I i St. Nico'aas Varia. Strooi-avoaJ Zijn liefste wensch Het paard van Sinterklaas 11 -M. Sinterklaas-Herinnering Sint Nicolaas in het lied WOENSDAG 4 DECEMBER 1929 TWEEDE BLAD. FAGOT 1S1Ë I#*. '>f>y gji tj i Eindelijk! FfH'M'' Ér Op straat Heer (tort eigenaar van een hem aanblaf- fenden hond): „Houdt dat mormel toch bij je!" „Wat mormel! Ben jij soms viermaal be kroond geworden?" m ■SA: JHJj KM 141 De Vrouwelijke Sinterlclaa3 Sint Nicolaas wordt in veel landen geëerd op een wijze, waaruit Wijkt, dat men in hem eeft vruchtbaarheidsgod zag, een god van levenskracht, maar tevens een wintergod. Ilaar haast eert men hier eii daar ook een vrouwelijke Sinterklaas. Men spreekt zelfs van „de vrouw van Sinterklaas". Deze vrouw heeft niet overal denzeifden vorm. Is Sint- Nicolaas oorspronkelijk een Germaanschc of nog oudere God geweest, dan wordt de vrouw, die men hem toekent, eeh godin. De Tiroler Dazinaüner hebben Saneklos gemalin den gemoedelijken naam van „Die Klasa" gegeven. Zij treedt op als een goede, zorgzame vrouw, die uit haar korf de ge schenken deelt. Veel minder vriendelijk is de Zwitsehersche Sinteklaas-vrouw, die in 't Bl^iiiiilliïiBil WE VERG ETEN TEGENWOORDIG MAAR AL TE VEEL, dat er, behalve een Sinter klaas, ook een Zwarte Plet is; onze foto graaf echter zag hem deze week nog in actie Zürlcher Oberland den Samichlaus op Nieuw jaarsdag begeleidt en als straffende figuur, als de gevreesde „Mehlhexe" overal schrik eu angst verbreidt. Elders weer komt op 8 December (O. L. Vrouwe Onbevlekte Ont vangenis) de „Nickelmutter" gestreng con troleeren of de kinderen sedert het vertrek van den Nikolo op 6 December wel braaf geleerd hebben. Deze „Nikolo" treedt In hef, Bohèmerwoud op als een zonderling r gedoste daemo- nischc verschijning. Op het hoofd heeft hij een tot een muts vervormd kussen, zijn ge zicht is mot meel wit gemaakt, in zijn hand draagt hij de tuchtigingsroede en als tab- hard fungeert een groot wit hemd. Zoo trekt hij als een wrekende en gebelgde schrik gestalte rond, overal snauwend: „Willst be-t'n!De kinderen wérpen zich dan vol ont zag op den grond en de gramstorige ouwe heer wordt hierdoor blijkbaar wat Vertee- derd en strooit als loon noten en gedroogde pruimen. Deze Nikolo is echter dikwijls slechts ren geitenhoeder cn in deze geit 13 de Jteilige Lucia dan vermomd, die er de geschenken aan de meisjes brengt, terwijl Nikolo zelf de jongens bedenkt. Ilier zien wij dus de Nikolo-figuur ondergeschikt gemaakt aah die van Sint Lucia, welke als „Ik-htfee" in den „I.ussinattsn" overal in Westelijk Zweden rondgaat, met gaven cn geschenken brengend het kostelijk schijnsel van haar op het loshangede haar gezette brandende kaar- senkrnns. Daar heeft zich de lichtende vrouwelijke gedaante bijna geheel losgemaakt van haar mannelijke begeleiders, die nog slechts op een enkele plaats als „Luciagubbar" vage herinnerin. -n bewaren aan de door het Katholicisme riiet beïnvloede oud-Scandina- visehe wintergeeal en. gedachte van het meenomen van kin- deren is op veel plaatsen aan Sinterklaas verbonden. Hierbij herinnert hij aan den .attcnvanger van Ilameln, naar men zegt ■cn vervorming van Odin, uit de Noordsclie mythologie. Zooals de winter allerlei leven "peischt en doodt, zoo is de Dood ook een vanger van zielen. Men heeft die gedachte soms in den kinderroof terug willen vinden. Buiten joeg dc wind. Gierde door de tele foondraden. Zweepte de wolken langs het zwerk. Koud was het en guur. 1 Haar binnen ronrtöm onze oude trouwe potkachel was het lekker van een behage- lijke warmte. V ader zat er in een groolen stoel. Moeder, moe van het dagelijkscbe getob voor haar lastig viertal, leunde een beetje landerig in de groote Ouderwetsehe canapee. En wij met ons vieren zaten er om heen, de een op een bankje, de ander op een stoof, een derde schrijlings on de ouwe kolenkit. Ook de aller kleinste, zusje van 'nog maar even vier, was nog op, kroop neuriënd over den grond: klein mollig ding, de speelpop van ons allen. Het was strooiavond, de avond voor den vijfden December. Zing jullie eens wat moedigde Moeder aan. Kom, je kent toch wel verschillende ïedjes, en je moet niet vergeteD, dat als Sinterklaas in de buurt komt en hij hoort niets, dan gaat ie misschien voorhij... En wij zongefl. Wij zongen het oude Sinterklaasliedje, dat overal gezangen wordt: 'i. 'V A.-' r Zie de maan schijnt door de hoornen, Jongens hoort toch wal geraas, 1 Heerlijk avondj'is gekomen, 't Avondje van Sinterklaas. t Ging eerst wat beverig en bang. Maar toen er niets gebeurde, werden we dapperder en weldra klonk het helderop, zoo dat de poes Daisy was haar naam er van schrok en ijlings beencn maakte in de meenmg, dat er zeker een gezamenlijke aan val op haar zou worden gedaan. Toen, middenin dat schocna lied, ineens... een bons op de deur, een smak daarna, als of er een zwaar ding hard werd neergezet... En een vreemde zware stem klonk- van achter de deurs 1 ju.He allemaal wol zoet geweest? 1 stilte. ons had het hart het eerst ant- v'n, t, omdat een bevestiging van die Je waag niet van harte gegeven kon worden. Brrr! w -■ k eeet nog best, hoe bang ik was op dat ooge-nblik. lot mijn zusje, de oudste, ineens heel reso luut ze was altijd een haantje de voorste cn is dat ook nu nog maar toch wel met een beetje benauwd stemmetje, antvvoorddp uit aller naam: Jawel, Sinterklaas. w Want wie anders kon het zijn, die op zoo'n geheimzinnige manier in ons goed gesloten huis binnengekomen Was? En zóó wa3 het antwoord er uit, of daar ging de deur op een kiertje open en een lange witte hand kwam er omheen kijken. Daarin een zak. Een echte gewone papieren zaK. En daaruit rolde toen ineens over den vloer een ware regen van lekkernijen, kaak jes, opzettertjes, pepernoten, ulevellen cn nog veel meer van al dat heerlijks, waarop wij zoo verzot waren. j Torai was ineens de geheele bleuheid ver- awenen. Toen was de bangste ineens zijn verschrikk-elijken angst kwijt en met een waar krijgsgehuil wierpen wij ons op de heerlijkheden op den grond. 1 lit au. benauw. Broer! - Kleio-nietig stond ie te kijken voor de groóte, breede uitstalkast. Wijd open keken z n groote droom-oogen naar die licht over goten speolgoed-weelde En 't kleine, koude vingertje wees in groot verlangen naar al die heerlijkheden. Daten dat...-, en die trein en die prachtige bouwdoos, oen en dat paard. Ineens had hij 't ontdekt, 't groote, zwarte paard met echte manen en langen staart; zoo had hij 't zich gedroomd, t paard dat St. Nicolaas 'm brengen zou. Zou de Sint dat geweten hebben? Zoo n heilige toch! „Sinter-Klaas weet al les! gonsde 't door z'n kopje. Meester had t hun vanmiddag gezegd. Hij had dat paard gevraagd en nu stond t daar, die „goeierd" had het zeker hier in bewaring gegeven. Heel diep in z'n kleine jongensziel voeide Broer zich al de gelukkige bezitter, die kra nige ruiter voor 't groote, zwarte paard. O, wat fijn was 't toch! Hij rekte 't lijfje uit, drong vaat tegen 't koude glas aan, om 't toch maar goed te zien. Nu kan moe nog zoo lang zeggen, dat de Sint met bij arme menschen kwam, Broer wist nu wel heter. Hij zou 't haar gauw SrZ 7,te"-Cn' Hard 'iep ie 0ver «'raat; drong t lenige lijfje lusschen de vele men- scnen, gauw naar moe. Opgewonen, met hoog-roodo wangen ver telde hij 't haar. de" PijnÜ'ek kWam °p de lippen van moe- Ja Broer, stil nou, moe weet nu alles drong ze hem tot kalmte. Och die illusie! "'H -; koopong,'aag Z°U 26 hem d8t gl'00te paard Slapelooze nachten werden 't voor moe: la- eftT m1-06-. Zn bedje te dro°Hien J, n "Moor dresseerde, tobde en re- nioen f °\°f n°g niet meer ko" uitzui gen om haar menige met St. Nicolaas 't groote paard te kunnen geven. Nog tien dagen! Ze wou probeeren nog en erilj krlal ook maar voor een keer' Maar dan zou 't nog'niet gaan! 8 maand was uit o"de huur moest Grabbelen, jongens! Nu grabbelen, dat deden wij om hel ardst. En wij behoefden niet eens met el- althd °hotden tG V8Cllten' 200als ande" altijd het geval was. Er was genoeg voor allen. Meer dan genoeg. Want nog eens en nog eens kwam die weldoende hand om de deur en telkens weer stortte nieuwe voor raad op het kleed van onze woonkamer. et moet zeker heel erg lachwekkend zijn „eweest, want vader en moeder zaten te schudden van het lachen. Moeder was haar moeheid heelemaal vergeten. En vader? Die ag op een oogenblik ineens tusschen ons in cn die grabbelde mee alsof zijn leven er van afhmg. En toen de weldoende Sinterklaas alweer angs de trappen omhoog gestommeld was, kropen we allen onder de dekens met beide landen vol lekkers, dat we niet meer wilden afstaat... Die strooiavonden in het ouderlijke huis hehooren nu al weer heel veel jaren töt het verleden, Maar tegen Sinterklaas most ik er toch altijd weer eventjes aan terugdenken. Want het is toch maar een heel mooie herinnering. betaald worden, anders-....! Tranen kwamen er in moeders' oogen, tra nen om t leed en de pijn die haar jongen dien dag zou hebben. Anderen zouden gelukkig zijn, al hun lie ve! ingswenschen vervuld vinden, alleen broer niet. 'L '-'W 'M.,' St. Nicolaas had gereden! - En Moe, is 't groote paard er ook? Ongeduldig trippelde 't jongetje door z'n slaapkamer. O, Moe, straks zult u eens zien wat 'n goeie ruiter ik ben! Heerlijk die fijne „Moor" Of moet ie n andere naam hebben moe, ja?! U mag kiezen hoor, beloofde hij gul. Moe durfde 'm niet aankijken 't Was te érg. Ileeft Moe 't al gezien? Kan ik cr alleen op komen? Ja? 't Jongenshoofd boog licht naar de stille vrouw: Toe, zeg eens wat. Is 't er heusch? Stil Broer, zelf maar kijken hoor, ke reltje. Nu nog niet z'n plezier bederven. Straks was t tijd genoeg, veel te vroeg zouden die blije glinsteroogen in smartelijke teleurstelling wijd open gaan. Hè, moe, gauwer aankleeden. Wil die knoop niet dicht. Kom laat mij maar, onge duldigde hij. IIè, huilt U. Broer keek verbaasd naar den brandenden traan die op z'n hand ge vallen was. Hebt u pijn, moe? Ja, m n vinger doet pijn van de scherpe knooprand, fluisterde ze. Zoo erg? Met 'n juichkreet rukt 't ventje de deur open en stormde naar de huiskamer. AngstiD luisterend bleef de vrouw in 't nauwe gan getje staan. Midden in de koude stond Broer en keek z'n donkere oogen uit. Y\ aar was „Moor nou? Nergens kon hij het ontdekken, z'n droompaard. O, moe m'n paard, 't groote zwarlel Dat schudde de stille vrouw wakker Haar jongen wist nu alles, nou kon ze gerust naar hem toe gaan. Wijd open hield ze d'r armen en Broer vluchtte erin, uitschrei,end heel z'n groote smart. En zij, diep boog ze d'r grijzende hoofd over z'n blonde krullen. Broerkei Moor, waar Is m'n Moor? Kom kerel, kijk eens, daar staat lorii een paard! Toe ventje! Toen nam ze hem op d'r schoot en mot d'r zachte stem vertelde zij hem van den goeden Sint, hoe moe die was en hoe ver zij buiten de stad woonden. Hij had vast niet meer 't groote zwarte paard kunnen dragen. Langzaam gingen zijn oogen open- 't Kleine Ventje begreep, daarom had hij n kleiner paard gekregen. Heel ongemerkt wist Broer weg te sluipen door de groote straten naar den winkel! 't. Paard stond er nog! Even maar bleef hij staan. Wel' was 't toch mooi! t Volgend jaar, had moe gezegd. ITeel den langen dag speelde hij met 't kleine houten paardje. t Was ook mooi, alleen maar veel kkiner. SI'S TERKLAA8 13 WEER IN ONS LAND AA\GFKn\fWhï t„ „Moeder, waar houdt het paard van Sin terklaas van?" vroeg kleine Jannetnan op een middag, toen hij met moeder wandelde „Van haver en roggebrood, maar 't aller meest van suikerklontjes", antwoord de Moeder. z0\° °h!" WM all8S Wat Janneman Toen liepen Mo-eder en kleine Janneman zwijgend naast elkander voort Janneman moest steeds denken aan hetgeen Moeder gezegd had. „Van haver en roggebrood, maai- 'it meest van suikerklontjes." Nu kreeg Janneman eiken avond, vóór hij naar bed ging, een suikerklontje en daarvan hield hij 0, zoo veel! Zou hij die klontjes bewaren voor hot paarcl van Sinterklaas? Maar ze waren zoo vreeselijk lekker, en om haver en roggebrood gaf hij niet. Hayer had hij eigenlijk nooit geproefd en van roggebrood hield hij ui at. Als t paardje van Sinterklaas dat nu wel lekker vond. 't Leek wel, of Moeder Janneman's ge dachten raadde, want Moeder zei opeen» weer: T Allermeest houdt hot paard van suiker klontjes". Toen Janneman den volgenden morgen klontje kreeg, moest hij daar op eens weer aan denken. Nu wist liij, wat hij doen zou! Vlug liep hij naar zijn speelgoedkast, haai de er een leeg blikken trommeltje uit, legde et het suikerklontje in en zotte hot toen weer op de plank. Eiken avond zou hij er een klontje bil doen. „Moeder hoeveel avonden duurt hot nog, voordat Sinterklaas komt?" woeg hij. „Nog vijf avonden, Janneman," antwoord de Moeder. „Vijf avonden, met deze mee?" vroeg het ventje weer. „Nee, dan zijn 't er zes", antwoordde Moe der glimlachend. „Zes avonden zes suikerklontjes," pre velde Janneman, toen hij in zijn bedje lag. En nu was hert de avond, dat Sinterklaas komen zou, maar kleine Janneman had twee suikerklontjes in zijn trommeltje in plaats van zets! Eiken avond hij er eens mee gerammeld en ja, hij was eigenlijk een vreeselijk klein jongetje geweest; -twee keer was hot gebeurd, dat hij inplaats van er een suikerklontje In t-9 stoppen.... eentje er uit genomen en opgeknabbeld had! Ja., nu had Janneman wel spijt, maar nu was het te laat! Melt een kleur op zijn gezicht legde hij Cs twee overgebleven suikerklontjes in zyp schoen. Zou 't paard van Sinterklaas boos zijn, dait hat er maar twee waren? lóein Janneman den volgenden morgen wakker werd, was zijn eerste werk in zijn schoon te kijken. De suikerklontjes waren er uit en er om heen lag allerlei moois en heerlijks: een prachtig prentenboek met veel beesten, een bouwdoos, een pop van speculaas een groote borstplaat, Buikerboostjes, twee groote choco ladeletrters en een bus met suikerklontjes» Wat had SI nte rik la as hem verwend en wat had Janneman oen spijt, dait hij zijn paara tje zóó zuinig getrakteerd had! Hij 'zou niets liever gewild hebben dan het de hcele bus mert suikerklontjes te geven, maar dait kon niet: U paardje kwam niet terug vóór over een jaar en een Jaar duurde zoo vreeselijk langl Gelukkig wist Moeder raad. Zij had toe vallig gehoord, ln welk hotel Sinterklaas logoerde en beloofde Janneman de bus naar den stal te brengen, waar 't paardje stond. Dat was een prachtig plan! Toen moeder terugkwam en aan Janne man vertelde, dat hert paard van Sinterklaas heel da,nkbaar gehinnikt had, was Janneman tevredeo* De goede Sint en Vrind der kinderjaren Had stil voor haar een winkeltje opgri^ Zeer ruim voorzien van eet- en ellewareb. En in dat zaakje had zij meisjespret Want 't meerendeel van trommeltjes en laatje* Zat vol met al wat lekker smaakt en Met klontjes, pepermuntjes,' chocolaadjes, Met muisjes en veel ander suikergoed. Hoe blij was zij en niemendal verlegen, Toen 'k, grijze man, haar winkelzaak1? bezoop' Hoe vriend'lijkvlug na zoeken, meten, wegen f* Bood zij mij aan, hetgeen ik had gekocht Maar ook betaald?Och Heer, dit werd vergeteO' En jaren reeds stond ik bij haar in 't Krijt loen zond ik haar, tot rust van mijn geweteé Dit vers in ruil. Schold zij de schuld mij kwijt? k Ontving een Nota, zag daar winkelware" En, 0 verrassing! 't volgend dichtje staaO: k Neem dankbaar en volgaren De ruiling aan; Uw schuld van vroeger jaren Is dus voldaan." B. VAN MEUnS- Vwj geven liier twee minder bekende SiH' terklaasliedjes: Sint Niklaas Dat is een haas Voor kind'rea en voor menschen Hoe verlangen we naar dien Klaas Datti ons weer komt wenschen. Sint Niklaas, dan goede bloed! Geef me een zakje^vol suikergoed; Niet te veel en niet te min, Smijt het maar tot de schoorsteen in. Sinte Klaas, die goede heer, Hij komt alle jaren weer, Met zijn paardje voor de wagen, Dan komt Sinte Klaas aanjagen. Sinte Klaas, die goede man, Die ook alles bakken kan, Suikergoed en taaijo man, Ja, daar krijg ik ook wat van. Dc volgende kinderliederen zijh afkomst)# uit verschil einde plaatsen in België; inte Nikolaes, 1 Nobele baes, Breng wat in mijn schoentjcn, Een appel-tjon of een lamoentjen, Een noot jen om te kraken, Dat zal wat beter smaken. Kbu'sen on schoenen staen te pronken Al in den heerd; De kinder kens slapen; dat ze ronken, Daar komt een peerd: t Is een peerd gelijk eenqn ezel, O, -heilige man! 'k Zal een deuntje voor u lezen Breng mij wat dan. Sinte Niklaes, mijn goey'e man, Wilt ge me wel wat geven, Dan dien ik U al mijn leven, Geeft ge ma niet, j Dan dien ik u niet, r -- Dan zijt gij mijn Sinte Niklaesken niet

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 6