FEUILLETON
IN VOLLEN GLANS
De ramp met het droogdok
De Zuidwester storm!
mmmm
m
Hoe het brak en in de diepte verdween
De helpende hand
DINSDAG 10 DECEMBER 1929
PAGINA 2-
Hartverscheurende tooneelen op de woeste zee
IN DEN TIJD VAN EEN
ONDEELBAAR OOGENBLIK.
doelmatige
advertentiën
Momenten van doodsangst
DOOR HET BULDEREN VAN DE ORKAAN
WERD HET DOORBREKEN VAN HET
DOK NIET GEHOORD
SCHEPEN IN NOOD
H r-
- -
1
HET ENGELSCH S.S. „BENWYVIS"
GESTRAND
EEN MOTORLOGGER
ONTREDDERD
MOTORTRAWLER IN DEN STCR*1
HET LUCHTSCHIP HAAKS
BOOT OP DE SCHELDE VERGAAN
VRIJ NAAR HET ENGELSCH
van
F. FARGUS.
NIMMER HEEFT MEN DE ZEEëN
ZOO HOOG GEZIEN
Als men dit drama eens had kunnen
vastleggen op de film.....
Ontzettend moeten de uren zijn geweest,
doorgemaakt door de mannen, die belast wa
ren met het versieepen van het 11.000 tons dok.
toen het convooi in den orkaan raakte, welke
Zaterdagmorgen over de Noordzee was losge
barsten. In slechts weinige regels had de kapi
tein van de „Witte Zee" Zaterdagavond naar
het kantoor van L. Smit Co.'s Internatio
nalen sleepdienst geseind, dat het dok op 76
mijl N.N.O. van Terschelling was gebroken en
gezonken en dat twee runners, de 52-jarige
Abraham van Buuren en de 56-jarige P. van
der ^Sluys den dood in de woeste golven had
den "gevonden.
Tot een meer gedetailleerde berichtgeving
was hij niet in staat geweest, want het weer
was in één woord beestachtig en men was
fijn eigen leven niet meer zeker.
Zoowel het kantoor van den sleepdienst als
familieleden der opvarenden en stadgenootsn
uit Maassluis waren dus wel verlangend de
sleepbooten „Witte Zee" en „Humber" weer
behouden in de haven te zien, om van de be
manning te vernemen de ellende die zij had
den meegemaakt en om in stillen eerbied
den doode te begeleiden, dien de woeste zee
weer had geëischt. Alleen het lijk van Van
Buuren men wist het reeds uit draadlooze
berichten zou aan boord van de „Humber"
fijn, want het lijk van Van der Sluys had men
niet meer kunnen visschen.
Daarom was 't gisteren den geheelen dag, niet
tegenstaande den gierenden storm, die steeds
maar uit het Zuid-Westen kwam en de plen-
fende regen, die je nat maakte door alles heei},
druk aan de haven van Maassluis. Dan kwam
de een, dan de ander vragen of de sleepbooten
Hoek van Holland nog niet waren gepasseerd,
maar steeds was het antwoord ontkennend en
ging men onverrichterzake heen
Zoo duurde het den geheelen morgen, tot
dat eindelijk om ongeveer twaalf uur werd
medegedeeld, dat de „Witte Zee" den Water
weg was binnengeloopen met aan boord vijf
der opvarenden van het dok. De sleepboot
„Humber" met drie der geredden van het
droogdok, alsmede met het lijk van den ver
ongelukten van Buuren, zou eerst vele uren
later binnenkomen, aangezien deze sleepboot
wederom Op assistentie was uitgegaan.
Tegen half twee kwam de sleepboot „Witte
Zee" in het zicht. Niettegenstaande het on
stuimige weer, men had moeite zich op de
been te houden, zoo ging de storm weer te
keer, stonden overal groepjes menschen de
thuiskomst af te wachten.
Eindelijk tegen half drie, het had heel wat
voeten in de aarde, voordat de „Witte Zee" de
haven van Maassluis Was binnen gemanoeu
vreerd, lag de sleepboot aan kant en kon men
de opvarenden van boord zien gaan, opgewacht
en begroet door vrienden en bekenden, die
hen naar huis begeleidden.
Toen was het ook onze beurt om iets meer
van de ramp te vernemen en wij werden daar
toe in staat gesteld door den kapitein van de
„Witte Zee" C. Verschoor, die het volgende
relaas deed mededeelen.
Wat de kapitein van de „Witte zee"
vertelde.
Dinsdag 3 December j.l. het was goed weer
om met het droogdok in zee te gaan, besloten
wij de reis aan te vangen. Op de Elbe van
Hamburg uit, ging het voorspoedig en wij be
reikten veilig en wel het ruime sop. Toen we
echter een tijdje onder weg waren, kwam er
«en flinke wind opzetten, die hoe langer hoe
Buidelijker werd. En wij besloten dus zooveel
mogelijk het convooi van de kust af te hou
den.
Maar het weer werd steeds slechter en
slechter en de wind was een storm gelijk. Uren
achtereen draalden de machines van de „Witte
Zee" en de „Humber", op volle kracht, doch
men kwam echter geen mijl vooruit. Donderdag
waren wij ter hoogte van Borkum, doch het
was een zoodanig noodweer, dat wij hoe lan
ger hoe meer afdreven. In 24 uren tijds waren
wij 35 mijl afgezet in verkeerde richting.
„Witte Zee" en de „Humber" bleven toen voort-
ZaterdagmdVgen tien uur... en onze zegs
man zal het nooit vergeten, zoo ontzettend gin
gen de elementen te keer, brak de tros, waar
mede het dok aan de „Humber" was vastge
maakt los, eloeg het standaard-compas van de
„Witte Zee" dat boven op de stuurhut staat,
weg het bleef echter tegen de reeling han
ged, zoodat het niet» over boord sloeg en
brak het dok plotseling in twee stukken. Dat
alles gebeurde in den tijd van een ondeelbaar
oogenblik.
De bemanning die op het dok aanwezig was,
bestaande uit een dok-kapitein, een dok-machi
nist en acht runners had zich juist bij tijds
naar het achtereinde van het dok begeven. Ter
stond begon het dok op de plaats waar het was
gebroken te zinken.
Hoe komt het feitelijk dat het dok midden
doorbrak vroegen wij onzen zegsman.
Iets wat maar zelden zal voorkomen op de
Noordzee, zoo werd ons ten antwoord gegeven,
het 160 meter lange dok is met zijn twee uit
einden op twee zeeën gekomen. In het midden
ontstond dus een ledige ruimte en het dok
moest dus wel breken en doorzakken. De
belde uiteinden van het zware lichaam ston
den dan ook in de hoogte en zoo zijn de twee
gevaarten in de diepte weg gezakt, terwijl het
noodweer zijn gang bleef gaan.
Hoe heeft men getracht den opvarenden van
het dok het leven te redden?
Zoodra wij het dok hoorden kraken, heeft
de „Witte Zee" de trossen doen kappen
en getracht zoo dicht mogelijk in de nabijheid
van het dok te komen. Ofschoon het ontzet
tende gevaarlijk was, gooide de „Witte Zee"
een lijn uit. De eerste lijn werd gegrepen door
den matroos A. Yoogt. Deze bond zich met
twee haive steken de lijn om het lichaam en
werd door de onstuimige golven onder het
brekende dok door aan boord van de „Witte
Zee" gehaald.
Weer paste de „Witte Zee" aan en weer
werd een lijn uitgeworpendoch niemand
durfde te grijpen.
De dok-kapitein C. Verwaard riep toen nog:
„Wie wil nu"maar niemand durfde. En
om den anderen meed in te brengen greep hij
zelf de lijn, sloeg haar om zijn lijf en werd
eveneens aan boord gesleept.
Maar het ging niet meer. de „Witte Zee"
kon geen lijnen meer uitgooien. De kapitein
van de „Witte Zee" riep de in doodsangst-ver-
keerende bemanning van het dok dan ook toe:
„Spring met zwemvest aan over boord,
anders zijn jullie verloren". De een voor den
ander sprong toen in de kokende golven, om
te trachten al zwemmend zich het leven ie
redden.
Matroos Smoor, die eveneens te water was
gesprongen, was echter zoo vermoeid van het
zwemmen, dat hij niet eens in staat was met
zijn handen, die geheel verstijfd waren van het
koude schuimende water een lijn te grijpen.
Teneinde raad, met den dood als het ware
voor oogen, kon hij nog juist de lijn grijpen
met zijn mond en zoo met de lijn tusschen
zijn tanden, werd hij aan boord van de „Witte
«ee" gesleept, waar hij als dood bleef liggen.
Toen hij weer bijkwam, bemerkte men dat zijn
geheele gebit was losgewerkt.
De twee verongelukten runners Sluis en van
Buuren hebben zich waarschijnlijk toen het
dok reeds overeind stond niet meer vast kun
nen houden en zijn zoo een prooi van de woeste
golven geworden.
Tenslotte werd ons medegedeeld, dat door de
„Witte Zee" waren gered C. Verwaard, dok
kapitein, P. van Öofd, machinist en de matro
zen L. Boüman, A. Voogt en J. Smoor, allen
Woonachtig te Maassluis.
Onze zegsman begreep niet, hoe alles nog zoo
goed was afgeloopen, terwijl het weer aller
ellendigst was en hij de zeeën nimmer zoo
hoog had gezien. Als men dit drama had vast
kunnen leggen op de film, dan eerst zou een
buitenstaander zich een denkbeeld hebben kun
nen vormen van de ellende en de doodsangst
uitgestaan door deze mannen.
Toén de geredden aan boord waren, was er
vah het dok niets meer te zien en wij pro
beerden koers te zetten naar huis.
Maar ook deze thuisreis was afschrikwek
kend zoo werden onze booten door het nood
weer geteisterd. Meermalen sloeg de beman
ning tegen den grond en dat we ons lijf
hebben weten te behouden, is bijna onbegrij
pelijk.
Wanneer de faLricatie, of de
voorraad uwer artikelen,den
omzet, den verkoop over
treffen, geeft aan een aerie
dan een# de kans U te
helpen, den aftrek nwer
producten te vergrooten.
Afwachten wat er zou gebeuren....
Een der leden van de bemanning van het
verongelukte droogdok deed ons, terwijl hij te
midden der zijnen zat, nog een omstandig ver
haal van de angstige momenten aan boord van
het dok doorgemaakt.
Kort nadat wij van Hamburg waren ver
trokken, werd de storm 200 hevig, dat wij als
ieden van de bemanning van het dok, maar
liever boven op de wanden van het dok ble
ven. daar wij ons leven lang niet zeker wisten.
Het voorste gedeelte van het dok was reeds
lek geslagen en daar wij bang waren dat het
dok wel eens kon breken, trokken wij ons allen
terug op het achterdek van het dok.
"De storm en het telkens overkomen van de
huizenhooge zeeën hadden ons zoo vevmoeid,
dat besloten werd om van drie tot zes uur
het was middernacht naar kooi te gaan.
Maar van slapen kwam niet veel, dat laat zich
wel verstaan.
Na eenigen tijd hen ik weer uit de kooi ge
komen, de andere rhakkers waren ook reeds
present, en begaf mij naar het Waalhuis, het
vertrekje waar de waterstand wordt aange
geven. Ik heb daar koffie gezet, het deeg klaar
gemaakt, en de capueijnen opgezet. Toen ik
mij even van die plek wilde verwijderen om
een zij spek te gaan halen, zag ik plotseling
dat het dok hol ging staan, met zijn beide
uiteinden naar boven gestoken.
Doordat het dok op het punt stond midden
door te breken, zag ik de platen reeds opbol-
deren. Ik sprong ijlings over de bulten heen
en trachtte met groote moeite naar boven te
kruipen. Door het bulderen van den orkaan
hebben wij het middendoor breken niet ge
hoord, maar daar de uiteinden steeds hooger
gingen staan, wisten wij reeds genoeg.
Angstvallig klemden wij ons aan de ver
sterkingen vast, afwachtend wat er met ons
zou gebeuren. Binnen enkele seconden was het
geheele dok gebroken.
De sleepbooten hebben direct getracht ons
het leven te redden. Twee lijnen werden uitge
gooid waarmede twee van ons werden gered.
Maar de sleepbooten konden toen geen lijnen
meer uitgooien, dat zou veel te groot gevaar
hebben opgeleverd voor de booten zelf. De
durend in de rondte varen, om te zien of er
geen menschen dreven. Maar niemand dorst in
het water te springen en wij hielden ons
krampachtig vast aan de versterking.
De kapitein van de „Witte Zee' riep toen:
„Jullie moeten springen, anders kan ik niets
meer voor je doen". Maar de wind huilde zóó,
dat slechts twee van ons dit geroep hoorden
Zij gaven on3 toen een teeken, dat we ons
moesten laten zakken. En wij lieten ons zak
ken van de eene versterking op de andere,
doch opeens glipte de versterking en wij vielen
allen in de kokende golven.
„Dat is het laatste" maet ieder wel gedacht
hebben en zoo heb ik ook gedacht. Zoodra
toen ik het water voelde begon ik maar to
zwemmen. Vlak voor mij zag ik een boei en
al bijna uitgeput, dacht ik hem te pakken te
hebben, doch een golfslag deed h'm
verdwijnen. Ik werd reeds moedeloos en kon
mij bijna niet meer houden, toen een andero
golf den boei weer bij mij bracht.
Ik schreeuwde toen „halen" en de beman
ning van de „Oostzee" haalde de lijn binnen.
Mijn handen waren echter zoo verkleumd, tel
kens weer kwamen zware golven over mij
heen, dat ik de lijn bijna niet meer kon vast
houden en toen heb ik de lijn tusschen mijn
tanden genomen. Zooveel als in mijn vermogen
was, hield ik de armen gekruisd voor mijn
mond. Ik zag het schip nog, maar dan werd
het mij zwart voor de oogen
Als ik bijkwam, voelde ik mij in kooMiggeu
en ik was dus behouden aan boord gekomen.
Omtrent het slachtoffer van Buuren, vertelde
deze man ons nijg, dat hij het laatst was
gezien door den machinist.
Van Buuren moet nog geroepen hebben: „Ik
kan mij niet meer houden" en is toen naar
beneden gevallen en in het hol van het dok
terecht gekomen. Er was daar heel wat wrak
hout en ik denk, dat hij in het water is dood
geslagen.
Het was nu de derde maal, dat onze zegs
man een schipbreuk had meegemaakt. Zeven
tien jaar geleden bracht hij een dok weg, dat
onderweg kapseisde. Tien jaar geleden maakte
hij deel uit van de bemanning van een bagger
molen, die het leven liet in de Zuid-Chineesche
Zee. Hij vertélde ons verder, dat hij 32 jaar
geleden hetzelfde dok, dat nu verongelukt is,
van Engeland naar Stettin had gebracht.
OOK DE „HUMBER" BINNEN
De vlag halfstok
Gisterenavond is ook de sleepboot „Humt 1
te Maassluis aangekomen. De sleepboot had dt
vlag halfstok, ten teeken dat zich aan boord
het lijk bevond van wijlen van Buuren. Nadat
het lijk door de politie was geschouwd, werd
het overgebracht naar het huis van het slacht
offer. Zooals wij reeds schreven laat van Buu
ren een vrouw en tien kinderen achter.
Met de „Humber" kwamen tevens mede de
geredde matrozen van het dok H. J. de Lange
en P. Troost, bei-den woonachtig te Maassluu?
en A. Wapenaar uit Vlaardingen.
De naam van de Hollandsche zeevaart
weer hooggehouden.
Telkens weer bereikten ons berichten, dat on
der de kusten van Engeland en Frankrijk stoo-
mers en visschersvaartuigen in nood verkeer
den. De bemanning van menig schip werd van
een wissen dood gered, maar ieder bericht was
niet zoo succesvol en er kwamen ook tijdingen,
dat schepen met man en muis waren omgeko
men. De storm, de ruwe zeeën zijn aan hun ver
nielend werk weer bezig.
Over onze lage landen loeit dagén lang de
grimmige Zuidwester, maar tot aan Zaterdag
kwam onze scheepvaart nog behouden binnen
en eischte de storm geen slachtoffers. Totdat
Zaterdagavond het alarmeerende bericht de
ronde deed, dat de groote sleep van het 11.000
ton metende dok, bestemd voor de Droogdok
maatschappij, een sleep, waarop Smit en Co.'s
Intern. Sleepdienst trotsch ging, bij Terschellin-
ger vuurschip in een orkaan was verongelukt.
Het dok was gebroken en nam twee runners
met zich mee naar de dieptè.
Maassluis is weer in rouwHet laat zich
begrijpen, nu twee van zijn zeevaarders den
dood in de gelven hebben gevonden
Doordat de storm Zaterdagnacht en Zondag
den geheelen dag onze kusten danig heeft ge
beukt en dikke slagregens het zicht totaal
belemmerden, was het geen enkel schip moge
lijk den Nieuwen Waterweg binnen te loopen.
Trouwens er werd niet geloodst, men was dus
wel.verplicht open zee te houden.
KEURIG STAALTJE VAN ZEEMANSKUNST
Een kranige sleep
NA VRUCHTELOOZE POGINGEN
EINDELIJK SUCCES
Smit en Co.'s Intern. Sleepdienst had echter
zijn sleepbooten in gereedheid om bij het eerste
S.O.S.-sein uit te varen en assistentie te ver-
leenen, daar waar het noodig was. Alle schepen
voor den Waterweg hebben echter tot nu toe
op eigen kracht zich tegen storm en zee kun
nen verweren, behalve het Spaansche s.s. „Jo-
sina", dat van Biibao, met erts geladen, Zater
dag tegen den avond voor den Waterweg was
aangekomen en nog slechts voor twee uren
kolenvoorraad aan boord had, daar het tijdens
den storm onder de Engelsche kust abnormaal
veel kolen had verstookt. Spoedig werden dan
ook S.O.S.-seinen uitgezonden door den Spaan-
schen stoomer, die dreigde hulpeloos aan den
storm te worden overgeleverd. Op deze nood
seinen zijn toen de sleepbooten „Schelde" en
„Oostzee" uitgevaren, teneinde te trachten de
„Josina" aan den tros te krijgen.
Omtrent dit keurig staaltje van zeemans-
kunnen vertelde ons de Auurman K. Schoónen-
berg van de sleepboot „Indus", die het ten slotte
gelukt is het s.s. „Josina" binnen te brengen,
het volgende:
Vrijdagnacht om 1 uur is de sleepboot „In-
dus" uitgevaren om aan een Spanjool onder de
Engelsche kust assistentie te verleehen. Het
s.s. „Alfonso Perez" zat bij Smit Knoll vuur
schip in nood en had diverse malen een nood
sein uitgezonden. Zaterdagmiddag om half vier
kwam de „Indus" in de buurt van het stoom
schip, doch de zware grondzeeën belemmerden
hét naderbij te komen. Door de overkomende
huizenhooge golven wilde het niet lukken het
schip, dat voor twee ankers las, vast te maken.
De machine van het s.s. „Alfoüso Perez" Werk
te wel goed, ook het roer was nog intact, maar
aangezien het schip in ballast was, kon het
slecht sturen. De kapitein van de „Indus" heeft
toen den gezagvoerder van het in nood ver-
keerende schip geadviseerd, de ankers te hieu
wen en te trachten de sleepboot te volgen, om
aldus in open zee te komen. Dit had succes en
het s.s. „Alfonso Perez" kon hierop zelf koers
zetten naar Newcastle en had de sleepbooten
dus niet meer noodig.
Zoo kwam de sleepboot „Indus" Zondag
morgen om circa zeven uür op zijn thuisreis
bij het vuurschip „Maas", waaT de bemanningen
van de sleepbooten Oostzee" en de „Schelde"
bezig waren, om de Spaansche boot „Josina" be
houden binnen te brengen. De sleepboot „Schel
de" had reeds van Zaterdagavond af vruchte-
looze pogingen gedaan, het hevig slingerende
schip aan zijn tros te krijgen, doch helaas tel
kens weer taakten de touwen af en was de
„Josina" aan de hooge zeeën overgelaten.
De sleepboot „Indus" werd toen om assis
tentie gevraagd en het mocht deze sleepboot
tenslotte gelukken eveneens na herhaalde po-
ï.f**
DE „MERWEDE", VAN ROTTERDAM NAAR NEW HAVEN, welke in den nacht tan Vrijdag
op Zaterdag bij de haven van Newha/ven is gestrand.
gingen een tros over te krijgen. Dat men hier
te doen heeft met- een kranig staaltje van zee
manskunst laat zich begrijpen, wanneer men
bedenkt, dat huizenhooge zeeën het dichterbij
komen gevaarlijk maakten en dat het s.s. „Jo
sina" totaal stuurloos op de golven ronddob
berde. Zoodra de verbinding eenmaal was ge
maakt, kwamen ook de ,,Sehelde" en de „Oost
zee" hulp Verleenen. Met zijn gedrieën heeft
men toen langzaam aan koers gezet naar den
Nieuwen Waterweg. Het viel natuurlijk nog
lang niet mee de „Josina" den Waterweg binnen
te loodsen, daar het gevaar niet denkbeeldig
was, dat, wanneer de tros nu weer zou breken,
het zware, met erts geladen schip op het Strand
of tegen de pieren zou slaan. En wie weet, wat
daar de gevolgen van geweest zouden zijn. Maar
de sleep is gelukt en de „Josina" ligt momen
teel behouden en wel bij Tompsen's Havenbe
drijf in de Maashaven.
Óver de wijze, waarop de Hollandsche sleepers
van P. Smit en Co.'s Intern. Sleepdienst het s.s.
„Josina" hebben binnengebracht, heeft de be
manning van dezen stoomer niets dan lof. De
naam van de Hollandsche zeevaart had men
weer hoog gehoudenen dat na drie dagen
en drie nachten hijkans aan een stuk in de
weer te zijn geweest, zooals de bemanning van
de sleepboot Indus"
DE POSITIE GEVAARLIJK.
De opvarenden zijn nog aan boord.
Het van Hamburg komende Engelsche ss.
„Benwyvis" is gistermorgen bij paal 10 op de
kust van Terschelling gestrand, doch zit niet
gevaarlijk. De opvarenden zijn nog aan boord.
Men seint ons nader:
De positie van de „Benwyvis" is inmiddels
aanmerkelijk verslechterd. Met de reedcrij
Doeksen te Terschelling la een bergingscon-
traot gesloten op basis „uo cure no pay, Lloyd's
open form".
De sleepbooten „Volharding", „Neptunus",
„Oceaan" en „Texel" van genoemde reederij,
zijn reeds ter hnlpe derwaars vertrokken.
De reddingboot „ïnsulinde"
uitgevaren.
Of het bericht, dat een motórlogger ter hoogte
van Wijk aan Zee zich in nood bevond, is de te
IJmuiden gestationneerde reddingsboot „ïnsu
linde" voor hulpverleening uitgevaren. Later
keerde de reddingsboot aldaar terug, omdat
bleek, dat de bemanning van het visschersvaar-
tuig niet indirect in levensgevaar verkeerde.
De sleepboot „Heator" is inmiddels naar het
ontredderde vaartuig, vermoedelijk motorlog-
ger IJmuiden 206 „Adriana", waarvan de motor
defect en de zeilen vernield zijn, van IJmuiden
vertrokken om te trachten het schip op sleep
touw te nemen en binnen te brengen. De red
dingsboot is opnieuw uitgevaren om, indien
noodig, nog assistentie te verleenen.
Na veel moeite behouden
binnengesleept-
Onze berichtgever te IJmuiden meldt nader:
De motortrawler IJM. 206 Adriana van d®
hier gevestigde reederij F. F. Osendarp, JJ
gistermiddag door de sleepboot „Hector
van Bureau Wijsmuller behouden hier binn®B"
gebracht.
De Adriana was thuisvarende van de tra^1*
visscherij en reeds tot vóór de pieren gekom®0*
doch kon doordat de zeilen gescheurd war«B
en den motor in het ongereede geraakt waSf
tengevolge van den Storm der laatste das®"'
niet in de haven komen maar geraakte met d®9
Zuidwester weer „om den noord" ver drevel®
Ter hoogte van Wijk aan Zee zette het vaartuté
vlaggen op, waaruit werd opgemaakt, dat
hulp verlangde.
De hier gestationneerde motorreddingh""
„ïnsulinde" vertrok onmiddellijk naar het o"
redderde vaartuig doch het bleek, dat de oP*
varenden hun schip niet wenschten te verlat®"
maar gaarne een sleepboot wilden hebben or9
binnengebracht te worden. De reddlngb°°
keerde dus naar hier terug om de noodiff
sleephulp te halen, waarop heel spoedig
sleepboot- Hector onder commando van V&V*
van der Qraaff in zee stak In de richting wa®*
het schip gesignaleerd was. Toen men ua^®T
hij gekomen was, bleek de stoomtrawler IJ#**
63 Ecliptica het vaartuig al op sleeptouw
hebben, maar na eenlge minuten reeds brak <j
sleepverbinding, waarop de logger weer In
richting van de kust dreef. Niet zonder InspaF
ning slaagde de bemanning van de Hector
nu in een sleeptros over te brengen met
gunstig gevolg, dat het schip, zij het ook 1°®
veel moeite, veilig kon worden binnengebracht*
Er is weer verbinding verkregen
Omtrent het lichtschip Haaks meldt o*®*1
d.d. gisteren nog van Terschelling:
Nadat de sleepboot „Drenthe", na den ter"»
keer van de „Groningen" ter assistentie van b
lichtschip „Haaks" vertrokken, het liebtscb
bereikt had, werd verbinding verkregen.
korten tijd brak echter de sleeptros. Het li®9 j
schip is daarna weer ten anker gegaan, ieT
de „Drenthe" ia de nabijheid bleef. Een de
van de verschansing van het lichtschip 1®
schadigd.
Gelukkig heeft de „Drenthe" weder®
verbinding met het lichtschip gekregen en
naar de haven van Nieuwediep gesleept.
VIER MAN VERMIST
Men seint" ons uit Vlissingen:
Het Nederlandsche s.s. West Vlaanderen
hier aangekomen. Ter hoogte van Bresk^
is een boot met vier man uitgezet, welke e°"
niet is teruggekeerd.
De reddingboot van Vlissingen is onmld
lijk uitgegaan om te trachten de vermiste
op té sporen.
V
En al dien tijd hoorde ik het onderdrukt
gekerm van die vrouw. Ik zou er alles voor
hebben over gehad wat ik bezat, om maar één
minuut te kunnen zien en te begrijpen, wat
er gebeurd was.
Het gefluister duurde voort. Men sprak vlug
en heftig. Zij waren het ongetwijfeld niet met
elkaar eens. Er was weinig begrip voor noodig,
om be gissen, waarover zij spraken. Toen sche
nen dj zicfh te verwijderen, en een tijdlang
hoorde ik niets anders dan dat vreeseiijke,
onderdrukte gekerm.
Een voet raakte mij aan.
TT kunt opstaan, hoorde ik iemand zeggen.
Toen ik zoo roekeloos'de kamer instormde,
meende ik, dat de uitroep, waarmee men mij
begroette, door een vreemdeling weTd geuit
Maar de man, die nu het woord tot mij richtte,
«prak zuiver Ëngelsch.
Ik stand op, en bleef onbeweeglijk staan.
Kom hierheen rechtuit vier passen,
iel de ander weer.
Ik gehoorzaamde. Bij den derden stap liep
lk tegen den muur op. Dit was dus een extra
poroef om te zien, of ik de waarheid zei.
Er werd oen hand, op mijn schouder gelegd,
«b mm bracht mij naar een atoeL
En nu, mijnheer, zei dezelfde man, die
reeds tot mij gesproken had, zegt u ons nu
zoo kort mogelijk, wie u bent, en hoe en waarom
u hier gekomen bent. Vlug, want we hebben
geen tijd te verliezen.
Nu, dat begreep ik. Zoo eenvoudig mogelijk
verhaalde ik hun, wat er gebeurd was. Het
eenlge, Wat ik verzweeg, was mijn ware naam.
Ik vond het niet noodüg, dat zij dien kenden.
Toen ik had uitgesproken, begonnen zij opnieuw
onder elkander tie fluisteren. Alsdan vroeg
degene, die tot nog toe het woord gevoerd had,
om den sleutel, waarmee ik was binnengeko
men. Ik veronderstel, dat zij hem probeerden,
en bevopden, dat hij in het slot paste. Ze gaven
hem niet terug, maar dezelfde persoon zei
weer:
Gelukkig voor u hebben wij besloten, uw
verhaal te gelooven. Sta op.
Ik deed, wat mij verzocht werd, en werd naar
een ander gedeelte van de kamer gebracht,
waar men mij opnieuw op een stoel deed plaats
nemen. Toen ik mijn handen uitstrekte, be
merkte ik, dat Ik in een hoek van het vertrek
was, inet mijn gelaat naar den muur gekeerd.
Als u beweegt, of omkijkt, klonk het weer,
zal ons geloof in uw blindheid verdwijnen.
Het was niet mogelijk, d:e bedreiging, welke
in die woonden lag opgesloten, mis te verstaan.
Ik blééf stil zitten, en luisterde oplettend.
Zij liepen druk en vlug heen en weer. Ik
hoordo kasten en laden opendoen, lk hoorde
het geluid van papieren, die verscheurd werden,
en ik rook, dat men papier verbrandde. Ik
hoorde, dat zij iets zwaars van den grond op
namen dan een geluid als van goed en linnen,
dat gescheurd werd gerinkel van geld, zelfs
het tikken van een horloge, toen dit ergens
vandaan gehaald werd, en op de tafel naast
mij gelegd werd. Toen voelde lk een lucht
stroom, en ik begreep, dat de deur was open
gegaan. Ik hoordé zware voetstappen op de
trap als van mannen, die een zwaren last
dragen, en lk huiverde bij da gedachten daar
aan.
Het gekerm der vrouw was intusscften ver
stomd. Dat was een groote verlichting voor
mijn overspannen zenuwen, maar mijn hart
stand stil bij de gedachten, dat er misschien
twee slachtoffers waren inplaats van één.
Hoewel miuntena twee mannen dien last
moesten hebben weggedragen, wist ik, dat ik
niet alleen was gebleven. Ik hoorde, hoe Iemand
zich in een stoel wierp, miet een half vermoeiden
zucht, en ik begreep, dat hij in de kamer was,
om mij te bewaken. Ik verlangde ernaar, weg
te komen. De spanning werd ondragelijk. Zon
der mijn hoofd om te draaien, zei de ik:
Hoe lang moet ik hier nog blijven?
Ik hooTde, hoe de man in zijn stoel zich
bewoog, maar hij antwoordde niet.
Mag ik niet gaan? drong ik aan. Ik heb
niets gezien. Zet mij op straat, het doet er
niet toe waar. Ik wond gek, als lk hier langer
moet blijven.
Weer geen antwoord. Ik zeide niets meer.
Na een poos kwamen de anderen terug. Ik
hoorde, hoe zij de deur achter zich sloten. Toen
begonnen zij weeT te fluisteren, en ik hoorde,
dat zij een flesch ontkurkten, alsmede het
gerinkel van glazen. Een vreemde lucht van
■een of ander verdoovingsmiddel drong mij
in den neus. Er werd een hand op mijn schouder
gelegd, en een glas met een of ander vocht
werd'mij in de hand geduwd.
Drink, zei de persoon, de eenlge persoon,
dien lk tot nog toe gehoord had.
Neen, riep ik uit, het kan vergif ajn.
Ik hoorde een korten, lulden lach, en voelde
een kouden metalen ring tegen mijn voorhoofd.
Het is geen vergif. Het ls een verdoovlngs
middel, en zal n geen kwaad doen. Maar dit
(en terwijl hij sprak, voelde Ik den druk van
den kleinen metalen ring tegen mjjn voorhoofd)
dit is wat anders. Kies dus!
Ik dronk het glas leeg, en voelde tot mijn
blijdschap, dat het pistool van mijn hoofd werd
weggenomen.
En nu, zei de man, terwijl hij het leege
glas uit mijn hand nam, als u nu verstandig
bent, zult u morgen, als u wakker wordt, zeg
gen, dat u dronken bent geweest, oE dat u
gedroomd hebt. U hebt ons gehoord, maar niet
gezien. Maar denk er wel aan, dat wij u kennen.
Hij liet me alleen, en kort daarop, hoe ik
er ook tegen worstelde, maakte een geweldige
slaperigheid zich van mij meester. Mijn ge
dachten werden onsamenhangend, en ik verloor
alle bewustzijn. Mijn hoofd viel tegen mijn
schouder. Het laatste, wat ik mij nog kan
herinneren, is, dat een sterke arm om me heep
Werd geslagen, en voorkwam, dat ik uit mijn
stoel viel. De werking van het verdoovings
middel was krachtig en snel.
Uren en uren bleef ik bewusteloos, en toen
ik tem laatste bijkwam, bemerkte ik, dat ik
op een bed lag, en wel zpoals ik al tastend
gewaar werd op mijn eigen bed. Mijn eerste
Indruk was, dat lk een ontzettienden droom had
gehad, en ik verviel in een staat van halve
bewusteloosheid, vast overtuigd, dat lk geen
oogenblik uit mijn bed geweest was.
Niettemin had ik een gevoel, alsof mijn hoofd
zou barsten. Mijn tong was droog, en kleefde
aan mijm verhemelte. Dat werd mij hoe langer
hoe duidelijker, naarmate mijn bewustzijn lang
zamerhand terugkeerde. Ik ging opzitten, en
drukte mijn handen tegen mijn hoofd.
O, lieve! hoorde ik Priscilla zeggen. Daar
komt hij eindelijk bij.
En een andere stem, de stem van een man,
zei op zachten toon:
Ja, uw meester zal weldra weer ln orde
zijn. Laat me eens even uw pols voelen, Mr..
Vaugfhan.
Een zachte hand werd op mijn pols gelegd.
Wie bent u? vroeg ik.
Ik ben dokter Deane, om u te dienen,
zei de ander.
Ben ik ziek geweest? Hoe lang? Een paar
dagen?
Een paar uur maar. Er is niets, om u
ongerust over te maken. Gaat u maar weer
liggen, en blijft u een poosje kalm. Hebt u
dorst?
O. ik versmacht van den dorst, Water!
Geef me water!
Ik dronk gretig, en Voelde me wat beter.
Maakt u wat slappe thee voor hem, juf
frouw, hoorde ik den dokter zeggen, en als
hij wat wil eten, kunt u het hem geven. Ik kom
later op den dag nog eens kijken.
Hij vertrok, en Priscilla kwam hij mij terug.
Zij schikte de kussens wat beter, en zette zich
dan bij mij neer.
Nu was ik klaar wakker, en de gebeurtenissen
van den nacht kwamen mij nu weer voor den
geest met een duidelijkheid, die mij bewees,
dat ik niet gedroomd had.
Hoe laat is het? vroeg ik.
Tegen den middag, meneer Gilbert, ant
woordde Pricilla, min of meer bedroefd en ver
wijtend.
Tegen den middag! Wat is er toch met
me gebeurd.
De oude vrouw weende. Ik hoonde het. Zij
gaf geen antwoord, en ik herhaalde mijm vraag.
O, meneer Gilbert! snikte zij. Hoe kon
u zoo iets doen? Toen ik in uw kamer kwam.
en zag, dat het bed leeg was, dacht ik, dat ik
in onmacht zou vallen.
Toen zij zag dat het bed leeg was! Ik beefde.
De verschrikkingen van dien nacht waren maar
al te werkelijk.
Hoe hebt u zoo Iets kunnen doen meneer
Gilbert? ging Priscilla voort. Uit te gaan,
zonder er een woord van te zeggen, en dan half
Londen door te wan/delen, geheel alleen, en
zonder dat u maar Iets kunt zien!
Zeg me, wat je bedoelt, viel lk haar
reda Wat is er eigenlijk gebeurd?
Maar zij had nog niet geheel uiting geS®
aan haar verdriet.
Als u dronken wou wezen, of zoon
dwelmiingsmiddel wou hebben, om te k"1'
slapen, en niets van uw verdriet te v°e
dan hadlt u dat toch thuis kunnen doen, to0°
Gilbert. Ik zou zoo'n enkel keertje niet er®
vonden hebben.
Je bent een oude dwaas, Priscilla. ZeS
i.
nu alles, wat je van vannacht weet.
Eerst toen zij zag dat ik werkelijk boos
kwamen de woorden vlug genoeg over
lippen. En mijn hoofld duizelde, toen 1K
verhaal hoorde. p®
Het moest zoowat een uur geweest
mijn heimelijk wegsluipen dat zij wakker
Zij legde haar oor tegen de deur, om
zijn, dat ik sliep, en niets noodig had.
zij geen teeken van leven ln mijn kamer k 0|gt
ging zij binnen, en ontdekte, dat lk er
meer was. Denkelijk was Zij op dat oog®11
nog heel wat meer ontsteld, dan zij ®u \t
bekennen wilde. Wetend, hoe wanhop1® js
vooral de laatste dagen was geweest, rr
zij ongetwijfeld, dat ik in een vlaag van fii)
zin een eind aan mijn leven had gemaa»
besloot mij te zoeken, en daar zij terstoO
onmogelijkheid besefte, om mij zonder e
hulp te vinden, wendde zij zich tot de
Zij deed haar verhaal op den naasten P°
post, en bad en smeekte, dat men haar
dadelijk zou helpen. Zij slaagde daarin, en gf
stond werd aan a(le andere politiepost® ^jjp
gave verzocht, als er iemand, op wd®®
beseft rijving van toepassing was soms.
den werd. jt,
(Wordt vervol