v a/ ^1 feüSDAG 27 NOVEMBER 1929 DERDE BLAD. PAGINA 1. Bede aan Sinterklaas Sinterklaas h De Nieuwe Knecht Nn! to6 Stog. i tok 'V; St. Nicolaas-Varia k ST. NICOLAAS NUMMER taooi was nu de stad, die akelige stad, met de groote huizenklompea .togstig-opdringerig je omsloten. 6 öiooi was nu plotseling die stad, nu 't Was weer Sinterklaasavond, zoo pret tig als men hem bedenken kan. Het sneeuwde en de wind kriepte in den schouw, zoo benauwelijk als de wind dat kan. Buiten was 't eigenlijk geen weer om een hond door te jagen, maar binnen was het lekker zitten, hoor! De stoof brandde en ronkte, dat de gloei uit den ronden pot sloeg. Heerlijk warm was 't er, genoeg om den guren winter feestelijk uit te lachen. Moeder breide en het oudste dochterken ook; vader rookte zijn pijpken en de oudste zoon las in Zonneland-Almanak. De andere kinderen, daar waren er nog vijf: Piet, Mie, Tistje, Anna en Mieleken, hadden het druk met hun korf voor Sint Nicolaas gereed te maken. Ja, ja, Mieleken ook, die nog met Anna naar de bewaarschool ging. de slanke toren heen, uit de grijze P LE Mé LE' „Te deksel! Je huis staat ln brand!" „Ach neen, 't meisje is uit en nu kookt m'n Mieleken wist geen kwaad te zeggen van vrouw zelf Sint Nicolaas, verre van daar! Piet was de luidruchtigste als naar ge woonte. Hij had eene stem gelijk eene bel en t naar Nicódemus en Nicodemus kon zingen dat het helmde. Als hij eens een knjkt Plotseling wondere biauw-zilverige 11 de straten hulden in 'n stille droom- .°°r 't stadhuis was de trappenstoep van "g-oude bordes met 'n diepfclauwen overtogen. En de zwart-grijze stad- den, die zoo leelijk donker, en ig konden kijken op druilende regen- leken nu met hun zuiver-gosneden )k. n> wezens uit 'n mooiere wreld dan kneden. Zij ook keken vol verwachting KS'raat neer. •®Vi de menschon liepen, hun gezichl^i eh in dat wondere, ijl-blauwe licht, bekken verzacht in dien mil den glans, diepen kinderen trokken mee, hun ge- 'les vol angstig-blije verwachting van fthder, dat weer gebeuren ging: „Sin- aas komt!" 'lolden in troepjes naar de Markt, rijen: veel moeders met kinderen, eh sjofeltjes, véél moeders met kin- etl' Warm ingepakt, véél arme, klei- ^hoogelijke schooiertjes met dunne ka- 6 kleertjes, meegesleurd door ongedu!- 'iroertjes en zusjes. Maar.in hun e gezichtjes leefden en glansden de r in 't zachtstemmige licht uit de wintermididaglucht. In hun oogjes liedje gehoord had, kon hij het van buiten en zijn liefste deuntje was: Zingen doet het harte deugd Bij verzet, vermaak en vreugd! Zingen doet het harte goed Van het opgeruimd gemoed! Opgeruimd van gemoed was Piet ook, maar een beetje wild daarbij- Nu was hij weer uitgelaten, dat er geen huis mee te houden was en als hij wel al tien keeren ge zongen had van: Welaan, welaan, welaan, welaan, Laat ons maar lustig spelen; Welaan, welaan, welaan, welaan, Laat ons aan 't spelen gaan! meende Mie hem heel ernstig te moeten ver manen en zei: Piet, zing liever een schoon liedje van Sint-Nicolaas! Om zijn goeden wil aan te wakkeren, begon ze zelf! Sint-Nicolaas komt door de kave, Door de kave onverwacht, Sint-Nicolaas komt door de kave, Met een heele karrevracht! Ha, hier, de kleine Emiel, maak eens 'n schoon kruisken. wel! En gij, Anne- ken, lees eens het vaderons. goed. Nicodemus, hebt ge iets voor die kleinen? Nicodemus knikte wederom en stopte iets in de gretige handjes maar Tistje noch Mie konden zien wat het was- En ik heb gehoord dat Tistje de eerste is in de catechismus! holte Sint Nicolaas blij: dat moet zoo blijven. En dat Marie te naaste jare haar plechtige Communie gaat doen, en dat zij alle dagen naar de Mis gaat. Zóó zal ze altijd braaf blijven. maar, waar is. En Sint Nicolaas hield den wijsvinger tegen zijn voorhoofd: Sinte Pieter zei mij nog: ik ben er de patroon van, hij kan zingen lijk een lijster en richt geren kattekwaad uit, maar daar voor wordt hij té oud! Vermanend stak de heilige den vinger op; Komaan, Pieter, zing eens een liedje van Sint Nicolaas. Piet, die anders zooveel noten op zijn zang had, dorst met moeite piepen, maar toen hij den zwarten Nicodemus zag knikken en hem St. Nicolaas zat er mee. Hij wreef zich over zijn witten baard, en dacht diep na. Maar hoe hij ook zocht, hij zag geen kans, een geschikte oplossing te vinden. Zwarte Piet was ziek. 't Was maar niet zoo'n gewone verkoudheid, die lastig is.... en ook wel een beetje prettig, als je een paar dagen van school mag thuis'blijven en lek ker in je bed verwend wordt. Neen hij had de Spaansche griep, en als je die, zooals hij, in Spanje zelf opdoet, is het raak! Er was dan ook geen sprake van, dat hij zijn gewone werk zou kunnen doen. Hij lag al weken in bed en als jo hei aan een nikker als Pietje Kachelglans (zoo als brutale kinderen hem wel eens genoemd hadden) zou kunnen zien, dan zou je zeg gen, dat hij bleek zag. Hij gedroeg zich dapper, en met zijn leuke, zwarte toet keek hij oolijk boven de witte lakens uit, maar toch, toen zijn goede, oude meester voor eenige maandep afscheid van hem nam, rolde er tranen over zijn wangen Zoo kwam St. Nicolaas aldus in Holland Hij dacht, dat hij al het werk alleen zou kunnen doen. Maar in de steden, waar hij Maar dan had hij direct moeten zeggen, dat hij zelf de Nicolaas was en dat wilde hij niet. Vooral omdat hij dacht, dat hij in dezen flinken jongen nu eindelijk een goede hulp gevonden had. En daarom wilde hij eerst even afwachten, hoe hij zich door de moeilijkheden zou heenslaan. De jongen ging naar het eerste huis, een groote boerderij. Hij stak reeds zijn hand in de hoogte om aan de bel te trekken, teen een nijdige hond blaffend op hem aanvloog Jij bent ook niet erg vriendelijk! zei hij tegen den hond. Want hij was door het gesprek met den vriendelijken ouden heer en het vooruitzicht, dat deze met St. Nicolaas zou spreken, heelemaal opgemonterd En wonderlijk de hond kalmeerde direct en legde zich kwispelstaartend op den grond. De deur van het huis werd opengestooten. Wie is daar? zei een onvriendelijke stem. Ik wou U vragen of ik vannacht hij U mag slapen, dan zal ik morgen voor niets al uw schoorsteenen vegen! Schaam je je niet, om daar zoo laat mee aan te komen! Maak, dat je weg komt! antwoordde de stem, en de deur kletste weer dicht. De arme schoorsteenveger keek beteu terd en liep het hek weer uit. De tweede deur, waar hij aanbelde, was die van een winkel. De schoorsteenveger langs spoorde, waren al weer zooveel nieuwe stapte winkel binnen en de bel huizen bijgebouwd, en het werk viei hem keWe_ De deur van dc heJ vcrlichte kamer den laatsten tijd met die vele antennes van de draadlooze al zoo zwaar, dat hij er haast niet aan dorst te denken, hoe hij zonder zijn wakkeren knecht Piet voor alle lieve kinderen zou kunnen zorgen. Ds tijd, waarop hij met zijn werk zou beginnen, was al bijna aangebroken, en nog had hij nie mand gevonden, die de plaats van Pieter manknecht zou kunnen innemen. Op een avond liep hij te wandelen bi] het dorpje Edenhorst. Hij had zich in een groo ten mantel gewikkeld, omdat het al flink gevroren had, en niemand zou zeggen, dat die vriendelijke oude heer, die in diep na denken over den stillen landweg liep, de milde, Spaansche bisschop was. Op een bank aan den kant van den weg zat een ineen ging open en een groote man stond op den drempel. Achter hem verdrongen zich twee kinderen. Wat moet je? vroeg de kruidenier. Ik ben schoorsteenveger, zei de jonceri die langs den man naar binnen keek, en zag, hoe op tafel allerlei St. Nicolaas-lekker- nijen gereed stonden. Zou ik hier vannacht bij u kunnen slapen, dan zal ik morgen al uw schoorsteenen vegen en daar behoeft 11 me dan niets voor te betalen! De winkelier trok een grooten rimpel in zijn voorhoofd en zei: Geen kwestie van! Mijn schoorsteenen zijn niet vuil, en aan bedelaars geef ik niet. En maak nu maar gauw, dat je weg komt! Die harde woorden deden den jongen pijn, ged-óken gestalte. St. Nicolaas stapte er Ik en alsof slagen waren, want hij wilde, zoo- en zette zich ook op de bank neer. De ge stalte richtte zich wat op: het bleek een Ze werd onderbroken door Tistje die riep: toelachen, kreeg hij moed en zong: Ik heb de grootste raap voor den ezel van Sint-Nicolaas! En ik den grootsten wortel! meende 't visioen, 't grootsche heerlijke kin- Anna. 's'ocn, dat de naam Sinterklaas alleen j°°Vert voor hun rijke fantasie: de man 'iet vriendelijk-ouwe gezicht, de lan- ^'tte baard de mooie, kleurige klee- *to hooge plechtige mijter, die boven Uitsteekt! De lieve sprookjesman an alle kinderen houdt, aan alle kin- 11 denkt en voor alle kinderen, wat bij heeft.! 'n hun zwarte, smoezelige mondjes ,,'Ven ze al de vele lekkerzoete vèrrassin die de Zwarte Pieten zoo maar uit- Ikke de grootste beet! hakkelde Mie leken. En ik. begon Piet. De grootste tong! zei Mie en omdat ze dit zei, wilde Piet met haar niet meezingen en hij brulde: Sint- Niklaas kapoentje, Leg wat in mijn schoentje Een appelken of een citroentje. Geen citroentje! tierde Mieleken. Een appelsien? verbeterde Anna. Als ge niet braaf zijt, zal Sint-Nicolaas de deur voorbij gaan. En Piet die den Sint Sint Nicolaas, vul al de korfjes, Al de korfjes die hier staan. - - Dat is voor den nacht! Hier, een trom pet voor Piet, een Lieve-Vrouwemedalieke uit den hemel voor Maria en hier voor Tistje steek het weg, jongen. Sint Nicolaas gaf nog eens den zegen, de deur draaide open, een trok viel. Buiten dwarrelden de vlokjes en kriepte de wind. De Sint en Nicodemus zetten hun tocht voort naar de huizetjes waar brave kinderen zijn. at is de Stad nu mooi, met die kleine, I een kap0entje durft noemen, zal zeker niets gerende, verlangende bedelgezïchtjeis! krijgen! keef moeder. s straten zijn er mee gevuld, 't lijkt 'o Moederj kloeg Mie, Piet pakt mijn bussel van kinderen, van blije, zonnige ken ^ooi. Marsepein Een andere Sinterklaas-lekkernij is het Marsepein. Den naam marsepein leiden sommigen af van „Marei panis", het Markusbroodje, dat jongen te zijn. Je moet hier niet in de kou blijven zitten, beste jongen, zei St. Nicolaas, je zou ziek kunnen worden. En daarbij dacht hij meteen aan Piet, dien hij achter had moeten laten. Ik wilde naar het dorp loopen, ant woordde de jongen. Is het nog ver? Ik ben een beetje moe. Neen, ver is het niet meer, zei Sint, maar je bent niet alleen moe, je hebt honger ook! Dat zie ik aan je bleeke gezicht, al ziet het nog zoo zwart! Hoe komt het, dat je cr zoo uit ziet? Van mijn werk, vertelde de jongen, :k ben schoorsteenveger. St. Nicolaas, die in zijn wijden mantel altijd een massa lekkernijen verborgen heeft, als hij in die kleine dorpen gewoon was, met eerlijk werk zijn nachtverblijf betalen. Daar om draaide hij zich bedroefd om en zondei een woord te zeggen liep hij weg. Zijn opgewektheid was verdwenen en toen hij langzaam verder ging kwam een klein meisje naast hem loopen. Huil je? vroeg ze met. een lief stemme tje. Waarom? Ik heb gehoord, dat je bi. den kruidenier vroeg, of je daar kon slapen: zou je vannacht bij ons willen blijven? De jongen keek haar aarzelend aan. Ja, ging ze verder, 't is bij ons met groot, en we zijn met z'n achten, maar als je met een klein plaatsje tevreden bent, zal ik het direct aan moeder vragen. Kom maar mee. Kijk, daar staat ze al naar me uit te kijken want ik kom anders nooit zoo 'aai buiten! Zij snelde vooruit en vertelde haar moeder gaf den jongen wat heerlijke de geschiedenis. En die zei, terwijl ze haar dochtertje over het hoofd streek: t jubelen uit. L Agitatie bevangt ze. Ze willen zingen. A schreeuwen. En onbewust bedelen hun verlangens om ook wat van 't tooois en lekkers! komt ie! de groote, alwetende Too- r,p> die over de daken klautert, en al- l]f, 'Vf>et en ziet, de groote Wonderdoener, toh ï0°vee' stille wenschen vervult, daar 'e! als 'n levende, weldoende Fee! r zit ie echt, boven op z'n „witte' ltlhael! Boven de bonte menschenmassa ^jf'hjes, die nog droomen kunnen, die I £n Tistje pakt mijn wortel! schreeuwde I jn jgQg 0f 1407, jn elk geval tijdens een ver- sPr00k'e' ('at waal"heid gas.j Anna. I schrikkeliiken hongersnood in Duitschland hooren ze daar niet wat? héél in de Ze steken de groezelige vingertjes ■Oog en kijken en duwen en lachen en 'to zich uit en dansen: „Ja, ja! Daar ie!' «H ,no°ren de muziek plechtig zingen bo- Ze steken de pakkers bij de dieven! zei vader met zijn grove stem. Anneken heeft den grootsten wortel! vleide Tistje nu en Piet schreeuwde: Waar kunnen wij nog beter zijn Dan bij ons beste vrienden? Ja, als ge maar van mijn hooi blijft. Opeens, een bons op de deur. Binnen viel 't gerucht met den slag- Al schrikkelijken hongersnood in Duitschland en Oostenrijk tegen buitensporig hoogen prijs verkocht werd. Natuurlijk enkel aan de rijken. Anderen gaan nog verder terug en spreken van „Martinus panis", dat men in Rome als offerbrood maakte. Weer anderen leidein den naam af van „mazza-pane" van welk woord de eerste helft van „mazza" zou komen, dat meelbrij beteekent. Ten slotto zijn er en zij benaderen het meest de de kinderen peinsden op het liedje dat ze waarheid misschien die den oorsprong moeder zoo dikwijls hadden hooren zingen: van jlct gebak jn Venetië zoeken, de stad Het regent en dondert, j vaïl sint Markus, zoodat de Evangelist toch Wees niet verwonderd de peetvader zou zijn van ons marsepein. Dat er iemand op uw klinke douwt. jIet maken van marsepein en van andere 't Regende of donderde nu wel niet, maar lekkernijen, waarbij geraffineerde suiker heit 't sneeuwde en de wind kriepte, en er duwde hoofdbestanddeel is, hebben de koekbakkers „■jj^feëkt z'n witte, goudomrande mijter!! ^stöéki 1^ hoe hij buigt en knikt en vertrouwelijk tüet z'n hand naar de verlangende l^^en! 'n Heerlijk sprookje in deze nuch- t, Gereld! de kinderen jubelen en zingen mee *to muziek, 't betooverende lied: 2ie ginds komt de stoomboot, Spanje weer aan! 16 'ed jubelt langs de ouwe huizen, langs A Zlogt mee in die blije, verlangende Jhdiing^ iemand op de klinke. Sint Nicolaas! zei moeder stillekens en vader kniktee en ze waren er allemaal zeker van dat het niemand anders kon zijn dan Sint Nicolaas zelf. Trage draaide de deur open en een koude tocht sloeg binnen. Sinteklaas! prevelde Mieleken, op de knietjes en de handjes gevouwen. Sinteklaas lispelde Anneken, nevens Mieleken. Vader, moeder en de twee oudste zijn recht gestaan. Tistje steekt zich weg achter vaders der zeventiende eeuw van de apothekers af gekeken en toen de laatsten zich van het lekkers afwendden om zich te wijden aan het prepareeren van allerlei leelijk smakende, scherpe en wrange dingen, namen de eer sten graag het werk over en noemden zich banketbakkers. Vreemde Sinterklaasviering Op de Wadde-eilanden kent men eenige ,8 gesxaaxi. c.co.„ «vu wvë auuwi va™.» vreemde vormen van Sinterklaas-viering. PUr'ge, vroolijk étalages en de heele stoel. Piet is, rap als de wind, in een hoek Op Schiermonnikoog dansen en springen dan gekropen en Mie blijft kaarsrecht staan. velen rond, vreemd uitgedosch. In de hand Met zijn gouden mijtér en zijn bisschops- dragen zij zware kettingn en lange staven staf treedt Sint Nicolaas binnen. Zijn 0f 00h bellen. Op het hoofd hebben zij hoeden sneewwitte mantel sleept over den vloer met veeren of varens. Op deze wijze worden en zijn sneeuwwitte baard golft tof op zijn winterdemonen voorgesteld, de winferkrach- borst, waar een groot gouden kruis glanst, ten dUS die zon en groeikracht gevangen Achter hem komt zijn zwarte dienaar, Nico- houden. demus, ook in een sneeuwwit gewaad ge- ^p Texej kan men 00j. ZOoiets zien. Daar huldigt men Sint Nicolaas, die hoe ook in den winter gevangen, toch weer vrij komt in het voorjaar. Men zingt er o.a. het zonder linge lied: Oude Sunderklaas gaat nooit verloren Falderralderiere, Falderalderiere Ouwe Sunderklaas gaat nooit verloren Falderalderalderom! en andere versnaperingen. En of hij het zich liet smaken!! Zie je wel, dat je trek had! zei de Suit goedig-lachend, heb je dan vandaag niets verdiend? Toen vertelde de kleine schoorsteenveger, dat hij wel wat verdiend had, al was het niet veel. Maar de menschen in deze streek waren arm en konden hem dus niet veel betalen. Bovendien wilde hij het grootste ge deelte van het geld. dat hij verdiende,-graag bewaren. En waarom wilde je dat geld sparen, vroeg de bisschop. De jongen aarzelde. Maar toen hij in het vriendelijke gezicht van den Sint keek, begreep hij, dat hij hem alles zou kunnen toevertrouwen. We zullen opstappen, zei St. Nicolaas, en dan moet je me onderweg maar eens alles vertellen. En dat. deed de jongen. Hij vertelde, dat zijn moeder al heel vim,. kleurde bandjes. Toen strooide de moeder gestorven was: hij kon zich nauwelijks her- I hoe ze er uitzag. Hoe zijn \ader, nu niet alle groote menschen q 'Van toen ze klein waren"? ^at mooi is nu die stad, in sprook- "Chiming! - goeie, lieve, beste Sinterklaas, ver- «m toch ook die hééle, arme hunkerende huid. Hij draagt een zwaren korf. I TAai>a1 Jn V»»iHon rrolilatmn A lfVi nr tij].'6 arme, zielige wezentjes, die kouwe- Vif)VOor f'e groote w-inkels staan, bedelend to 1 Verkleumde handjes uitstekend om t^rj r'to om toch ook één keertje bij den Wonderdoener te worden toegela .les niet! De ezel is buiten gebleven. Althans, Tistje, die de grootste raap had, krijgt het ezelken niet te zien. Zegenend strekt de Sint de hand uit en zegt trage: Oremus. Dan telt hij de kinderen en zegt: Allemaal braaf en allemaal op een goed blaadje bij hun Engel-Bewaarder! Natuurlijk, lieve kind, die arme jongen slaapt vannacht bij ons. Hij zal wel moe zijn en honger hebben. Het meisje sprong op van blijdschap, want ze had een goed hart en het is heerlijk, goed te zijn voor anderen. En de jongen kwam binnen in de gezellige kamer. Daar was het eerst feest! Want St. Nicolaas was gewend, zijn werk in deze streken te beginnen en daarom werd zijn verjaardag nu al gevierd, omdat hij natuurlijk niet overal tegelijk kan zijn De moeder zette een kop heerlijke choco lademelk voor den jongen neer, en van die warmte fleurde hij heelemaal op. Maar dat was nog maar het begin! Daar kwam een groote schotel banket op tafel en een doos met heerlijke borstplaat, met schaapjes en varkens en worstjes van rose en witte marse pein, sigaren van chocolade, met echte, goud inneren, - - die niet sterk was, het zware werk met hal kunnen volhouden, en thans in de stad m ti ziekenhuis lag. Van zijn zusje, die hem aan het eind van de week, als hij met zijn tocht langs de dorpen in deze streek klaar was, weer thuis zou verwachten. Voor aaar zou hij zoo graag wat geld overhouden: ze wilde zoo dolgraag een groote pop hebben en St. Nicolaas zou om hen wel niet denken... Dat kun je anders niet weten, zei de grijsaard, St. Nicolaas doet zijn best te weten te komen, welke kinderen goed zijn en eer lijk en flink... Weet je wat, ik ken hem toe vallig heel goed, ik zal hem van je zus;e vertellen en wie weet...! Nu waren ze in het dorp aangekomen on de jongen keek om zich heen naar een huK waar hij zou kunnen aanbellen en om nachtverblijf zou kunnen vragen. We zullen afspreken, zei de Sint, dal jij eerst kijkt waar je onderdak kunt kr gen, en als je het gevonden hebt, kom over een uur weer hier. Dan zal ik zor dat ik in dien t.ijd St. Nicolaas gespr- heb! Hij had den dapperen jongen wel diru mee willen nemen naar een warme kamer, waar hij heerlijk zou kunnen eten, en waar hij zou kunnen slapen in een lekker, bed. handen vol pepernoten over den vloer, en daardoor steeg de vreugd ten top! Het meisje met haar broertjes en zusjes rolden over den grond, dc schoorsteenveger deed dapper mee, en de moeder stond er lachend bij te kijken. Na die stoeipartij kwamen ze uitblazen luj de tafel, en deden ze zich te goed aan alle heerlijkheden. De kinderen zongen en ver telden elkaar, wat ze dit jaar zoo dolgraag van St. Nicolaas zouden krijgen. De eene wilde een timmerdoos, de andere een spoor trein, een derde een fornuisje, om mee ta koken, en het meisje, dat nog zoo laat een boodschap had gedaan, waarbij ze den schoorsteenveger had ontmoet, zei: En ik zou in mijn poppenwagen zoo graag een mooie groote pop hebben, zoo een, met lange krullen en oogen die dicht gaan als ze gaat slapen! t Was of het schoorsteenvegertje plotse ling aan iets heel verdrietigs dacht. Hij werd stil en keek strak voor zich uit. Wat scheelt er aan, m'n jongen? zei de moeïler, die het direct opmerkte. Ik ik wou nog even naar buiten, zei hij, want hij dacht aan zijn zusje en aan den vriendelijken meneer, die met St. Nico laas spreken zou. En voor iemand het ver hinderen kon, liep hij de deur al uit. Het was buiten gaan sneeuwen en de vel den en huizen en boomen zagen glanzend wit. Hij liep den weg een eindje op, want hij wist niet goed meer, waar hij den meneer met dien grooten witten baard het laatst had ge zien. Hij keek naar alle kanten om zich heen en juist wilde hij weer wegloopen, om nog verder te zoeken of daar klonk onder een afdak een welbekende stem, die zei: Zoo, ben je daar? Hij liep er heen en daar stond de aardige man lachend op hem te wachten. Hebt u hem gesproken? vroeg de jon gen haastig. Kalm aam, vrindje, je zult h«t direct wel hooren! Vertel jij me eerst eens waar je geweest bent, en waarom je zoo laat bent gekomen. De kleine schoorsteenveger vertelde licm alles. Van den hond en den winkelier, die hem met zulke onaardige woorden had weg gestuurd. Van het lieve meisje, de aardige kinderen, de gulle moeder. Van het lekkers, dat hij gegeten had en de cadeaus, die de kinderen in dat gezellige huis zoo graag zou den willen hebben. Nu, zei de grijsaard, zal ik je ook \Vat vertellen. Zou jij het heerlijk vinden, als jij kon maken, dat die kinderen hun pre sentjes kregen, dat je zusje die pop 's mor gens bij haar schoentje zou vinden en... dat er voor jou ook nog wat bij den schoor steen stond? J-j-a-m-m-maar.... stotterde de jongen, want hij begreep er niets van. Hij draaide zich om en kneep zich eens flink. Ja, hij was wakker, hij droomde niet! Hij wreef zijn oogen uit, en wendde zich toen weer tot.... Dat had hij nooit kunnen denken!! Onder het afdak straalde een helder licht En daar stond de echte, levende St. Nicolaas voor hem. Hij had den mantel afgeslagen, en toonde zich nu in het kleed, dat alle kinderen zoo goed kennen. En wat was dat? Hij hield zijn trouw wit paard, dat in een donkeren hoek onder het afdak onzichtbaar was gebleven, aan den teugel. En hij lachte, lachte! U... b-b-bent... zelf... stamelde de jongen, Ja, ik ben St. Nicolaas zelf! Ik heb je noodig, m'n jongen. Niemand kan natuur lijk beter langs schoorsteenen klimmen dan" jij. We gaan vanavond nog met ons werk beginnen. De jongen staarde hem maar met vreemde oogen aan, en daarom ging de Sint voort: Ik heb mijn trouwe Pietermanknecht in Spanje moeten achterlaten. En daarom moet jij me nu helpen. Eerst gaan we die lieve kinderen in het huis, waar jij zoo hartelijk ontvangen bent, verrassen. Jij weet, wat ieder van hen graag hebben wil, en ik weet dat ze het allemaal verdienen: vooruit dus, naar boven, naar den schoorsteen! Ze gingen op weg naar het huis, waar het licht nog vriendelijk naar buiten straalde. De jongen liet de prachtige geschenken docr den schoorsteen zakken en de Sint keek lachend toe. Een gejuich klonk naar boven van de blijde, gelukkige kinderen. Maar nooit hebben ze begrepen, waar die aardige schoorsteenvegersjongen op dien avond zoo plotseling gebleven was. Evenmin zullen ze ooit weten, dat vanaf dien avond St. Nicolaas twee knechts heeft, En dat de eene later, toen zijn vader beter, was geworden en zijn zusje speelde met de prachtige pop, die St. Nicolaas haar toch had gestuurd, nog vaak aan hen terugdacht» „Hbld."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 9