E
su£
Allerlei.
Eindelijk aansluiting.
^ENSDAG 27 NOVEMBER 1929
SB
\J V
;kê|
(K
h
Het levend harmonium
Naar het Fransch.
ur>allon-Ruant was tweemaal gehuwd ge-
Cj7st. Zijn eerste vrouw, een allerliefste
j^^oolsche, was aan een kwijnende ziekte
^eken. De tweede, een door en door ge-
0 Vlaamsohe, een oogenblik beroemd
Jageres was op treurige wijze veronge
Ms
'Ukt
tijd.
Lij de bestijging van den Pic-du Midi
er>s een reis ter genezing van een hoogst
Lstige keelontsteking. De vijanden van
dokter fluisterden leelijke dingen; hij
zoo al niet dit ongeluk uitgelokt, dan
de allereerste voorzorgen om het te
Orkomen verzuimd, door zich slechts ver-
v ^ld door één enkelen gids op dezen ge-
ij^'Üken tocht te wagen. Deze laatste, een
^oner van het kanton Vaux, was door
'ïeh dood bijna stompzinnig geworden en
i toaand later zelf jammerlijk omge
ven.
doker bracht het lichaam zijner vrouw
te Frankrijk terug en liet het op vorste-
tte;
6 wijze ter aarde bestellen; de bonze
Üjk
Pr
aatjes verstomden langzamerhand, en
kter Dupallon-Ruant bleef weduwnaar. Er
48 geen sprake meer geweest van een
eUwe verbintenis; meer deze vrouwen van
tooneel hadden beproefd hem het hof te
^ken, dich te vergeefs,
j^oodanig iemand was de beroemde dr.
^Pallon-Ruant, officier van het Legioen
°öneur, lid van de Académie de médokrie.
de streek had men hitter weinig me'.
01 op, daar hij geweigerd had den burge-
^ee?ter en den pastoor te ontvangen, en
bedienden niet met de menschen uit den
'btrek wilden omgaan
Z'iö personeel was trouwen# niet zeer tal-
in het dorp Orcher, waaronder hét
asteel des Cambrettes behoorde, kende men
echts de portierster, wie men den bijnaam
341 i,la Qhinge" gegeven bad, wegens haar
!°öderlinige oogen, op die van een aap ge
kkend, in een gelaat vol diepe brandlit-
T^kens; dan nog haar man, een soort van
dime, wiens keelgeluid alle kinderen
1 het dorp ijlings beenen deed makeh,
^°°dra zij hem maar van verre bespeurden.
°k een breed gebouwd opzichter met hard.
?Jfa.k gelaat kwam soms tot Orcher of
tetleur.
v Op dien morgen dan verliet Dupallon-
Uaht zijn hotel, gaf den concierge eenige
^ers en wilde een tabakswinkel op den
zijner straat binnen treden. Daarbij
eP hij bijna tegen een dame aan, die den
'Pkel verliet met eenige prentbriefkaarten
de hand.
Hé! Goedenmorgen, dokter!
j Goedenmorgen, waarde mevrouw!
j Reeds zoo vroeg op straat, dokter?
Rat mag ik u wel vragen, mevrouw.
Och, briefkaarten te verzenden, u ziet,
heb een heele serie gekocht,
j Ooet u ook al mee aan die moderne mal
Sheid? vroeg de dokter,
belangstellend boog hij zich over de foto's
11 fluisterde:
Welnu?
vracht is op de plaats van bestem-
aangekomen, antwoordde de dame
Veh zacht.
vAls er maar niet getalmd wordt met
weghalen.
Dat gebeurt dezen nacht vast en zeker,
j, Heel goed, laat je man mijn aanwijzin-
r stipt opvolgen. Aanstaanden Donderdag
ik daar zelf.
den hoed afnemend sprak hij over-
Tot ziens, waarde mevrouw, inijn
°eten aan uw echtgenoot.
dame ging de rue de l'Alboni in na
(j haar kaarten gepost te hebben. De
^Ster koos met kennersoog een sigaar.
^aakte de winkeljuffrouw een compli-
®ht en riep een voorbijgaanden taxi aan.
jjJ00 mét elkander op den drempel van
biagazijn keuvelend, had noch de ge-
^heer, noch de dame een heer met lan-
blonden baard opgemerkt, die op het
08 onder het genot van een glas bier
brief zat te schrijven. Zoodra de dok-
tich verwijderd had, stond hij op, be-
be zijn vertering en volgde de dame op
'gen afstand.
Al
lvorens de trap van het station van
^stro-spoorweg te bestijgen, keek hij
Jij. Zlch heeen, liet een paar menschen voor-
a®h, nam dan snel den haard van zijn
aat.
en stopte dezen in den binnenzak
rijm overjas. Met de dame, die hij
kwam hij tegelijk aan het loket,
bj liep er een trein binnen; beiden na-
w Plaats in een wagon eerste klasse en
eh zich tegenover elkander neder. Toen
bemerkte de reizigster haar overbuur-
flijk, mijnheer Dorneil! Hoe vaart u?
Öe lieve Yvonne Borès! Altijd nog even
zie ik.
lij^ Eu u.steeds de elegante, onberispe-
Eagelschman.
is mijn zwak. Nu reeds op straat?
H 's toch geen aangewezen uur voor een
seres van de Opera.
o ai
u> ik ben nog alleen maar danseres
uit liefhebberij, gelijk de meesten mijner
kameraden.
U behoort vóór alles tot de nationale
Academie de musique, niet waar?
Zoo is het.
En dat veroorlooft u de rumoerige
wijk van Montmartre met het meer kalme
kwartier van Dr. Dupallon-Ruant te ver
wisselen?
Wie heeft u gezegdzoo onderbrak
de dame hem zichtbaar ongerust
Ik heb u daareven heel gemoedelijk
met hem zien babbelen.
O, babbelen! Maar hij heeft mij aange
sproken.
Ik hoop, dat uw echtgenoot, dien ik
bet genoegen had eenige malen te spreken,
dezen 'onvergetelijke® liclkaamskerver niet
meer noodig heeft?
Het gaat Borès uitstekend, sedert da
dokter hem zelf geopereerd heeft Hij is op
het oogenblik in Normandië.
In zulk een barren tijd van regen en
mist? Welk 'n hoek heeft hij zich voor dat
aangename uitstapje verkozen?
Dicht bij Havre, in een klein, onbe
kend gat, waar wij een hutje bezitten.
Ivijk, dat treft: ik zoek juist een hutje.
Mijn man wil het niet verkoopen! her
nam Yvonne haastig. Hot komt nog van
zijn vader.U begrijpt wel, een familiege
dachtenis
EJat begrijp ik volkomen. Trouwens,
Normandië bevalt mij maar half: veel te
vochtig, veel te veel groen. De natuur is er
te rijk. Het maakt op mij danzelfden in
druk, als de bekroonde beesten, die men op
landbouwtentoonstellingen ziet:* ze stikken
bijna in hun vet. Ik houd meer van ietwat
ruwer landschappen. Bretagne trekt mi]
aan.
U hebt gelijk waarde vriend. Ik heb
een hekel aan de omstreken van Havre:
men ziet mij er dan ook zelden. Bretagne
kan ik u ten zeerste aanbevelen.
Zet mijnheer Borès zijn schilderstu
dies nog voort? U hadt mij vertel, dat hij
zich vooral interesseerde voor de vrije lucht
Zeer zeker! antwoordde zij, deze ver
andering van onderwerp gretig aangrijpend.
Ik herinner mij een schilderij, die hij
verleden jaar in het Salon geëxposeerd
heeft, en die lang niet slecht was.
Hij begint veel te verkoopen, wat hef
zwijgen oplegt aan de booze tongen, die dur
ven beweren, da* de echtgenoot van een
danseres slechts op kosten van zijn vrouw
kan leven.
Och, er wordit zooveel gezegd.
Dat is de schuld der lieeren journalis
ten. Als u in uw bladen maar niet alles
rondbazuinde....
Waarom babbelt u er ook zoo lustig
op los? Maar.wij zijn niet allemaal
babbelaars zonder meer. Ik verzeker u, dat
al mijn interviews volkomen gedocumen
teerd zijn.
Dam vormit u een uitzondering.
Zoo ga ik morgen den grooten rede
naar Baiorier eens uithooren, wiens terug
keer en zwijgen heel Parijs verwondert;
doch ik verzeker u, mijn artikel zal niets
dan de waarheid bevaten.
Heeft hij niet van hooger hand op
dracht gekregen zijn deur voor iedereen ge
sloten te houden?'
Men houdit zijn deur niet gesloten voor
een journalist, die zijn vak verstaat.
Dan ben ik hoogst nieuwsgierig naar
uw artikel, want als het u gelukt Baio
rier te doen spreken.
Miden in den zin hield zij "erward op.
Zou hij dam stom wezen? vroeg Dor-
meil.
Maar dat heb ik niet beweerd! riep
Yvonne driftig.
En al was hij het, hernam Pierre glim
lachend, toch zou ik hem doen spreken.
O, die journalisten! Maar ik ben er.
Tot wederziens, waarde vriend'
Tot weerziens, mevrouw, en mijn groe
ten aan uw echtgenoot, wanneer u hem
schrijft.
Ik zal er aan denken!
IV.
Reeds in zijn kinderjaren had Pierre Dor-
meil zich aangetrokken gevoeld door
avonturen, waarin de verbeelding de hoofd
rol speelt. Terwijl zijn kameraadjes zich
met knikkeren of ander spel vermaakten,
had hij in den tuin zijns vaders, destijds
notaris te Malzéville bij Nancy, in een ker
seboom een Robinson Crusoe gefabriceerd
en bracht zijn tijd door met het bespieden
van den horizon, in afwachting van het
verlossingbrengende schip.
Na het lezen van Jules Verne's romans
keerde zijn belangstelling zich naar het mid
delpunt der aarde. Hij woelde den moestuin
om, ten einde gangen te gaven, door oude
scliuttingplankcn gestut en overdekt; doch
ze stortten geregeld in en kwamen dan op
hem en zijn vriendjes neer.
De kennismaking met Gustave Aimard
leidde tot strooptochten in het hooge gras
der weiden en het nog niet doorzochte
struikgewas van een beukenboschje.
Daarna kwam de geestdrift voor Conan-
Doyle. Pierre bedacht c!e meest onwaar
schijnlijke m orden, schreef amonyme brie
ven aan zich zelf, mat indruksels van voet
stappen' met een dubbelen decimeter. De
verdwijning van de kat, van den tuinman
bracht hem tot .nasporingen a la Sherlocii
Holmes, die wel tot geen uitkomst leidden,
maar hem de bewondering van alle dorps
kinderen verwierven.
Eén ding vooral had hij met al deze
spelletjes geleerd: hij werd een meester in
de kunst van verkleeding eri vermomming.
Meermalen had hij aan de deur der ouder
lijke woning gescheld, zoo vreemd uitge
dost, dat niemand hem' herkende.
Deze verbeeldingsgymnastiek hinderde
hem echter volstrekt niet bij zijn studie der
klassieken, waarin hij schitterend slaagde,
al dreef zijn geest hem nog altijd naar din
gen, waarin zijn vernuft vrij spel had.
Sedert de bladen concurreerden met de
overheid door eigen nasporingen bij de mis
drijven van den dag, werd Dormeil de aan
gewezen persoon om in deze nieuwe sport
te slagen.
De zaak Mona Valdré moest hem dus wel
in de hoogste mate interesseeren. De be
koorlijke artiste was hem trouwens niet
onbekend: dikwijls had hij haar in da
Opéra-Comique toegejuicht.
Pierre Dormeil las het bericht aangaan
de Baionier nog eens opmerkzaam over,
stak een sigaret aan en ging gemakkelijk
in een fauteuil zitten. Nu trad Emilie bin
nen, een oud dienstbode, die hij na den
dood zijner ouders bij zich genomen had.
Zij bracht hem een kop dampende koffie en
geroosterd brood.
Hier is uw dejeuner, mijnheer Pierre.
Zij moest dit nog tweemaal herhalen, zoo
zeer scheen hij verdiept in de beschouwing
van de rookkringetjes zijner sigaret.
Waar denkt u weer aan? Zeker weer
aan een „geheimzinnige zaak"!
Goed geraden, beate Emilie. Ik ga het
eerste hoofdstuk beginnen van een avontuur
dat mij ver kan voeren.
O, zeker weer een zaak, die u ui'
mekaar gaat halen,enkel voor uw ge
noegen, en zonder dat iemand ter wereld
u er om vraagt.
Misschien wél.
't Is wat te zeggen! Mijnheer Pierre,
den een of anderen keer krijgt u nog eens
een ongeluk.
Hoor eéns, Emilie, wij hebben samen
afgesproken, dat je koffie voor me in zoudt
schenken, maar niet om verwijten te ma
ken. 'tls mij onmogelijk te beoordeelen, of
je koffie uitstekend is, wanneer je mijn de
jeuner met je gemopper bederft. Ik verze
ker je, dan proeft men zijn eten niet.
Ja, ja, ik weet heel goed, wat ik zeg,
en waarom ik het zeg.
Terwijl ik deze smakelijke boterham
metjes oppeuzel, moet je dien ouden Mo
gen hoed eens krijgen; ik heb hem niet in
mijn kleerkast hangen.
Gaat u weer u zelf verkleeden, of het
carnaval is?
Alweer goed geraden.
De dienstbode haalde de schouders op en
ging brommend heen.
Pierre maakte zijn ontbijt af en stond op.
Hij drukte op een knop in het beschot ver
borgen, een paneel schoof op zij en nu
vertoonde zich een groote kast, waar de
meest verschillende kleedingstukken netjes
gerangschikt waren. Hij trok een versleten
lange jas aan, gaf zich zelf vóór den spie
gel staande een onverzorgden baard, voor-
uitstekenden neus en gouden bril.
Toen de meid met den rossigen hoogen
hoed van oud model terugkwam, was de
gedaanteverwisseling zoo volkomen, dat zij
een oogenblik verstomd bleef staan. Dan
grondde zij:
Hier is uw hoed.
Dank je, beste Emilie. Ik kom niet de
jeuneeren, doch zorg voor mijn diner tegen
zeven uur.
Best, mijnheer, maar ik zal blij wezen,
als u maar goed en wel weer thuis bent
Pierre nam een aktetasch vol papieren
onder den arm, wierp nog een laatsten blik
in den spiegel en zette den hoogen hoed
op. Met licht gebogen rug verliet hij zijn
woning.
Door de rue d'Amsterdam en de buiten
boulevards bereikte hij de rue Lepic. Hij
volgde het trottoir en bekeek aandachtig de
verschillende winkels dezer straat. Onge
veer halverwege vertraagde hij den pas,
want aan den overkant bespeurde hij een
klein café vain zeer bescheiden uiterlijk,
waarop hij las: „Café van de vrouw met
den baard", en op het raam van de deur:
„Pariselle". Hij stak. de slechtgeplaveidt
straat over en trad daar binnen.
'tWas een laag zaaltje, berookt en slecht
verlicht. Eenige ijzeren tafeltjes en stoelen
met stroomatten stonden vóór de toonbank,
die die gansche rechterzijde innam. In een
hoek lag een soort kellner met een honger
gezicht, een servet om den hals, op een
bank te slapen. De patroon, een dikke vent
met ringen aan de vingers, las aandachtig
le Petit Journal; vliegen zoemden voor de
ramen, uit den planken vloer steeg een
muffe lucht van stof, gemorst bier en
slechte absint op.
Pierre herkende onmiddellijk den defti-
gen leider der figuranten bij de begrafenis
van mevrouw Potuver.
Bij het zien van den hoogen hoed en de
lange jas riep de patroon:
Alfred, een klant!
De kellner met zijn hongergezicht opende
slaapdronken de oogen en begon werktuig
lijk een tafel af te wrijven; doch Pierre liep
naar de toonbank.
Laat hem maar rusten, mijnheer Pa
riselle: ik kom voor zaken. Schenk ons eerst
een rummetje in; dat geeft meer houding en
het praat gemakkelijker.
Welke zaken? zei de tapper argwanend.
Over de begrafenis van den boulevard
Pereire.
De kastelein zweeg, nog steeds op zijn
hoede. Pierre ging dus voort:
Zeker iemand... u weet wel wie....
is zeer tevreden. Daarom heeft hij mij ge
last u een toegiftje ter hand te stellen...
bij wijze van Sen cadeautje voor u alleen.
Werkelijk? vroeg Pariselle begeerig.
Kijk, dat is verduiveld aardigMaar la
ten wij in den achterwinkel gaan.
Neen, neen, zei Pierre haastig. Ze hoe
ven mij niet te zien. Ik houd er niet van
de politie in mijn zaken te halen.
(Wordt vervolgd).
Op het examen
Een candidaat in de medicijnen werd op
het examen door een strengen examinator
gevraagd: I
„Welke zijn de zweet opwekkende midde-
len?"
De candidaat zei de hem bekende midde
len achter elkar op.
„Maar als deze niet helpen??" vroeg d->
examinator, „wat zoudt u dan doen?"
„Ik zou <ie patiënt bij u examen laten
doen", antwoordde de gevraagde.
Een harde leer
Inbreker (die zijn zoon een pak slaag zal
geven): Ontbou nou eens goed, kwajongen,
dat je niet zoozeer een pak slaagt krijgt, om
dat je van de jam gesnoept heb, maar voor
de stomme manier, waarop je je vinger
afdrukken hebt achtergelaten!
EEN TAFEREELTJE OP DE MARKT TE JJELFT, aan de voeten van. Hllgo de Groot,
waar iedexen dag de dudyen verwend worden.
Hebt u telefoon en hebt u wel eens lang,
heel lang op aansluiting moeten wachten?
Verneem dan tot uw troost en opbeuring
hoe het elders toegaat.
Met een onbeschrijfelijken geestdrift komt
een Parijzenaar ons vertellen dat hij er in
geslaagd is een telefonisch gesprek te voe
ren.
Nu zult u vragen, zei hij, door welke
voorspraak ik het zoover gebracht heb, door
welke aanlokkelijke beloften ik die gunst
betaalde, of door welke onwaardige handel
wijze ik het telefoonpersoneel omkocht. Och
raad maar niet, voegde hij er onmiddellijk
aan toe, u vindt het toch niet, hoe eenvou
dig het ook is. Luister maar eens.
Sinds itwoe jaar ben ik die gelukkige
bezitter van een telefoontoestel, heb nummer
22—22, lijn 36, tafel 4, van het Cambronne-
kantoov. Zooals al mijn lotgenooten heb ik
reeds in geen half jaar aansluiting kunnen
krijgen. Verleden jaar gelukte het mij nog
gehoor te krijgen bij een telefoonjuffrouw
die mij in haar koortsachtige haast ver
keerd aansloot. Toen kwamen de klassieke
antwoorden: geen gehoor gekregen.. Het
toestel van het nummer dat u opbelt, wordt
gerepareerd.enz. enz.
Daarna kwam er zelfs heel geen antwoord
meer van het kantoor en begon de eeuwige
stilte.
Tot zoover de wederwaardigheden met de
telefoon.
Nu begint de idylle.
Een paar weken geleden lokte het prach
tige weer me naar buiten. Ik nam den
trein naar Dourdan met de bedoeling on
derweg uit te stappen en naar Parijs terug
te wandelen.
Ik spring in den vertrekkenden trein,
kom te zitten tegenover een andere reiziger
Opkijkend zie ik dat ik zit tegenover een
reizigstereen jongedame van een jaar
of twintig. Ik voel een gelukkigen ^fhok in
m'n binnenste.
Stel u voor een mond... neen geen mond,
'n paar wangen... neen geen wangen, mag
nolia bloembladen; tanden
neen geen tanden, paarlen met parelmoer
glans, harenneen geen haren, rijpe ko
renaren. En daarbowen een allerliefst hoed
je met eenige frischkleurige bloemen.
Iedereen zal begrijpen en desnoods veront
schuldigen, dat ik een en al bewondering
was voor m'n reisgenoote.
0 wat een prachtige heerlijke dag was
het! De zon maakte van den wagen een
broeiovem. De verfrisschende wind joeg de
rook van de locomotief de wijd openstaan
de raampjes binnen en het schudden en
stooten wierp ons nu en dan tegen elkaar
alsof de maatschappij vreesde, dat we niet
spoedig genoeg kennis met elkander maak
ten. Ein toch was 't verrukkelijk!
De controleur kwam, maakte me voor
idioot uit omdat ik m'n kaartje onderst bo
ven gaf, en voor onhandig, toen hij mij op
de te-enen trapte. Ik vernam vervolgens dat
m'n gezellin heelemaal tot Chevreuse ging.
Zou ik haar dus onderweg verliezen?
De goede spoorwegmaatsthappij had ech
ter in alles voorzien. Dicht bij het volgende
station worden we verrast door èen gewel
digen schok. Ik voel de knop van 'n para-
pluie tegen m'n oog en slik eenige bloemen
in, en verduur de knokige vuist van een
ouden heer. in mijn rug.
Toen ik weer bij machte was te constatee-
ren dat ik nog leefde, zat ik op het zachte
gras naast m'n lieve overburin, tegenover
een gederailleerden trein.
Ons beider reisplan was natuurlijk even
eens verongelukt Ik nam m'n gedeukten hoed
af, trachtte de jonge dame te doen besluiten
in mij haar nederigen dienaar te zien, die
zich machteloos gelukkig 'zou achten iet®
nuttigs voor haar te doen, totdat er hulp
zou komen opdagetn.
Eindelijk kwam een optimistische glim
lach haar droef bezorgde trekken wat op
klaren. Samen trekken we naar het dorp,
namen onzen inrek in een restauaun, want
i we konden onze maag niet andes tot zwijgen
j brengen. Al ben je ook verongelukt, je blijft
toch mensch. En de doorstane emoties had
den me goeden eetlust gegeven.
Met een ongekunstelden eenvoud, die mijn
sympathie voor haar nog vermeerderde,
maakte ze een redelijk gebruik van de aan
geboden gerechten.
Ik had haar maar één verwijt te doen:
zij liet mij ma*r praten, bepaalde zich
slechts tot luisteren; ik had haar stem nog
niet gehoord. Tijdens den maaltijd kreeg ik
zelfs plots den indruk dat zij stom was.
Even later toen ze eens opkeek naar een
bordje aan den muur, las ze hardop: tafel
vier.
Ze kon dus spreken. Bij het aanspreken
van den hoofdschotel gelukte het mij haar
eenige lettergrepen te ontrukken.
Ik vroeg me angstig af of ze nog vrij
was, hoe en waar ze leefde.
Niet vrij, zei ze.
Hé, had ik diezelfde woorden en diezelf
de stem niet reeds eender gehoord?
De groente scheen haar tong nog meeT
te ontbinden.
Ik babbelde maar raak, walt meer gebeurt
als men gelukkig ia. M'n welsprekeendheid
scheen niet geheel doelloos te zijn, want om
haar zwijigen te verontschuldigen, lispelde
ze:
Ik luister.
Wat klonk dat weer bekend.
En even laten toen ik tevergeefs onj den
kellner riep, liet ze van haar fijne lippen
vallen:
Geen gehoor.
Verrast keek ik op. Zeker, die stem was
me bekend. Maar waar had ik haar toch ge
hoord? Na het dessert stak ik een cigaret
op en daar ik rustig zitten bleef, stond zij
op en zei met iets vastbeslotends in haar
zachte stem:
't Is tijd!
Ditmaal kon ik mij niet langer inhouden.
Maar juffrouw, ik begrijp er niets meer
van. 't Is me of ik u ken, of ik reeds
meer met u gesproken heb; ik herken uw;
stem; alles wat u mij gezegd hebt komt me
zoo bekend voor. Kan het zijn dat we elkaar
al eerder gesproken hebben?
O dat dat is al lang geleden! antwoordde
-zij. Dat was het eenige was ze me wilde
toevertrouwen. We keerden naar het station
terug en konden na eenig wachten naar Pa
rijs vertrekken. We zaten naast elkaar in
den trein en ik was vastbesloten heel m'n
leven aan haar zijde door te brengen.
Toen we de hoofdstad naderden bezweek
m'n reisgenoote eindelijk voor m'n smeeken
en zei:
Ik heet Sylvie Lapouite; mijn ouders
leven nog; we wonen in de Rue Lecourbe
195bis, en ik ben telefoniste.
Op 't Cambronnekantoor? riep ik uit,
plots verlicht door een gelukkige ingeving.
Ja, aan tafel vier!
Lijn 36!
Juist. U bent mijnheer. nummer
22-22?!
•Meteen begon ik hartelijk te lachen.
Een half uur later stapten we beiden uit
de taxi welke stopte in de Rue Lecourbe.
ik ging de hand van juffrouw Sylvie vragen.
Dinsdag 1.1. zijn we getrouwd. Vanmorgen
is Sylvie weer voor 't eerst naar haar kan
toor terug gegaan. en zoo komt het dat
ik zooeven aansluiting kreeg.
De bedreiging
Jonge moeder (tot kindermeisje): Als je de
kinderen niet stil kunt houden, zend ze dan
naar binnen, dan zal ik wat voor hen zin
gen.
Kindermeisje: Dat helpt niet, mevrouw.
Daar heb ik ze al tweemaal mee gedreigdt
Ondeugend
Arts: In onze dagen doet men bij de zieken
geen aderlatingen meer.
Patiënt: Dat is te zeggen: de goudader uit
gezonderd.
Overdreven beroepsijver
Verongelukte: „Help, help!!"
Reporter: „Hoe heet u? Waar woont U
Wat is er van uw verlangen?"
Verongelukte (geeft snel antwoord): „Maar
red mij dan toch.
Reporter: „Ik zal u dadelijk hulp zenden,
maar eerst moet ik zorgen, dat; dit ongeval
nog in de avond-editie komt.
Hartelijke wensch
Een bejaard heer (aan den bruilofts-
disch van een jonggehuwd paar, nadat hij Qj>
hun gezondheid gedronken heeft): En att
nog een woord tot den jongen echtgenoot;
ik was getuige van zijn doop, en later vaa
het afleggen zijner geloofsbelijdenis; hedea
heb ik het genoegen getuige van zijn huwe
lijk te zijn, moge het mij gegeven zijn ook
zijn begrafenis hij te wonen.
De reden
Zekeren dag ging de toenmalige kroon
prins, later Keizer Friedrich,met veldmaar
schalk Wrangel te Berlijn een bekende
persoonlijkheid Unter den Linden wan
delen, toen hen een schoenmakersjcnxgeu
tegenkwam, die vroolijk een liedje floot.
Toen zij naderbij kwamen, verstomde het
lied en de jongen nam zijn pet af.
Papa Wrangel was erg in zijn schik me#
de beleefdheid van den bengel en sprak tot
den kroonprins
Nu ziet u eens wat flinke jongens dat
zijn.
Wrangel, antwoordde de kroonprins
glimlachend, vraag dien jongen eens waar
om hij zoo opeens zijn mond hield?
Jongen, riep Wrangel, zeg eens, waar
om fluit je niet meer?
Als ik jou zie moet ik altijd lachen
en als ik lach, kan ik niet fluiten, zei ds
'Zich snel verwijderende jongen.