ml i Allerlei. II m De vrede hersteld Menschen - Si. m Dressuur. WOENSDAG 20 NOVEMBER 1929 TWEEDE BLAD. PAGINA 2' E, WË w M i Mijnheer Bakker zei niet veel dien avond, 't Was dan ook waarachtig allesbehalve ge zellig thuis! En had hij nu iets misdaan, zijn voeten niet geveegd, asch gemorst, iets gebrokeai, of een andere misdaad bedreven, die zeker de voorbeeldigste echtgenoot min stens een dozijn malen per week begaat, ja, dan was er tenminste een reden vo.or! Maar nu! Zat me dat mensch (daarmede bedoelde heer Bakker zijn overigens liefelijke echt- genoote) te kijken met een gezicht, of de zon voor minstens vier weken op een va- cantiereis was gegaan; hardnekkig te turen en d'r snoet te verbergen achter een wijd uitgeslagen courant, waarin ze absoluut niets las; dat kon je goed merken! Enkel maar zich te dwingen om lekker toch niets te zeggen, wel wetend, dat zij daarmee Bak kertje wanhopig maakte. En waarom nou? Ach, dierbare lezeres en lezer, de familie Bakker was dol op visch. Het zou mij wer kelijk spijten en ik zou er dezen nacht geen oog om dicht doen, als uw hart u in het lichaam zou omdraaien, omdat u visch kunt luchten noch zien, maar helaas, mijn gewe ten verplicht me, u deze waarheid in te scherpen en tot 'goed begrip van de eerste ruzie in het anders toch gelukkige huwelijk der Bakkers is dit ook een besliste noodza kelijkheid. Bakker dan eigenlijk mijnheer Bakker, aangezien deze het loffelijke beroep van kan toorbediende met klein salaris uitoefende had boven het gewone stadstumult uit den schoonen roep hooren weerklinken: „Krèèèm- skellevisch. TèMrebot-skol!" Het water liep hem over de tanden, zijn vischbeluste intinct reageerde heftig, Bakkers tong proef de reeds de scholletjes, heerlijk bruin ge bakken. Voordat hij zich eigenlijk reken schap van zijn daad had gegeven, stond hij al aan de vischkar in het front van een vol ijverige vischvrouw van respectabelen om- ïs-ang, die reeds haar handen aan haar bonte schort afveegde en uit macht van gewoonte al een groot broodmes greep, klaar, om eeni- ge formidabele schollen panklaar te maken. Lekkere schol meheir, faine visch hour, meheir! Hoeveel meheir? ijverde de breed- geheupte vischvrouwe. Tja, hoeveel kost ze? informeerde mijn heer Bakker bedeesd, zelf ontdaan over het feit, waartoe hij, de bescheiden Bakker, ge komen was- Twep kwartjes een kilou meheir en ze benne fain hour, inviteerde de schollenheer- scheres. Na het befilosofeeren van de hoeveelheid, welke hij zou koopen en de timide vraag, of dat niet wat duur was (hetgeen hem een zeer verontwaardigd vischvrouwenaanschijn en een aantal nog verontwaardigder visch- vrouwen uitroepen bezorgde) besloot Bakker een kilo schol in te slaan en zijn vrouw eens heerlijk te verrassen. Daar had hij deze week zelfs zijn sigaren voor over. Blij, dat hij zich weer verwijderen kon van den vischwagen, waarvoor hij zich toch eenigszin3 geneerde en zich een koning voelend in het bezit van zijn heerlijke scholletjes, stevende hij naar zijn dierbare wederhelft. En nu komt het! Alle denkbare gebeurte nissen hadden Bakker niet meer kunnen ver bazen dan die houding van zijn vrouw; haar verontwaardigde gelaatsuitdrukking, haar heel ehouding, haar priemende woorden. Zelfs durfde zij met klem informeeren of hij nou heelemaal gek was, en dat op wasch- dag! En nog zoo'n hoop werk te doen! En dan ook nog eens een vette kliek op den koop toe! Of hij soms dacht, dat ze niets te doen had?l Het was te veel voor onzen held! En jan- doppie, als ze nou niet eens naar zijn sus sende woorden wilde luisteren en ging kop pen, zou hij, Pieter Bakker, eens toonen, dat hij 'n kerel was en ook nog zooiets als een wil had. Als zij ze niet wilde bakken, bakte hij ze zelf! Afgeloopen! Waarlijk, lezeressen en lezers, hij deed het ook! Echter is het mij tot mijn spijt niet mogelijk, u zijn innerlijken doodsangst te schetsen, dat de boel mis zou loopen. Laat mij dus kort u zeggen, dat Pieter wonder boven wonder werkelijke gebakken schollen wist te fabrieken, die er inderdaad zeer appetijtelijk uitzagen. Zijn angst was ge weken en daarvoor in de plaat was getreden een fier gevoel van zelf-bewustzijn, hetwelk hem tevens nog vergemakkelijkte ook hard nekkig het booze zwijgen vol te houden. Zoo flink had Pieter zich in heel zijn trouwen nog niet gevoeld. Toch vond hij de heele situatie diep in zijn hart zeer vervelend verdrietig en hij vroeg zich stillekes af, of zijn vrouw nu ook verdrietig zou zijn. Zou hij 't goed maken met zijn lief vrouwtje, waar hij zoo zielsveel van hield, veel meer dan van ge bakken scholletjes? Dat nooit! zei Van Spcijk en... Pieter zweeg als een pot, met opeengeklemde lippen. De zon ging over zijn toorn onder en on danks zijn zielestrijd ging Pieter zwijgend met zijn zwijgende hnlpe en bijstand den nacht in. Rust en monotone stilte aeerscht in Pieter Bakkers woning. Bakker's reukorgaan ver oorzaakt nu en dan lichte snorgeluidjes en naast zijn hoofd ligt op het blank-witte kus sen dat zijner ega, op wier wangen nog twee tranen nabiggelen, in stilte en verborgen voor Pieter vergoten. Rust. Hoorbare stilte. Plots wordt wreedelijk die maagdelijke stilte verbroken door een geluid. onbe stemd, maar duidelijk niet om aan te twijfelen! Maar wat?!. Mevrouw Bakker heeft het gehoord, staart met starre, groote schrikoogen naar een on zichtbaar punt van het plafond, kan niets doen en weet ten laatste haar man een rib- stoot met haar elleboog toe te dienen, die een Dempsey of Carpentier haar zou hebben benijd. Onze vriend Bakker, zoo onzacht uit Morpheus' armen gerukt, kan een zwakke kreet van pijn en woede niet onderdrukken, doch de hand zijner vrouw op zijn mond gedrukt, is daartoe wel in staat. Bang om te fluisteren zelfs, deelt zij hem in korte, afgebroken lispelwoordjes mede, dat er iemand heneden is. inbrekers- die ven. Trouwens, dat er iets niet in orde moet zijn, voelt Bakker wel in de sfeer als het ware zweven. Hij stelt haar, hoewel toch ook lispelend, gerust en beweert zacht, maar toch wrevelig, dat ze zich weer wat ver beeldt en bedankt haar norsch voor haar ribstoot, maar zij dringt aan en dwingt hem, dan toch zelf te luisteren. Waarachtig! Bakker hoort het ook- Een zacht, onderdrukt geluidje van beneden treft zijn gespannen luisterend oor. Pieter Bak ker's adem stokt; met lamheid is hij ge slagen. Hij kan niets doen voor een oogen- blik Plotseling een heftige slag. gerinkel, als brak er vaatwerk. Electriseerend werkt dit op Pieter. Wat bliksem, dus toch in zijn huis! En een fier gevoel van man-zijn, man en verdediger van leven, have em goed, doorzindert zijn wezen. Pieter is zacht uit het bed gegleden, vastbesloten. Zijn hand omklemt reeds een oude tafelpoot, weg gegrist uit een hoek op den rommelzolder. Hij draait schielijk aan 't contactknkopje en is gelijktijdig drie treden gedaald van de nu verlichte trap. Met een stem, waaruit moed klinkt, roept hij kernachtig kort:. Wie is daar? en ondervindt weer even een angst- besluiping, aangezien de vreemde indringer die vraag met een doodelijk stilzwijgen be antwoordt. Met ware doodsverachting rent Pieter plotseling de trap af, maakt licht. - het eerst in de keuken, waar hij het geluid vermoedde en. Boem, boem. bom bom! slaat de oude tafelpoot op de keuken vloer. Mevrouw is een onmacht nabij- Zij hoort haar man naar boven rennen, steeds het geboem-boem van de tafelpoot voor hem uit op de traptreden. Zij slaakt een gil, als zij vaag de witte ren-gedaante van haar man voorbij de open slaapkamerdeur ziet schieten en weet verder niets meer Nog eenmaal krijgt Bakker de kans een geduchten slag te slaan met zijn vervaarlijk wapen, onmiddellijk gevolgd, door een kort- fel Miauw!! en hij ziet voor zich uit de achter volgde zwarte gedaante met een fikschen sprong uit zijn openstaand zolderraam ver dwijnen in den donkeren nacht. Even later is hij bezig zijn roode-kruis- talenten op zijn wederhelft toe te passen en sjouwt, hij bedrijvig met water. Nog even later geeft hij een nachtelijke explicatie. Door de ruzie vergeten het keukenraam te sluiten, kat binnengekomen. nog twee gebakken scholletjes op een schaal op de keuken, tafel. schol opgegeten. schaal ge broken op den vloer. Zoo kwam het, dat bij Pieter Bakker de schollen waren verdwenen, maar de vrede wederkeerde in den nacht en glorieerde tot in lengte van dagen. Er zijn verschillende soorten van menschen. Je hebt menschen, die altijd optimistisch zijn en hopen, dat ze den volgenden Zondag echt voetbal in Holland te zien zullen krijgen. Je hebt menschen al zijn 't er Weinig die vinden, dat de scheidsrechter van verleden week. den wedstrijd uitstekend geleid heeft. Menschen, die op het drukste punt der stad bij den verkeersagent om inlichtingen gaan, waar de Hoe-hiet-ie-ook-weer-straat is, zoo. iets van „Ho" of „Ha", in ieder geval komt er een s in voor. Menschen, die je een beetje vuur vragen cn je sigaret gedoofd terug geven. Menschen, die je op de tram vragen) of je het laatste detective-verhaal van Pieter- sen al hebt gelezen, hoewel je je een detec tive vaag voorstelt als een pijp en een re volver met een man er achter. Menschen, die het klaar spelen in. den kortst mogelijken tijd een recordaantal glaasjes om het leven te brengen bij hun binnentreden. Menschen, die met een onfeilbaar instinct ieder aan wezig eksteroog weten te vinden en het op grondige wijze verpletteren. Menschen, die je in een oogenblik hun heele levensloop op- disschen van hun geboorte af tot op het huidige oogenblik en er dan nog uitvoerige beschouwingen aan vast knoopen over hun toekomstig lot tot hun laatsten snik. Men schen, die een tante hebben, of een schoon zuster, of een vriendin van een aangetrouw de tante, of een kennis van een neef van de schoonzuster van een aangetrouwde tante van een achternicht, die gehoord heeft van een intiemen vriend van den burgemeester, die hem verteld heeft, dat zijn zwager met aan zekerheidgrenzende hoogstwaarschijn lijkheid gekozen is tot raadslid of misschien Was Wet wel tot voorzitter van de duiven- vereeniging. Menschen, die je een levens positie aanbieden, als je maar 10 stort tot dekking der' onkosten. Menschen.... enfin, allerlei soorten menschen met verschillende levensbeschouwingen, verwachtingen en ambities. Maar over een bepaalde klasse wilde ik een uityoeriger beschouwing geven en-wel over de' klasse: mcnschen-die-op-je-zenuwen werken. In trams, treinen, schouwburgen, overal vindt men mannen en vrouwen, - die mén onder die klasse kan rangschikken. Daar heb je b.v. de menschen bij wie „het nog wel gaan zal". Stel u voor een tram, zoo'n eehte, ouder- wetsche, „gezellige" Rotterdamsehe tram, waarin een twintigtal menschen hebben plaats genomen. Er vertoont zich echter, wat alleen mogelijk is door de moderne opvat tingen over de slanke lijn, een kleine ope ning tusschen een slanke jongeling en een even slanke jongedame. Een natuurlijk niet dikke, alleen wat corpulente dame van ongeveer 250 pond, „trippelt" de train binnen, ziet de opening en wigt er zich tus schen: „Het zal nog wel gaan, nietwaar?" En niemand heeft den moed om haar te vertellen, dat het werkelijk n-i-e-t gaat. Een ander deel van de menschen, die-op-je' zenuwen-werken, zijn de meelezers. Wanneer men in de tram gezeten z'n krant openvouwt, zijn er onmiddellijk menschen, die zich kos teloos van de laatste nieuwtjes op de hoogte willen stellen en bij den omvang der heden- daagsche kranten kan het wel eens gebeuren, dat er twee of drie tegelijk hun neus boven uw lectuur houden en er van genieten. Ook brieven, die men door drukte niet eerder heeft kunnen inzien, worden niet graagte meegelezen en als men den brief demonstra tief dichtvouwt zijn ze nog gebelgd ook. Eveneens verschillende dienaren van Her mandad kunnen tot die klasse gerangschikt worden. Dat zijn zij; die, als men haast heeft, u aanhouden en een zwaarwichtige, - i - m&zim mm V; «•«- - T -i -:' .'V ,'*V fF? y ENGELSCII SPORT- EN GOK-ENTHOUSIASME: bookmakers trotseeren storm en sneeuw bij den totalisator bij de herfstraces tn Hurst Park - -• i f IAUlA.L.\£>lUE IELGD AAA' HET HAARSNIJDEN in den letterlijken zin des woords Met scherpe messen, die zij meesterlijk hanteeren, korten ze bij elkaar hun al te lange iwarte lokken. met artikels gedocumenteerde, beschouwing houden over rechtsloopen. Daar heeft men in de bioscoop de typen, die iederen tekst hardop voorlezen. Of ze dat nu doen om te laten zien, dat ze geen analphabeten zijn, of omdat zo gelooven, dat de rest van de zaal bijziende of half idioot is, ik weet het niet., maar als ik naast zoo iemand bob gezeten, kan ik 's avonds nooit in slaap komen. Dan heeft men menschen, die het deftig vinden midden onder het stuk den schouw burg binnen te komen. Vader en moeder, vergezeld van vijf of zes huwbare dochters komen de zaal ingemarcheerd en zoeken giebelend en ginnegappend hun plaatsen op. Een programma hebben ze niet, want mijn heer wil wel zoo vriéndelijk zijn, het even in te laten zien, dat is veel gemakkelijker en goedkooper. Vervolgens krijgt men den bekenden werk- loozen kantoorbediende, die u een uitstekend stuk zeep of een doos prima postpapier poogt aan te smeren. Beste menschen ongetwijfeld, maar waarom moeten ze altijd juist mij hebben en waarom gaan ze niet weg, als ik e voor de elfde maal uitleg, dat ik over vloed van zeep en geen meisje buiten de stad heb, zoodat ik niet in die mate van postpapier gebruik maak, dat ik driemaal per dag een twaalf vel daarvan moet in slaan. Dan zijn er nog menschen zijn ze dat nog wel? die als men haastig bet station binnenrent om den trein, die over drie minuten vertrekt, nog te halen vlak voor u naar het loket gaan, een heel gesprek met den beambte aanknoopen, vervolgens dub beltje na dubbeltje, kwartje na kwartje neer tellen, niet uitkomen, een bankbiljet van 25 te voorschijn halen en het terugontvangen geld zorgvuldig over een Ontelbaar aantal zakken verdeelen, of dames, die eerst inlich tingen vragen over den prijs van een kaar tje naar de stad Ocht en als de beambte dan heel nieuwsgierig informeert, waar die stad eigenlijk ligt, blijkt, dat ze zich ver gist heeft en Acht bedoelt. De beambte geeft haar de gevraagde inlichting, waarna zich een discussie ontspint, daar de prijs te hoog wordt bevonden. Als de wanhopige man haar eindelijk aan 't verstand heeft gebracht, dat hij er heusch 'niets aan kan doen, wordt bet geld behoedzaam, liefkozend haast, neer geteld. Al dien tijd staat een heele rij onge duldige slachtoffers te trappelen en te stampvoeten, omdat de klok iedere minuut onbarmhartig verspringt en langzaam is het nog wel langzaam? maar zeker het noodlottige cijfer III op de wijzerplaat nadert. Tenslotte: Ik sta op de tram. Het regent, dat het giet en de gootjes van het tramdak spuiten dikke stralen, die door den wind tegen de ramen gedrukt worden, waar ze beekjes en rivieren vormen op hun weg om laag. Glijdend en knarsend over het uitge strooide zand, komt de wagen tot stilstand. De regen van zich afschuddend als een hond, die in het water heeft gelegen, komt een heer binnen en zegt luidruchtig: Goeden morgen. Morgen, is m'n antwoord. Vies weertje, niet? Werkelijk?! Ja, nu u het zegt, valt hei me ook op! Een eenigszins verwonderden blik, maar in 't geheel niet uit het veld geslagen; Een tijd zoo'n weertje niet gehad! Hm. Firn. Ben toch benieuwd hoe lang dat nog zoo zal duren. Hm. De weerberichten voorspellen niet vec| goeds anders. Onheilspellend zwijgen mijnerzijds. Die kerels op de Bilt zeggen maar wal geloof ik. Stilte. Vindt u niet? Zwijgen. Vindt u niet, mijnheer? Ja!!! Laatst ook, toen voorspelden ze regen, ik blijf den heelen dag thuis en een weertje, dat we hadden, een weertje mijnheer! ge weldig gewoon, de zon scheen, dat het een lust was. 't Is gewoon bedriegerij. Ik overwoog, hoeveel maanden of jaron kosteloos logies'ik zou krijgen, als ik dien vent van de tram kieperde. Vindt u niet, mijnheer? Ik sprong van de tram en viel een gat in m'n nieuwe pantalon... 's Middags zei dr. Prangler, zenuwspecia- list, dat ik minstens veertien dagen absolute rust. moest houden.... Mijnheer Sanders heeft eindelijk de tele foon aan huis en met den wemgen trots van iemand die alle installatiekoeten betaald beeft, neemt hij den hoorn op om bet toestel te probeer on. Hij wacht. wacht lang. én opeens hoort hij een schril geschel. Hallo! zegt hij wat zenuwachtig. Hallo! roept een jonge damesstem terug Wilt u mij alstublieft de firma- Welk nummer? O ja. Twaalf duizend zes honderd zeven en twintig. Ken ik niet. Een zachte tik, eenige verre vage ge ruchten, zooiets ais van knetterend hout vuur. Wat? Heb ik nu geen aansluiting meer? Vergissen die telefonisten zich, of houden ze me voor den gek? Ongeduldig laat hij het belletje opnieuw rinkelen en wacht, wacht nog langer dan de eerste maal. Eindelijk klinkt het: „Hallo?" Wat nu? Wilt u me twaalf duizend zes honderd zeven en twintig niet geven? Dat bestaat niet. Bestaat dat niet? En ik heb 't adres voor me liggen, op bladzijde 127, 18e regel Wie zeg dan dat het zoo is? Neen maar. U natuurlijk! Waarom vraagt u het nummer niet zooals het behoort? Wat zooals het behoort? Zeker. U moet vraagen: honderd zes en twintig, zeven en twintig. Wat? is dat alles? Nu, ik wacht Zoo wacht u. wat dacht u dan dat ik deed? De vrouwenstem herneemd op een toon waarop men ondeugende kinderen vergif fenis laat vragen: Vraag heit nummer zooals het behoort- Wel ve. ik begin genoeg te krijgen van dat gezanik. Spreekt u zoo tegen mij? O neen, ik heb 't tegen mijn hond Hij wacht. Nu? Weer dezelfde geruchten van zooeven, op nieuw staat hij alleen, machteloos. Driftig rukt hij aan het toestel, belt zonder «inhouden, tot dat een gemelijk „hallo" ant woordt. Hij krijgt dus toch zijn zin. Wat moet dat. beteekenen ho? Denkt, u me 7a'.6 voor den gok te houden, dan vergist u zich leelijk. Bent u uitgesproken? Sanders trilt van woede. t' bent een akelig. Weer is de verbinding verbroken, tever geefs roept Sanders de telefoniste terug, doet dat met een vloed van woedende woord®® Ja toch, daar is 't antwoord. Wat Is er van uw verlangen? kli®kt bet zacht. Begint u weer de onnoozele te spel®®' zegt de ander opgewonden terug. U zegt? U weet heel goed wat ik wil, ®®af schepsel! Maar mijnheer weet u met wie u spre®^ Of ik dat weet? Ja zeker, met e®® kleinzielig, vervelend, hinderlijk schepsel- Neen maar dat is kras! U zult nader van me hooren. Dan zullen we ®e®9 zien of u de vrouw van een minister eens zóó behandelen durft. Wat,, de vrouw van een minister? Spi"3'' ik met de vrouw van een minister? Dat W gint er leelijk voor me uit te zien. Maar zit dat dan eigenlijk? Hallo! Hallo!!! Hallo. Met wie heb ik de eer te spreken? Ha, nu begint u zich fatsoenlijk uit t» drukken. Ik ben de telefoniste van zoo eve®* Wel verduiveld... enfin, maar met wi® hebt u mij zooeven in verbinding gesteld? Dat weet ik niet mijnheer. Waar it u zoo opgewonden zag en onaangename di®" gen hoorde zeggen, daar heb ik u maar aa»' gesloten met den eersten den beste. Wat zegt u daar? Maar dat ia e®D schande! U hebt het recht niet zoo iets doen. Ho, ho! Ik hoop dat u niet meer vei" velend begint te worden. Vervelend, vervelend? Als u onder bereik was zou ik u een draai om d® ooren geven. En draai om de ooren, mij, komma®* dant Veenhuis? Een kom... kommandant nu? En 't buldert in de telefoon: Uw naam. uw naam, ellendige lafaard' Pa... pa., pardon., kom... kom.. Uw naam, onmiddellijk! Kom... kommandant... dat is een- v®r' gissing van de telefoniste... Ik biod u mij® verontschuldiging aan. Ik heb uw verontschuldigingen njü' noodig, maar wel uw ooren. Wacht maar. It zal uw naam wel aan de telefoniste vragt*®- en dan zullen we elkaar wel verder sprek®*' reken daar maar vast op. Ik ben weg. Hallo, hallo! Pardon mij®* heer... Vergeet alsublief wat ik gezegd heb- Ik weet waarlijk niet of ik u moet vel" geven. Wat, is zij daar weer? Denkt u soms dal ik mij voor u verneder... verbeeld u z'®*1 maar niets hoor! Was u niet bezig mij verontschuldig'®" gen aan te bieden? Verontschuldigingen aan U? O, ik dacht het zoo maar. En na een korte stilte: Hallo, hallo! Daar is de kommanda®* die mij uw naam vraagt. Ik meen tenminsvf dat u het was, niet waar? Onmogelijk. Ik ken hem niet. -War® even alstublieft, "juffrouw... En neem me®'e kwalijk... voor zoo even! Zoo, ik wist wel dat u veranderen zoudti evenals de anderen. Beloof me nu plecht'# dat u nooit meer opnieuw beginnen zult. Dat beloof ik u! Mag ik u nu verzoet®® zoo goed te willen zijn mij nummer twaal duizend... U zegt? O pardon. Ik bedoel: honderd zes twintig, zeven en twintig te geven? Kom, nu u het zoo vriendelijk vraag* kan ik het u niet weigeren; over een poosJ® zal ik u aansluiten, want nu hebben we 0®® vrije kwartiertje. - O zeker, zeker. Dank u, dank u! e® Dringend Iemand die voor zijn gezondheid buit®® was en dit wat lang rekte, kreeg van vrouw een telegram: „Nu moot ik dadelijk weg", zei hij na 1®' zing tot zijn vriend, ,,'t is dringend". „Wat staat er in?" „Daar, lees: Jij komt of ik". Lyntrekkerij Eigenaar van een gedeeltelijk afgebou^ huis: „Zie je, de zaak is: ik heb afgesprot®® te trouwen als dit huis klaar is". Maak u maar niet bezorgd meneer, ik e° de lui z' de lijn wel trekken zoo 1®®^ we kunn Onbekend succes „Heb je nogal succes mei de opleiding van typisten richt"? „Dat zou ik denken. cent van mijn leerlingi patroons geëngageerd e a-hooi voc""' M Opg®" pel" ba®"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 6