E su£ Allerlei. Eindelijk aansluiting. ^ENSDAG 27 NOVEMBER 1929 SB \J V ;kê| (K h Het levend harmonium Naar het Fransch. ur>allon-Ruant was tweemaal gehuwd ge- Cj7st. Zijn eerste vrouw, een allerliefste j^^oolsche, was aan een kwijnende ziekte ^eken. De tweede, een door en door ge- 0 Vlaamsohe, een oogenblik beroemd Jageres was op treurige wijze veronge Ms 'Ukt tijd. Lij de bestijging van den Pic-du Midi er>s een reis ter genezing van een hoogst Lstige keelontsteking. De vijanden van dokter fluisterden leelijke dingen; hij zoo al niet dit ongeluk uitgelokt, dan de allereerste voorzorgen om het te Orkomen verzuimd, door zich slechts ver- v ^ld door één enkelen gids op dezen ge- ij^'Üken tocht te wagen. Deze laatste, een ^oner van het kanton Vaux, was door 'ïeh dood bijna stompzinnig geworden en i toaand later zelf jammerlijk omge ven. doker bracht het lichaam zijner vrouw te Frankrijk terug en liet het op vorste- tte; 6 wijze ter aarde bestellen; de bonze Üjk Pr aatjes verstomden langzamerhand, en kter Dupallon-Ruant bleef weduwnaar. Er 48 geen sprake meer geweest van een eUwe verbintenis; meer deze vrouwen van tooneel hadden beproefd hem het hof te ^ken, dich te vergeefs, j^oodanig iemand was de beroemde dr. ^Pallon-Ruant, officier van het Legioen °öneur, lid van de Académie de médokrie. de streek had men hitter weinig me'. 01 op, daar hij geweigerd had den burge- ^ee?ter en den pastoor te ontvangen, en bedienden niet met de menschen uit den 'btrek wilden omgaan Z'iö personeel was trouwen# niet zeer tal- in het dorp Orcher, waaronder hét asteel des Cambrettes behoorde, kende men echts de portierster, wie men den bijnaam 341 i,la Qhinge" gegeven bad, wegens haar !°öderlinige oogen, op die van een aap ge kkend, in een gelaat vol diepe brandlit- T^kens; dan nog haar man, een soort van dime, wiens keelgeluid alle kinderen 1 het dorp ijlings beenen deed makeh, ^°°dra zij hem maar van verre bespeurden. °k een breed gebouwd opzichter met hard. ?Jfa.k gelaat kwam soms tot Orcher of tetleur. v Op dien morgen dan verliet Dupallon- Uaht zijn hotel, gaf den concierge eenige ^ers en wilde een tabakswinkel op den zijner straat binnen treden. Daarbij eP hij bijna tegen een dame aan, die den 'Pkel verliet met eenige prentbriefkaarten de hand. Hé! Goedenmorgen, dokter! j Goedenmorgen, waarde mevrouw! j Reeds zoo vroeg op straat, dokter? Rat mag ik u wel vragen, mevrouw. Och, briefkaarten te verzenden, u ziet, heb een heele serie gekocht, j Ooet u ook al mee aan die moderne mal Sheid? vroeg de dokter, belangstellend boog hij zich over de foto's 11 fluisterde: Welnu? vracht is op de plaats van bestem- aangekomen, antwoordde de dame Veh zacht. vAls er maar niet getalmd wordt met weghalen. Dat gebeurt dezen nacht vast en zeker, j, Heel goed, laat je man mijn aanwijzin- r stipt opvolgen. Aanstaanden Donderdag ik daar zelf. den hoed afnemend sprak hij over- Tot ziens, waarde mevrouw, inijn °eten aan uw echtgenoot. dame ging de rue de l'Alboni in na (j haar kaarten gepost te hebben. De ^Ster koos met kennersoog een sigaar. ^aakte de winkeljuffrouw een compli- ®ht en riep een voorbijgaanden taxi aan. jjJ00 mét elkander op den drempel van biagazijn keuvelend, had noch de ge- ^heer, noch de dame een heer met lan- blonden baard opgemerkt, die op het 08 onder het genot van een glas bier brief zat te schrijven. Zoodra de dok- tich verwijderd had, stond hij op, be- be zijn vertering en volgde de dame op 'gen afstand. Al lvorens de trap van het station van ^stro-spoorweg te bestijgen, keek hij Jij. Zlch heeen, liet een paar menschen voor- a®h, nam dan snel den haard van zijn aat. en stopte dezen in den binnenzak rijm overjas. Met de dame, die hij kwam hij tegelijk aan het loket, bj liep er een trein binnen; beiden na- w Plaats in een wagon eerste klasse en eh zich tegenover elkander neder. Toen bemerkte de reizigster haar overbuur- flijk, mijnheer Dorneil! Hoe vaart u? Öe lieve Yvonne Borès! Altijd nog even zie ik. lij^ Eu u.steeds de elegante, onberispe- Eagelschman. is mijn zwak. Nu reeds op straat? H 's toch geen aangewezen uur voor een seres van de Opera. o ai u> ik ben nog alleen maar danseres uit liefhebberij, gelijk de meesten mijner kameraden. U behoort vóór alles tot de nationale Academie de musique, niet waar? Zoo is het. En dat veroorlooft u de rumoerige wijk van Montmartre met het meer kalme kwartier van Dr. Dupallon-Ruant te ver wisselen? Wie heeft u gezegdzoo onderbrak de dame hem zichtbaar ongerust Ik heb u daareven heel gemoedelijk met hem zien babbelen. O, babbelen! Maar hij heeft mij aange sproken. Ik hoop, dat uw echtgenoot, dien ik bet genoegen had eenige malen te spreken, dezen 'onvergetelijke® liclkaamskerver niet meer noodig heeft? Het gaat Borès uitstekend, sedert da dokter hem zelf geopereerd heeft Hij is op het oogenblik in Normandië. In zulk een barren tijd van regen en mist? Welk 'n hoek heeft hij zich voor dat aangename uitstapje verkozen? Dicht bij Havre, in een klein, onbe kend gat, waar wij een hutje bezitten. Ivijk, dat treft: ik zoek juist een hutje. Mijn man wil het niet verkoopen! her nam Yvonne haastig. Hot komt nog van zijn vader.U begrijpt wel, een familiege dachtenis EJat begrijp ik volkomen. Trouwens, Normandië bevalt mij maar half: veel te vochtig, veel te veel groen. De natuur is er te rijk. Het maakt op mij danzelfden in druk, als de bekroonde beesten, die men op landbouwtentoonstellingen ziet:* ze stikken bijna in hun vet. Ik houd meer van ietwat ruwer landschappen. Bretagne trekt mi] aan. U hebt gelijk waarde vriend. Ik heb een hekel aan de omstreken van Havre: men ziet mij er dan ook zelden. Bretagne kan ik u ten zeerste aanbevelen. Zet mijnheer Borès zijn schilderstu dies nog voort? U hadt mij vertel, dat hij zich vooral interesseerde voor de vrije lucht Zeer zeker! antwoordde zij, deze ver andering van onderwerp gretig aangrijpend. Ik herinner mij een schilderij, die hij verleden jaar in het Salon geëxposeerd heeft, en die lang niet slecht was. Hij begint veel te verkoopen, wat hef zwijgen oplegt aan de booze tongen, die dur ven beweren, da* de echtgenoot van een danseres slechts op kosten van zijn vrouw kan leven. Och, er wordit zooveel gezegd. Dat is de schuld der lieeren journalis ten. Als u in uw bladen maar niet alles rondbazuinde.... Waarom babbelt u er ook zoo lustig op los? Maar.wij zijn niet allemaal babbelaars zonder meer. Ik verzeker u, dat al mijn interviews volkomen gedocumen teerd zijn. Dam vormit u een uitzondering. Zoo ga ik morgen den grooten rede naar Baiorier eens uithooren, wiens terug keer en zwijgen heel Parijs verwondert; doch ik verzeker u, mijn artikel zal niets dan de waarheid bevaten. Heeft hij niet van hooger hand op dracht gekregen zijn deur voor iedereen ge sloten te houden?' Men houdit zijn deur niet gesloten voor een journalist, die zijn vak verstaat. Dan ben ik hoogst nieuwsgierig naar uw artikel, want als het u gelukt Baio rier te doen spreken. Miden in den zin hield zij "erward op. Zou hij dam stom wezen? vroeg Dor- meil. Maar dat heb ik niet beweerd! riep Yvonne driftig. En al was hij het, hernam Pierre glim lachend, toch zou ik hem doen spreken. O, die journalisten! Maar ik ben er. Tot wederziens, waarde vriend' Tot weerziens, mevrouw, en mijn groe ten aan uw echtgenoot, wanneer u hem schrijft. Ik zal er aan denken! IV. Reeds in zijn kinderjaren had Pierre Dor- meil zich aangetrokken gevoeld door avonturen, waarin de verbeelding de hoofd rol speelt. Terwijl zijn kameraadjes zich met knikkeren of ander spel vermaakten, had hij in den tuin zijns vaders, destijds notaris te Malzéville bij Nancy, in een ker seboom een Robinson Crusoe gefabriceerd en bracht zijn tijd door met het bespieden van den horizon, in afwachting van het verlossingbrengende schip. Na het lezen van Jules Verne's romans keerde zijn belangstelling zich naar het mid delpunt der aarde. Hij woelde den moestuin om, ten einde gangen te gaven, door oude scliuttingplankcn gestut en overdekt; doch ze stortten geregeld in en kwamen dan op hem en zijn vriendjes neer. De kennismaking met Gustave Aimard leidde tot strooptochten in het hooge gras der weiden en het nog niet doorzochte struikgewas van een beukenboschje. Daarna kwam de geestdrift voor Conan- Doyle. Pierre bedacht c!e meest onwaar schijnlijke m orden, schreef amonyme brie ven aan zich zelf, mat indruksels van voet stappen' met een dubbelen decimeter. De verdwijning van de kat, van den tuinman bracht hem tot .nasporingen a la Sherlocii Holmes, die wel tot geen uitkomst leidden, maar hem de bewondering van alle dorps kinderen verwierven. Eén ding vooral had hij met al deze spelletjes geleerd: hij werd een meester in de kunst van verkleeding eri vermomming. Meermalen had hij aan de deur der ouder lijke woning gescheld, zoo vreemd uitge dost, dat niemand hem' herkende. Deze verbeeldingsgymnastiek hinderde hem echter volstrekt niet bij zijn studie der klassieken, waarin hij schitterend slaagde, al dreef zijn geest hem nog altijd naar din gen, waarin zijn vernuft vrij spel had. Sedert de bladen concurreerden met de overheid door eigen nasporingen bij de mis drijven van den dag, werd Dormeil de aan gewezen persoon om in deze nieuwe sport te slagen. De zaak Mona Valdré moest hem dus wel in de hoogste mate interesseeren. De be koorlijke artiste was hem trouwens niet onbekend: dikwijls had hij haar in da Opéra-Comique toegejuicht. Pierre Dormeil las het bericht aangaan de Baionier nog eens opmerkzaam over, stak een sigaret aan en ging gemakkelijk in een fauteuil zitten. Nu trad Emilie bin nen, een oud dienstbode, die hij na den dood zijner ouders bij zich genomen had. Zij bracht hem een kop dampende koffie en geroosterd brood. Hier is uw dejeuner, mijnheer Pierre. Zij moest dit nog tweemaal herhalen, zoo zeer scheen hij verdiept in de beschouwing van de rookkringetjes zijner sigaret. Waar denkt u weer aan? Zeker weer aan een „geheimzinnige zaak"! Goed geraden, beate Emilie. Ik ga het eerste hoofdstuk beginnen van een avontuur dat mij ver kan voeren. O, zeker weer een zaak, die u ui' mekaar gaat halen,enkel voor uw ge noegen, en zonder dat iemand ter wereld u er om vraagt. Misschien wél. 't Is wat te zeggen! Mijnheer Pierre, den een of anderen keer krijgt u nog eens een ongeluk. Hoor eéns, Emilie, wij hebben samen afgesproken, dat je koffie voor me in zoudt schenken, maar niet om verwijten te ma ken. 'tls mij onmogelijk te beoordeelen, of je koffie uitstekend is, wanneer je mijn de jeuner met je gemopper bederft. Ik verze ker je, dan proeft men zijn eten niet. Ja, ja, ik weet heel goed, wat ik zeg, en waarom ik het zeg. Terwijl ik deze smakelijke boterham metjes oppeuzel, moet je dien ouden Mo gen hoed eens krijgen; ik heb hem niet in mijn kleerkast hangen. Gaat u weer u zelf verkleeden, of het carnaval is? Alweer goed geraden. De dienstbode haalde de schouders op en ging brommend heen. Pierre maakte zijn ontbijt af en stond op. Hij drukte op een knop in het beschot ver borgen, een paneel schoof op zij en nu vertoonde zich een groote kast, waar de meest verschillende kleedingstukken netjes gerangschikt waren. Hij trok een versleten lange jas aan, gaf zich zelf vóór den spie gel staande een onverzorgden baard, voor- uitstekenden neus en gouden bril. Toen de meid met den rossigen hoogen hoed van oud model terugkwam, was de gedaanteverwisseling zoo volkomen, dat zij een oogenblik verstomd bleef staan. Dan grondde zij: Hier is uw hoed. Dank je, beste Emilie. Ik kom niet de jeuneeren, doch zorg voor mijn diner tegen zeven uur. Best, mijnheer, maar ik zal blij wezen, als u maar goed en wel weer thuis bent Pierre nam een aktetasch vol papieren onder den arm, wierp nog een laatsten blik in den spiegel en zette den hoogen hoed op. Met licht gebogen rug verliet hij zijn woning. Door de rue d'Amsterdam en de buiten boulevards bereikte hij de rue Lepic. Hij volgde het trottoir en bekeek aandachtig de verschillende winkels dezer straat. Onge veer halverwege vertraagde hij den pas, want aan den overkant bespeurde hij een klein café vain zeer bescheiden uiterlijk, waarop hij las: „Café van de vrouw met den baard", en op het raam van de deur: „Pariselle". Hij stak. de slechtgeplaveidt straat over en trad daar binnen. 'tWas een laag zaaltje, berookt en slecht verlicht. Eenige ijzeren tafeltjes en stoelen met stroomatten stonden vóór de toonbank, die die gansche rechterzijde innam. In een hoek lag een soort kellner met een honger gezicht, een servet om den hals, op een bank te slapen. De patroon, een dikke vent met ringen aan de vingers, las aandachtig le Petit Journal; vliegen zoemden voor de ramen, uit den planken vloer steeg een muffe lucht van stof, gemorst bier en slechte absint op. Pierre herkende onmiddellijk den defti- gen leider der figuranten bij de begrafenis van mevrouw Potuver. Bij het zien van den hoogen hoed en de lange jas riep de patroon: Alfred, een klant! De kellner met zijn hongergezicht opende slaapdronken de oogen en begon werktuig lijk een tafel af te wrijven; doch Pierre liep naar de toonbank. Laat hem maar rusten, mijnheer Pa riselle: ik kom voor zaken. Schenk ons eerst een rummetje in; dat geeft meer houding en het praat gemakkelijker. Welke zaken? zei de tapper argwanend. Over de begrafenis van den boulevard Pereire. De kastelein zweeg, nog steeds op zijn hoede. Pierre ging dus voort: Zeker iemand... u weet wel wie.... is zeer tevreden. Daarom heeft hij mij ge last u een toegiftje ter hand te stellen... bij wijze van Sen cadeautje voor u alleen. Werkelijk? vroeg Pariselle begeerig. Kijk, dat is verduiveld aardigMaar la ten wij in den achterwinkel gaan. Neen, neen, zei Pierre haastig. Ze hoe ven mij niet te zien. Ik houd er niet van de politie in mijn zaken te halen. (Wordt vervolgd). Op het examen Een candidaat in de medicijnen werd op het examen door een strengen examinator gevraagd: I „Welke zijn de zweet opwekkende midde- len?" De candidaat zei de hem bekende midde len achter elkar op. „Maar als deze niet helpen??" vroeg d-> examinator, „wat zoudt u dan doen?" „Ik zou <ie patiënt bij u examen laten doen", antwoordde de gevraagde. Een harde leer Inbreker (die zijn zoon een pak slaag zal geven): Ontbou nou eens goed, kwajongen, dat je niet zoozeer een pak slaagt krijgt, om dat je van de jam gesnoept heb, maar voor de stomme manier, waarop je je vinger afdrukken hebt achtergelaten! EEN TAFEREELTJE OP DE MARKT TE JJELFT, aan de voeten van. Hllgo de Groot, waar iedexen dag de dudyen verwend worden. Hebt u telefoon en hebt u wel eens lang, heel lang op aansluiting moeten wachten? Verneem dan tot uw troost en opbeuring hoe het elders toegaat. Met een onbeschrijfelijken geestdrift komt een Parijzenaar ons vertellen dat hij er in geslaagd is een telefonisch gesprek te voe ren. Nu zult u vragen, zei hij, door welke voorspraak ik het zoover gebracht heb, door welke aanlokkelijke beloften ik die gunst betaalde, of door welke onwaardige handel wijze ik het telefoonpersoneel omkocht. Och raad maar niet, voegde hij er onmiddellijk aan toe, u vindt het toch niet, hoe eenvou dig het ook is. Luister maar eens. Sinds itwoe jaar ben ik die gelukkige bezitter van een telefoontoestel, heb nummer 22—22, lijn 36, tafel 4, van het Cambronne- kantoov. Zooals al mijn lotgenooten heb ik reeds in geen half jaar aansluiting kunnen krijgen. Verleden jaar gelukte het mij nog gehoor te krijgen bij een telefoonjuffrouw die mij in haar koortsachtige haast ver keerd aansloot. Toen kwamen de klassieke antwoorden: geen gehoor gekregen.. Het toestel van het nummer dat u opbelt, wordt gerepareerd.enz. enz. Daarna kwam er zelfs heel geen antwoord meer van het kantoor en begon de eeuwige stilte. Tot zoover de wederwaardigheden met de telefoon. Nu begint de idylle. Een paar weken geleden lokte het prach tige weer me naar buiten. Ik nam den trein naar Dourdan met de bedoeling on derweg uit te stappen en naar Parijs terug te wandelen. Ik spring in den vertrekkenden trein, kom te zitten tegenover een andere reiziger Opkijkend zie ik dat ik zit tegenover een reizigstereen jongedame van een jaar of twintig. Ik voel een gelukkigen ^fhok in m'n binnenste. Stel u voor een mond... neen geen mond, 'n paar wangen... neen geen wangen, mag nolia bloembladen; tanden neen geen tanden, paarlen met parelmoer glans, harenneen geen haren, rijpe ko renaren. En daarbowen een allerliefst hoed je met eenige frischkleurige bloemen. Iedereen zal begrijpen en desnoods veront schuldigen, dat ik een en al bewondering was voor m'n reisgenoote. 0 wat een prachtige heerlijke dag was het! De zon maakte van den wagen een broeiovem. De verfrisschende wind joeg de rook van de locomotief de wijd openstaan de raampjes binnen en het schudden en stooten wierp ons nu en dan tegen elkaar alsof de maatschappij vreesde, dat we niet spoedig genoeg kennis met elkander maak ten. Ein toch was 't verrukkelijk! De controleur kwam, maakte me voor idioot uit omdat ik m'n kaartje onderst bo ven gaf, en voor onhandig, toen hij mij op de te-enen trapte. Ik vernam vervolgens dat m'n gezellin heelemaal tot Chevreuse ging. Zou ik haar dus onderweg verliezen? De goede spoorwegmaatsthappij had ech ter in alles voorzien. Dicht bij het volgende station worden we verrast door èen gewel digen schok. Ik voel de knop van 'n para- pluie tegen m'n oog en slik eenige bloemen in, en verduur de knokige vuist van een ouden heer. in mijn rug. Toen ik weer bij machte was te constatee- ren dat ik nog leefde, zat ik op het zachte gras naast m'n lieve overburin, tegenover een gederailleerden trein. Ons beider reisplan was natuurlijk even eens verongelukt Ik nam m'n gedeukten hoed af, trachtte de jonge dame te doen besluiten in mij haar nederigen dienaar te zien, die zich machteloos gelukkig 'zou achten iet® nuttigs voor haar te doen, totdat er hulp zou komen opdagetn. Eindelijk kwam een optimistische glim lach haar droef bezorgde trekken wat op klaren. Samen trekken we naar het dorp, namen onzen inrek in een restauaun, want i we konden onze maag niet andes tot zwijgen j brengen. Al ben je ook verongelukt, je blijft toch mensch. En de doorstane emoties had den me goeden eetlust gegeven. Met een ongekunstelden eenvoud, die mijn sympathie voor haar nog vermeerderde, maakte ze een redelijk gebruik van de aan geboden gerechten. Ik had haar maar één verwijt te doen: zij liet mij ma*r praten, bepaalde zich slechts tot luisteren; ik had haar stem nog niet gehoord. Tijdens den maaltijd kreeg ik zelfs plots den indruk dat zij stom was. Even later toen ze eens opkeek naar een bordje aan den muur, las ze hardop: tafel vier. Ze kon dus spreken. Bij het aanspreken van den hoofdschotel gelukte het mij haar eenige lettergrepen te ontrukken. Ik vroeg me angstig af of ze nog vrij was, hoe en waar ze leefde. Niet vrij, zei ze. Hé, had ik diezelfde woorden en diezelf de stem niet reeds eender gehoord? De groente scheen haar tong nog meeT te ontbinden. Ik babbelde maar raak, walt meer gebeurt als men gelukkig ia. M'n welsprekeendheid scheen niet geheel doelloos te zijn, want om haar zwijigen te verontschuldigen, lispelde ze: Ik luister. Wat klonk dat weer bekend. En even laten toen ik tevergeefs onj den kellner riep, liet ze van haar fijne lippen vallen: Geen gehoor. Verrast keek ik op. Zeker, die stem was me bekend. Maar waar had ik haar toch ge hoord? Na het dessert stak ik een cigaret op en daar ik rustig zitten bleef, stond zij op en zei met iets vastbeslotends in haar zachte stem: 't Is tijd! Ditmaal kon ik mij niet langer inhouden. Maar juffrouw, ik begrijp er niets meer van. 't Is me of ik u ken, of ik reeds meer met u gesproken heb; ik herken uw; stem; alles wat u mij gezegd hebt komt me zoo bekend voor. Kan het zijn dat we elkaar al eerder gesproken hebben? O dat dat is al lang geleden! antwoordde -zij. Dat was het eenige was ze me wilde toevertrouwen. We keerden naar het station terug en konden na eenig wachten naar Pa rijs vertrekken. We zaten naast elkaar in den trein en ik was vastbesloten heel m'n leven aan haar zijde door te brengen. Toen we de hoofdstad naderden bezweek m'n reisgenoote eindelijk voor m'n smeeken en zei: Ik heet Sylvie Lapouite; mijn ouders leven nog; we wonen in de Rue Lecourbe 195bis, en ik ben telefoniste. Op 't Cambronnekantoor? riep ik uit, plots verlicht door een gelukkige ingeving. Ja, aan tafel vier! Lijn 36! Juist. U bent mijnheer. nummer 22-22?! •Meteen begon ik hartelijk te lachen. Een half uur later stapten we beiden uit de taxi welke stopte in de Rue Lecourbe. ik ging de hand van juffrouw Sylvie vragen. Dinsdag 1.1. zijn we getrouwd. Vanmorgen is Sylvie weer voor 't eerst naar haar kan toor terug gegaan. en zoo komt het dat ik zooeven aansluiting kreeg. De bedreiging Jonge moeder (tot kindermeisje): Als je de kinderen niet stil kunt houden, zend ze dan naar binnen, dan zal ik wat voor hen zin gen. Kindermeisje: Dat helpt niet, mevrouw. Daar heb ik ze al tweemaal mee gedreigdt Ondeugend Arts: In onze dagen doet men bij de zieken geen aderlatingen meer. Patiënt: Dat is te zeggen: de goudader uit gezonderd. Overdreven beroepsijver Verongelukte: „Help, help!!" Reporter: „Hoe heet u? Waar woont U Wat is er van uw verlangen?" Verongelukte (geeft snel antwoord): „Maar red mij dan toch. Reporter: „Ik zal u dadelijk hulp zenden, maar eerst moet ik zorgen, dat; dit ongeval nog in de avond-editie komt. Hartelijke wensch Een bejaard heer (aan den bruilofts- disch van een jonggehuwd paar, nadat hij Qj> hun gezondheid gedronken heeft): En att nog een woord tot den jongen echtgenoot; ik was getuige van zijn doop, en later vaa het afleggen zijner geloofsbelijdenis; hedea heb ik het genoegen getuige van zijn huwe lijk te zijn, moge het mij gegeven zijn ook zijn begrafenis hij te wonen. De reden Zekeren dag ging de toenmalige kroon prins, later Keizer Friedrich,met veldmaar schalk Wrangel te Berlijn een bekende persoonlijkheid Unter den Linden wan delen, toen hen een schoenmakersjcnxgeu tegenkwam, die vroolijk een liedje floot. Toen zij naderbij kwamen, verstomde het lied en de jongen nam zijn pet af. Papa Wrangel was erg in zijn schik me# de beleefdheid van den bengel en sprak tot den kroonprins Nu ziet u eens wat flinke jongens dat zijn. Wrangel, antwoordde de kroonprins glimlachend, vraag dien jongen eens waar om hij zoo opeens zijn mond hield? Jongen, riep Wrangel, zeg eens, waar om fluit je niet meer? Als ik jou zie moet ik altijd lachen en als ik lach, kan ik niet fluiten, zei ds 'Zich snel verwijderende jongen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 13