek hoofdredacteur van de „Rotterdammer", welke functie hij tot voor enkele jaren bekleedde, In tal van tijdschriften verschenen daarnaast ar tikelen van zijn band, terwijl hij eveneens ver scheidene boeken schreef, o.m. „Voorlezingen over economie", „Grondbeginselen der econo mie", „Onze Staatsinrichting", „Geschiedenis der Arbeidswetgeving" en „Onze strijd in de Stat'en-Generaal". Gisteren is in het Paviljoen Vondelpark te Amsterdam - Prof. Mr. P. A. Diepenhorst ter gelegenheid van zijn vijf en twintig-jarig ambts jubileum als hoogleeraar aan de Vrije Universi teit te Amsterdam door vrienden en vereer ders gehuldigd. Velen die verhinderd waren den jubilaris hun opwachting te maken, hadden door het zen den van bloemstukken of telegrafische geluk- wenschen blijk gegeven van hun belangstelling. Verschillende officieele persoonlijkheden woonden de huldigihgsbijeemkomst bij. Namens het huldigingscomité sprak Mr. S. de Vries den jubilaris toe. Alle vrienden en vereerders van den jubi laris hebben een som gelds tezamen gebracht, die bestemd is om voor een gedeelte de kos ten te dekken van een studiereis, die Prof. Diepenhorst naar Nederlandsch-Indië wil maken. Dit bedrag overhandigde spr. den jubi laris onder couvert. Prof. Diepenhorst sprak daarop enkele har telijke woorden van dank. Alle aanwezigen maakten van de gelegenheid gebruik om den jubileerenden hoogleeiraar per soonlijk geluk te wenschen Het Fransche Koloniale leger telt verschillen de interessante soldatentypen, typen, nog niet zoo zeer opvallend door hun persoonlijkheid, dan wel door hun bonte, exotische kleedij. Nu onderscheiden zich koloniale troepen .ove rigens overal door hun eigenaardig voorkomen, dat vooral zijn oorzaak vindt in de bijzondere manier van oorlogvoeren, die nog steeds in de koloniën noódig is. De gewone staande legers hebben al het Schil derachtige van hun vroegere uitrusting er aan •gegeven. De Engelsehen ondervonden vooral in den Boerenoorlog hoe gevaarlijk een opvallende uniform voor den drager kan worden. Scherp schutters als de Boe-ren schoten speciaal de van goud schitterende officieren uit de tegen hen optrekkende gelederen der Britsche troepen, die er danig door in de war werden gebracht. Het kakhi is dan ook een Engelsche uitvinding, die in den wereldoorlog overal toepassing heeft gevonden. Toen stonden er legers tegenover elkaar, die wat uitrusting en kleeding betrof, weinig van elkander verschilden, althans in vergelijking met de bonte heerscharen, die in Napoleon's tijd en zelfs nc-g in den Fransch- murc'---' w-v t-v "it Een onderofficier van de Mehara. De kleurige, bonte uniform, die eertijds tallooze door den uiterdijken schijn misleiden in de legers lokten, heeft afgedaan, of doet nog slechts bij parades dienst. Wat een kleurige uniform draagt, blijft tegenwoordig thuis of bekleedt een heel hoogen rang en houdt zich dus uit de vuurlinie. In vergelijking met vroeger zien officieren en soldaten er tegenwoordig simpel en onop vallend uit. Men heeft in den huidigen gemecbaniseerden oorlog ook geen uiterlijk vertoon noodig. De soldaat telt trouwens niet eéns meer mee. In de koloniale legers, waarover we bet zoo even hadden, speelt de ouderwetsehe strijd van man tegen man en de intimidatie van onbe trouwbare onderdanen een groote rol. Een wie een zwerftocht langs de Noord-Afrl- kaansche kusten blaakt, kan zijn aan grijs, grauw en armetierig blauw gewende- oogen zich in dé bontste en kleurigste soldatenpakjes doen verlustigen. Niet alleen de Franschen weten allerlei tin ten te combineeren, die bij het fel genuanceerde leven der Zuidelijke landen passen. De Italianen he-bben in Tripoli en Cyrenaïka troepen gelegd, die in de brutaalste kleuren zijn gestoken. Askari's en zwavtgehemde fas cisten vormen er de zonderlingste contrasten. Het vreemdelingenlegioen ziet er armelijk uit. De spahi's daarentegen maken soms den indruk van zonen te zijn van den een of anderen Öos- terschen monarch. En hoe meer me«i de binnenlanden indringt, des te opmerkelijker soldatentypen men ont moet. De bijna koninklijke uniformen hebben hier werfkracht bij bevriende en ze boezemen 'res pect in bij vijandige stammen. Een heel eigenaardig en romantisch corps „is dat der meharisten. Deze meharisten zijn kameelruiters, die de mooiste en snelste beesten van het land be rijden. Het zijn inboorlingen. Ze worden echter door Fransche officieren en onderofficieren ge commandeerd. Men kent dit corps kameelruitenh als de Mehara en de Mehara handhaaft de orde in Zui-d-Algerië, maar ze strekt haar tochten tot in het hart van de Sahara uit en opereert zelfs langs de grenzen van de Spaansche kolonie Rio del Oro. De Mehara is .daarbij een corps van verken ners, een corps, dat uit onversaagde, onvermoei bare kerels bestaat. Hun officieren, die allen eveneens een me hari berijden, belïooren tot de bekendste en ondememendst-e uit het kader der Fransche kolonialen. De verkenningstochten der meharisten duren soms weken en maanden. Ze komen bij de ver volging van roovendo Bedouïnen tot in de uit hoeken van de woestijn en vormen eigenlijk een zwerversstam op zich zelf, met hun com mandant als sheik. Hun tenten kan men vinden in de meest afgelegen oase of op één der kale, onvruchtbare plateaus van de Sahara, welke niet alleen uit êen zandwoestijn bestaat, maar door talrijke bergketenen doorsneden wordt. Talrijke meharisten laten hun leven voor de zaak van Frankrijk, die in zooverre de hunne is, dat ze door dit land betaald worden en daardoor den moeilijken strijd om het bestaan niet behoeven te voeren, een strijd, waardoor hun bruine broeders vaak tot wanhoop worden gebracht. Maar, zóoals gezegd, hun beroep is gevaar lijk. Regelmatig vinden er in de Sahara bot singen plaats tusschen opstandelingen en ko loniale troepen. Dat gebeurt zoowel in de Fran sche, Italiaansche en Spaansche gebieden. Men hoort er slechts weinig van, doch vele stoere woestijnzonen komen in deze botsingen aan hun einde. En vaak spelen zich onder de brandende Afrikaanscbe zon episodes af, die getuigen van menschenmoed en menschengrootheid. Onlangs vertelden de Fransche bladen iets over de heldendaad van den Meharistenkorpo- raal Mohammed ben Ali. Hij rust thans onder de palmen van een oase, na vriend en vijand van den dood door versmachting te hebben gered. Het gebeurde op een achtervolging van een stam, die zich aan veeroof had schuldig ge maakt. Een troep meharisten trok wekenlang achter de veedieven aan en vond tenslotte een spoor, dat slechtsacht dagen oud was. Maar kort daarna verloren de gidsen den weg en na uren zwerven stonden de kameelruiters opeens tegenover den vijand. Er ontspon zich een woestijngevecht. Eike man achter een hoop steenen, voor elk hoofd, dat zich te ver waagde, een kogel Uren achtereen lagen de tegenstanders in de brandende zon en één voor één werden ze door den dorst buiten gerecht gesteld. Het was op dit oogenblik, dat Mohammed ben Ali, ofschoon zwaar gewond, zijn laatste krach ten verzamelde en zich naar een nabijen water put sleepte, die steeds onder het kruisvuur der partijen had gelegen. Hij slaagde er in, zijn waterzak te vullen, laafde daarmede zijn kameraden en zijn tegenstanders en zonk toen ineen.E, MGR. F. JANSSENS Naar wij vernemen is de Hoogw. Generaal Abt der Cisterciensers Mgr. F. Janssens heden per s.s. Volendam van New-York te Rotterdam aan gekomen. Waarschijnlijk op 1 December a.s. zal Z. H. W. in Onsenoort te Nieuwkuijk pontificeeren bi, gelegenheid der viering van zijn 25-jarig Professiefeest, dat viel op 8 September j.l. doch werd uitgesteld tot na diens terugkeer uit Amerika. ALB. TOONEN. Te Cuyk overleed op ruim 80-jarigen leeftijd de heer Albert Toonen, oud-wethouder der ge meente Cjnyk c.a„ lid van het R. K. Kerkbe stuur, voorzitter van het Parochiaal Armbe- stur en gedurende meer dan een halve eeuw voorzitter der St. Vincentiusvereeniging. „PASSING SHOW". De uitvinding van dien draaienden vloer;schrijftafeleen cog nacjeeen weinig muziek schrijfmateriaalen weer terug naar den lekkeren warmen haard. Dit is het katholieke Poien van eiken dag. Maar ik zal u ook nog van zijn nationale heilig dommen vertellen, waar de godsdienstzin van dit volk zijn groote momenten beleefd. Overwerkvergunning voor brood- en banketbakkerijen De Minister van Arbeid, Handel en Nijver heid, heeft onder bepaalde voorwaarden aan hoofden of bestuurders van broodbakkerijën, waarin tevens koek-, banket-, chocolade- en suikerwerken worden vervaardigd, in alle ge meenten des Rijks vergund, dat in het tijdvak van 18 November tot en met 5 December 1929 op werkdagen en bovendien op 21, 23, 24, 28, 30 en 31 December 1929; le. in afwijking van het bepaalde in art. 40, eerste lid, der Arbeidswet 1919 de werktijd van de in hunne onderneming werkzame bak kersgezellen per dag met ten hoogste 2 uren en per week met ten hoogste 12 uren wordt verlengd 2e. in afwijking van het bepaalde in de artt. 23 en 24 der Arbeidswet 1919, door de in hunne onderneming werkzame jongens van 16 en 17 jaren gedurende ten hoogste 10 uren per dag en 55 uren per week arbeid wordt verricht. Overwerkvergunning voor broodbakkerijen De Minister heeft voorts onder bepaalde voor waarden vergund, dat in broodbakkerijen in alle gemeenten des Rijks: le. door hoofden of bestuurders en door bak kersgezellen, in afwijking van het bepaalde in artikel 35, tweede lid, der Arbeidswet 1919, bakkersarbeid wordt verricht: a. op Donderdag 5 December 1929 tusschen 2 en 6 uur des voormiddags; b. op Dinsdag 24 December 1929 tusschen 12 uur 's nachts en 6 uur des voormiddags; c. op Dinsdag 31 December 1929 tusschen 1 en 6 uur des voormiddags. Aan hoofden of bestuurders van broodbak- Zonder RECLAME geen omzet, geen winst; de DRUKINKT is de kracht van 't huidige zakenleven kerijen in alle gemeenten des Rijks wordt ver gund, dat, in afwijking van het bepaalde bij artikel 35, zesde lid, der Arbeidswet 1919. op Donderdag 5, Dinsdag 24, Vrijdag 27 en Dins dag 31 December 1929 deeg of brood, dat na S uur des namiddags van den vorigen dag ge bakken of Opgewarmd is: le van 7% uur des voormiddags af uit bet gebouw met aanhoorig- heden, waarin zich de broodbakkerij bevindt, wordt vervoerd: 2e van 8 uur des voormiddags af wordt verkocht of afgeleverd. Het rapport van de commissie van onderzoek aan den minister De destijds door den minister van Arbeid, Handel en Nijverheid ingestelde commissie inzake het cedeaustelsel van welke commissie het Tweede Kamerlid mr. baron van Wijnber gen voorzitter is, heeft gisterennamiddag haar rapport aan den minister aangeboden. J, C. CLA ASSEN t Te Hapert is in den ouderdom van 63 jaar overleden de heer J. C. Claassen, in leven wet houder van Hoogeloon c.a. en industrieel. Hij was de promotor voor den bouw der nieuwe kerk en het zusterklooster, waarvoor hij de gronden geheel belangeloos afstond. Vroomheid en godsdienstzin moeten van het bijgeloovig mengsel goed worden onderscheiden KERKELIJKE FEESTEN EN VOLKSGEBRUIKEN Op Catharina-dag doen telken jare te Parü® de Catharinettes zich gelden, dit jaar intusspb®® binnenshuis, op eigen verzoek. Maar de Path* sche jongedames hebben overigens van het Sb Catharina vieren niet het monopolie. In de® Elzas en in Lotharingen heeft 25 November ee® zelfde beteekenis, als er in de Fransche hoofd* stad aanwordt gegeven. Het Fransche spreek' woord „Coiffer Sain-te Catherine", dat aeove®. zeggen wil als „oude vrijster blijven" wordt in overeenkomstigen zin toegepast, en in ond®£ scheidene streken zijn er eveneens volksgebrip* ken aan verbonden. Het gaat er ook daar ora' of meisjes ongehuwd zullen blijven, waaraa®. dan een vermaning is verbonden: dat ze. hebb®® op te schieten, of zich anders hebben te gedra' gen. In dorpen van S.tein- en Krausthal komen °P- den vooravond van Sinte Catharina-dag de of£ gehuwde meisjes, hij elkander om gezatuen'" - het vérmaardo Catharina-vuur te ontsteken, D£ heeft een zinnebeeldige, hoewel bijgeloovig® b®" teekenis. Bij al soortgelijke gebruiken moete. trouwens het vrome en het godsdienstige va bijgeloovig mengsel goed worden onderscheid®®* Maar tevens mag niet worden vergeten, dat a Catherinettes, met' name die te Parijs, den da* beginnen met een H. Mis in de Notre Dame Bonne Nouvelle. Het Catharinen-vuur van de-dorpen in Stet en Krausthal wordt in een soort bijgeloof a' een soort „deugdproef" beschouwd. De bijS. loovige opvatting zegt, dat een meisje, dat W het dansen rondom het Catharinen-vuur d® rook in het gezicht krijgt, niet meer moet W° den geacht waard te zijn een bruidskrans dragen. Ze wordt dan ook geplaatst buiten Catharine-viering. Meisjes, die zich zelf wat verwijten hebben, plegen dan ook deze ave® bijeenkomsten niet mee te maken, omdat ze n'® de kans willen loopen om openlijk te worde buitengesloten. Vroeger ging een dergelijke plechtigheid g strenge gebruiken gepaard. Het onwaard'S meisje kreeg een roode kap op het hoofd, wel haar1 voor de deur van het kerkgebouw w«® werd afgerukt. Op den feestdag van 'Catliarïn zelf zag ieder fatsoenlijk meisje een krans va~ dennetakken op de deur van haar woning Z* spijkerd. De uitgestootene werd gebrand,m®T met een krans van stroo op dezelfde plaats. Ook de krans van dennetakken had beteek®" nis. Het meisje, voor wie een dergelijke krn® was aangebracht, nam er een dennetakje en deed het aan het vuur ontbranden. Het m®1 ie,, wier takje het vlugst en het snelst was 1 gebrand, stapt het eerst In het huwelijksbootje; Een half verbrand takje beteekent, dat meisje, vóórdat bet jaar voorbij is, een vrU® zal krijgen. Het takje, dat aanstonds uitdoof voorspelt niet veel goeds! Dit alles gaat nu nog hier en daar verged®1 van toepasselijke liederen. Andere symboliek zit in de ceremonie d êt kaarsen, welke voor het beeld van St. Catharl® worden ontstoken. De kaarsen zijn bont Z* kleurd en bonte slingers van rozen omvatte vlammende harten. Ook worden kaarsen harten beschilderd. Ze zijn zeer in trek bij meisjes met onbeantwoorde liefde. Hier en da! wordt in de kaarsen een metalen ringetje ge". daan, dat bij bet opbranden van de .kaars al 0 niet smelt. Als bet ringetje heelhuids uit 4®*^ vuurproef te voorschijnkomt, is dit een Z°e teeken: alle moeilijkheden zullen worden ov® wonnen. Evenals te Parijs kent men in Elzas Lot®^ ringen ook het opzettèn van muts of kap- leeftijd is hier beslissend: Wie het negen twintigste jaar ingaat, bevindt zich offi®l®e tenminste voigeus St., Catharina-gebruik, op de® sen van de meisjes, die toch een vrijer èn man kregen, verhuizen naar bet armste „g dat de muts dan dragen mag. Zoo'n gesche brengt dat meisje geluk aan. St. Catrien wordt overal met feestelijkb®^ besloten. Er wordt 's avonds een bal gegekt waaraan echter alleen door de meisjes tv" deelgenomen. De mannen hebben meestal e® het toekijken, als penitentie, dat ze zool® of tot dan toe oude of jonge vrijgezellen bleLji en niet zórgden, dat de witte of roode mnt,ejv al niet eerder Tifj deze of gene konden wo® afgeschaft, wat immers het natuurlijke 'eVe[et doel is van de meeste jonge meisjes, al of boven de negen en twintig.. A- i.isisjïj;-ffjv'r' - V: V' w I.CUUIIUOIU VUlfaCUO UVa. ui», critieken leeftijd. Ieder meisje, dat als goed degelijk bekend staat, en niet ouder is negen-en twintig jaar, gaat in optocht met anderen op „Catrien" naar de kerk, wahr.® een roode kap op krijgt. Is het critieke jaar bereikt, is men negen. twintig, dan hoeft .de .roode muts afgedaan treedt een witte, kunstig geplooide,, in de P''®a Alle moeite om den leeftijd te verbergen, en jaartje te smokkelen, is tevergee.fsch: daar f.j gen de lieve evennaasten wel voor. In geval j twijfel worden de boeken geraadpleegd. In JU' dorpje Ottrot treden de meisjes met den cri ken leeftijd zelf en uit eigen beweging voren, om de witte muts en daarmee de 1>K&' ming van „oude vrijster" te ontvangen. Oei® kig wordt het niet al te ernstig opgevat. °t die van negen en twintig kunnen nog br® meedoen, en er trouwen er heel wat, .die op trouwdag haar witte „oude vrijstersmuts" a'f 9int Catharina kunnen wijden, dit ook t, volgens oude traditie. De afgedankte witte u JL, Innlt rtAtl tTT?I ÖT Tl DOOR EEN AUTO AANGEREDEN Gisteren werd de voetganger T. door e^, auto, bestuurd door den heer S„ in de He®1^ straat te Bussum aangereden. De heer -T* kwam een hersenschudding en een gape wond boven het rechteroog; hij werd Daelmans binnengebracht en na verbon te zijn, naar zijn woning vervoerd. l'KOUi' VLlCMl-' VAlf. 13MN FRAXSVU KKEEENVLlilUTVlQ, DjD D.h, ju, die op iet yücgvWU. blerisuac,. uy ilurdttMS plaats vond, Het jliegtuig heeft drie motoren, een vlucht van 40 M. en kan 40 passagiers vervoeren,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 2