het levend harmonium FEUILLETON CAROLINE ORMESBY'S MISDAAD. II Wpg-je StfAÖ 20 i\OVE;riBER Ï-J29 TWEEDE BLAD ?AGINA X Naar het Fraaisch. Dat wa^ mijn doel niet, toen ik u om ®h ondertioud verzocht: op dit punt bezit ik eer aanwijzingen, dan de politie en u zelf. Waarlijk? U wist zeker niet, dat Mona Valdré arijs verlaten heeft, eerst vier dagen na aar ontvoering. Hoe kan dat? Op een zeer eenvoudige, zij het dan ook wat naargeestige wijze. Ik ben tegenwoor- S geweest bij de begrafenis van een zekere arne Potuver, die op den boulevard Pereize WoQnt °n, naar het mij voorkwam, een zeer naaste bloedverwante van Mona Valdré zijn. 1 Ik begrijp niet goed... Dan zal ik trachten u zoo kort mogelijk °P de hoogte te helpen. Vier dagen na de Gebeurtenis, die heel Parijs in beroering raeht, wandelde ik over den boulevard Pe- eiZe> geheel vervuld van dit angstwekkend Geheim en een spoor zoekend, toen ik voorbij *24 gaande daar rouwgordijnen voor de gensters en toebereidselen- voor een begnafe- ls bemerkte. Daarover stond ik zeer ver- aasd, want ik ken. de eigenares van dit ine hotel, mevrouw Potuver, een oude ^''endin, gewezen artiste en een beetje zon king. Zij heeft van de wisselvallige triom- en °P de planken afstand gedaan en woont 1111 zes maanden van het jaar te Nizza en Zes maanden te Parijs. Wanneer zij de °°fdstad verlaat, sluit ze haar hotel geheel af en vertrouwt mij gewoonlijk al haar sleu- s toe, mij. verzoekend nu en dan eens v°°rbij haar vensters te gaan om te kijken, PI inbrekers haar deur niet geforceerd heb- en> of er in haar afwezigheid geen brand Geweest is. Veertien dagen te vorem had ik Pbj nog van die opdracht gekweten, doch PJets ongewoons bespeurd. Daarvan had ik aar kennis gegeven.. Een overlijden in haar huis was mij des e tneer onverklaarbaar, daar ik juist daags e voren haar antwoord ontvangen had, ^'aarin zij mij dankte en tevens meldde, dat ZlJ nog altijd flink gezond was en een uit- ataPje naar de Cote d' Azur wilde maken, "ie duivel kon daar dan begraven worden? Ik trad binnen en vroeg den man, die den 'Jkstoet regelde, naar den persoon van den Pverledene. Hij raadpleegde een zakboekje en Verklaarde mij dan, dat het de begrafenis G°ld van een dame Potuver. De lijkkist was P°S niet naar beneden gebracht op de baar, e in de gang stond, maar de familie oot- Vln-S op de eerste verdieping. Hij voegde er n°8 bij, dat de plechtigheid uitsluitend bur- Get"lijk zou wezen, en dat het lijk naar het st-atian des Batingnolles vervoerd werd, daar teraardebestelling in Normandië zou P'aa.ts hebben in het geboortedorp der over- ^ene. Het ware moeilijk geweest in zoo weinig 'gorden meer valsche inlichtingen te geven. evrouw Potuver was te Straatsburg ge- ^ren, weeze en zonder een enkelen ver- ^ant. Meermalen had zij mij lachend gezegd: D°rtneil, ik maak u tot mijn universeelen erfgenaam, want ik verkies niet, dat mijn eigendommetjes, bij gebrek aan een -neef I°I Zelfs in den twaalfden graad, aan dit Jammerlijk gouvernement ten deel vallen. e goede vriendin was evenals alle vrouwen öaar de mode, die zich uit de wereld terug- Grtrokken hebben, wat conservatief gewor den. Heze plotseling ontstane familie, die zoo tDaar als paddenstoelen uit den grond rees, Verraste mij evenzeer als de dood van mijn Cude vrienden. Mijn nieuwsgierigheid als- JPan. die zich gaarne mengt in zaken, welke 6rn niet raken, was opgewekt. Stond ik Ie8enover vermetele inbrekers, die van me- Vr°uw Potuver's afwezigheid gebruik maak- ten om haar woning leeg te plnnderen? Doch J^artoe dan deze begrafenis? Ook de auto- "Jkwagen van de avenue Mac-Mahon kwam P'Ij In <j0 gedachte, zonder dat ik daarin filter eenig verband met de tegenwoordige plechtigheid kon zien. In elk geval was mijn aandacht ten hoogste gespannen. Dat alles warrelde mij door het hoofd, terwijl ik de trap besteeg naar de eerste ver dieping. Niets scheen in het huis veranderd. Het kleine salon was nog, gelijk ik het altijd gekend had, met zijn rozenhouten boaken- kast, antieke leunstoelen en de tallooze snuisterijen, door mevrouw Pottuver van haar reizen meegebracht. In het salon wachtte „de famiiio". Zij zag er niet kwaad uit. Vooreerst een vader met grijzen baard, vrij respectabel ondanks een licht geurtje van alcohol, dit ik waarnam, toen ik hem condoleerde; naast hem drie flinke kerels in zwaren rouw, die de neven verbeeldden, en daarachter drie vrouwen met ondoordring baar krep gesluierd, de zakdoeken kramp achtig in de hand. Welke tragische comedie werd hier afgespeeld? Dit alles begon mij buitengewoon te interesseer on en dus plaatste ik mij bescheiden in een hoek. Weldra werd de kist naar beneden ge- liracht. Ik zag ze lang gelioeg om de onge wone grootte ervan op te merken, weinig in overeenstemming met de nog al kleins gestalte mijner vriendin; ook bespeurde iit in het deksel een rij kleine, ronde openin gen 't leken wel luchtgaat.jes wat Ik heel niet volgens de reglementen achtte. Ook nam ik bij het voorbijdragen een lich ten aromaitischen geur waar. Dit stond bij mij vast: als mevrouw Potu ver in die kist lag, was zij zeker niet dood. Zij zou het er zeker ruim genoeg hebben en tevens voor verstikking gevrijwaard zijn. Onder de lui, die de kist wegsjouwden, merkte ik een gewezen loopknecht van ons blad op, wegens herhaalde oneerlijkheid ontslagen, en een krantenventer, dien ilc dikwijls op den boulevard des Italiens den uitslag der wedstrijden had hooren roepen. Ik ging weer naar beneden. Enkele rouw dragers stonden voor de deur over alles en nog wat te praten. Daarbij ving ik enkele woorden op: Wat? Drie frank? En ik heb er maar twee gehadl Ja maar, ik heb voor het krep en <ie handschoenen gezorgd. Zoo, zoo! zei ik op mijn beurt met een gemelijk gezicht, als wist ik niet goed, wat daarvan te denken; en mij hebben ze veer tig sous in de hand gestopt. Meer niet? hernam de eerste. Dan heeft Pariselle je vast niet aangenomen. Welke Pariselle? Nou... die tapper in de rue Lepic. Neen, een kameraad heeft me meege nomen, antwoorde ik. Alle duivels! Dan heeft hij er zijn por tie maar vast afgehouden. Maar.in de houding, jongens, daar komt de chef van de voorstelling! Wien bedoel je? vroeg ik. Kom nou. Pariselle van zelf. Aan den ingang verscheen een groots Kerel met hoog rood gezicht, gekleed in een zwart heerencostuum; hij droeg glacé handschoenen, die hem niet gemakkelijk zaten. Na zijn manschappen met een rond- gaanden blik gemonsterd te hebben, wacht- te hij met don hoed in de hand het uitdra gen van liet lijk. Alles wees er op, dat familie en dragers figuranten waren, de begrafenis een kome die. Ik mengde mij onder hen en volgde den stoet tot hot station Saint-Lazare. Ge durende dezen zwijgend afgelegden tocht werd mij het verband helder tusschen de verdwijning van Mona Valdré, de automo biellijkkoets op twee verschillende punten gezien on deze begrafenis, die ik door een providentieel toeval kon volgen. Alles werd mij volkomen duidelijk: de oplichters der diva hadden een middel gezocht om hun buit uit Parijs te krijgen zonder door d* politie bemoeilijkt te worden; zij wisten toch, dat deze in volle actie was en op,els rijtuig nauwkeurig lette. Met groote verme telheid hadden zij den dood van mevrouw Potuver verzonnen, wier langdurige afwe zigheid zij kenden, en wier appartement zij voor hun onderneming in alle vrijmoedig beid geleend hadden. 't Is ongehoord! zei de graaf zeer on der den indruk. Maar u hebt geen voldoen de redenen om te kunnen beweren, dat de doodkist het lichaam van onze arme vrien din verborg. Wel zeker, twee goede redenen: de overlijdensacte, waarvan ik den volgenden dag kennis genomen heb op 't bureau van den burgerlijken atand, vermeldt een leef tijd van 26 jaar, en de geneesheer, met de lijkschouwingen heiast, vertelde mij, dat het een jonge, blonde vrouw was. Welnu, me vrouw Potuver is een kleine, reeds grijzen de brunette. Mona was inderdaad blond,' bevestigde de graaf. Dus u onderstelt, dat een narco tisch middel. Juffrouw Valdré heeft doen inslapen, zoolang als noodig was. Dat is iets uit de kindsheid der wetenschap. 'tls bijna ondenkbaar. Ik zal u met een paar woorden hei einde van dit avontuur vertellen. Aan hei station gekomen werd de kist in een wa gon geplaatst en deze verzegeld. Ik wist nog uit te vischen, dat ze in het register genoteerd werd met ville-Bréautré, op do lijn naar Havre .Hiermee besloot ik mijn nasporingen, want het was nutteloos ze dien dag voort te zetten. Maar dat is al veertien dagen geleden! De treurige vracht moet ter bestemder plaatse aangekomen zijn. en onze... Een doodkist verdwijnt zoo maar niet in Frankrijk. Bovendien had ik iets meer dringends op te helderen: in den stoet, of beter gezegd in de nabijheid ervan, had ik een naar het mij voorkwam welbekend per soon van Groot-Parijs opgemerkt, die mij wel wat veel zorg besteedde om zijn blikken achter donker gekleurde brilleglazen te ver bergen. Daarvan wilde ik gaarne meer weten. Deze persoon nu heeft na de begrafe nis de hoofdstad nog niet verlaten, en ik heb alle reden om hem in het^oog te houden. U gelooft dus, dat deze persoon in de ontvoering betrokken is? Daarover kan ik mij nog niet uitlaten, doch ik ben er van overtuigd, zoolang be doelde heer te Parijs vertoeft, loopt Mona Valdré geen gevaar. .Wij zullen dat ongelukkige meisje dus nog kunnen redden? Dat geloof ik voor het oogenblik stel lig. Ik heb even ingewikkelde zaakjes tot oplossing gebracht. Ik zal de diva terug vin den. In welken toestand? Dat weet ik niet, maar zeker zal alles van de snelheid onzer tusschenkómst afhangen. Handel dan ten spoedigste, mijnheer. Ik geef u alle volmacht en als u geld noo dig hebt... Helaas, mijnheer, dat is het noodzake lijkste, en dat juist ontbreekt mij. Ik voor zie, dat wij met een geduchtig georgani- seerdon vijand zullen te kampen hebben. Ik ben bereid den strijd alleen aan te binden, als ik geld, veel geld tot mijn beschikking heb, want er zullen zeer zeker medeplich tigen gekocht moeten worden. Ik wil het eer lijk bekennen: met dit doel heb ik u opge zocht. Mijn fortuin staat te uwer beschikking. Dank u. Ik zal mijn best doen mij tot het striktnoodige te beperken. Zou ik u mogen verzoeken mij een crediet bij de Banque de France te openen, waardoor ik mij geld kan verschaffen, waar ik mij ook bevind? Ik zal vandaag nog naar de Banque gaan. Wilt u in afwachting daarvan voor- loopig tienduizend francs aannemen? te/.' wdw'-; EIGENAARDIGE VERSCHIJNINGEN OP EEN VOETBALVELD. Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan der E. V. V. „Eindhoven" verscheen de scheidsrechter per „auto" op het veld, terwijl 't team er zeer zonderling uitzag door t HERBERT ADAMS. (Geautoriseerde vertaling.) 15) 1«.) -te""* Neen, dat zou niet eerlijk zijn, riep Pat "srnar ijverig. Hij had Daphne getrokken en le zal het haar kwalijk nemen, indien zij hem aarbij geholpen had? Caroline bleek de tafel- arte van een aardlgen jongeman, Grimble en&amd, terwijl Judy ten deel gevallen was an mr Felix Dlckerton, die juist in tijds voor 61 diner gearriveerd was, Peter Grey had Ve- a Mason getrokken. Daarbij was geen truc ge- ruikt en Vera beschouwde het als een goed eeken. Eindelijk eens geluk! Peter vond ook. bij gelukkig getrokken had. Vera zag er ,®er schitterend uit in haar kleed van diep aUW met zilver. Het stond haar uitmuntend, ij Was waarschijnlijk het mooiste meisje van gezelschap, ofschoon, zooals Daphné had ^gemerkt het effect bedorven werd, zoodra vaar mond geopend werd ln een plotselingen ^eden glimlach. Maar zij wist, wanneer zij er et best uitzag en daarom behoorde haar glim- U(Jh tot de zeldzaamheden. q Het diner verliep heel vroolljk. De jonge ..rimble was een aangename buur, maar Caro- 'he voelde zich niet geheel en al gerust. Zij leeS dat gevoel, telkens wanneer zij ln de cbting van Peter keek en bemerkte, dat hij 5ar voortdurend gadesloeg. Hij zat aan de terzijde van de tafel en- telkens ontmoetten ah blikken elkander. Hij kon niets vermoe het was haar eigen, kwade geweten, zoo- '8 zich zelf steeds voorhield. Maar toch kon biet nalaten te wenschen dat zij of hij niet gekomen wa3. Na het diner, toen bet nog vrij warm was, gingen de meisjes naar buiten op het terras, terwijl de heeren een sigaartje bleven rooken, Caroline en Judy liepen het terras op en neer, toen mr. Bickerton zich bij haar voegde. Ik moest naar buiten, verklaarde hij, die jongens praten maar voortdurend over een balspel. Ik wil het graag aanzien maar ik kan hun urenlange voorbeschouwingen niet aan- hooren. Daarom ben ik weggeloopen. Er is maar een echt spel, en dat zou ik hun wel eens wil len laten zien. U bedoelt base-ball vroeg Caroline. Ja. Dat is een spel. Je valt daarbij niet gedurende een half uur in slaap om dan door een zacht gemurmel wakker te worden wijl er eens iets gebeurd is! U zult morgen niet in slaap vallen, zeide Judy, al moet Ik u zelf wakker houden. Weet je wel, Caroline, vervolgde zij, dat ik tijdens dit diner .meer omtrent voeding geleerd heb dan ik ooit kon vermoeden. En ik heb meer geleerd omtrent Ameri- kaansche meisjes, dan ik ooit heb kunnen droomen, verklaarde mr. Bickerton. Ik veronderstel, dat u wat heimwee hebt zeide Judy, maar komt toch niet naar Enge land, indien u het nationale product verlangt! Wil een van u beiden mij niet vertellen, wat u geleerd hebt, lachte Caroline, voedsel of vrouwen slecht een kwestie van smaak, Over den smaak hebben wij het juist ge had, zeide Judy. Dat is zoo, zeide Bickerton. Het is mijn roeping dan smaak te cultiveeren. Wij hebben zintuigen gekregen, maar de smaak is het eenige, dat wij onder eigen controle hebben. Wij kunnen er niets aan doen, dingen te moe ten zien, waar wij een hekel aan hebben leelijk uitzicht, leelijke vrouwen, wreede da den enz. Wij hooren dingen, die wij niet wil len hoorei), als slechte muziek en grove woor den. Wij ruiken dingeu van goedlioope odeur tot bedorven visch welke wij veraf schuwen. Wij moeten vaak dingen of men- schen aanraken, waarvan wij niet houden. Wij kunnen onzen mond tenminste dicht hou den, totdat wij er iets in kunnen steken, dat de moeite waard is. Staat er niet ln den bijbel, dat het niet gaat om hetgeen den mond ingaat? vroeg Ju dy, doch slechts om de domme woorden, die er uit komen? Ik veronderstel, dat uit uw mond nooit domme woorden klinken zeide mr. Bickerton. Denkt u dat mijn tong gebonden is. wan neer ik uit mijn humeur ben? Zeg hem de waarheid maar eens, Caroline. Judy heeft het humeur van een engel, verklaarde haar vriendin, maar zegt u mij eens, wat u geleerd hebt omtrent Amerikaan- sche meisjes of mag Judy dat niet hooren? Indien er iets aardigers en lievers bestaat dan het Amerikaanscbe meisje, zeide mr. Bickerton met een ondeugende flikkering in zijn oogen, is het 't Engelsche meisje. Maar is er iets lievers? Het is niet fair, dat aan mij te vragen, zeide Caroline. Maar Judy zoowel als ik bran den van nieuwsgierigheid naar uw .eigen ant woord. Maar zij-zouden dit nog niet hooren. Twee andere meisjes van het gezelschap, Do- ris en Eva Grant wilden haar niet het monopo lie laten van den eenigen beschikbaren man en zij voegden zich bij hen met de vraag, of mr. Bickerton haar iets van zijn ervaringen op zijn wereldreis opgedaan, wilde verhalen. Caroline wandelde weg en voegde zich bij Daphne en Vera. Mr. Grey stelde heel veel belang in je. Caroline merkte Vera op. Ik ben benieuwd waarom, zeide Caroline. Zij sprak kalm genoeg, maar dat dwaze, kleine geweten begon weer te hameren, Hij vertelde, dat je hem aan Iemand her innerde, maar hij wist niet aan wie. Dat gevoel hebben wij allemaal wel eens, zeide Daphne. Vertel ons eens iets van hem. Vera. Vera vertelde, hoe Bill en Peter samen op school geweest waren en hoe „dik" 'zij al tijd met elkander waren. Zij vertelde ook van haar tochtjes in zijn nieuwen auto en gaf den indruk, dat zij en Peter den meesten tijd teza men waren. Ook roerde zij het ongeluk aan, dat hem twee dagen in Sussex had vastgehou den. Vertelde hij niet. wat hem zoo lang had vastgehouden? vroeg Caroline, nieuwsgierig om te hooren, welke verklaring hij aan zijn af wezigheid had gegeven. Ik maakte er uit op, dat zij in een afge legen gehucht moesten wachten, totdat de wa gen gerepareerd was. Zoo dat was het dus. Een goede uitleg. Wie was er bij hem vroeg zij andermaal. Mr. Bickerton, de man met wien je juist sprak. Caroline vroeg zich verbaasd af, of mr. Bickerton het juiste van het geval wist, toen Pat Warner naar buiten kwam. Zeg eens, Daphne, riep hij vroolijk, je be loofde, mij de fontein in het rosarium te laten zien. Ik kan het nu niet goed doen, zeide Daphne met een lichten blos. De anderen kun nen direct komen. Dat denk ik niet, hield Pat vol. De oude Tatham is juist begonnen met een verhaal over zijn tour met het Engelsche cricketteam naar Afrika, tien jaar geleden. Dat zal minstens een half uur duren. Bill Mason heeft ook een ver haal, dat hij tweemaal geprobeerd heeft te vertellen. Hij zal dat nog wel eens doen pardon, miss Mason, ik vergat, dat hij uw broeder is, maar u weet hoe die cricketers zijn, wanneer zij over hun heldendaden begin nen! De fontein zal er in den maneschijn prach tig uitzien, zeide Caroline. Met een lachje stond Daphne op. Gaan jullie mee? vroeg zij. Aanstonds antwoordde Caroline. Ik heb nog heel wat met Vera te bespreken. De twee gelieven gingen samen weg, maar de achter- blij venden schenen tenslotte niet zoo heel veel te bespreken te hebben. Caroline was nieuwsgierig, wat Peter Grey nog meer over zijn avontuur verteld kon heb ben en toch wilde zij er niet naar vragen. Waar is die fontein? informeerde Vera in gedachten. Ik meen, dat het Iets nieuws is, zeide Caroline, in het rosarium bij de garage. Een heerlijk, rustig plekje, en mijn raam ziet er op uit. Het leek haar waarschijnlijk, dat Vera plan nen maakte om daar in uitgezocht gezelschap misschien Peter naar toe te gaan en daarom vond zij het niet meer dan fair ook de nadeelen te noemen. Toen de heeren einde lijk uitgepraat waren, werden de speeltafeltjes te voorschijn gehaald. Drie of vier van de par- En de graaf greep naar zijn porefeuille. Ik heb op het oogenblik slechts drie a vier duizend frank noodig. Vouw ze op en laat ze in mijn hand glijden, straks als we afscheid nemen. Wat al voorzorgen! Wij hebben met iemand te doen, die over goed georganiseerde hulp moet be schikken en niet zal aarzelen hinderlijke getuigen uit den weg te ruimen. Maar wie is die man dan toch? Wat is zijn doel? Sta mij toe zijn naam nog te verzwij gen, daar volledige zekerheid aangaande zijn persoon mij nog ontbreekt. Zijn plannen zijn mij onbekend, maar ik voel, dat ze vreese- lijk en heilloos zijn, daden van een gek, die de cel verdient of het wambuis van Ren dwangarbeider. Thans heeft hij nog alles op ons vóór: algemeene bekendheid, of beter gezegd beroemdheid en daardoor waar schijnlijk den steun van hooggeplaatsten. Waneer ik hem ontmasker, moet ik hem tegelijk als een giftig ondier vermorzelen, zoo niet, dan word ik zelf verpletterd. Nog één woord: hebt u te Havre of daar in den omtrek kennissen, tot wie ik mij zou kunnen wenden om zoo noodig inlichitngen over het land in te winnen? Ja, een mijner neven, mr. Ragasse is notaris te Saint-Romain-de-Colbocs. Er heeft eenige verkoeling tusschen ons geheerscht wegens een jaohtkwestie, maar zijn vrouw, een heel lief wijfje, heeft allen wrok weten weg te ruimen. Beiden zullen u zeer goed ontvangen. Wilt u mij dan een brief van aanbe veling zenden en daarbij in het uitzicht stel len, dat ik een klein eigendom in die streek zou willen bezitten? O, als u die ambtelijke snaar aanroert, wordt u wis met open armen ontvangen. Ik zal zijn gastvrijheid niet misbruiken, maar hoop ze mij ten nutte te maken. Het karakter van mr. Ragasse? Handig, maar dienstvaardig en strikt eerlijk. En zijn vrouw? Als alle mooie vrouwen en bedorven kinderen. Zij maakt graag toilet, versmaadt geen fijn complimentje, kent alle praatjes in den omtrek en houdt er van ze over te vertellen. Een laatste woord: ik zal u zooveel mogelijk door brieven op de hoogte houden, maar allicht moet u wel eens tusschen de regels lezen, want ik vertrouw zelfs de post niet. En nu zijn wij aan de avenue Henri- Martin gekomen; laten wij hier zeer harte lijk afscheid nemen. Ik voel, dat al sedert een kwartier iemand ons volgt; dat moet de lezer van la Patrie zijn, die zich bedacht heeft. Meent u nu werkelijk....? Ik zeg het u nog eens: al uw daden worden bespied, en wanneer men u met een nieuwen vriend ziet praten, wil men weten, of u niet bezig zijt een nieuw spoor te zoe ken. Verwonder u dus niet over de laatste woorden, die ik zal spreken: ze dienen enkel om mij van dien volgeling te ontdoen. U zoudt me bijna bevreesd maken. U hebt het minst te vreezen. Dan de stem verheffend: Mijn vriend, hier moet ik u vaarwel zeggen. Ik zal wel geen tijd hebben u vóór mijn vertrek nog te spreken, maar ik zal u uit een of andere haven van de Roode Zee een briefkaart zenden en ook een uit Pon- dichèry, rood ra ik daar aangekomen ben. Ik houd mij aanbevolen, beste vriend! antwoordde de graaf op denzelfden toon. Goede reis! Zij gaven elkander een stevigen handdruk, waarbij de biljetten in Pierre's hand over gingen. De graaf liep de avenue Henri-Mar- tin op. Zich omkeerend zag hij den trouwen lezer van la Patrie, die na eenige weifeling dezelfde straat nam. Pierre behoefde niet om te kijken: met behulp van een zak- spiegeltje vergewiste hij zich, dat hij niet gevolgd werd. Vlug liep hij door de avenue van het Bois terug, nam een trein van de ceintuurbaan en begaf zich dan naar den boulevard Pereize, waar hij tegenover no. tij werden niet voor den volgenden morgen verwacht waaronder de gevreesde „Schrik", mrs Neilson, zoodat de avond rustig werd doorgebracht. Peter zeide, dat hij geen kaart speelde, waar op Caroline, die zoo ver mogelijk uit de buurt wenschte te blijven, ziqh onmiddellijk aan een van de tafeltjes nederzette. Zij moest er om lachen, toen Vera zeide niet te willen spelen, aangezien deze jonge dame den naam had een fel speelster te zijn. Zonder twijfel zou het ro sarium zijn bezoek krijgen! Caroline speelde met drie heeren. Zij deed het heel goed, maar toen iemand na enkele robbers voorstelde den inzet te verhoogen tot 10 shilling per 100 punten, hield zij er mede op. Zij speelde nooit zoo hoog en nu wist zij bovendien, dat zij geen verlies kon lijden. Haar plaats werd terstond ingenomefi door Doris Grant, die met Grimble als partner speelde tegen Bill Mason en Tatham. Zij verloor zwaar. Ik heb een paar ongelukkige weken ge had, zeide zij tegen Bill, toen het spel werd afgebroken. Mag Ik op het eind van de week betalen? Mijn geluk moet spoedig keeren. Bill willigde dit verzoek niet al te vriende lijk in en mr. Summers drong er op aan, dat de heeren niet te laat naar bed zouden gaan, opdat zij den volgenden dag fit zouden zijn voor den eersten wedstrijd. Nog voor midder nacht volgde een algemeen vertrek naar boven. Wij hebben samen eep badkamer, miss Ormesby, zeide Bill Mason, terwijl zij op de gang elkander goeden nacht zelden. Wie zal het eerst gaan? Gaat U maar, zeide Caroline, die uit zijn familiaire manier van doen afleidde, dat de whisky en de port wat rijkelijk gevloeid had den. En neem het maar goed koud. Oh neen, zeide hij, maar indien u van nacht misschien angstig mocht worden of schrikken, vergeet dan niet, dat ik bij de. hand ben: Volgens de boeken, gaan balcondeuren altijd geheimzinnig open, weet u. Zullen wij morgenochtend onze thee gezamenlijk op het balcon gebruiken Caroline vroeg zich af, of hij zijn pogingen van het vorige jaar ging herhalen maar zij maakte zich niet bezorgd, dat lij gen niet op een afstand zou kunnep. houUm 472 bleef staan. Niemand in de nabijheid be speurend stak hij de straat over, opende de deur van mevrouw Potuver's hotel ea trad binnen na ze weer zorgvuldig gesloten le hebben. Niets scheen in het huis veranderd, elk spoor van de begrafenisdrukte was ver dwenen. Hij vond alle meubelen op hun - plaats en begaf zich naar de slaapkamer zijner vriendin, waar de doodkist gestaan had. Ook daar was alles naar gewoonte; alleen nam hij er nog een zeer licht geurtje waar, dat aan een apotheek deed denken. Hij nam een kaars van een der cande- labers en stak die aan. Nauwkeurig onder zocht hij den houten vloer en het bed, doch vond niets. Achter in de kamer stond een chaise-longue; hij nam de kussens weg en betastte de zitting. Daarbij stieten zijn vin gers op een klein voorwerp, dat in een hoekje weggegleden was: een ring met een kleinen saffier in een gouden klauwtje ge vat. 't Zou mij verwonderd hebben, als zij niet iets achtergelaten had, hetzij dan op zettelijk of niet. Hij stak het kleinood in zijn portemonnaie, ging voor een secretarie zitten en schreef vlug een briefje, dat hij in een enveloppe sloot. Dan blies hij de kaars uit en verliet het huis door de deur, die op den boule vard uitkwam; hij sloot alles nauwkeurig en begaf zich naar de place Pereize. Vóór het station wenkte hij een pakjesdrager, dia met een agent stond te praten. Zeg eens vriend, wil je voor honderd sous dit naar de rue Lauriston brengen? Met plezier, patroon. Moet ik op ant woord wachten? Neen, het is een mededeeling, die mij dringend gevraagd as, meer niet. Over een kwartier is het op zijn bestem ming. Juist, dat is mijn bedoeling; maar denk er om: vooral aan den geadresseerde rolt overgeven. Begrepen? Komt in orde, patroon. Wees gerust, er zal niets aan mahkeeren. Dormeil stak een sigaar op en wandelde rustig naar huis. III Daags na de zoogenaamde begrafenis van mevrouwPotuver verliet dokter Dupallon- Ruan-t tegen tien uur zijn weelderig hotel op den quai de Passy. 't Was een man in do kracht des levens, met zorgvuldig geschoren gelaat en kort geknipte haren, waarin zich reeds hier en daar een grijzend draadje vertoonde. Zijn hooge gestalte met breede schouders was welbekend, niet alleen in de wereld der geneeskundigen, maar in geheel het kunstzinnig Groot-Parijs. De dokter was namelijk een operateur van groot-en naam en tevens hartstochtelijk minnaar der mu ziek. Verscheidene hoogst gewaagde, maar met succes bekroonde operaties hadden he n in korten tijd een buitengewone vermaardheid bezorgd. In het zeer moderne ziekenhuis, dat Du- pallon-Ruant in de rue Chalgrin had laten bouwen, stroomden de lijders toe. In vier jaar was hij meer dan millionair geworden, en men. beweerde, dat hij nu nog wel drie honderd duizend frank per jaar verdiende; want sedert twee jaar opereerde hij minder, zelf en kwam alleen tusschenbeide in merk waardige of moeilijke gevallen. Als groot muziekliefhebber bezat hij in zijn hotel een wondervolle verzameling blaasinstrumenten van de eenvoudige rieten Panfluit tot de ingewikkeldste moderne kunstproducten. Hij ontving een ieder goedwillig en be leefd; doch de saamgeperste, dunne lippeü en staalharde blik hielden den bezoeker, op een afstand. Die blik vooral, soms met eeu schittering van genie of krankzinnig- heid? was verontrustend en gaf oen ge voel, als spoorde de geneesheer een verbor gen kwaal- op, als wilde hij de mensehen hypnotiseeren. Een voortdurende, ietwat spottende glimlach, verzachtte echter den onaangenamen indruk, dien men bij zijn dering ontving. (Wordt vervolgd). HOOFDSTUK XV. De eerste match. Het huis-elftal maakte een keurigen in druk, toen het achter Mr. Gilbert Summers het prachtig gelijk-gerolde veld betrad. Hij had den toss tegen den captain van het dorps elftal verloren en moest het eerst gaan fiel den. Het veld was schilderachtig gelegen, met een rij oude boomen op den achtergrond. In een *an de hoeken was een groote tent op geslagen en daaromheen bevond zich een aan tal overschaduwde zitjes, vanwaar de leden van het huis-elftal en hun vrienden het spel konden gadeslaan. Rondom het veld waren verder nog de noodige zitplaatsen aangebracht, welke later op den dag door de dorpsbewoners zouden worden ingenomen. Toen het spel om precies half twaalf aanving, waren er nog niet veel toeschouwers aanwezig. Het was een prachtige blauwe lucht en de zon had reeds groote kracht, waardoor het kort gesneden gras die heerlijk warm-groena geur kreeg zooals Judy het beschreef. De meisjes zaten allen bij de tent en wacht ten op den eersten bal, die gebowld zou wor den. Mr. Summers zag er ondanks zijn zestig jaren even fit uit als de jonge mannen, die hem volgden. Bill Mason leek vol vertrouwen. Pe ter Grey, in een goed zittende witte pantalon en shirt gekleed, scheen te genieten van het warme zonnetje. Pat Warner, kort gebouwd maar lenig, leek gereed om overal heen te rennen en alles te doen. Lithgow, Grimble en de overigen, allen zagen zij er flink en vroolijk uit en bereid hun best te doen voor de overwinning. Ik dacht, dat mr. Summers niet speelde, zeide Caroline tot Dapbne. Ik was abuis. Hij speelt vandaag mee, omdat Charlie Goss, de predikant, captain van de dorpsploeg is. Na vandaag doet vader niet meer mee en neemt mr. Goss zijn plaats in ons elftal over. Was dat mr. Goss, met wien ik zoo juist sprak? vroeg mr. Bickerton, die op dat mo ment de eenige heer was om de dames gezel schap te houden. Hij is dominee en vertelde een massa aardige verhalen over zijn school kinderen. (Wordt vervolsdjj j

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 7