FEUILLETON IN VOLLEN GLANS De ramp met het droogdok De Zuidwester storm! mmmm m Hoe het brak en in de diepte verdween De helpende hand DINSDAG 10 DECEMBER 1929 PAGINA 2- Hartverscheurende tooneelen op de woeste zee IN DEN TIJD VAN EEN ONDEELBAAR OOGENBLIK. doelmatige advertentiën Momenten van doodsangst DOOR HET BULDEREN VAN DE ORKAAN WERD HET DOORBREKEN VAN HET DOK NIET GEHOORD SCHEPEN IN NOOD H r- - - 1 HET ENGELSCH S.S. „BENWYVIS" GESTRAND EEN MOTORLOGGER ONTREDDERD MOTORTRAWLER IN DEN STCR*1 HET LUCHTSCHIP HAAKS BOOT OP DE SCHELDE VERGAAN VRIJ NAAR HET ENGELSCH van F. FARGUS. NIMMER HEEFT MEN DE ZEEëN ZOO HOOG GEZIEN Als men dit drama eens had kunnen vastleggen op de film..... Ontzettend moeten de uren zijn geweest, doorgemaakt door de mannen, die belast wa ren met het versieepen van het 11.000 tons dok. toen het convooi in den orkaan raakte, welke Zaterdagmorgen over de Noordzee was losge barsten. In slechts weinige regels had de kapi tein van de „Witte Zee" Zaterdagavond naar het kantoor van L. Smit Co.'s Internatio nalen sleepdienst geseind, dat het dok op 76 mijl N.N.O. van Terschelling was gebroken en gezonken en dat twee runners, de 52-jarige Abraham van Buuren en de 56-jarige P. van der ^Sluys den dood in de woeste golven had den "gevonden. Tot een meer gedetailleerde berichtgeving was hij niet in staat geweest, want het weer was in één woord beestachtig en men was fijn eigen leven niet meer zeker. Zoowel het kantoor van den sleepdienst als familieleden der opvarenden en stadgenootsn uit Maassluis waren dus wel verlangend de sleepbooten „Witte Zee" en „Humber" weer behouden in de haven te zien, om van de be manning te vernemen de ellende die zij had den meegemaakt en om in stillen eerbied den doode te begeleiden, dien de woeste zee weer had geëischt. Alleen het lijk van Van Buuren men wist het reeds uit draadlooze berichten zou aan boord van de „Humber" fijn, want het lijk van Van der Sluys had men niet meer kunnen visschen. Daarom was 't gisteren den geheelen dag, niet tegenstaande den gierenden storm, die steeds maar uit het Zuid-Westen kwam en de plen- fende regen, die je nat maakte door alles heei}, druk aan de haven van Maassluis. Dan kwam de een, dan de ander vragen of de sleepbooten Hoek van Holland nog niet waren gepasseerd, maar steeds was het antwoord ontkennend en ging men onverrichterzake heen Zoo duurde het den geheelen morgen, tot dat eindelijk om ongeveer twaalf uur werd medegedeeld, dat de „Witte Zee" den Water weg was binnengeloopen met aan boord vijf der opvarenden van het dok. De sleepboot „Humber" met drie der geredden van het droogdok, alsmede met het lijk van den ver ongelukten van Buuren, zou eerst vele uren later binnenkomen, aangezien deze sleepboot wederom Op assistentie was uitgegaan. Tegen half twee kwam de sleepboot „Witte Zee" in het zicht. Niettegenstaande het on stuimige weer, men had moeite zich op de been te houden, zoo ging de storm weer te keer, stonden overal groepjes menschen de thuiskomst af te wachten. Eindelijk tegen half drie, het had heel wat voeten in de aarde, voordat de „Witte Zee" de haven van Maassluis Was binnen gemanoeu vreerd, lag de sleepboot aan kant en kon men de opvarenden van boord zien gaan, opgewacht en begroet door vrienden en bekenden, die hen naar huis begeleidden. Toen was het ook onze beurt om iets meer van de ramp te vernemen en wij werden daar toe in staat gesteld door den kapitein van de „Witte Zee" C. Verschoor, die het volgende relaas deed mededeelen. Wat de kapitein van de „Witte zee" vertelde. Dinsdag 3 December j.l. het was goed weer om met het droogdok in zee te gaan, besloten wij de reis aan te vangen. Op de Elbe van Hamburg uit, ging het voorspoedig en wij be reikten veilig en wel het ruime sop. Toen we echter een tijdje onder weg waren, kwam er «en flinke wind opzetten, die hoe langer hoe Buidelijker werd. En wij besloten dus zooveel mogelijk het convooi van de kust af te hou den. Maar het weer werd steeds slechter en slechter en de wind was een storm gelijk. Uren achtereen draalden de machines van de „Witte Zee" en de „Humber", op volle kracht, doch men kwam echter geen mijl vooruit. Donderdag waren wij ter hoogte van Borkum, doch het was een zoodanig noodweer, dat wij hoe lan ger hoe meer afdreven. In 24 uren tijds waren wij 35 mijl afgezet in verkeerde richting. „Witte Zee" en de „Humber" bleven toen voort- ZaterdagmdVgen tien uur... en onze zegs man zal het nooit vergeten, zoo ontzettend gin gen de elementen te keer, brak de tros, waar mede het dok aan de „Humber" was vastge maakt los, eloeg het standaard-compas van de „Witte Zee" dat boven op de stuurhut staat, weg het bleef echter tegen de reeling han ged, zoodat het niet» over boord sloeg en brak het dok plotseling in twee stukken. Dat alles gebeurde in den tijd van een ondeelbaar oogenblik. De bemanning die op het dok aanwezig was, bestaande uit een dok-kapitein, een dok-machi nist en acht runners had zich juist bij tijds naar het achtereinde van het dok begeven. Ter stond begon het dok op de plaats waar het was gebroken te zinken. Hoe komt het feitelijk dat het dok midden doorbrak vroegen wij onzen zegsman. Iets wat maar zelden zal voorkomen op de Noordzee, zoo werd ons ten antwoord gegeven, het 160 meter lange dok is met zijn twee uit einden op twee zeeën gekomen. In het midden ontstond dus een ledige ruimte en het dok moest dus wel breken en doorzakken. De belde uiteinden van het zware lichaam ston den dan ook in de hoogte en zoo zijn de twee gevaarten in de diepte weg gezakt, terwijl het noodweer zijn gang bleef gaan. Hoe heeft men getracht den opvarenden van het dok het leven te redden? Zoodra wij het dok hoorden kraken, heeft de „Witte Zee" de trossen doen kappen en getracht zoo dicht mogelijk in de nabijheid van het dok te komen. Ofschoon het ontzet tende gevaarlijk was, gooide de „Witte Zee" een lijn uit. De eerste lijn werd gegrepen door den matroos A. Yoogt. Deze bond zich met twee haive steken de lijn om het lichaam en werd door de onstuimige golven onder het brekende dok door aan boord van de „Witte Zee" gehaald. Weer paste de „Witte Zee" aan en weer werd een lijn uitgeworpendoch niemand durfde te grijpen. De dok-kapitein C. Verwaard riep toen nog: „Wie wil nu"maar niemand durfde. En om den anderen meed in te brengen greep hij zelf de lijn, sloeg haar om zijn lijf en werd eveneens aan boord gesleept. Maar het ging niet meer. de „Witte Zee" kon geen lijnen meer uitgooien. De kapitein van de „Witte Zee" riep de in doodsangst-ver- keerende bemanning van het dok dan ook toe: „Spring met zwemvest aan over boord, anders zijn jullie verloren". De een voor den ander sprong toen in de kokende golven, om te trachten al zwemmend zich het leven ie redden. Matroos Smoor, die eveneens te water was gesprongen, was echter zoo vermoeid van het zwemmen, dat hij niet eens in staat was met zijn handen, die geheel verstijfd waren van het koude schuimende water een lijn te grijpen. Teneinde raad, met den dood als het ware voor oogen, kon hij nog juist de lijn grijpen met zijn mond en zoo met de lijn tusschen zijn tanden, werd hij aan boord van de „Witte «ee" gesleept, waar hij als dood bleef liggen. Toen hij weer bijkwam, bemerkte men dat zijn geheele gebit was losgewerkt. De twee verongelukten runners Sluis en van Buuren hebben zich waarschijnlijk toen het dok reeds overeind stond niet meer vast kun nen houden en zijn zoo een prooi van de woeste golven geworden. Tenslotte werd ons medegedeeld, dat door de „Witte Zee" waren gered C. Verwaard, dok kapitein, P. van Öofd, machinist en de matro zen L. Boüman, A. Voogt en J. Smoor, allen Woonachtig te Maassluis. Onze zegsman begreep niet, hoe alles nog zoo goed was afgeloopen, terwijl het weer aller ellendigst was en hij de zeeën nimmer zoo hoog had gezien. Als men dit drama had vast kunnen leggen op de film, dan eerst zou een buitenstaander zich een denkbeeld hebben kun nen vormen van de ellende en de doodsangst uitgestaan door deze mannen. Toén de geredden aan boord waren, was er vah het dok niets meer te zien en wij pro beerden koers te zetten naar huis. Maar ook deze thuisreis was afschrikwek kend zoo werden onze booten door het nood weer geteisterd. Meermalen sloeg de beman ning tegen den grond en dat we ons lijf hebben weten te behouden, is bijna onbegrij pelijk. Wanneer de faLricatie, of de voorraad uwer artikelen,den omzet, den verkoop over treffen, geeft aan een aerie dan een# de kans U te helpen, den aftrek nwer producten te vergrooten. Afwachten wat er zou gebeuren.... Een der leden van de bemanning van het verongelukte droogdok deed ons, terwijl hij te midden der zijnen zat, nog een omstandig ver haal van de angstige momenten aan boord van het dok doorgemaakt. Kort nadat wij van Hamburg waren ver trokken, werd de storm 200 hevig, dat wij als ieden van de bemanning van het dok, maar liever boven op de wanden van het dok ble ven. daar wij ons leven lang niet zeker wisten. Het voorste gedeelte van het dok was reeds lek geslagen en daar wij bang waren dat het dok wel eens kon breken, trokken wij ons allen terug op het achterdek van het dok. "De storm en het telkens overkomen van de huizenhooge zeeën hadden ons zoo vevmoeid, dat besloten werd om van drie tot zes uur het was middernacht naar kooi te gaan. Maar van slapen kwam niet veel, dat laat zich wel verstaan. Na eenigen tijd hen ik weer uit de kooi ge komen, de andere rhakkers waren ook reeds present, en begaf mij naar het Waalhuis, het vertrekje waar de waterstand wordt aange geven. Ik heb daar koffie gezet, het deeg klaar gemaakt, en de capueijnen opgezet. Toen ik mij even van die plek wilde verwijderen om een zij spek te gaan halen, zag ik plotseling dat het dok hol ging staan, met zijn beide uiteinden naar boven gestoken. Doordat het dok op het punt stond midden door te breken, zag ik de platen reeds opbol- deren. Ik sprong ijlings over de bulten heen en trachtte met groote moeite naar boven te kruipen. Door het bulderen van den orkaan hebben wij het middendoor breken niet ge hoord, maar daar de uiteinden steeds hooger gingen staan, wisten wij reeds genoeg. Angstvallig klemden wij ons aan de ver sterkingen vast, afwachtend wat er met ons zou gebeuren. Binnen enkele seconden was het geheele dok gebroken. De sleepbooten hebben direct getracht ons het leven te redden. Twee lijnen werden uitge gooid waarmede twee van ons werden gered. Maar de sleepbooten konden toen geen lijnen meer uitgooien, dat zou veel te groot gevaar hebben opgeleverd voor de booten zelf. De durend in de rondte varen, om te zien of er geen menschen dreven. Maar niemand dorst in het water te springen en wij hielden ons krampachtig vast aan de versterking. De kapitein van de „Witte Zee' riep toen: „Jullie moeten springen, anders kan ik niets meer voor je doen". Maar de wind huilde zóó, dat slechts twee van ons dit geroep hoorden Zij gaven on3 toen een teeken, dat we ons moesten laten zakken. En wij lieten ons zak ken van de eene versterking op de andere, doch opeens glipte de versterking en wij vielen allen in de kokende golven. „Dat is het laatste" maet ieder wel gedacht hebben en zoo heb ik ook gedacht. Zoodra toen ik het water voelde begon ik maar to zwemmen. Vlak voor mij zag ik een boei en al bijna uitgeput, dacht ik hem te pakken te hebben, doch een golfslag deed h'm verdwijnen. Ik werd reeds moedeloos en kon mij bijna niet meer houden, toen een andero golf den boei weer bij mij bracht. Ik schreeuwde toen „halen" en de beman ning van de „Oostzee" haalde de lijn binnen. Mijn handen waren echter zoo verkleumd, tel kens weer kwamen zware golven over mij heen, dat ik de lijn bijna niet meer kon vast houden en toen heb ik de lijn tusschen mijn tanden genomen. Zooveel als in mijn vermogen was, hield ik de armen gekruisd voor mijn mond. Ik zag het schip nog, maar dan werd het mij zwart voor de oogen Als ik bijkwam, voelde ik mij in kooMiggeu en ik was dus behouden aan boord gekomen. Omtrent het slachtoffer van Buuren, vertelde deze man ons nijg, dat hij het laatst was gezien door den machinist. Van Buuren moet nog geroepen hebben: „Ik kan mij niet meer houden" en is toen naar beneden gevallen en in het hol van het dok terecht gekomen. Er was daar heel wat wrak hout en ik denk, dat hij in het water is dood geslagen. Het was nu de derde maal, dat onze zegs man een schipbreuk had meegemaakt. Zeven tien jaar geleden bracht hij een dok weg, dat onderweg kapseisde. Tien jaar geleden maakte hij deel uit van de bemanning van een bagger molen, die het leven liet in de Zuid-Chineesche Zee. Hij vertélde ons verder, dat hij 32 jaar geleden hetzelfde dok, dat nu verongelukt is, van Engeland naar Stettin had gebracht. OOK DE „HUMBER" BINNEN De vlag halfstok Gisterenavond is ook de sleepboot „Humt 1 te Maassluis aangekomen. De sleepboot had dt vlag halfstok, ten teeken dat zich aan boord het lijk bevond van wijlen van Buuren. Nadat het lijk door de politie was geschouwd, werd het overgebracht naar het huis van het slacht offer. Zooals wij reeds schreven laat van Buu ren een vrouw en tien kinderen achter. Met de „Humber" kwamen tevens mede de geredde matrozen van het dok H. J. de Lange en P. Troost, bei-den woonachtig te Maassluu? en A. Wapenaar uit Vlaardingen. De naam van de Hollandsche zeevaart weer hooggehouden. Telkens weer bereikten ons berichten, dat on der de kusten van Engeland en Frankrijk stoo- mers en visschersvaartuigen in nood verkeer den. De bemanning van menig schip werd van een wissen dood gered, maar ieder bericht was niet zoo succesvol en er kwamen ook tijdingen, dat schepen met man en muis waren omgeko men. De storm, de ruwe zeeën zijn aan hun ver nielend werk weer bezig. Over onze lage landen loeit dagén lang de grimmige Zuidwester, maar tot aan Zaterdag kwam onze scheepvaart nog behouden binnen en eischte de storm geen slachtoffers. Totdat Zaterdagavond het alarmeerende bericht de ronde deed, dat de groote sleep van het 11.000 ton metende dok, bestemd voor de Droogdok maatschappij, een sleep, waarop Smit en Co.'s Intern. Sleepdienst trotsch ging, bij Terschellin- ger vuurschip in een orkaan was verongelukt. Het dok was gebroken en nam twee runners met zich mee naar de dieptè. Maassluis is weer in rouwHet laat zich begrijpen, nu twee van zijn zeevaarders den dood in de gelven hebben gevonden Doordat de storm Zaterdagnacht en Zondag den geheelen dag onze kusten danig heeft ge beukt en dikke slagregens het zicht totaal belemmerden, was het geen enkel schip moge lijk den Nieuwen Waterweg binnen te loopen. Trouwens er werd niet geloodst, men was dus wel.verplicht open zee te houden. KEURIG STAALTJE VAN ZEEMANSKUNST Een kranige sleep NA VRUCHTELOOZE POGINGEN EINDELIJK SUCCES Smit en Co.'s Intern. Sleepdienst had echter zijn sleepbooten in gereedheid om bij het eerste S.O.S.-sein uit te varen en assistentie te ver- leenen, daar waar het noodig was. Alle schepen voor den Waterweg hebben echter tot nu toe op eigen kracht zich tegen storm en zee kun nen verweren, behalve het Spaansche s.s. „Jo- sina", dat van Biibao, met erts geladen, Zater dag tegen den avond voor den Waterweg was aangekomen en nog slechts voor twee uren kolenvoorraad aan boord had, daar het tijdens den storm onder de Engelsche kust abnormaal veel kolen had verstookt. Spoedig werden dan ook S.O.S.-seinen uitgezonden door den Spaan- schen stoomer, die dreigde hulpeloos aan den storm te worden overgeleverd. Op deze nood seinen zijn toen de sleepbooten „Schelde" en „Oostzee" uitgevaren, teneinde te trachten de „Josina" aan den tros te krijgen. Omtrent dit keurig staaltje van zeemans- kunnen vertelde ons de Auurman K. Schoónen- berg van de sleepboot „Indus", die het ten slotte gelukt is het s.s. „Josina" binnen te brengen, het volgende: Vrijdagnacht om 1 uur is de sleepboot „In- dus" uitgevaren om aan een Spanjool onder de Engelsche kust assistentie te verleehen. Het s.s. „Alfonso Perez" zat bij Smit Knoll vuur schip in nood en had diverse malen een nood sein uitgezonden. Zaterdagmiddag om half vier kwam de „Indus" in de buurt van het stoom schip, doch de zware grondzeeën belemmerden hét naderbij te komen. Door de overkomende huizenhooge golven wilde het niet lukken het schip, dat voor twee ankers las, vast te maken. De machine van het s.s. „Alfoüso Perez" Werk te wel goed, ook het roer was nog intact, maar aangezien het schip in ballast was, kon het slecht sturen. De kapitein van de „Indus" heeft toen den gezagvoerder van het in nood ver- keerende schip geadviseerd, de ankers te hieu wen en te trachten de sleepboot te volgen, om aldus in open zee te komen. Dit had succes en het s.s. „Alfonso Perez" kon hierop zelf koers zetten naar Newcastle en had de sleepbooten dus niet meer noodig. Zoo kwam de sleepboot „Indus" Zondag morgen om circa zeven uür op zijn thuisreis bij het vuurschip „Maas", waaT de bemanningen van de sleepbooten Oostzee" en de „Schelde" bezig waren, om de Spaansche boot „Josina" be houden binnen te brengen. De sleepboot „Schel de" had reeds van Zaterdagavond af vruchte- looze pogingen gedaan, het hevig slingerende schip aan zijn tros te krijgen, doch helaas tel kens weer taakten de touwen af en was de „Josina" aan de hooge zeeën overgelaten. De sleepboot „Indus" werd toen om assis tentie gevraagd en het mocht deze sleepboot tenslotte gelukken eveneens na herhaalde po- ï.f** DE „MERWEDE", VAN ROTTERDAM NAAR NEW HAVEN, welke in den nacht tan Vrijdag op Zaterdag bij de haven van Newha/ven is gestrand. gingen een tros over te krijgen. Dat men hier te doen heeft met- een kranig staaltje van zee manskunst laat zich begrijpen, wanneer men bedenkt, dat huizenhooge zeeën het dichterbij komen gevaarlijk maakten en dat het s.s. „Jo sina" totaal stuurloos op de golven ronddob berde. Zoodra de verbinding eenmaal was ge maakt, kwamen ook de ,,Sehelde" en de „Oost zee" hulp Verleenen. Met zijn gedrieën heeft men toen langzaam aan koers gezet naar den Nieuwen Waterweg. Het viel natuurlijk nog lang niet mee de „Josina" den Waterweg binnen te loodsen, daar het gevaar niet denkbeeldig was, dat, wanneer de tros nu weer zou breken, het zware, met erts geladen schip op het Strand of tegen de pieren zou slaan. En wie weet, wat daar de gevolgen van geweest zouden zijn. Maar de sleep is gelukt en de „Josina" ligt momen teel behouden en wel bij Tompsen's Havenbe drijf in de Maashaven. Óver de wijze, waarop de Hollandsche sleepers van P. Smit en Co.'s Intern. Sleepdienst het s.s. „Josina" hebben binnengebracht, heeft de be manning van dezen stoomer niets dan lof. De naam van de Hollandsche zeevaart had men weer hoog gehoudenen dat na drie dagen en drie nachten hijkans aan een stuk in de weer te zijn geweest, zooals de bemanning van de sleepboot Indus" DE POSITIE GEVAARLIJK. De opvarenden zijn nog aan boord. Het van Hamburg komende Engelsche ss. „Benwyvis" is gistermorgen bij paal 10 op de kust van Terschelling gestrand, doch zit niet gevaarlijk. De opvarenden zijn nog aan boord. Men seint ons nader: De positie van de „Benwyvis" is inmiddels aanmerkelijk verslechterd. Met de reedcrij Doeksen te Terschelling la een bergingscon- traot gesloten op basis „uo cure no pay, Lloyd's open form". De sleepbooten „Volharding", „Neptunus", „Oceaan" en „Texel" van genoemde reederij, zijn reeds ter hnlpe derwaars vertrokken. De reddingboot „ïnsulinde" uitgevaren. Of het bericht, dat een motórlogger ter hoogte van Wijk aan Zee zich in nood bevond, is de te IJmuiden gestationneerde reddingsboot „ïnsu linde" voor hulpverleening uitgevaren. Later keerde de reddingsboot aldaar terug, omdat bleek, dat de bemanning van het visschersvaar- tuig niet indirect in levensgevaar verkeerde. De sleepboot „Heator" is inmiddels naar het ontredderde vaartuig, vermoedelijk motorlog- ger IJmuiden 206 „Adriana", waarvan de motor defect en de zeilen vernield zijn, van IJmuiden vertrokken om te trachten het schip op sleep touw te nemen en binnen te brengen. De red dingsboot is opnieuw uitgevaren om, indien noodig, nog assistentie te verleenen. Na veel moeite behouden binnengesleept- Onze berichtgever te IJmuiden meldt nader: De motortrawler IJM. 206 Adriana van d® hier gevestigde reederij F. F. Osendarp, JJ gistermiddag door de sleepboot „Hector van Bureau Wijsmuller behouden hier binn®B" gebracht. De Adriana was thuisvarende van de tra^1* visscherij en reeds tot vóór de pieren gekom®0* doch kon doordat de zeilen gescheurd war«B en den motor in het ongereede geraakt waSf tengevolge van den Storm der laatste das®"' niet in de haven komen maar geraakte met d®9 Zuidwester weer „om den noord" ver drevel® Ter hoogte van Wijk aan Zee zette het vaartuté vlaggen op, waaruit werd opgemaakt, dat hulp verlangde. De hier gestationneerde motorreddingh"" „ïnsulinde" vertrok onmiddellijk naar het o" redderde vaartuig doch het bleek, dat de oP* varenden hun schip niet wenschten te verlat®" maar gaarne een sleepboot wilden hebben or9 binnengebracht te worden. De reddlngb°° keerde dus naar hier terug om de noodiff sleephulp te halen, waarop heel spoedig sleepboot- Hector onder commando van V&V* van der Qraaff in zee stak In de richting wa®* het schip gesignaleerd was. Toen men ua^®T hij gekomen was, bleek de stoomtrawler IJ#** 63 Ecliptica het vaartuig al op sleeptouw hebben, maar na eenlge minuten reeds brak <j sleepverbinding, waarop de logger weer In richting van de kust dreef. Niet zonder InspaF ning slaagde de bemanning van de Hector nu in een sleeptros over te brengen met gunstig gevolg, dat het schip, zij het ook 1°® veel moeite, veilig kon worden binnengebracht* Er is weer verbinding verkregen Omtrent het lichtschip Haaks meldt o*®*1 d.d. gisteren nog van Terschelling: Nadat de sleepboot „Drenthe", na den ter"» keer van de „Groningen" ter assistentie van b lichtschip „Haaks" vertrokken, het liebtscb bereikt had, werd verbinding verkregen. korten tijd brak echter de sleeptros. Het li®9 j schip is daarna weer ten anker gegaan, ieT de „Drenthe" ia de nabijheid bleef. Een de van de verschansing van het lichtschip 1® schadigd. Gelukkig heeft de „Drenthe" weder® verbinding met het lichtschip gekregen en naar de haven van Nieuwediep gesleept. VIER MAN VERMIST Men seint" ons uit Vlissingen: Het Nederlandsche s.s. West Vlaanderen hier aangekomen. Ter hoogte van Bresk^ is een boot met vier man uitgezet, welke e°" niet is teruggekeerd. De reddingboot van Vlissingen is onmld lijk uitgegaan om te trachten de vermiste op té sporen. V En al dien tijd hoorde ik het onderdrukt gekerm van die vrouw. Ik zou er alles voor hebben over gehad wat ik bezat, om maar één minuut te kunnen zien en te begrijpen, wat er gebeurd was. Het gefluister duurde voort. Men sprak vlug en heftig. Zij waren het ongetwijfeld niet met elkaar eens. Er was weinig begrip voor noodig, om be gissen, waarover zij spraken. Toen sche nen dj zicfh te verwijderen, en een tijdlang hoorde ik niets anders dan dat vreeseiijke, onderdrukte gekerm. Een voet raakte mij aan. TT kunt opstaan, hoorde ik iemand zeggen. Toen ik zoo roekeloos'de kamer instormde, meende ik, dat de uitroep, waarmee men mij begroette, door een vreemdeling weTd geuit Maar de man, die nu het woord tot mij richtte, «prak zuiver Ëngelsch. Ik stand op, en bleef onbeweeglijk staan. Kom hierheen rechtuit vier passen, iel de ander weer. Ik gehoorzaamde. Bij den derden stap liep lk tegen den muur op. Dit was dus een extra poroef om te zien, of ik de waarheid zei. Er werd oen hand, op mijn schouder gelegd, «b mm bracht mij naar een atoeL En nu, mijnheer, zei dezelfde man, die reeds tot mij gesproken had, zegt u ons nu zoo kort mogelijk, wie u bent, en hoe en waarom u hier gekomen bent. Vlug, want we hebben geen tijd te verliezen. Nu, dat begreep ik. Zoo eenvoudig mogelijk verhaalde ik hun, wat er gebeurd was. Het eenlge, Wat ik verzweeg, was mijn ware naam. Ik vond het niet noodüg, dat zij dien kenden. Toen ik had uitgesproken, begonnen zij opnieuw onder elkander tie fluisteren. Alsdan vroeg degene, die tot nog toe het woord gevoerd had, om den sleutel, waarmee ik was binnengeko men. Ik veronderstel, dat zij hem probeerden, en bevopden, dat hij in het slot paste. Ze gaven hem niet terug, maar dezelfde persoon zei weer: Gelukkig voor u hebben wij besloten, uw verhaal te gelooven. Sta op. Ik deed, wat mij verzocht werd, en werd naar een ander gedeelte van de kamer gebracht, waar men mij opnieuw op een stoel deed plaats nemen. Toen ik mijn handen uitstrekte, be merkte ik, dat Ik in een hoek van het vertrek was, inet mijn gelaat naar den muur gekeerd. Als u beweegt, of omkijkt, klonk het weer, zal ons geloof in uw blindheid verdwijnen. Het was niet mogelijk, d:e bedreiging, welke in die woonden lag opgesloten, mis te verstaan. Ik blééf stil zitten, en luisterde oplettend. Zij liepen druk en vlug heen en weer. Ik hoordo kasten en laden opendoen, lk hoorde het geluid van papieren, die verscheurd werden, en ik rook, dat men papier verbrandde. Ik hoorde, dat zij iets zwaars van den grond op namen dan een geluid als van goed en linnen, dat gescheurd werd gerinkel van geld, zelfs het tikken van een horloge, toen dit ergens vandaan gehaald werd, en op de tafel naast mij gelegd werd. Toen voelde lk een lucht stroom, en ik begreep, dat de deur was open gegaan. Ik hoordé zware voetstappen op de trap als van mannen, die een zwaren last dragen, en lk huiverde bij da gedachten daar aan. Het gekerm der vrouw was intusscften ver stomd. Dat was een groote verlichting voor mijn overspannen zenuwen, maar mijn hart stand stil bij de gedachten, dat er misschien twee slachtoffers waren inplaats van één. Hoewel miuntena twee mannen dien last moesten hebben weggedragen, wist ik, dat ik niet alleen was gebleven. Ik hoorde, hoe Iemand zich in een stoel wierp, miet een half vermoeiden zucht, en ik begreep, dat hij in de kamer was, om mij te bewaken. Ik verlangde ernaar, weg te komen. De spanning werd ondragelijk. Zon der mijn hoofd om te draaien, zei de ik: Hoe lang moet ik hier nog blijven? Ik hooTde, hoe de man in zijn stoel zich bewoog, maar hij antwoordde niet. Mag ik niet gaan? drong ik aan. Ik heb niets gezien. Zet mij op straat, het doet er niet toe waar. Ik wond gek, als lk hier langer moet blijven. Weer geen antwoord. Ik zeide niets meer. Na een poos kwamen de anderen terug. Ik hoorde, hoe zij de deur achter zich sloten. Toen begonnen zij weeT te fluisteren, en ik hoorde, dat zij een flesch ontkurkten, alsmede het gerinkel van glazen. Een vreemde lucht van ■een of ander verdoovingsmiddel drong mij in den neus. Er werd een hand op mijn schouder gelegd, en een glas met een of ander vocht werd'mij in de hand geduwd. Drink, zei de persoon, de eenlge persoon, dien lk tot nog toe gehoord had. Neen, riep ik uit, het kan vergif ajn. Ik hoorde een korten, lulden lach, en voelde een kouden metalen ring tegen mijn voorhoofd. Het is geen vergif. Het ls een verdoovlngs middel, en zal n geen kwaad doen. Maar dit (en terwijl hij sprak, voelde Ik den druk van den kleinen metalen ring tegen mjjn voorhoofd) dit is wat anders. Kies dus! Ik dronk het glas leeg, en voelde tot mijn blijdschap, dat het pistool van mijn hoofd werd weggenomen. En nu, zei de man, terwijl hij het leege glas uit mijn hand nam, als u nu verstandig bent, zult u morgen, als u wakker wordt, zeg gen, dat u dronken bent geweest, oE dat u gedroomd hebt. U hebt ons gehoord, maar niet gezien. Maar denk er wel aan, dat wij u kennen. Hij liet me alleen, en kort daarop, hoe ik er ook tegen worstelde, maakte een geweldige slaperigheid zich van mij meester. Mijn ge dachten werden onsamenhangend, en ik verloor alle bewustzijn. Mijn hoofd viel tegen mijn schouder. Het laatste, wat ik mij nog kan herinneren, is, dat een sterke arm om me heep Werd geslagen, en voorkwam, dat ik uit mijn stoel viel. De werking van het verdoovings middel was krachtig en snel. Uren en uren bleef ik bewusteloos, en toen ik tem laatste bijkwam, bemerkte ik, dat ik op een bed lag, en wel zpoals ik al tastend gewaar werd op mijn eigen bed. Mijn eerste Indruk was, dat lk een ontzettienden droom had gehad, en ik verviel in een staat van halve bewusteloosheid, vast overtuigd, dat lk geen oogenblik uit mijn bed geweest was. Niettemin had ik een gevoel, alsof mijn hoofd zou barsten. Mijn tong was droog, en kleefde aan mijm verhemelte. Dat werd mij hoe langer hoe duidelijker, naarmate mijn bewustzijn lang zamerhand terugkeerde. Ik ging opzitten, en drukte mijn handen tegen mijn hoofd. O, lieve! hoorde ik Priscilla zeggen. Daar komt hij eindelijk bij. En een andere stem, de stem van een man, zei op zachten toon: Ja, uw meester zal weldra weer ln orde zijn. Laat me eens even uw pols voelen, Mr.. Vaugfhan. Een zachte hand werd op mijn pols gelegd. Wie bent u? vroeg ik. Ik ben dokter Deane, om u te dienen, zei de ander. Ben ik ziek geweest? Hoe lang? Een paar dagen? Een paar uur maar. Er is niets, om u ongerust over te maken. Gaat u maar weer liggen, en blijft u een poosje kalm. Hebt u dorst? O. ik versmacht van den dorst, Water! Geef me water! Ik dronk gretig, en Voelde me wat beter. Maakt u wat slappe thee voor hem, juf frouw, hoorde ik den dokter zeggen, en als hij wat wil eten, kunt u het hem geven. Ik kom later op den dag nog eens kijken. Hij vertrok, en Priscilla kwam hij mij terug. Zij schikte de kussens wat beter, en zette zich dan bij mij neer. Nu was ik klaar wakker, en de gebeurtenissen van den nacht kwamen mij nu weer voor den geest met een duidelijkheid, die mij bewees, dat ik niet gedroomd had. Hoe laat is het? vroeg ik. Tegen den middag, meneer Gilbert, ant woordde Pricilla, min of meer bedroefd en ver wijtend. Tegen den middag! Wat is er toch met me gebeurd. De oude vrouw weende. Ik hoonde het. Zij gaf geen antwoord, en ik herhaalde mijm vraag. O, meneer Gilbert! snikte zij. Hoe kon u zoo iets doen? Toen ik in uw kamer kwam. en zag, dat het bed leeg was, dacht ik, dat ik in onmacht zou vallen. Toen zij zag dat het bed leeg was! Ik beefde. De verschrikkingen van dien nacht waren maar al te werkelijk. Hoe hebt u zoo Iets kunnen doen meneer Gilbert? ging Priscilla voort. Uit te gaan, zonder er een woord van te zeggen, en dan half Londen door te wan/delen, geheel alleen, en zonder dat u maar Iets kunt zien! Zeg me, wat je bedoelt, viel lk haar reda Wat is er eigenlijk gebeurd? Maar zij had nog niet geheel uiting geS® aan haar verdriet. Als u dronken wou wezen, of zoon dwelmiingsmiddel wou hebben, om te k"1' slapen, en niets van uw verdriet te v°e dan hadlt u dat toch thuis kunnen doen, to0° Gilbert. Ik zou zoo'n enkel keertje niet er® vonden hebben. Je bent een oude dwaas, Priscilla. ZeS i. nu alles, wat je van vannacht weet. Eerst toen zij zag dat ik werkelijk boos kwamen de woorden vlug genoeg over lippen. En mijn hoofld duizelde, toen 1K verhaal hoorde. p® Het moest zoowat een uur geweest mijn heimelijk wegsluipen dat zij wakker Zij legde haar oor tegen de deur, om zijn, dat ik sliep, en niets noodig had. zij geen teeken van leven ln mijn kamer k 0|gt ging zij binnen, en ontdekte, dat lk er meer was. Denkelijk was Zij op dat oog®11 nog heel wat meer ontsteld, dan zij ®u \t bekennen wilde. Wetend, hoe wanhop1® js vooral de laatste dagen was geweest, rr zij ongetwijfeld, dat ik in een vlaag van fii) zin een eind aan mijn leven had gemaa» besloot mij te zoeken, en daar zij terstoO onmogelijkheid besefte, om mij zonder e hulp te vinden, wendde zij zich tot de Zij deed haar verhaal op den naasten P° post, en bad en smeekte, dat men haar dadelijk zou helpen. Zij slaagde daarin, en gf stond werd aan a(le andere politiepost® ^jjp gave verzocht, als er iemand, op wd®® beseft rijving van toepassing was soms. den werd. jt, (Wordt vervol

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 6