ml
i
Allerlei.
II
m
De vrede hersteld
Menschen
- Si.
m
Dressuur.
WOENSDAG 20 NOVEMBER 1929
TWEEDE BLAD.
PAGINA 2'
E,
WË
w M
i
Mijnheer Bakker zei niet veel dien avond,
't Was dan ook waarachtig allesbehalve ge
zellig thuis! En had hij nu iets misdaan,
zijn voeten niet geveegd, asch gemorst, iets
gebrokeai, of een andere misdaad bedreven,
die zeker de voorbeeldigste echtgenoot min
stens een dozijn malen per week begaat, ja,
dan was er tenminste een reden vo.or! Maar
nu! Zat me dat mensch (daarmede bedoelde
heer Bakker zijn overigens liefelijke echt-
genoote) te kijken met een gezicht, of de
zon voor minstens vier weken op een va-
cantiereis was gegaan; hardnekkig te turen
en d'r snoet te verbergen achter een wijd
uitgeslagen courant, waarin ze absoluut
niets las; dat kon je goed merken! Enkel
maar zich te dwingen om lekker toch niets
te zeggen, wel wetend, dat zij daarmee Bak
kertje wanhopig maakte. En waarom nou?
Ach, dierbare lezeres en lezer, de familie
Bakker was dol op visch. Het zou mij wer
kelijk spijten en ik zou er dezen nacht geen
oog om dicht doen, als uw hart u in het
lichaam zou omdraaien, omdat u visch kunt
luchten noch zien, maar helaas, mijn gewe
ten verplicht me, u deze waarheid in te
scherpen en tot 'goed begrip van de eerste
ruzie in het anders toch gelukkige huwelijk
der Bakkers is dit ook een besliste noodza
kelijkheid.
Bakker dan eigenlijk mijnheer Bakker,
aangezien deze het loffelijke beroep van kan
toorbediende met klein salaris uitoefende
had boven het gewone stadstumult uit den
schoonen roep hooren weerklinken: „Krèèèm-
skellevisch. TèMrebot-skol!" Het water
liep hem over de tanden, zijn vischbeluste
intinct reageerde heftig, Bakkers tong proef
de reeds de scholletjes, heerlijk bruin ge
bakken. Voordat hij zich eigenlijk reken
schap van zijn daad had gegeven, stond hij
al aan de vischkar in het front van een vol
ijverige vischvrouw van respectabelen om-
ïs-ang, die reeds haar handen aan haar bonte
schort afveegde en uit macht van gewoonte
al een groot broodmes greep, klaar, om eeni-
ge formidabele schollen panklaar te maken.
Lekkere schol meheir, faine visch hour,
meheir! Hoeveel meheir? ijverde de breed-
geheupte vischvrouwe.
Tja, hoeveel kost ze? informeerde mijn
heer Bakker bedeesd, zelf ontdaan over het
feit, waartoe hij, de bescheiden Bakker, ge
komen was-
Twep kwartjes een kilou meheir en ze
benne fain hour, inviteerde de schollenheer-
scheres.
Na het befilosofeeren van de hoeveelheid,
welke hij zou koopen en de timide vraag,
of dat niet wat duur was (hetgeen hem een
zeer verontwaardigd vischvrouwenaanschijn
en een aantal nog verontwaardigder visch-
vrouwen uitroepen bezorgde) besloot Bakker
een kilo schol in te slaan en zijn vrouw eens
heerlijk te verrassen. Daar had hij deze week
zelfs zijn sigaren voor over. Blij, dat hij zich
weer verwijderen kon van den vischwagen,
waarvoor hij zich toch eenigszin3 geneerde
en zich een koning voelend in het bezit van
zijn heerlijke scholletjes, stevende hij naar
zijn dierbare wederhelft.
En nu komt het! Alle denkbare gebeurte
nissen hadden Bakker niet meer kunnen ver
bazen dan die houding van zijn vrouw; haar
verontwaardigde gelaatsuitdrukking, haar
heel ehouding, haar priemende woorden.
Zelfs durfde zij met klem informeeren of
hij nou heelemaal gek was, en dat op wasch-
dag! En nog zoo'n hoop werk te doen! En
dan ook nog eens een vette kliek op den
koop toe! Of hij soms dacht, dat ze niets te
doen had?l
Het was te veel voor onzen held! En jan-
doppie, als ze nou niet eens naar zijn sus
sende woorden wilde luisteren en ging kop
pen, zou hij, Pieter Bakker, eens toonen, dat
hij 'n kerel was en ook nog zooiets als een
wil had. Als zij ze niet wilde bakken, bakte
hij ze zelf! Afgeloopen!
Waarlijk, lezeressen en lezers, hij deed het
ook! Echter is het mij tot mijn spijt niet
mogelijk, u zijn innerlijken doodsangst te
schetsen, dat de boel mis zou loopen. Laat
mij dus kort u zeggen, dat Pieter wonder
boven wonder werkelijke gebakken schollen
wist te fabrieken, die er inderdaad zeer
appetijtelijk uitzagen. Zijn angst was ge
weken en daarvoor in de plaat was getreden
een fier gevoel van zelf-bewustzijn, hetwelk
hem tevens nog vergemakkelijkte ook hard
nekkig het booze zwijgen vol te houden. Zoo
flink had Pieter zich in heel zijn trouwen nog
niet gevoeld. Toch vond hij de heele situatie
diep in zijn hart zeer vervelend verdrietig
en hij vroeg zich stillekes af, of zijn vrouw
nu ook verdrietig zou zijn. Zou hij 't goed
maken met zijn lief vrouwtje, waar hij zoo
zielsveel van hield, veel meer dan van ge
bakken scholletjes? Dat nooit! zei Van
Spcijk en... Pieter zweeg als een pot, met
opeengeklemde lippen.
De zon ging over zijn toorn onder en on
danks zijn zielestrijd ging Pieter zwijgend
met zijn zwijgende hnlpe en bijstand den
nacht in.
Rust en monotone stilte aeerscht in Pieter
Bakkers woning. Bakker's reukorgaan ver
oorzaakt nu en dan lichte snorgeluidjes en
naast zijn hoofd ligt op het blank-witte kus
sen dat zijner ega, op wier wangen nog twee
tranen nabiggelen, in stilte en verborgen
voor Pieter vergoten. Rust. Hoorbare
stilte.
Plots wordt wreedelijk die maagdelijke
stilte verbroken door een geluid. onbe
stemd, maar duidelijk niet om aan te
twijfelen! Maar wat?!.
Mevrouw Bakker heeft het gehoord, staart
met starre, groote schrikoogen naar een on
zichtbaar punt van het plafond, kan niets
doen en weet ten laatste haar man een rib-
stoot met haar elleboog toe te dienen, die
een Dempsey of Carpentier haar zou hebben
benijd. Onze vriend Bakker, zoo onzacht uit
Morpheus' armen gerukt, kan een zwakke
kreet van pijn en woede niet onderdrukken,
doch de hand zijner vrouw op zijn mond
gedrukt, is daartoe wel in staat. Bang om
te fluisteren zelfs, deelt zij hem in korte,
afgebroken lispelwoordjes mede, dat er
iemand heneden is. inbrekers- die
ven. Trouwens, dat er iets niet in orde
moet zijn, voelt Bakker wel in de sfeer als
het ware zweven. Hij stelt haar, hoewel toch
ook lispelend, gerust en beweert zacht, maar
toch wrevelig, dat ze zich weer wat ver
beeldt en bedankt haar norsch voor haar
ribstoot, maar zij dringt aan en dwingt hem,
dan toch zelf te luisteren.
Waarachtig! Bakker hoort het ook- Een
zacht, onderdrukt geluidje van beneden treft
zijn gespannen luisterend oor. Pieter Bak
ker's adem stokt; met lamheid is hij ge
slagen. Hij kan niets doen voor een oogen-
blik
Plotseling een heftige slag. gerinkel,
als brak er vaatwerk. Electriseerend
werkt dit op Pieter. Wat bliksem, dus
toch in zijn huis! En een fier gevoel van
man-zijn, man en verdediger van leven, have
em goed, doorzindert zijn wezen. Pieter is
zacht uit het bed gegleden, vastbesloten. Zijn
hand omklemt reeds een oude tafelpoot, weg
gegrist uit een hoek op den rommelzolder.
Hij draait schielijk aan 't contactknkopje en
is gelijktijdig drie treden gedaald van de nu
verlichte trap. Met een stem, waaruit moed
klinkt, roept hij kernachtig kort:. Wie is
daar? en ondervindt weer even een angst-
besluiping, aangezien de vreemde indringer
die vraag met een doodelijk stilzwijgen be
antwoordt. Met ware doodsverachting rent
Pieter plotseling de trap af, maakt licht. -
het eerst in de keuken, waar hij het geluid
vermoedde en. Boem, boem. bom
bom! slaat de oude tafelpoot op de keuken
vloer.
Mevrouw is een onmacht nabij- Zij hoort
haar man naar boven rennen, steeds het
geboem-boem van de tafelpoot voor hem uit
op de traptreden. Zij slaakt een gil, als zij
vaag de witte ren-gedaante van haar man
voorbij de open slaapkamerdeur ziet schieten
en weet verder niets meer
Nog eenmaal krijgt Bakker de kans een
geduchten slag te slaan met zijn vervaarlijk
wapen, onmiddellijk gevolgd, door een kort-
fel Miauw!! en hij ziet voor zich uit de achter
volgde zwarte gedaante met een fikschen
sprong uit zijn openstaand zolderraam ver
dwijnen in den donkeren nacht.
Even later is hij bezig zijn roode-kruis-
talenten op zijn wederhelft toe te passen en
sjouwt, hij bedrijvig met water. Nog even
later geeft hij een nachtelijke explicatie. Door
de ruzie vergeten het keukenraam te sluiten,
kat binnengekomen. nog twee gebakken
scholletjes op een schaal op de keuken,
tafel. schol opgegeten. schaal ge
broken op den vloer.
Zoo kwam het, dat bij Pieter Bakker de
schollen waren verdwenen, maar de vrede
wederkeerde in den nacht en glorieerde tot
in lengte van dagen.
Er zijn verschillende soorten van menschen.
Je hebt menschen, die altijd optimistisch zijn
en hopen, dat ze den volgenden Zondag echt
voetbal in Holland te zien zullen krijgen. Je
hebt menschen al zijn 't er Weinig die
vinden, dat de scheidsrechter van verleden
week. den wedstrijd uitstekend geleid heeft.
Menschen, die op het drukste punt der stad
bij den verkeersagent om inlichtingen gaan,
waar de Hoe-hiet-ie-ook-weer-straat is, zoo.
iets van „Ho" of „Ha", in ieder geval komt
er een s in voor. Menschen, die je een beetje
vuur vragen cn je sigaret gedoofd terug
geven. Menschen, die je op de tram vragen)
of je het laatste detective-verhaal van Pieter-
sen al hebt gelezen, hoewel je je een detec
tive vaag voorstelt als een pijp en een re
volver met een man er achter. Menschen,
die het klaar spelen in. den kortst mogelijken
tijd een recordaantal glaasjes om het leven
te brengen bij hun binnentreden. Menschen,
die met een onfeilbaar instinct ieder aan
wezig eksteroog weten te vinden en het op
grondige wijze verpletteren. Menschen, die
je in een oogenblik hun heele levensloop op-
disschen van hun geboorte af tot op het
huidige oogenblik en er dan nog uitvoerige
beschouwingen aan vast knoopen over hun
toekomstig lot tot hun laatsten snik. Men
schen, die een tante hebben, of een schoon
zuster, of een vriendin van een aangetrouw
de tante, of een kennis van een neef van
de schoonzuster van een aangetrouwde tante
van een achternicht, die gehoord heeft van
een intiemen vriend van den burgemeester,
die hem verteld heeft, dat zijn zwager met
aan zekerheidgrenzende hoogstwaarschijn
lijkheid gekozen is tot raadslid of misschien
Was Wet wel tot voorzitter van de duiven-
vereeniging. Menschen, die je een levens
positie aanbieden, als je maar 10 stort
tot dekking der' onkosten. Menschen.... enfin,
allerlei soorten menschen met verschillende
levensbeschouwingen, verwachtingen en
ambities.
Maar over een bepaalde klasse wilde ik
een uityoeriger beschouwing geven en-wel
over de' klasse: mcnschen-die-op-je-zenuwen
werken.
In trams, treinen, schouwburgen, overal
vindt men mannen en vrouwen, - die mén
onder die klasse kan rangschikken.
Daar heb je b.v. de menschen bij wie „het
nog wel gaan zal".
Stel u voor een tram, zoo'n eehte, ouder-
wetsche, „gezellige" Rotterdamsehe tram,
waarin een twintigtal menschen hebben
plaats genomen. Er vertoont zich echter, wat
alleen mogelijk is door de moderne opvat
tingen over de slanke lijn, een kleine ope
ning tusschen een slanke jongeling en een
even slanke jongedame. Een natuurlijk
niet dikke, alleen wat corpulente dame
van ongeveer 250 pond, „trippelt" de train
binnen, ziet de opening en wigt er zich tus
schen: „Het zal nog wel gaan, nietwaar?"
En niemand heeft den moed om haar te
vertellen, dat het werkelijk n-i-e-t gaat.
Een ander deel van de menschen, die-op-je'
zenuwen-werken, zijn de meelezers. Wanneer
men in de tram gezeten z'n krant openvouwt,
zijn er onmiddellijk menschen, die zich kos
teloos van de laatste nieuwtjes op de hoogte
willen stellen en bij den omvang der heden-
daagsche kranten kan het wel eens gebeuren,
dat er twee of drie tegelijk hun neus boven
uw lectuur houden en er van genieten. Ook
brieven, die men door drukte niet eerder
heeft kunnen inzien, worden niet graagte
meegelezen en als men den brief demonstra
tief dichtvouwt zijn ze nog gebelgd ook.
Eveneens verschillende dienaren van Her
mandad kunnen tot die klasse gerangschikt
worden. Dat zijn zij; die, als men haast
heeft, u aanhouden en een zwaarwichtige,
- i - m&zim mm
V;
«•«- - T -i -:' .'V ,'*V
fF? y
ENGELSCII SPORT- EN GOK-ENTHOUSIASME: bookmakers trotseeren storm en
sneeuw bij den totalisator bij de herfstraces tn Hurst Park
- -• i f
IAUlA.L.\£>lUE IELGD AAA' HET HAARSNIJDEN in den letterlijken zin des woords
Met scherpe messen, die zij meesterlijk hanteeren, korten ze bij elkaar hun al te lange
iwarte lokken.
met artikels gedocumenteerde, beschouwing
houden over rechtsloopen.
Daar heeft men in de bioscoop de typen,
die iederen tekst hardop voorlezen. Of ze
dat nu doen om te laten zien, dat ze geen
analphabeten zijn, of omdat zo gelooven, dat
de rest van de zaal bijziende of half idioot
is, ik weet het niet., maar als ik naast zoo
iemand bob gezeten, kan ik 's avonds nooit
in slaap komen.
Dan heeft men menschen, die het deftig
vinden midden onder het stuk den schouw
burg binnen te komen. Vader en moeder,
vergezeld van vijf of zes huwbare dochters
komen de zaal ingemarcheerd en zoeken
giebelend en ginnegappend hun plaatsen op.
Een programma hebben ze niet, want mijn
heer wil wel zoo vriéndelijk zijn, het even
in te laten zien, dat is veel gemakkelijker
en goedkooper.
Vervolgens krijgt men den bekenden werk-
loozen kantoorbediende, die u een uitstekend
stuk zeep of een doos prima postpapier poogt
aan te smeren. Beste menschen ongetwijfeld,
maar waarom moeten ze altijd juist mij
hebben en waarom gaan ze niet weg, als ik
e voor de elfde maal uitleg, dat ik over
vloed van zeep en geen meisje buiten de
stad heb, zoodat ik niet in die mate van
postpapier gebruik maak, dat ik driemaal
per dag een twaalf vel daarvan moet in
slaan.
Dan zijn er nog menschen zijn ze dat
nog wel? die als men haastig bet station
binnenrent om den trein, die over drie
minuten vertrekt, nog te halen vlak voor u
naar het loket gaan, een heel gesprek met
den beambte aanknoopen, vervolgens dub
beltje na dubbeltje, kwartje na kwartje neer
tellen, niet uitkomen, een bankbiljet van 25
te voorschijn halen en het terugontvangen
geld zorgvuldig over een Ontelbaar aantal
zakken verdeelen, of dames, die eerst inlich
tingen vragen over den prijs van een kaar
tje naar de stad Ocht en als de beambte
dan heel nieuwsgierig informeert, waar die
stad eigenlijk ligt, blijkt, dat ze zich ver
gist heeft en Acht bedoelt. De beambte geeft
haar de gevraagde inlichting, waarna zich
een discussie ontspint, daar de prijs te hoog
wordt bevonden. Als de wanhopige man
haar eindelijk aan 't verstand heeft gebracht,
dat hij er heusch 'niets aan kan doen, wordt
bet geld behoedzaam, liefkozend haast, neer
geteld. Al dien tijd staat een heele rij onge
duldige slachtoffers te trappelen en te
stampvoeten, omdat de klok iedere minuut
onbarmhartig verspringt en langzaam is
het nog wel langzaam? maar zeker het
noodlottige cijfer III op de wijzerplaat
nadert.
Tenslotte: Ik sta op de tram. Het regent,
dat het giet en de gootjes van het tramdak
spuiten dikke stralen, die door den wind
tegen de ramen gedrukt worden, waar ze
beekjes en rivieren vormen op hun weg om
laag.
Glijdend en knarsend over het uitge
strooide zand, komt de wagen tot stilstand.
De regen van zich afschuddend als een
hond, die in het water heeft gelegen, komt
een heer binnen en zegt luidruchtig:
Goeden morgen.
Morgen, is m'n antwoord.
Vies weertje, niet?
Werkelijk?! Ja, nu u het zegt, valt hei
me ook op!
Een eenigszins verwonderden blik, maar
in 't geheel niet uit het veld geslagen;
Een tijd zoo'n weertje niet gehad!
Hm. Firn.
Ben toch benieuwd hoe lang dat nog
zoo zal duren.
Hm.
De weerberichten voorspellen niet vec|
goeds anders.
Onheilspellend zwijgen mijnerzijds.
Die kerels op de Bilt zeggen maar wal
geloof ik.
Stilte.
Vindt u niet?
Zwijgen.
Vindt u niet, mijnheer?
Ja!!!
Laatst ook, toen voorspelden ze regen,
ik blijf den heelen dag thuis en een weertje,
dat we hadden, een weertje mijnheer! ge
weldig gewoon, de zon scheen, dat het een
lust was. 't Is gewoon bedriegerij.
Ik overwoog, hoeveel maanden of jaron
kosteloos logies'ik zou krijgen, als ik dien
vent van de tram kieperde.
Vindt u niet, mijnheer?
Ik sprong van de tram en viel een gat
in m'n nieuwe pantalon...
's Middags zei dr. Prangler, zenuwspecia-
list, dat ik minstens veertien dagen absolute
rust. moest houden....
Mijnheer Sanders heeft eindelijk de tele
foon aan huis en met den wemgen trots
van iemand die alle installatiekoeten betaald
beeft, neemt hij den hoorn op om bet toestel
te probeer on.
Hij wacht. wacht lang. én opeens
hoort hij een schril geschel.
Hallo! zegt hij wat zenuwachtig.
Hallo! roept een jonge damesstem terug
Wilt u mij alstublieft de firma-
Welk nummer?
O ja. Twaalf duizend zes honderd
zeven en twintig.
Ken ik niet.
Een zachte tik, eenige verre vage ge
ruchten, zooiets ais van knetterend hout
vuur.
Wat? Heb ik nu geen aansluiting meer?
Vergissen die telefonisten zich, of houden
ze me voor den gek?
Ongeduldig laat hij het belletje opnieuw
rinkelen en wacht, wacht nog langer dan
de eerste maal. Eindelijk klinkt het: „Hallo?"
Wat nu? Wilt u me twaalf duizend zes
honderd zeven en twintig niet geven?
Dat bestaat niet.
Bestaat dat niet? En ik heb 't adres voor
me liggen, op bladzijde 127, 18e regel
Wie zeg dan dat het zoo is?
Neen maar. U natuurlijk!
Waarom vraagt u het nummer niet
zooals het behoort?
Wat zooals het behoort?
Zeker. U moet vraagen: honderd zes
en twintig, zeven en twintig.
Wat? is dat alles?
Nu, ik wacht
Zoo wacht u. wat dacht u dan dat
ik deed?
De vrouwenstem herneemd op een toon
waarop men ondeugende kinderen vergif
fenis laat vragen:
Vraag heit nummer zooals het behoort-
Wel ve. ik begin genoeg te krijgen
van dat gezanik.
Spreekt u zoo tegen mij?
O neen, ik heb 't tegen mijn hond
Hij wacht.
Nu?
Weer dezelfde geruchten van zooeven, op
nieuw staat hij alleen, machteloos.
Driftig rukt hij aan het toestel, belt zonder
«inhouden, tot dat een gemelijk „hallo" ant
woordt. Hij krijgt dus toch zijn zin.
Wat moet dat. beteekenen ho? Denkt, u
me 7a'.6 voor den gok te houden, dan vergist
u zich leelijk.
Bent u uitgesproken?
Sanders trilt van woede.
t' bent een akelig.
Weer is de verbinding verbroken, tever
geefs roept Sanders de telefoniste terug, doet
dat met een vloed van woedende woord®®
Ja toch, daar is 't antwoord.
Wat Is er van uw verlangen? kli®kt
bet zacht.
Begint u weer de onnoozele te spel®®'
zegt de ander opgewonden terug.
U zegt?
U weet heel goed wat ik wil, ®®af
schepsel!
Maar mijnheer weet u met wie u spre®^
Of ik dat weet? Ja zeker, met e®®
kleinzielig, vervelend, hinderlijk schepsel-
Neen maar dat is kras! U zult
nader van me hooren. Dan zullen we ®e®9
zien of u de vrouw van een minister
eens zóó behandelen durft.
Wat,, de vrouw van een minister? Spi"3''
ik met de vrouw van een minister? Dat W
gint er leelijk voor me uit te zien. Maar
zit dat dan eigenlijk? Hallo! Hallo!!!
Hallo.
Met wie heb ik de eer te spreken?
Ha, nu begint u zich fatsoenlijk uit t»
drukken. Ik ben de telefoniste van zoo eve®*
Wel verduiveld... enfin, maar met wi®
hebt u mij zooeven in verbinding gesteld?
Dat weet ik niet mijnheer. Waar it u
zoo opgewonden zag en onaangename di®"
gen hoorde zeggen, daar heb ik u maar aa»'
gesloten met den eersten den beste.
Wat zegt u daar? Maar dat ia e®D
schande! U hebt het recht niet zoo iets
doen.
Ho, ho! Ik hoop dat u niet meer vei"
velend begint te worden.
Vervelend, vervelend? Als u onder
bereik was zou ik u een draai om d®
ooren geven.
En draai om de ooren, mij, komma®*
dant Veenhuis?
Een kom... kommandant nu?
En 't buldert in de telefoon:
Uw naam. uw naam, ellendige lafaard'
Pa... pa., pardon., kom... kom..
Uw naam, onmiddellijk!
Kom... kommandant... dat is een- v®r'
gissing van de telefoniste... Ik biod u mij®
verontschuldiging aan.
Ik heb uw verontschuldigingen njü'
noodig, maar wel uw ooren. Wacht maar. It
zal uw naam wel aan de telefoniste vragt*®-
en dan zullen we elkaar wel verder sprek®*'
reken daar maar vast op.
Ik ben weg. Hallo, hallo! Pardon mij®*
heer... Vergeet alsublief wat ik gezegd heb-
Ik weet waarlijk niet of ik u moet vel"
geven.
Wat, is zij daar weer? Denkt u soms dal
ik mij voor u verneder... verbeeld u z'®*1
maar niets hoor!
Was u niet bezig mij verontschuldig'®"
gen aan te bieden?
Verontschuldigingen aan U?
O, ik dacht het zoo maar.
En na een korte stilte:
Hallo, hallo! Daar is de kommanda®*
die mij uw naam vraagt. Ik meen tenminsvf
dat u het was, niet waar?
Onmogelijk. Ik ken hem niet. -War®
even alstublieft, "juffrouw... En neem me®'e
kwalijk... voor zoo even!
Zoo, ik wist wel dat u veranderen zoudti
evenals de anderen. Beloof me nu plecht'#
dat u nooit meer opnieuw beginnen zult.
Dat beloof ik u! Mag ik u nu verzoet®®
zoo goed te willen zijn mij nummer twaal
duizend...
U zegt?
O pardon. Ik bedoel: honderd zes
twintig, zeven en twintig te geven?
Kom, nu u het zoo vriendelijk vraag*
kan ik het u niet weigeren; over een poosJ®
zal ik u aansluiten, want nu hebben we 0®®
vrije kwartiertje.
- O zeker, zeker. Dank u, dank u!
e®
Dringend
Iemand die voor zijn gezondheid buit®®
was en dit wat lang rekte, kreeg van
vrouw een telegram:
„Nu moot ik dadelijk weg", zei hij na 1®'
zing tot zijn vriend, ,,'t is dringend".
„Wat staat er in?"
„Daar, lees: Jij komt of ik".
Lyntrekkerij
Eigenaar van een gedeeltelijk afgebou^
huis: „Zie je, de zaak is: ik heb afgesprot®®
te trouwen als dit huis klaar is".
Maak u maar niet bezorgd meneer, ik e°
de lui z' de lijn wel trekken zoo 1®®^
we kunn
Onbekend succes
„Heb je nogal succes mei
de opleiding van typisten
richt"?
„Dat zou ik denken.
cent van mijn leerlingi
patroons geëngageerd e
a-hooi voc""'
M Opg®"
pel"
ba®"