het levend harmonium
FEUILLETON
CAROLINE ORMESBY'S
MISDAAD.
II
Wpg-je
StfAÖ 20 i\OVE;riBER Ï-J29
TWEEDE BLAD
?AGINA X
Naar het Fraaisch.
Dat wa^ mijn doel niet, toen ik u om
®h ondertioud verzocht: op dit punt bezit ik
eer aanwijzingen, dan de politie en u zelf.
Waarlijk?
U wist zeker niet, dat Mona Valdré
arijs verlaten heeft, eerst vier dagen na
aar ontvoering.
Hoe kan dat?
Op een zeer eenvoudige, zij het dan ook
wat naargeestige wijze. Ik ben tegenwoor-
S geweest bij de begrafenis van een zekere
arne Potuver, die op den boulevard Pereize
WoQnt
°n, naar het mij voorkwam, een zeer
naaste bloedverwante van Mona Valdré
zijn.
1 Ik begrijp niet goed...
Dan zal ik trachten u zoo kort mogelijk
°P de hoogte te helpen. Vier dagen na de
Gebeurtenis, die heel Parijs in beroering
raeht, wandelde ik over den boulevard Pe-
eiZe> geheel vervuld van dit angstwekkend
Geheim en een spoor zoekend, toen ik voorbij
*24 gaande daar rouwgordijnen voor de
gensters en toebereidselen- voor een begnafe-
ls bemerkte. Daarover stond ik zeer ver-
aasd, want ik ken. de eigenares van dit
ine hotel, mevrouw Potuver, een oude
^''endin, gewezen artiste en een beetje zon
king. Zij heeft van de wisselvallige triom-
en °P de planken afstand gedaan en woont
1111 zes maanden van het jaar te Nizza en
Zes maanden te Parijs. Wanneer zij de
°°fdstad verlaat, sluit ze haar hotel geheel
af en vertrouwt mij gewoonlijk al haar sleu-
s toe, mij. verzoekend nu en dan eens
v°°rbij haar vensters te gaan om te kijken,
PI inbrekers haar deur niet geforceerd heb-
en> of er in haar afwezigheid geen brand
Geweest is. Veertien dagen te vorem had ik
Pbj nog van die opdracht gekweten, doch
PJets ongewoons bespeurd. Daarvan had ik
aar kennis gegeven..
Een overlijden in haar huis was mij des
e tneer onverklaarbaar, daar ik juist daags
e voren haar antwoord ontvangen had,
^'aarin zij mij dankte en tevens meldde, dat
ZlJ nog altijd flink gezond was en een uit-
ataPje naar de Cote d' Azur wilde maken,
"ie duivel kon daar dan begraven worden?
Ik trad binnen en vroeg den man, die den
'Jkstoet regelde, naar den persoon van den
Pverledene. Hij raadpleegde een zakboekje en
Verklaarde mij dan, dat het de begrafenis
G°ld van een dame Potuver. De lijkkist was
P°S niet naar beneden gebracht op de baar,
e in de gang stond, maar de familie oot-
Vln-S op de eerste verdieping. Hij voegde er
n°8 bij, dat de plechtigheid uitsluitend bur-
Get"lijk zou wezen, en dat het lijk naar het
st-atian des Batingnolles vervoerd werd, daar
teraardebestelling in Normandië zou
P'aa.ts hebben in het geboortedorp der over-
^ene.
Het ware moeilijk geweest in zoo weinig
'gorden meer valsche inlichtingen te geven.
evrouw Potuver was te Straatsburg ge-
^ren, weeze en zonder een enkelen ver-
^ant. Meermalen had zij mij lachend gezegd:
D°rtneil, ik maak u tot mijn universeelen
erfgenaam, want ik verkies niet, dat mijn
eigendommetjes, bij gebrek aan een -neef
I°I Zelfs in den twaalfden graad, aan dit
Jammerlijk gouvernement ten deel vallen.
e goede vriendin was evenals alle vrouwen
öaar de mode, die zich uit de wereld terug-
Grtrokken hebben, wat conservatief gewor
den.
Heze plotseling ontstane familie, die zoo
tDaar als paddenstoelen uit den grond rees,
Verraste mij evenzeer als de dood van mijn
Cude vrienden. Mijn nieuwsgierigheid als-
JPan. die zich gaarne mengt in zaken, welke
6rn niet raken, was opgewekt. Stond ik
Ie8enover vermetele inbrekers, die van me-
Vr°uw Potuver's afwezigheid gebruik maak-
ten om haar woning leeg te plnnderen? Doch
J^artoe dan deze begrafenis? Ook de auto-
"Jkwagen van de avenue Mac-Mahon kwam
P'Ij In <j0 gedachte, zonder dat ik daarin
filter eenig verband met de tegenwoordige
plechtigheid kon zien. In elk geval was mijn
aandacht ten hoogste gespannen.
Dat alles warrelde mij door het hoofd,
terwijl ik de trap besteeg naar de eerste ver
dieping. Niets scheen in het huis veranderd.
Het kleine salon was nog, gelijk ik het altijd
gekend had, met zijn rozenhouten boaken-
kast, antieke leunstoelen en de tallooze
snuisterijen, door mevrouw Pottuver van
haar reizen meegebracht. In het salon
wachtte „de famiiio". Zij zag er niet kwaad
uit. Vooreerst een vader met grijzen baard,
vrij respectabel ondanks een licht geurtje
van alcohol, dit ik waarnam, toen ik hem
condoleerde; naast hem drie flinke kerels in
zwaren rouw, die de neven verbeeldden, en
daarachter drie vrouwen met ondoordring
baar krep gesluierd, de zakdoeken kramp
achtig in de hand. Welke tragische comedie
werd hier afgespeeld? Dit alles begon mij
buitengewoon te interesseer on en dus
plaatste ik mij bescheiden in een hoek.
Weldra werd de kist naar beneden ge-
liracht. Ik zag ze lang gelioeg om de onge
wone grootte ervan op te merken, weinig
in overeenstemming met de nog al kleins
gestalte mijner vriendin; ook bespeurde iit
in het deksel een rij kleine, ronde openin
gen 't leken wel luchtgaat.jes wat
Ik heel niet volgens de reglementen achtte.
Ook nam ik bij het voorbijdragen een lich
ten aromaitischen geur waar.
Dit stond bij mij vast: als mevrouw Potu
ver in die kist lag, was zij zeker niet dood.
Zij zou het er zeker ruim genoeg hebben
en tevens voor verstikking gevrijwaard
zijn. Onder de lui, die de kist wegsjouwden,
merkte ik een gewezen loopknecht van ons
blad op, wegens herhaalde oneerlijkheid
ontslagen, en een krantenventer, dien ilc
dikwijls op den boulevard des Italiens den
uitslag der wedstrijden had hooren roepen.
Ik ging weer naar beneden. Enkele rouw
dragers stonden voor de deur over alles en
nog wat te praten. Daarbij ving ik enkele
woorden op:
Wat? Drie frank? En ik heb er maar
twee gehadl
Ja maar, ik heb voor het krep en <ie
handschoenen gezorgd.
Zoo, zoo! zei ik op mijn beurt met een
gemelijk gezicht, als wist ik niet goed, wat
daarvan te denken; en mij hebben ze veer
tig sous in de hand gestopt.
Meer niet? hernam de eerste. Dan
heeft Pariselle je vast niet aangenomen.
Welke Pariselle?
Nou... die tapper in de rue Lepic.
Neen, een kameraad heeft me meege
nomen, antwoorde ik.
Alle duivels! Dan heeft hij er zijn por
tie maar vast afgehouden. Maar.in de
houding, jongens, daar komt de chef van
de voorstelling!
Wien bedoel je? vroeg ik.
Kom nou. Pariselle van zelf.
Aan den ingang verscheen een groots
Kerel met hoog rood gezicht, gekleed in een
zwart heerencostuum; hij droeg glacé
handschoenen, die hem niet gemakkelijk
zaten. Na zijn manschappen met een rond-
gaanden blik gemonsterd te hebben, wacht-
te hij met don hoed in de hand het uitdra
gen van liet lijk.
Alles wees er op, dat familie en dragers
figuranten waren, de begrafenis een kome
die. Ik mengde mij onder hen en volgde
den stoet tot hot station Saint-Lazare. Ge
durende dezen zwijgend afgelegden tocht
werd mij het verband helder tusschen de
verdwijning van Mona Valdré, de automo
biellijkkoets op twee verschillende punten
gezien on deze begrafenis, die ik door een
providentieel toeval kon volgen. Alles werd
mij volkomen duidelijk: de oplichters der
diva hadden een middel gezocht om hun
buit uit Parijs te krijgen zonder door d*
politie bemoeilijkt te worden; zij wisten
toch, dat deze in volle actie was en op,els
rijtuig nauwkeurig lette. Met groote verme
telheid hadden zij den dood van mevrouw
Potuver verzonnen, wier langdurige afwe
zigheid zij kenden, en wier appartement zij
voor hun onderneming in alle vrijmoedig
beid geleend hadden.
't Is ongehoord! zei de graaf zeer on
der den indruk. Maar u hebt geen voldoen
de redenen om te kunnen beweren, dat de
doodkist het lichaam van onze arme vrien
din verborg.
Wel zeker, twee goede redenen: de
overlijdensacte, waarvan ik den volgenden
dag kennis genomen heb op 't bureau van
den burgerlijken atand, vermeldt een leef
tijd van 26 jaar, en de geneesheer, met de
lijkschouwingen heiast, vertelde mij, dat het
een jonge, blonde vrouw was. Welnu, me
vrouw Potuver is een kleine, reeds grijzen
de brunette.
Mona was inderdaad blond,' bevestigde
de graaf. Dus u onderstelt, dat een narco
tisch middel.
Juffrouw Valdré heeft doen inslapen,
zoolang als noodig was. Dat is iets uit de
kindsheid der wetenschap.
'tls bijna ondenkbaar.
Ik zal u met een paar woorden hei
einde van dit avontuur vertellen. Aan hei
station gekomen werd de kist in een wa
gon geplaatst en deze verzegeld. Ik wist
nog uit te vischen, dat ze in het register
genoteerd werd met ville-Bréautré, op do
lijn naar Havre .Hiermee besloot ik mijn
nasporingen, want het was nutteloos ze
dien dag voort te zetten.
Maar dat is al veertien dagen geleden!
De treurige vracht moet ter bestemder
plaatse aangekomen zijn. en onze...
Een doodkist verdwijnt zoo maar niet
in Frankrijk. Bovendien had ik iets meer
dringends op te helderen: in den stoet, of
beter gezegd in de nabijheid ervan, had ik
een naar het mij voorkwam welbekend per
soon van Groot-Parijs opgemerkt, die mij
wel wat veel zorg besteedde om zijn blikken
achter donker gekleurde brilleglazen te ver
bergen. Daarvan wilde ik gaarne meer
weten. Deze persoon nu heeft na de begrafe
nis de hoofdstad nog niet verlaten, en ik heb
alle reden om hem in het^oog te houden.
U gelooft dus, dat deze persoon in de
ontvoering betrokken is?
Daarover kan ik mij nog niet uitlaten,
doch ik ben er van overtuigd, zoolang be
doelde heer te Parijs vertoeft, loopt Mona
Valdré geen gevaar.
.Wij zullen dat ongelukkige meisje dus
nog kunnen redden?
Dat geloof ik voor het oogenblik stel
lig. Ik heb even ingewikkelde zaakjes tot
oplossing gebracht. Ik zal de diva terug vin
den. In welken toestand? Dat weet ik niet,
maar zeker zal alles van de snelheid onzer
tusschenkómst afhangen.
Handel dan ten spoedigste, mijnheer.
Ik geef u alle volmacht en als u geld noo
dig hebt...
Helaas, mijnheer, dat is het noodzake
lijkste, en dat juist ontbreekt mij. Ik voor
zie, dat wij met een geduchtig georgani-
seerdon vijand zullen te kampen hebben. Ik
ben bereid den strijd alleen aan te binden,
als ik geld, veel geld tot mijn beschikking
heb, want er zullen zeer zeker medeplich
tigen gekocht moeten worden. Ik wil het eer
lijk bekennen: met dit doel heb ik u opge
zocht.
Mijn fortuin staat te uwer beschikking.
Dank u. Ik zal mijn best doen mij tot
het striktnoodige te beperken. Zou ik u
mogen verzoeken mij een crediet bij de
Banque de France te openen, waardoor ik
mij geld kan verschaffen, waar ik mij ook
bevind?
Ik zal vandaag nog naar de Banque
gaan. Wilt u in afwachting daarvan voor-
loopig tienduizend francs aannemen?
te/.' wdw'-;
EIGENAARDIGE VERSCHIJNINGEN OP EEN VOETBALVELD. Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan der
E. V. V. „Eindhoven" verscheen de scheidsrechter per „auto" op het veld, terwijl 't team er zeer zonderling uitzag
door t
HERBERT ADAMS.
(Geautoriseerde vertaling.)
15)
1«.)
-te""* Neen, dat zou niet eerlijk zijn, riep Pat
"srnar ijverig. Hij had Daphne getrokken en
le zal het haar kwalijk nemen, indien zij hem
aarbij geholpen had? Caroline bleek de tafel-
arte van een aardlgen jongeman, Grimble
en&amd, terwijl Judy ten deel gevallen was
an mr Felix Dlckerton, die juist in tijds voor
61 diner gearriveerd was, Peter Grey had Ve-
a Mason getrokken. Daarbij was geen truc ge-
ruikt en Vera beschouwde het als een goed
eeken. Eindelijk eens geluk! Peter vond ook.
bij gelukkig getrokken had. Vera zag er
,®er schitterend uit in haar kleed van diep
aUW met zilver. Het stond haar uitmuntend,
ij Was waarschijnlijk het mooiste meisje van
gezelschap, ofschoon, zooals Daphné had
^gemerkt het effect bedorven werd, zoodra
vaar mond geopend werd ln een plotselingen
^eden glimlach. Maar zij wist, wanneer zij er
et best uitzag en daarom behoorde haar glim-
U(Jh tot de zeldzaamheden.
q Het diner verliep heel vroolljk. De jonge
..rimble was een aangename buur, maar Caro-
'he voelde zich niet geheel en al gerust. Zij
leeS dat gevoel, telkens wanneer zij ln de
cbting van Peter keek en bemerkte, dat hij
5ar voortdurend gadesloeg. Hij zat aan de
terzijde van de tafel en- telkens ontmoetten
ah blikken elkander. Hij kon niets vermoe
het was haar eigen, kwade geweten, zoo-
'8 zich zelf steeds voorhield. Maar toch kon
biet nalaten te wenschen dat zij of hij
niet gekomen wa3.
Na het diner, toen bet nog vrij warm was,
gingen de meisjes naar buiten op het terras,
terwijl de heeren een sigaartje bleven rooken,
Caroline en Judy liepen het terras op en neer,
toen mr. Bickerton zich bij haar voegde.
Ik moest naar buiten, verklaarde hij, die
jongens praten maar voortdurend over een
balspel. Ik wil het graag aanzien maar ik kan
hun urenlange voorbeschouwingen niet aan-
hooren. Daarom ben ik weggeloopen. Er is maar
een echt spel, en dat zou ik hun wel eens wil
len laten zien.
U bedoelt base-ball vroeg Caroline.
Ja. Dat is een spel. Je valt daarbij niet
gedurende een half uur in slaap om dan door
een zacht gemurmel wakker te worden wijl er
eens iets gebeurd is!
U zult morgen niet in slaap vallen, zeide
Judy, al moet Ik u zelf wakker houden. Weet
je wel, Caroline, vervolgde zij, dat ik tijdens
dit diner .meer omtrent voeding geleerd heb
dan ik ooit kon vermoeden.
En ik heb meer geleerd omtrent Ameri-
kaansche meisjes, dan ik ooit heb kunnen
droomen, verklaarde mr. Bickerton.
Ik veronderstel, dat u wat heimwee hebt
zeide Judy, maar komt toch niet naar Enge
land, indien u het nationale product verlangt!
Wil een van u beiden mij niet vertellen,
wat u geleerd hebt, lachte Caroline, voedsel
of vrouwen slecht een kwestie van smaak,
Over den smaak hebben wij het juist ge
had, zeide Judy.
Dat is zoo, zeide Bickerton. Het is mijn
roeping dan smaak te cultiveeren. Wij hebben
zintuigen gekregen, maar de smaak is het
eenige, dat wij onder eigen controle hebben.
Wij kunnen er niets aan doen, dingen te moe
ten zien, waar wij een hekel aan hebben
leelijk uitzicht, leelijke vrouwen, wreede da
den enz. Wij hooren dingen, die wij niet wil
len hoorei), als slechte muziek en grove woor
den. Wij ruiken dingeu van goedlioope
odeur tot bedorven visch welke wij veraf
schuwen. Wij moeten vaak dingen of men-
schen aanraken, waarvan wij niet houden.
Wij kunnen onzen mond tenminste dicht hou
den, totdat wij er iets in kunnen steken, dat
de moeite waard is.
Staat er niet ln den bijbel, dat het niet
gaat om hetgeen den mond ingaat? vroeg Ju
dy, doch slechts om de domme woorden, die er
uit komen?
Ik veronderstel, dat uit uw mond nooit
domme woorden klinken zeide mr. Bickerton.
Denkt u dat mijn tong gebonden is. wan
neer ik uit mijn humeur ben? Zeg hem de
waarheid maar eens, Caroline.
Judy heeft het humeur van een engel,
verklaarde haar vriendin, maar zegt u mij
eens, wat u geleerd hebt omtrent Amerikaan-
sche meisjes of mag Judy dat niet hooren?
Indien er iets aardigers en lievers bestaat
dan het Amerikaanscbe meisje, zeide mr.
Bickerton met een ondeugende flikkering in
zijn oogen, is het 't Engelsche meisje. Maar is
er iets lievers?
Het is niet fair, dat aan mij te vragen,
zeide Caroline. Maar Judy zoowel als ik bran
den van nieuwsgierigheid naar uw .eigen ant
woord.
Maar zij-zouden dit nog niet hooren.
Twee andere meisjes van het gezelschap, Do-
ris en Eva Grant wilden haar niet het monopo
lie laten van den eenigen beschikbaren man
en zij voegden zich bij hen met de vraag, of
mr. Bickerton haar iets van zijn ervaringen
op zijn wereldreis opgedaan, wilde verhalen.
Caroline wandelde weg en voegde zich bij
Daphne en Vera.
Mr. Grey stelde heel veel belang in je.
Caroline merkte Vera op.
Ik ben benieuwd waarom, zeide Caroline.
Zij sprak kalm genoeg, maar dat dwaze, kleine
geweten begon weer te hameren,
Hij vertelde, dat je hem aan Iemand her
innerde, maar hij wist niet aan wie.
Dat gevoel hebben wij allemaal wel eens,
zeide Daphne. Vertel ons eens iets van hem.
Vera. Vera vertelde, hoe Bill en Peter samen
op school geweest waren en hoe „dik" 'zij al
tijd met elkander waren. Zij vertelde ook van
haar tochtjes in zijn nieuwen auto en gaf den
indruk, dat zij en Peter den meesten tijd teza
men waren. Ook roerde zij het ongeluk aan,
dat hem twee dagen in Sussex had vastgehou
den.
Vertelde hij niet. wat hem zoo lang had
vastgehouden? vroeg Caroline, nieuwsgierig
om te hooren, welke verklaring hij aan zijn af
wezigheid had gegeven.
Ik maakte er uit op, dat zij in een afge
legen gehucht moesten wachten, totdat de wa
gen gerepareerd was.
Zoo dat was het dus. Een goede uitleg.
Wie was er bij hem vroeg zij andermaal.
Mr. Bickerton, de man met wien je juist
sprak.
Caroline vroeg zich verbaasd af, of mr.
Bickerton het juiste van het geval wist, toen
Pat Warner naar buiten kwam.
Zeg eens, Daphne, riep hij vroolijk, je be
loofde, mij de fontein in het rosarium te laten
zien.
Ik kan het nu niet goed doen, zeide
Daphne met een lichten blos. De anderen kun
nen direct komen.
Dat denk ik niet, hield Pat vol. De oude
Tatham is juist begonnen met een verhaal over
zijn tour met het Engelsche cricketteam naar
Afrika, tien jaar geleden. Dat zal minstens een
half uur duren. Bill Mason heeft ook een ver
haal, dat hij tweemaal geprobeerd heeft te
vertellen. Hij zal dat nog wel eens doen
pardon, miss Mason, ik vergat, dat hij uw
broeder is, maar u weet hoe die cricketers
zijn, wanneer zij over hun heldendaden begin
nen!
De fontein zal er in den maneschijn prach
tig uitzien, zeide Caroline. Met een lachje stond
Daphne op. Gaan jullie mee? vroeg zij.
Aanstonds antwoordde Caroline. Ik heb
nog heel wat met Vera te bespreken. De twee
gelieven gingen samen weg, maar de achter-
blij venden schenen tenslotte niet zoo heel veel
te bespreken te hebben.
Caroline was nieuwsgierig, wat Peter Grey
nog meer over zijn avontuur verteld kon heb
ben en toch wilde zij er niet naar vragen.
Waar is die fontein? informeerde Vera in
gedachten.
Ik meen, dat het Iets nieuws is, zeide
Caroline, in het rosarium bij de garage. Een
heerlijk, rustig plekje, en mijn raam ziet er
op uit.
Het leek haar waarschijnlijk, dat Vera plan
nen maakte om daar in uitgezocht gezelschap
misschien Peter naar toe te gaan en
daarom vond zij het niet meer dan fair ook
de nadeelen te noemen. Toen de heeren einde
lijk uitgepraat waren, werden de speeltafeltjes
te voorschijn gehaald. Drie of vier van de par-
En de graaf greep naar zijn porefeuille.
Ik heb op het oogenblik slechts drie a
vier duizend frank noodig. Vouw ze op en
laat ze in mijn hand glijden, straks als we
afscheid nemen.
Wat al voorzorgen!
Wij hebben met iemand te doen, die
over goed georganiseerde hulp moet be
schikken en niet zal aarzelen hinderlijke
getuigen uit den weg te ruimen.
Maar wie is die man dan toch? Wat
is zijn doel?
Sta mij toe zijn naam nog te verzwij
gen, daar volledige zekerheid aangaande zijn
persoon mij nog ontbreekt. Zijn plannen zijn
mij onbekend, maar ik voel, dat ze vreese-
lijk en heilloos zijn, daden van een gek, die
de cel verdient of het wambuis van Ren
dwangarbeider. Thans heeft hij nog alles
op ons vóór: algemeene bekendheid, of beter
gezegd beroemdheid en daardoor waar
schijnlijk den steun van hooggeplaatsten.
Waneer ik hem ontmasker, moet ik hem
tegelijk als een giftig ondier vermorzelen,
zoo niet, dan word ik zelf verpletterd.
Nog één woord: hebt u te Havre of daar in
den omtrek kennissen, tot wie ik mij zou
kunnen wenden om zoo noodig inlichitngen
over het land in te winnen?
Ja, een mijner neven, mr. Ragasse is
notaris te Saint-Romain-de-Colbocs. Er heeft
eenige verkoeling tusschen ons geheerscht
wegens een jaohtkwestie, maar zijn vrouw,
een heel lief wijfje, heeft allen wrok weten
weg te ruimen. Beiden zullen u zeer goed
ontvangen.
Wilt u mij dan een brief van aanbe
veling zenden en daarbij in het uitzicht stel
len, dat ik een klein eigendom in die streek
zou willen bezitten?
O, als u die ambtelijke snaar aanroert,
wordt u wis met open armen ontvangen.
Ik zal zijn gastvrijheid niet misbruiken,
maar hoop ze mij ten nutte te maken. Het
karakter van mr. Ragasse?
Handig, maar dienstvaardig en strikt
eerlijk.
En zijn vrouw?
Als alle mooie vrouwen en bedorven
kinderen. Zij maakt graag toilet, versmaadt
geen fijn complimentje, kent alle praatjes
in den omtrek en houdt er van ze over te
vertellen.
Een laatste woord: ik zal u zooveel
mogelijk door brieven op de hoogte houden,
maar allicht moet u wel eens tusschen de
regels lezen, want ik vertrouw zelfs de post
niet. En nu zijn wij aan de avenue Henri-
Martin gekomen; laten wij hier zeer harte
lijk afscheid nemen. Ik voel, dat al sedert
een kwartier iemand ons volgt; dat moet de
lezer van la Patrie zijn, die zich bedacht
heeft.
Meent u nu werkelijk....?
Ik zeg het u nog eens: al uw daden
worden bespied, en wanneer men u met een
nieuwen vriend ziet praten, wil men weten,
of u niet bezig zijt een nieuw spoor te zoe
ken. Verwonder u dus niet over de laatste
woorden, die ik zal spreken: ze dienen enkel
om mij van dien volgeling te ontdoen.
U zoudt me bijna bevreesd maken.
U hebt het minst te vreezen.
Dan de stem verheffend:
Mijn vriend, hier moet ik u vaarwel
zeggen. Ik zal wel geen tijd hebben u vóór
mijn vertrek nog te spreken, maar ik zal u
uit een of andere haven van de Roode Zee
een briefkaart zenden en ook een uit Pon-
dichèry, rood ra ik daar aangekomen ben.
Ik houd mij aanbevolen, beste vriend!
antwoordde de graaf op denzelfden toon.
Goede reis!
Zij gaven elkander een stevigen handdruk,
waarbij de biljetten in Pierre's hand over
gingen. De graaf liep de avenue Henri-Mar-
tin op. Zich omkeerend zag hij den trouwen
lezer van la Patrie, die na eenige weifeling
dezelfde straat nam. Pierre behoefde niet
om te kijken: met behulp van een zak-
spiegeltje vergewiste hij zich, dat hij niet
gevolgd werd. Vlug liep hij door de avenue
van het Bois terug, nam een trein van de
ceintuurbaan en begaf zich dan naar den
boulevard Pereize, waar hij tegenover no.
tij werden niet voor den volgenden morgen
verwacht waaronder de gevreesde „Schrik",
mrs Neilson, zoodat de avond rustig werd
doorgebracht.
Peter zeide, dat hij geen kaart speelde, waar
op Caroline, die zoo ver mogelijk uit de buurt
wenschte te blijven, ziqh onmiddellijk aan een
van de tafeltjes nederzette. Zij moest er om
lachen, toen Vera zeide niet te willen spelen,
aangezien deze jonge dame den naam had een
fel speelster te zijn. Zonder twijfel zou het ro
sarium zijn bezoek krijgen!
Caroline speelde met drie heeren. Zij deed
het heel goed, maar toen iemand na enkele
robbers voorstelde den inzet te verhoogen tot
10 shilling per 100 punten, hield zij er mede
op. Zij speelde nooit zoo hoog en nu wist zij
bovendien, dat zij geen verlies kon lijden. Haar
plaats werd terstond ingenomefi door Doris
Grant, die met Grimble als partner speelde
tegen Bill Mason en Tatham. Zij verloor zwaar.
Ik heb een paar ongelukkige weken ge
had, zeide zij tegen Bill, toen het spel werd
afgebroken. Mag Ik op het eind van de week
betalen? Mijn geluk moet spoedig keeren.
Bill willigde dit verzoek niet al te vriende
lijk in en mr. Summers drong er op aan, dat
de heeren niet te laat naar bed zouden gaan,
opdat zij den volgenden dag fit zouden zijn
voor den eersten wedstrijd. Nog voor midder
nacht volgde een algemeen vertrek naar boven.
Wij hebben samen eep badkamer, miss
Ormesby, zeide Bill Mason, terwijl zij op de
gang elkander goeden nacht zelden. Wie zal
het eerst gaan?
Gaat U maar, zeide Caroline, die uit zijn
familiaire manier van doen afleidde, dat de
whisky en de port wat rijkelijk gevloeid had
den.
En neem het maar goed koud.
Oh neen, zeide hij, maar indien u van
nacht misschien angstig mocht worden of
schrikken, vergeet dan niet, dat ik bij de. hand
ben: Volgens de boeken, gaan balcondeuren
altijd geheimzinnig open, weet u. Zullen wij
morgenochtend onze thee gezamenlijk op het
balcon gebruiken
Caroline vroeg zich af, of hij zijn pogingen
van het vorige jaar ging herhalen maar zij
maakte zich niet bezorgd, dat lij gen niet op
een afstand zou kunnep. houUm
472 bleef staan. Niemand in de nabijheid be
speurend stak hij de straat over, opende
de deur van mevrouw Potuver's hotel ea
trad binnen na ze weer zorgvuldig gesloten
le hebben.
Niets scheen in het huis veranderd, elk
spoor van de begrafenisdrukte was ver
dwenen. Hij vond alle meubelen op hun -
plaats en begaf zich naar de slaapkamer
zijner vriendin, waar de doodkist gestaan
had. Ook daar was alles naar gewoonte;
alleen nam hij er nog een zeer licht geurtje
waar, dat aan een apotheek deed denken.
Hij nam een kaars van een der cande-
labers en stak die aan. Nauwkeurig onder
zocht hij den houten vloer en het bed, doch
vond niets. Achter in de kamer stond een
chaise-longue; hij nam de kussens weg en
betastte de zitting. Daarbij stieten zijn vin
gers op een klein voorwerp, dat in een
hoekje weggegleden was: een ring met een
kleinen saffier in een gouden klauwtje ge
vat.
't Zou mij verwonderd hebben, als zij
niet iets achtergelaten had, hetzij dan op
zettelijk of niet.
Hij stak het kleinood in zijn portemonnaie,
ging voor een secretarie zitten en schreef
vlug een briefje, dat hij in een enveloppe
sloot. Dan blies hij de kaars uit en verliet
het huis door de deur, die op den boule
vard uitkwam; hij sloot alles nauwkeurig
en begaf zich naar de place Pereize. Vóór
het station wenkte hij een pakjesdrager, dia
met een agent stond te praten.
Zeg eens vriend, wil je voor honderd
sous dit naar de rue Lauriston brengen?
Met plezier, patroon. Moet ik op ant
woord wachten?
Neen, het is een mededeeling, die mij
dringend gevraagd as, meer niet.
Over een kwartier is het op zijn bestem
ming.
Juist, dat is mijn bedoeling; maar denk
er om: vooral aan den geadresseerde rolt
overgeven. Begrepen?
Komt in orde, patroon. Wees gerust,
er zal niets aan mahkeeren.
Dormeil stak een sigaar op en wandelde
rustig naar huis.
III
Daags na de zoogenaamde begrafenis van
mevrouwPotuver verliet dokter Dupallon-
Ruan-t tegen tien uur zijn weelderig hotel op
den quai de Passy. 't Was een man in do
kracht des levens, met zorgvuldig geschoren
gelaat en kort geknipte haren, waarin zich
reeds hier en daar een grijzend draadje
vertoonde. Zijn hooge gestalte met breede
schouders was welbekend, niet alleen in de
wereld der geneeskundigen, maar in geheel
het kunstzinnig Groot-Parijs. De dokter was
namelijk een operateur van groot-en naam
en tevens hartstochtelijk minnaar der mu
ziek.
Verscheidene hoogst gewaagde, maar met
succes bekroonde operaties hadden he n in
korten tijd een buitengewone vermaardheid
bezorgd.
In het zeer moderne ziekenhuis, dat Du-
pallon-Ruant in de rue Chalgrin had laten
bouwen, stroomden de lijders toe. In vier
jaar was hij meer dan millionair geworden,
en men. beweerde, dat hij nu nog wel drie
honderd duizend frank per jaar verdiende;
want sedert twee jaar opereerde hij minder,
zelf en kwam alleen tusschenbeide in merk
waardige of moeilijke gevallen.
Als groot muziekliefhebber bezat hij in
zijn hotel een wondervolle verzameling
blaasinstrumenten van de eenvoudige rieten
Panfluit tot de ingewikkeldste moderne
kunstproducten.
Hij ontving een ieder goedwillig en be
leefd; doch de saamgeperste, dunne lippeü
en staalharde blik hielden den bezoeker, op
een afstand. Die blik vooral, soms met eeu
schittering van genie of krankzinnig-
heid? was verontrustend en gaf oen ge
voel, als spoorde de geneesheer een verbor
gen kwaal- op, als wilde hij de mensehen
hypnotiseeren. Een voortdurende, ietwat
spottende glimlach, verzachtte echter den
onaangenamen indruk, dien men bij zijn
dering ontving. (Wordt vervolgd).
HOOFDSTUK XV.
De eerste match.
Het huis-elftal maakte een keurigen in
druk, toen het achter Mr. Gilbert Summers
het prachtig gelijk-gerolde veld betrad. Hij
had den toss tegen den captain van het dorps
elftal verloren en moest het eerst gaan fiel
den. Het veld was schilderachtig gelegen, met
een rij oude boomen op den achtergrond. In
een *an de hoeken was een groote tent op
geslagen en daaromheen bevond zich een aan
tal overschaduwde zitjes, vanwaar de leden
van het huis-elftal en hun vrienden het spel
konden gadeslaan. Rondom het veld waren
verder nog de noodige zitplaatsen aangebracht,
welke later op den dag door de dorpsbewoners
zouden worden ingenomen. Toen het spel om
precies half twaalf aanving, waren er nog
niet veel toeschouwers aanwezig.
Het was een prachtige blauwe lucht en de
zon had reeds groote kracht, waardoor het
kort gesneden gras die heerlijk warm-groena
geur kreeg zooals Judy het beschreef.
De meisjes zaten allen bij de tent en wacht
ten op den eersten bal, die gebowld zou wor
den. Mr. Summers zag er ondanks zijn zestig
jaren even fit uit als de jonge mannen, die hem
volgden. Bill Mason leek vol vertrouwen. Pe
ter Grey, in een goed zittende witte pantalon
en shirt gekleed, scheen te genieten van het
warme zonnetje. Pat Warner, kort gebouwd
maar lenig, leek gereed om overal heen te
rennen en alles te doen. Lithgow, Grimble
en de overigen, allen zagen zij er flink en
vroolijk uit en bereid hun best te doen voor
de overwinning.
Ik dacht, dat mr. Summers niet speelde,
zeide Caroline tot Dapbne.
Ik was abuis. Hij speelt vandaag mee,
omdat Charlie Goss, de predikant, captain
van de dorpsploeg is. Na vandaag doet vader
niet meer mee en neemt mr. Goss zijn plaats
in ons elftal over.
Was dat mr. Goss, met wien ik zoo juist
sprak? vroeg mr. Bickerton, die op dat mo
ment de eenige heer was om de dames gezel
schap te houden. Hij is dominee en vertelde
een massa aardige verhalen over zijn school
kinderen.
(Wordt vervolsdjj j