HET KATHOLIEKE POLEN HET KONINKLIJK BEZOEK BIJ DEN PAUS Jt DE ONTMOETING TUSSCHEN DE SOUVEREINEN Een Zondagmorgen te Lowicz DINSDAG 10 DUG' AR i929 EEN KLEURWONDER VOOR VREEMF 'NGEH 'A ui IN A Ï>3NEELEN VAN ONBEKENDEN LUISTER EN ONGEKENDEN UIT HET LEVEN VAN CLEMENCEAU HOTEL DOOR VUUR VERWOEST CHHfJEESCI-IE ZEEROOVERS DE SKLAREKS BESTOLEN EINDELIJK DE WAARHEID AAN 'T LICHT ZUODEN ZE MAAR NIET IEMAND MET 'N „ACADEMISCHEN GRAADNEMEN? I BOND VAN ROODE FRONT STRIJDERS HISTORISCHE STUDIE OVER EEK GRIEKSCH KLOOSTER door DR. FELIX RUTTEN. Wij zouden naar Lowicz gaan. Lowicz ia een landstadje, negentig kilometer westelijk van Warschau. Een echt Poolsch stadje, dat minder op een stad lijkt, en alles van een dorp heeft. Maar het ia het middelpunt, waar winkels zijn, waar gehandeld wordt. Dat geeft zijn belangrijkheid. Maar voor ons had het een ander belang, 't Is één dier weinige plaatsjes in Polen, waar nog nationale drachten te zien zijn. Daarom wordt het huitenlandschen bezoeker^ aangera den. In Polen zelf, en daarbuiten 'ook, vindt men herhaaldelijk reclameplaten en aanplak biljetten die de aandacht vestigen op dit oord „Kerkzangers te Lowicz". Er is daarop een processiegroep afgebeeld, bonte mannen en vrouwen met bonte mantels, als een merkwaar digheid van het land. Nu is een processie te Lowicz maar zeldzaam, doch eiken Zondag kan men er de kerkgangers zien. En eiken Zondag verschijnen deze er in bun bijzondere kleedij. Niet zooals in den Elzas waar do mooie volkscostumes in de kasten ge borgen blijven, om alleen nog maar bij de jaar- lijksche ommegangen en volksfeesten voor den dag te komen. Hier, te Lowicz, is eiken Zondag opnieuw, weer telkens heel het jaar door, een feest van kleur en pracht. Zoo gingen wij er een Zondag heen .Een stra lende dag was het, goud en blauw. De hemel stond wijd gekoepeld boven de banale buiten wijken der groote stad. Pijlrecht schoten de wegen vandaar het vlakke land in. De hoo rnen daarlangs bosten hun loovermassa's blijde tegen de strakke lucht, die her en der met wat witte wolken bedonsd werd. Er was maar even een fijn geritsel in de blaren, boven de stofwolken uit, die de auto opjoeg. Dan stond er een kapelletje langs den weg; dan weer, bij een viersprong, een hoog-stakig kruis, dat de wijde velden zegende. Hulzen waren er haast niet, en die je zag van tijd tot tijd leken meer hutten. t Was alles louter veld waarop een overvloed van aardappelen gerijpt stond, met de dorrige resten van duizenden kleine struiken. Een eln- delooze wijdte, nog verdiept door de onregel matig geplante olmen en eiken, esschen en wil gen, die geen banen lijnden, maar willekeurig langs het wegennet gedromd, hun groene plui men hieven naar de pluimende wolken. Een jongetje uit Lowicz. Dan: een brug over een bochtige rivier. De zwaar-bekeide dorpsstraat kronkelde tusschen lage huisjes. Een enkel hooger huis daartus- schen: een koopman tusschen het werkvolk. En breed lag voor ons, vierkant-uitgestrekt, met glanzend keien-plaveisel in het zonlicht, de groote markt van Lowicz. Tegen zijn vierde zijde aan, vóór ons,om muurd en onder boomen, ligt de kerk. Zij keert haar hoofdkoor naar ons toe. Een klein kapel letje daartegen aangebouwd, overziet het plein, dat banaal- zou wezen zonder dit architecto nisch fragment onder het overhuivend ge boomte, met het kerkdak daarboven-uit, en den sierlijken Renaissance-toren even verder. Het is als eA mystieke tuin, uitspringend op het handelsplein van het koopmans-stadje: een vredige oase om het roode tent-dak, dat er Gods woning bespreidt. Wijd daaromheen, als om de stilte niet te Btoren, de kleine en groote huizen der hande laars, langs strakke lijn in vast gelid. Wij gaan om den kerkmuur heen, in de kastanjeschaduw, naar de groote poort op de tegenovergestelde zijde. Binnen de muren die haar eigen heilig pleintje afsluiten, ligt de kerk zelf nog stiller, als ver-af midden in het stadshart. De schaduw der hooge boomen, waarin de herfst al brandt, legt een gouóig ge- BChemer op haar drempel. De daver van het orgel dreunt naar buiten-uit; je speurt er den vromen wierook. Dan luidt een klepelend klok je, dat het „Ite, tnlssa est" verklankt en het einde van den kerkdienst uitzingt. En de kerk deur gaat open. Het is alsof een prentenboek openging; alsof de platen van een prentenboek leven kregen Welk een wandelende onmerkelijkheid, wan neer de vrouwen daar in het licht treden en over den drempel stappen. Met open oogen droom-Je! De mannen hebben zich op straat verspreid en blijven huiten den kerkmuur staan. Velen zijn met kar en paard, anderen - met oude wagentjes gekomen. Zij zoeken hun span op, geven den paarden nog een handvol hooi. De opgeschoten knapen wachten op den stoet der meisjes. Nu komen dan de jonge meisjes naar buiten. Wandelende plaatjes, bet ik gezegd. Maar het ia nog veel meer. Het is nog veel mooier. Het is wonderbaarlijke onwaarschijnlijk In een on- geloofelijke kleurenweelde. Zijn al die vrouwen dan door een regenboog gegaan, waarvan de kleuren zich van haar kleeren hechtten? Zijn ze opgeschikt voor een bloemencorso, voor een tuinfeest van fantasti sche overdaad? Wat is dit? vraag-je je af, ter wijl Je meteen denkt, dat je oogen je bedriegen. W«rd de kleurgevoeligheid van je netvlies ver dubbeld. en zie-je melig, met ontstellend- verhevigde intensiteit? Waar ben-je, wat beleef- je? Carnaval in het kerkportaal, ballet in het heiligdom? En de stroom der meisjes vloeit en vloeit. Uit de donkere kerkhuif staan ze op den dorpel plotseling is het licht. Als bonte klokken wiegen ze naar buiten, in de stolpende, bonte rokken. Ik denk pan bonte paascheieren. Ja, als klokken komen ze daar aanzweven, als omgekeerde tulpen, bontoverstreept, in tros sen voortbewogen, wiebelend en pluim-llcht op een trippel-rythme, als was dit gaan al een dans. Nu plooien ze uit in de zon, bloeien ze uit in het volle middaglicht; en ze fonkelen daar bij van een vreemd geschitter.... De drom valt in groepjes uit elkaar: pratend blijven ze onder de boomen staan; ze drommen samen tot levende bloemperken. Het plein onder de gelende kastanjes wordt een kleurige herfsttuin: klaprozen en oostindische kers. Ik kijk en kijk, en tuur mijn oogen uit. Ik wil zien, hoe dit alles is, en het mozaïek ont leden. Maar ik kom er niet toe, om een detail te plukken uit dien kleurenbrand. Aldoor komen ze, en blijven ze komen: aldoor nieuwe groepen, zooals parels elkander opvolgen in een kleurig kralensnoer. En aldoor zijn ze an ders, elk weer nieuw en vreemd en mooi. Wijd-ult staat de stijve plooien-rok van zelf- geweven zware stof, gestreept met velerhande kleuren. De jonge meisjes dragen die rokken kort; in vroeger tijd droegen de vrouwen ze langer. De mode schrijft te Lowicz zelfs veran deringen voor in het oud costuum. Vóór tijden voerde het blauw er den boventoon. Daarna was oranje er overheerschend. Nu zijn de rok ken gestreept met groen vooral, met amarant en wijnrQod en karmozijn. En rondom loopt- goudgalon er langs, en zilveren passement, dat schittert in de zon. Van gelijke veelkleurigheid en van dezelfde stof dragen de meisjes over den uitstaanden rok nog eeij gepijpten boezelaar. Dat geeft ze het wiegende, het uitgeplooide van wandelende bloemen. Over het witte hemd, dat de armen bedekt met geborduurde mouwen, sluit een keurslijfje van bont fluweel het geheel af. Om den hals hangen kralensnoeren in massa's, houten en glazen kralen, zilveren kralen, zil veren kralen als uit den kerstboom wegge nomen, en bloedkoralen; aan een gouden ket tinkje nog een gouden kruisje. De jongere onderscheiden zich van de ge trouwde vrouwen hierdoor: zij bedekken de schouders niet met een pelerine, een korten kapmantel, die wel hetzelfde kleedingsstuk kon zijn als de schort, die de jeugd ombindt. De jeugd draagt fladderende linten over den rug, dia opvleugelen bij het loopen. Het lange haar valt in twee vlechten voorlangs over de schouders neer. Maar het hoofd is bedekt met het typische bonte doekje, dat niet alleen van fijne wollen stof, maar ook van zijde zijn kan. Het is vlam-rood, of schei-groen of geheel wit. Fijn schoeisel en zacht gekleurde, zelfs zijden kousen voltooien dezen opschik: een uitge straalde kleurenwaaier om al die rijzige, drib bel-drentelende gestalten. Ook kleine meisjes zijn er bij, heel kleine kinderen, in dezelfde dracht, met linten en vlechten en parelsnoeren als de groote zusjes: je reinste poppen. Het lijkt ^en poppenfeest, waarvan elke pop een bloem nabootst; een reusachtig poppenballet van heup-wiegelende, wemelende figuurtjes, die wonderlijk leven, en bewegen, bewegen en glimlachen. En dit bloeiend festijn der meest verrassende kleurschakeeringen fontelnt maar voort uit de donkere nis van het kerkportaal. Nu komen de ouderen, de bezadigden, gekromd en gebogen, stiller voortschuivend naar het licht, met aar zelende schreden. Haar kleeren hebben den frisschen glans van het nieuwe niet, noch den dartelen tooi van goud- en zilveren tres. Bij deze overheersoht het afgebleekte oranje-geel in den langeren rok en den omgeslagen schoudermantel, die de gestalten strenger om- klokt. De matronen, de besjes. Ik raad verward in deze uitbundigheid van kleuren, zooals ik daar nieuwsgierig sta en kijk, op 't onbeschaamde aft Maar het is dan ook zoo wonderlijk, zoo vreemd-fantastisch, als waren kerkportaal en kastanjeboomen maar decor-stukken bij dit zeldzaam openluchtspel, EENIGE MEISJES IN NATIONALE KLEEDERDRACHT en geknield. Zij hurken op de trappen der zij altaren, staan in groepjes in de zijbeuken. Er zijn maar enkele banken in het middenschip. De vrouwen zitten op den steenen vloer ge knield. Zij lijken in haar omgeplooide mantels wel bloemen, die naar den grond gebogen han gen. Een rijtje jonge schooneu zit in een zij koor op een bank, met ingebakerde zuigelingen, die allicht den doop wachten. Een priester, die voorbijgaat, wordt omringd: en ieder kust hem eerbiedig de hand. Het is alles iets van een plaatje. Het is als mooie verbeelding in een fantastische kerk ruimte. Het is als een gedroomde werkelijk heid van ergens buiten de wereld. Maar de uitgestoken hand van een bedelaar maakt het alles plots weer echt en waar. Dan bewegen de groepen, gaanden en komen den, en wandelen door het licht, de stralenbun dels der zon. En opeens staat er alles te gloeien, karmijn en okergeel en purperrood; de groepjes in kerkevensterkleuren, de berégen- boogde meisjes en bloemige kinderen. En dóór is het kerkinterieur nu een levende tuin. Het is ongeloofelijk, overdadig; het is bijna te mooi. Die kerk is als het atelier van een schilder, waar een heele volk poseert en tel kens nieuwe groepen vormt, die fantasieën zijn van een onbegrepen kleurensymboliek. Zóó is die zonnig-witte ruimte doorwemeld en door- vlamd. of een bonte optocht er op samenstel- lingwacht. Maar het is eenvoudig landvlok van Polen, dat er den dag des heeren viert. Eindelijk i3 heel het palet dan uitgevloeid over het wijde plein. De jonge kerels staan hier en daar wat hangerig saam. Zij zijn kleurloos, onbelangrijk. Bij een enkele zie-je de borduur sels van het hemd aan hals en polsen. Zij heb ben de gestreepte broek, blauw met oranje, af gelegd, al verhalen ze je nog met ietwat fier heid, dat deze nationale dracht werd overge nomen door de pauselijke lijfwacht. Maar de meisjes wandelen heen en weer over de stoepen in de schaduw. Zij dragen de sjaals op den arm, die bij regen- heel hun bloemige schoonheid uitdooven; zij houden het Zondagsch kerkboek in de hand, en som mige spelen met een bloem, met het zijden hoofddoekje, dat ze van het hoofd namen. Zoo gaan zij heen en weer, en wandelen er een poosje over het marktplein, met korte pasjes, rank op haar beenen, schijnbaar achteloos. Maar in zooveel vreemde oogen als er op haar bonte rijen letten, kunnen ze lezen in dit oogenblik, dat ze mooi zijn als meisjes van een plaatjo uit een geschilderd prentenboek, als kinderen uit een sprookje, die bloemen werden, en pas nog prinsessen waren. Een bijzondere voorliefde voor porcelein MOEILIJKHEDEN BIJ EEN REVOLUTIE In een boek over George Clemsueean wordt verteld, dat de oude tijger een naarstig verza melaar was van oud porcelein. 'tWas in de laatste dagen van het Keizer rijk, dat Clemenceau eens op een vendutie was van Chineesch porcelein, waarvan hij graag een paar kostbare stukken aan zijn col lectie wilde toevoegen. Midden onder de vendutie kwam een man de zaal binnengevallen met het nieuws, dat Gambetta het keizerrijk had ten val gebracht. Onder de opwinding van het oogenblik wer den toen de nog niet verkochte voorwerpen onder één enkel nummer gebracht, en voor een zacht prijsje ging de slimme Clemenceau met een kostbare collectie naar buis. Op weg door de stad, kwam hij langs het raadhuis, waarvoor een dichte opgewonden me nigte het nieuws van cjen dag hesprak. Clemenceau werd herkend en door zijn vrien den bewogen om het samengestroomde volk toe te spreken. Zijn vrienden en vereerders hebben echter nooit begrepen, waarom de anders zoo hart stochtelijke Clemenceau dien dag en op zulk voor Frankrijk tocli historisch moment zoo uiterst bezadigd en kalm optrad. „Maar zij konden ook moeilijk gissen", ver telt nu Clemenceau, dat mijn zakken vol zaten met kostbaar porcelein, en dat ik daarom I vreesde dat door één ondoordachte beweging mijn verborgen schat kon vernield worden." Zoo heeft Clemenceau altijd voor oogen ge houden, dat het zeer moeilijk Is om bij een re- volutie het porcelein heel te houden. Een meisje uit Lowicz. dat zijn apotheose bereikt in een orgie van kleur. En wij gaan de kerk binnen. De dienst is sinds lang ten einde; het orgel heeft uitgezongen. Blauwig dampt er de atmos feer van wierooklucht. Het is een hooge, witte ruimte, met witte pijlers, waartegen het goud van ornamenten blinkt, van hoog-opgestapelde barokaltaren. Daartusschen valt in schuine stralen het licht naarbinnen. Met haar stralen- ladders doorbalkt de zon het stof-doorwemeld gebouw. Daar zitten overal nog blddenden. gebogen Bij feilen wind een moeilijke blusschingsarbeid GELUKKIG GEEN SLACHTOFFERS "WALDBCK-PYRMONT, 8 December. (V.D.) In den nacht van Zaterdag op Zondag brak, om omstreeks 1 uur brand uit in het aan de Brun- nenstrasse gelegen hotel „Waldecker Hof". Het geheele hotelgebouw, alsmede de garage werden een prooi der vlammen. Van een be lendend perceel werd het dak'beschadigd. Op den genoemden tijd ontdekte men in de omgeving van het hotel, dat er uit het „Waldec ker Hof" vlammen sloegen. Men waarschuwde in allerijl de bewoners en alarmeerde de brand weer. Deze had bij den feilen wind een moei lijken arbeid. Haar eerste taak was de menschen uit het brandende huis te redden. Het personeel en de gasten konden zich door de vensters in veiligheid brengen. De eigenaar kon zich ter nauwernood redden. Van 'n koude kermis thuisgekomen ZELF GEVANGEN GENOMEN LONDEN 9 Dec. (H.N.) Uit Hongkong wordt gemeld, dat het Engelsche stoomschip „Hai ching" door zeeroovers is overvallen. Er ontstond een gevecht, waarbij aan heide zijden verliezen werden geleden. Engelsche tor pedojagers kwamen te hulp en hebben de roo- vers gevangen genomen. Reuter seint uit Honkong; De aanval der Chineesche piraten op het stoomschip „Haiching" is wel de brutaalste uit de geschiedenis der zeerooverij. Dertig zeeroovers hadden zich als passagiers aan boord weten te begeven en plotseling vielen ze allen te zamen de brug aan, ofschoon deze uit voorzorg met prikkeldraad was beschermd. Een hevig gevecht volgde, waarin menige Chineesch sneuvelde of gewond werd; de roo- vers werden tenslotte afgeslagen en trachtten nu de machinekamer binnen te dringen, maar ook daar werden zij vordreven. Ten slotte probeerden zij nog de brug in brand te steken met petroleum; de wind blies de vlammen in de richting van de Chineesche passagiers op het voordek waar een paniek ont stond, tengevolge waarvan talrijke passagiers over boord sprongen, en ongeveer zestig perso nen verdronken. De Chineesche marconist had intusschen de Engelsche torpedojagers „Sterling" en „Sir dar" te hulp geroepen, die spoedig opdaagden en troepen aan boord zonden, die de vlammen doofden. De gewonde zeeroovers zijn naar het ziekenhuis te Honkong gebracht. Van de be manning van de „Haiching'' is de derde offi cier bij het gevecht gedood en de eerste offi cier ernstig gewond. Ingebroken in hun jachthuis GEEN BONT MEEGENOMEN De vorige week hebben 's nachts dieven inge broken in het jachthuis van de Sklareks te Waren, waar zij vooral meubelen stalen en ver der wollen dekens, misschien ook schilderijen en conserven. Sinds 1 November was de Villa onbewaakt, waardoor men niet kan nagaan wanneer de diefstal, die Zaterdag is ontdekt, gepleegd is. OUDE ROOFMOORD OPGEHELDERD Drie personen zeven jaar lang onschuldig in de gevangenis In 1914 werden in Oldenburg Louis Schmidt, Engelbert Schmidt en Adolf Lehning veroor deeld tot 14 jaar tuchthuis elk voor een in November gepleegden roofmoord. Ofschoon zij reeds herhaalde malen gepoogj hadden revisie van hun vonnis te verkrijgen en voortdurend hun onschuld staande hielden, mocht hun dit niet gelukken. In 1921 werden zij begenadigd, waarna zij voortdurend werk zaam zijn gebleven voor hun rehabilitatie. Hetgeen thans succes heeft gehad. Zater dag zijn n.l. te Bremen twee personen gearres teerd, die bekend hebben indertijd den roof moord te hebben begaan tezamen met nog twee anderen, die thans door de politie gezocht wor den. Wat de gemeenteveldwachter van een gehucht moet kennen Maar 't zal wel goed betalen Een oproep voor gegadigden voor het baantje van gemeenteveldwachter te Preschen in Noor delijk Bohemen, een plaatsje met 562 inwoners, trekt zeer de aandacht. Verlangd wordt n.l. niet alleen kennis van de Duitsche en van de Tsjechische taal, doch de gegadigden moeten ook het esperanto in woord en schrift beheer- schen, voorts moeten zij vlot kunnen stenogra feeren en typén. Een geheime afdeeling ontbonden DIT IS REEDS DE NEGENDE Volgens bericht uit Halle (Duitschland) heeft de politie aldaar gisteren een geheime afdee ling van den verboden hond van roode front strijders ontbonden. In verband hiermede zijn 58 personen gearresteerd. Volgens mededeeling van de politie is ook een groote hoeveelheid materiaal in beslag geno men. Tot nu toe zijn in het district Halle- Merseburg 9 plaatselijke afdeellngen van dezen hond bekend geworden. Men schrijft ons uit Rome d.d. 5 dezer: Reeds vroeg in den morgen heersclite er 1 groote militaire drukte in de Leonijnsche stad, een zeldzaamheid in de Borghi der oude Paus- stad die naar het Vaticaan leiden. Reeds om acht uur stonden dichte rijen sol- daten van allerlei wapens langs den weg op gesteld om den koning en de koningin van j Italië te begroeten bij hun eeiste bezoek aan j den Paus, dat de „verzoening", in Februari gesloten, moest bezegelen. De bewoners der Leonijnsche Borghi, die bekend zijn om hun aanhankelijkheid aan den Paus, die in hun midden woont, maar toch trouwe burgers van het ééne Italië wilden zijn, toonden hun vreugde over het eerste konings- bezoek door het versieren hunner vensters. Op de Piazza Rustlcucci, welke grenst aan het S. Pietersplein en dus aan de Cltta Vaticana, was vooral het militair vertoon groot, terwijl aan de overzijde de pauselijke gendar men, Zwitsersche gardisten en Palatijnsche wacht-soldaten militair vertoon te zien gaven, zooals dit sinds 1870 niet meer gezien was. In den linkerhoek dfr Piazza Rusticucci, daar, waar de kolonnaden van 't S. Pietersplein onderbroken zijn om een grooten doorgang open te laten, stonden officieren van allerlei wapens opgesteld. Alle officieren van Rome, die vrij van dienst konden zijn, waren uitge- noodigd om hier, in groot uniform aanwezig te zijn tegen kwart na tien. Aan de eene zijde van den doorgang wapper de de pauselijke vlag, aan de andere de Italiaansche. De officieele weg, welken de koninklijke stoet te doorloopen had, was be trekkelijk kort. Immers, deze trok vanuit den Engelenburcht naar de Citta Vaticana. Overal langs den weg speelden de militaire fanfares den „Marcia Reale" en ontketenden de alge- meene geestdrift. Hoewel de koning en de koningin met hun zeer talrijk gevolg, in tegenstelling met de eerst genomen besluiten, in gesloten auto's reden, was de geestdrift bij het voorbij rijden van den stoet toch grootsch en brak los als een orkaan. Aan de grens der Citta Vaticana aange komen, stond het pauselijk militair korps in schitterende veelkleurige uniformen in perfect gelid, presenteerde de wapens en de fanfares speelden den Marcia Reale, afgewisseld met den Marcia Papale. Hier trad de Governatore der Citta Vaticana, Commendatore Serafini, naar voren, vergezeld van zijn secretaris Beccari in gala-uniform der Kamerheeren, zijn staatsraad markies Pacelli en den opperpostmeester van het Vaticaan, Prins Massimo, om het koninklijk paar te begroeten. De koning, die in den eersten auto reed, steeg uit, terwijl de Governatore Z. M. toe sprak: „Majesteit, in hoedanigheid van gouver neur der Citta Vaticana, heb ik de hoogste eer Uwe Majesteit uit naam van mijn verheven Souverein, Z. H. Paus Pius XI, welkom te heeten aan de grens van den nieuwen staat en in uwe komst te begroeten de bekroning van zeer gelukkige feiten en de belofte van 'n zeer goede toekomst". Nadat koning Victor Emmanuel bedankt had en de koningin allervriendelijkst gegroet had, steeg Z. M. weer in den auto en reed de stoet van zeven auto's, waarbij zich die van den ge zant van Italië bij het Vaticaan gevoegd had, verder over het S. Pietersplein onder de bogen naast St. Pieter naar den Cortile di S. Damaso, het groote binnenplein van het Vaticaan. Ook de gouverneur met zijn gevolg begeleidde den hofstoet. 't Was een schitterende aanblik. Het groote immense S. Pietersplein heelemaal ontruimd, badende in prachtigen zonneglans, in het mid den schitterend in gelid Btaande dubbele rijen van pauselijke militairen in hun veelkleurige uniformen, terwijl tusschen die rijen door de Italiaansche hof-auto's zich langzaam voort bewogen Achter de cordons der Italiaansche soldaten, die stonden aan de grens van het Italiaansche gebied, enorme menschen-massa's, alle in de grootste geestdrift, die uitklonk boven de tonen der pauselijke en koninklijke marschen. Weinige oogenbükken later was de hofstoet van auto's op den Cortile di San Damaso aan gekomen, waar verschillende eere-compagnles der pauselijke militairen in groot gala waren opgesteld met vaandel en fanfare. 't Was juist half elf toen het Italiaansche koningspaar op den Cortile di S. Damaso aan kwam bij den ingang van de gala-trap. Dóar maakten mgr. Caccia Dominion!, Maestro di Camera van Z.H., vergezeld van prins Ruspoldt, grootmeester van het H. Hospitie, mgr. Nar- done, secretaris van het ceremonieel, markies Sacchetti, grootfouriev, markies Serluppi, op perstalmeester van Z.H., de opper-commandant der pauselijke edelwacht, prins Aldobrandim, met zijn adjudant: de commandant der Zwit sersche wacht, Hir8biihl en verschillende ka merheeren met kap en degen in werkelijken dienst. De koning was gekleed in gala-uniform van generaal met den collaar der Annunziata-orde de koningin droeg een schitterend-rijk wit zij den toilette met wit-kanteu manteltje op het hoofd. Prins Ruspoli trad eerst naar voren om het portier van den koninklijken auto te openen, waarin, behalve koning en koningin, ook de eerste generaal-adjudant des konings, markies Asinari de Bernezzo, gezeten was. Mgr. Nardone, de secretaris van het ceremo nieel, stelde aan den koning eerst prins Ruspoli voor, die op zijn beurt den maestro di Camera, mgr. Caccia, voorstelde. De stoet besteeg alsdan de trappen, saam- gesteld als volgt, een sergeant der Zwitsersche wacht, zes palafreniers met hun deken aan het hoofd; vier bussoianti (draagstoel-dragers) en daarna de koning en de koningin van Italië, met aan hun rechterhand mgr. Caccia en aan hun linkerhand prins Ruspoll, die zijn arm aan de koningin aanbood. Op de tweede verdieping aangekomen, be trad de stoet de grootsche Sala Clementina, waar zich bevonden mgr. Cremonesi, geheim aalmoezenier van den Paus; mgr. Zampini, sacrista van Z.H.: eenige kamerheeren en con- sistoriaal-advocaten, die alle door mgr. Mar- done aan den koningin en de koningin voorge steld werden. Dan ging men verder door de verschillende zalen der Anti-camera, waar overal militairen in gelid stonden en het mili tair saluut brachten. In de zaal der edelwacht stonden 18 jonge edelgardisten in hun schitterende gala-unifor men. In de groote troonzaal bleef het gevolg des konings achter, terwijl het koninklijk paar de geheime anti-camera inging, vergezeld van mgr. Caccia, mgr. Cremonesi, mgr. Zampini, mgr. Nardone en prins Ruspoli. De Paus stond aan het einde der zalen-rij in de kleine troonzaal en wachtte Zijne konlnï' lijke bezoekers op, gekleed In witten toog roode mozetta en stool. De maestro di Camera begeleidde de konink- lijke bezoekers tot in de Sala del tronetto. waar de Paus hen zeer vriendelijk tegemoet trad, terwijl zij .eerbiedig bogen en door den Paus uitgenoodigd worden om plaats te neme® op gouden zetels, met rood fluweel overtrokken onder den paustroon, waar de rood-damae' zijden troonzetel des Pausen stond. Nadat mgr. Caccia zich teruggetrokken had» bleef het koninklijk paar onge/eer een half uuf in gesprek met den Paus. De Paus bood aan den koning een schitterend mozaiek van de Vaticaansche mozaiekfabrieK aan, een inktstel in massief goud en zijn pof tret in zilverln lijst: aan de koningin eefl rozenkrans van prachtige steenen m goud g0" teekend. Bovendien ontving de koning, die een gront munten-verzamelaar is, van den Paus ten ge* schenke een werk van vier deelen over de muO' ten en zegels van het Vaticaan, gebonden l® gemarmerd kalfsleer met pauselijk wapen e® gelegd in een étui met schitterende versierse- len, o.a. het wapen des konings in kleuren e® goud. Na afloop der geheime audiëntie werd het gevolg des konings binnengeleid en een voof een aan den Paus voorgesteld. Z.H. sprak me' ieder een enkel woord, vooral met mgr. Be®- cari, den eersten hofkapelaan des konings, die zijn moeilijk officie steeds met zooveel tak' wist te vervullen in den tijd vóór de verzoe- ning. Daarna tot aan de deur van de Sala del tro netto door den paus begeleid verliet het ko ninklijk paar Z.H.. In de anti-camera werden de leden der pauselijke hofhouding voorgesteld aan koning en koningin. De koninklijke stoet, vergezeld van dezelfde hofdignitarissen, daalde daarna de trappen ®f tot de eerste verdieping om daar een bezoek te brengen aan den kardinaal-staatssecretaris» Gasparri, die, vergezeld van de ambtenaren der staatssecretarie en van zijn hofhouding het koninklijk bezoek afwachtte in de .Sale delis congi egazione van zijn apartement, waar mgr- Caccia de voorstellingen deed en het konink lijk paar mede naar de troonzaal begeleidde» om zich dan terug te trekken. Na tien minuten was het privaatgesprek ten einde en werd in de aangrenzende zaal de voor stelling gedaan van het gezelschap des kardi naals aan den koning en de koningin en va® het gevolg dezer laatsten aan den kardinaal- Na het bezoek aan den kardinaal ging d® hofstoet in dezelfde volgorde, als bij aankomst» door de loggias de sala des paramenti, de sal® ducale, de Sala Regia naar de Scala Regia, of trap van Bernini en langs deze naar de St- Pieter. Aan den hoofdingang wachtte kardinaal Merry de Val, aartspriester van St. Pieter, met een deputatie van het Kapittel den koninklij ken stoet af. De kardinaal was in purper ge kleed en vergezeld ook van zijn hofstoet. D® overige kanunnikken en alle tot St. Pietef behoorende personen hadden zich in rijen opge steld en tusschen hen door trok de hofstoet met kardinaal Merry del Val eerst naar de H- Sacramentskapel, waar een oogenblik adoratie gehouden werd en dan naar het confessie-altaaf met het graf van S. Pieter om daarna wee' langs den hoofdingang de kerk te verlaten. Een schitterend moment was het, als de ko ning en koningin met hun gevolg de trappe® van St. Pieter afdaalden en zich naar hunn® daaronder wachtende auto's begaven, overal geëscorteerd door pauselijke militairen in groot- uniform. Terwijl de militaire muziek weer deO Maria reale en de Paus-hymne speelde, vertoon de zich in het pauselijk apartement, dat het uitzicht geeft op het St. Pietersplein de witte figuur des Pausen. Hier stond vóór bijna 60 jaren de figuur va® dien anderen Pius in groote zorgen voor de toekomst, toen de bres in de Porten Pia ge schoten was en Zijne zouaven voor den laat' sten keer zegende om hen onder tranen te dan ken voor hun trouwen dienst en hen van hun eed van trouw te ontslaan. Verdere gewapende tegenstand was toen nutteloos. De ongewapende tegenstand van 60 jaren bracht thans de verzoening en het bezoek vaU den anderen Victor Emanuel. Terstond nadat het Italiaansche koningspaar naar het Quirinaal was weergekeerd, begaf zich de kardinaal-Staatssecretaris Gasparri daa? heen om namens den Paus een tegenbezoek t« brengen. De kardinaal was vergezeld van den pause lijken Nuntius bij het Quirinaal, mgr. Borgo®' gini-Duca. In den namiddag begaven zich de verschil lende hofdignitarissen van het Vaticaan nasJ het Quirinaal om daar hun namen in het re gister der bezoekers in te schrijven. Griefcsch-Katholiek monnikendom in Zuid-Italië. In de „Orleutalla Christiana", het tijdschrift van het pauselijk Oostersch Instituut, word' een bespreking gewijd aan een door een geleer de Engelsche dame, miss Gertrud Robinson, geschreven werk over de geschiedenis van het Grieksche klooster van St. Elias en St. Anasta- sins van Carbone. Miss Robinson heeft voor wetenschappelijke onderzoekingen reeds vaak in Apulië vertoefd en zij werkt op 't oogenblik aan een groot boek over het „monnikendom der Ofrieksch-Katho- lieke Kerk in Zuid-Italië". Zij heeft voor haar studies in het archie' van vorst Doria in Rome meer dan 100 Griek sche en Latijnsche perkamenten gevonden, di® uit het Grieksche klooster van Carbone 1® Apulië afkomstig zijn en welke zij in den oO" spronkelijken tekst pubiceerde, en ook ln het Engelsch vertaalde. Het genoemde klooster werd in de 10de eeu^ opgericht en kwam in den loop der twee vol gende eeuwen tot grooten bloei. Toen geraakt® hot in verval en werd tenslotte verwoest. Mie® Robinson is erin geslaagd, de eerbiedwaardig® geschiedenis van Carbone te doen herleven e® den grooten Invloed van het Grieksche klooë' ter in godsdienstig en cultureel opzicht uitee® te zetten. Bij Carbone behooren nog verdere klooster®- verschillende kerken en rijke bezittingen in d® ZuM-Italiaansche provincies van Apulië e® de Basilicata Zelfs in Venetië was een neder zetting gevestigd, die belangrijke goederen W zat.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 10