Uit de donkere dagen van November 1918
FEUILLETON
IN VOLLEN GLANS
NA DE ONTPLOFFING TE
GRONINGEN
ZATERDAG 4 JANUARI 1930
TWEEDE BLAD.
PAGINA 2.
EEN OP HEETERDAAD BETRAPT
INBREKER
De gestolen van Dijck
ER IS GEHANDELD OP HET JUISTE OOGENBLIK
ZIJ DIENDE HAAR MAN REGEL
MATIG SUBLIMAAT TOE
EEN NIET ONGEVAARLIJKE
TOESTAND
HET PUBLIEK AAN GROOTE GEVAREN
BLOOTGESTELD
5
Va VA
NA DE BLARICUMSCHE KERMIS
11 u
HET OPTREDEN VAN DE REGEERING EN
VAN JHR. DE SAVORNIN LOHMAN
De ..Nederlander" meent een verbetering te
moeten aanbrengen op de historische lezing
van het „Ned. Weekblad" over het optreden
van Jhr. de Savornin Lohman in November
1918 toen Troelstra met revolutie dreigde.
De eerste onjuistheid betreft volgens de
,.Ned". het aandeel van den heer De Savornin
Lohman in de actie, tot het steunen der Regee
ring in deze gevaarvolle dagen; de tweede
onjuistheid geldt het oogenblik waarop de
Regeering het geraden achtte, door een daad
van harê zijde, de revolutiounaire beweging
tegen te treden
Volgens het „Ned. Weekblad" zou de vrijwil
lige Landstorm zijn opgeroepen in den nacht
van Maandag 11 op Dinsdag 12 November
1918. dus nog voor dat de heer Troelstra, in
de Kamerzitting van 12 November zijn oproe
rige rede hield.
Zóó echter zijn de feiten niet, meent de
„Nederlander". Op 12 November 1918 vóór dat
de heer Troelstra sprak, werd door Minister
Rnys de Beerenbrouck een wèl ernstige, maar
zeer rustige redevoering gehouden, waarin
mededeeling werd gedaan van verschillende
Regeeringsmaatregelen ,tot onmiddellijke ver
betering van den voedseltoestand en van ande
re maatschappelijke moeilijkheden op grond van
den gesloten wapenstilstand. In deze rede werd
wel een dringend beroep gedaan op de bezon
nenheid en de eensgezindheid van het Neder-
landsche volk, maar werd zorgvuldig alles
vermeden, wat aanleiding zou kunnen geven
tot de gedachte van Regeeringsingrijpen tot
beteugeling van revolutionnaire woeling op
Nederlandsch grondgebied. De geheele rede was
„een beroep op de geheele Volksvertegenwoor
diging en op alle volksvertegenwoordigers,
opdat ieder in zijn kring zijn invloed zou aan
wenden tot eendrachtige samenwerking".
Na deze rede van den Minister-president
volgde het revolutionnaire woord van Troel
stra. Van dit oogenblik af veranderde in Ne
derland de toestand. Dien zelfden avond hield
het Ministerie een samenkomst met Kamer
leden uit onderscheidene politieke fracties,
teneinde' zijn eigen juist inzicht in den toe
stand te toetsen aan het oordeel dezer Volks
vertegenwoordigers.
Daarna, dus in den nacht van Dinsdag 12 op
Woensdag 13 November 191S, werd de vrijwil
lige Landstorm opgeroepen en voor een deel
in de Koninklijke stallen verzameld. In den
ochtend van 13 November werden de stations
en verschillende openbare gebouwen bezet en
verscheen de Regeeringsproclamatie, waarin
de Regeering verklaarde: „tegenover de aan
kondiging, dat eene minderheid naar de macht
zon grijpen, besloten te hebben, in het belang
DE BEKENDE TENOR. 8IGN0R TÜLLIO
VERONA, <lie voor rhele weken zijn congé
had genomen hij Italiaansche Opera,
omdat hij een veib-atenis had met het
Scala-theater te Milaan, is sinds 1 dezer
wederom aan het gezelschap van den heer
Borin verbonden. Onze foto stelt Oen zanger
voor in de „Licinlo"-vertolklng in
„La Vestale".
van de rechten en vrijheden van het gansche
volk het gezag en de orde te handhaven". En
in de Kamerzitting van Woensdag 13 Novem
ber sprak Minister Ruys de Beerenbrouck het
uit: „langs legalen wegen wil de Regeerirfg
voortgaan en wanneer aan de Regeering wordt
gezegd, dat men langs illegalen weg verbete
ringen wil aanbrengen, dan vindt men de Re-
geering op zijn weg en dan wijkt de Regeering
niet
De groote moeilijkheid bij het dreigen van
oproerige beweging is deze: dat de Regeering
geen uur te vroeg ingrijpe, opdat haar geen
provocatie zou kunnen worden verweten, maar
ook geen uur te laat, opdat de beweging niet
reeds te ver gevorderd zou zijn. In November
1918 is inderdaad gehandeld op het juiste
oogenblik. De nacht van 11 op 12 November
ware te vroeg geweest. Ware gewacht tot den
nacht van 13 op 14 November het had te
laat kunnen zijn.
De herinnering van het „Ned. Weekblad"
zou voorts de gedachte kunnen wekken, dat
de heer de Savornin Lohman in die dagen hui
ten aanraking was gebleven met zijne mede
afgevaardigden in de Tweede Kamer en dat hij
ziek zijnde, slechts door stukken, welke hem
door anderen werden vóórgelegd, invloed ten
goede zou hebben uitgeoefend. Niets is min
der juist, zegt de „Ned".
De Kamerzittingen van 12 en 13 November
werden door den heer De Savornin Lohman bij
gewoond. De leden zijner fractie, die aan de
samenkomst ,op den avond van 12 November
zouden deelnemen, werden door hem persoon
lijk aangewezen en met hen pleegde de heer
Lohman overleg.
En wie thans de uitnemende rede leest in
de zitting van 14 November, waar ook de heer
Lohman tegenwoordig was, door den heer De
Geer gehouden, kan daaruit leeren, van hoe-
danigen geest de heer De Savornin Lohman
en de zijnen in die dagen, waren bezield.
,OM HEM VAN T LEVEN TE BEROOVEN"
Tegen verdachte werd 7 maanden
gevangenisstraf geëischt
ONDER SUGGESTIE VAN EEN ANDEREN
MAN GEHANDELD
Voor het Gerechtshof te Amsterdam stond in
hooger beroep terecht de 31-jarige vrouw C. J.
A. K. huisvrouw van Th. B. W. W. te Amers
foort.
Zij had in de periode tusschen begin Februari
en 20 April gepoogd haar man, door regelmatig
toedienen van sublimaat van het leven te be-
rooven. Voor de rechtbank te Utrecht heeft verd.
deze feiten bekend. Zij had een ongeoorloofde
verhouding met een zekeren M.
Een fleschje sublimaatpoeder dat op de vlie
ring stond had haar op de gedachte gebracht
haar taan van het leven te berooven. Zij had
ongeveer vier theelepeltjes van het poeder ge
nomen en dit bij verschillende gelegenheden in
de thee of koffie van haar man gedaan. Lang
zamerhand begon de man te klagen over pijn
in den rug, ontstoken tandvleesch e.a. ziekte
verschijnselen.
Op 19 April is de vrouw gearresteerd.
De rechtbank te Utrecht veroordeelde haar op
24 September tot zeven maanden gevangenis
straf van welk vonnis de officier van Justitie
in appel ging.
De man werd als getuige gehoord.
Getuige M. geeft op de vragen van den pre
sident mr. Jolles toe in ongeoorloofde verhou
ding tot verdachte te hebben gestaan.
Verdachte verklaart nog dat zij nooit aan
een echtscheiding heeft gedacht.
De Procureur-generaal achtte het feit zeer
ernstig, doch hij wil rekening houden met de
twee jonge kinderen, die verdachte heeft en
bevestiging vragen van het zeer gematigde von
nis van de Utrechtsche rechtbank.
De rardediger mr. E. van Zinnicque Bergman
wees er in zijn pleidooi op hoe deze verdachte
geheel heeft gehandeld onder suggestie van
den man waarmee zij in ongeoorloofde verhou
ding leefde. Verdachte is geen slechte vrouw.
Zij heeft veel tegenslag gehad en haar zenuwen
waren overstuur.
De uitspraak wordt bepaald op 16 Januari
te tien uur.
DE GIPSMAQUETTE VAN HET RAADHUIS DER GEMEENTE ENSCHEDE, met den bouw
waarvan in het voorjaar zal worden begonnen; architect is Ir. G. Friedhoff te Haarlem
EEN TECHNISCHE LES
De bediening van de stoomketels
bq de binnenvaart
In het weekblad „De Binnenvaart", het offi
cieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de
Binnenvaart te Amsterdam, heeft de technische
redacteur, de heer L. K. A. van Duuren, voor
zitter van de examen-commissie voor machi
nisten en motordrijvers aan boord van binnen
vaartuigen, eenige oorzaken besproken van
ketelontploffingen in verhand met de vreese
lijke ramp, die te Groningen heeft plaats ge
had.
In genoemd, blad bespreekt de schrijver deze
week de groote gevaren, die het publiek be
dreigen en geeft hij den weg aan om deze zoo
goed als uit te sluiten.
„Omdat het gebruik van ketels zoo buiten
gewoon gevaarlijk kan zijn, wanneer het toe
zicht of de bediening aan ongeschoold en
achteloos personeel is opgedragen, heeft de
wetgever zich met het toezicht op alle stoom-
toestellen belast. Dit toezicht dateert reeds van
1824 af. Een staf van zeer bekwame technici,
die over zeer groote ervaring beschikken,
houden door het geheele land toezicht op alle
ketels.
Wanneer men bedenkt, dat in ons land niet
minder dan 15.719 ketels in gebruik zijn met
een totaal verwarmd oppervlak van 163.746
M2., dan is het duidelijk, dat dit toezicht al
leen nooit voldoende kan zijn.
Ook het personeel, dat mét de b'edièning'èn
hét onderhoud van stoomketels belast is, Móet
volkomen voor zijn taak berekend zijh.-
Dat dit niet altijd het geval is, staat wel
vast. Op onze koopvaardijschepen en hij onze
marine kan men alleen met het toezicht, het
onderhoud of de bediening belast worden, wan
neer men blijk heeft gegeven een zekeren
vorm van bekwaamheid te bezitten. De eischen
van bekwaamheden, die men aan deze technici
stelt, zijn zeer zwaar en zeer terecht. Ook op
de locomotieven, van onze spoorwegen kan men
alleen dan als machinist aangesteld worden,
wanneer men zich aan een examen heef|) on
derworpen en daarbij blijk heeft gegeven,' dat
men de noodige theoretische en practische be
kwaamheid bezit. Ook voor bestuurders van
motorvoertuigen, zelfs wanneer men alleen
zich zelf vervoert, zijn rijbewijzen na afgelegd
examen noodig.
Bij een landmachine en aan boord van een
stoom- of motorvaartuig in de binnenvaartuig
kan men evenwel ieder neerzetten. Wel bestaat
er sinds geruimen tijd gelegenheid onder
toezicht van den Staat -een diploma als bin-
nenvaart-machinist of ais land-machinist te
behalen, doch een verplichting is het nog niet.
Aan welke gevaren het publiek tengevolge
van onvakkundig toezicht bloot staat, blijkt
wel uit het feit, dat er in ons land volgens
officieele gegevens 2028 stoomketels bij de bin
nenvaart in gebruik zijn, waarvan zeker bet
grootste deel bediend wordt door niet-gediplo-
meerd personeel.
Immers de examencommissie voor machinis
ten en motordrijvers aan boord van binnen
vaartuigen heeft tot nu toe in totaal slechts
229 diploma's voor machinisten (en 749 voor
schippers) uitgereikt, zoodat naar schatting
ongeveer 1800 ketels en stoommachines be
diend worden door niet-gediplomeerde krach
ten. Natuurlijk zijn hieronder zeer vakkundige
menschen, die op een technische school heb
ben gestudeerd of in de practijk voldoende
kennis hebben opgedaan, docli 't publiek, dat
zich zelf en zijn bezittingen aan de vaartuigen
toevertrouwt, he.eft niet de zekerheid, die de
overheid voor de groote vaart en voor de spoor
wegen wel noodig acht.
Onder de vele honderden stoom- en motor
schepen, die zonder gediplomeerd personeel
yaren, zijn vele, zeer vele passagiersschepen,
waarop vooral des zomers duizenden en dui
zenden menschen hun leven toevertrouwen.
Verbetering van den toestand
gewenscht
WAAROM GEEN DIPLOMA'S?
Het gevolg van dezen toestand is gemakke
lijk in te zien. Men mag nog zoo waakzaam
zijn, als men onvoldoende vakkennis heeft,
dan staat men machteloos tegenover de natuur
krachten, die in ketel, machine en motor werk
zaam zijn.
Het doet wei eigenaardig aan, dat dezelfde
industrieel, die van zijn kantoorbediende eischt
dat hij een diploma als boekhouder heeft, óp
een binnenvaartuig, dat dikwijls honderden
passagiers en een heel kostbare lading ver
voert, den eerste den beste, of de nslechtste,
kan neerzetten. De ramp te Groningen heeft
op dezen toestand weer een fel licht geworpen.
Men bedenke, dat dsze sleepboot ook een bin
nen vaartuig had kunnen zijn met honderden
passagiers aan boord.
De schrijver besluit met het uitspreken van
de hoop, dat de werkgevers en werknemers
organisaties allen, die voor de veiligheid vaii
ons personeel en het publiek te waken hebben
en ook de volksvertegenwoordigers het groote,,
gevaar zullen inzien en bij de regeering op
verbetering van den toestand zullén aandrin
gen. Dat kan voor de binnenvaart en de land-
machinisten evenals voor de marine-, de koop
vaardij- en de locomotief-machinisten het diplo
ma verplichtend te stellen.
Het Onderwijsfonds voor de Binnenvaart te
Amsterdam heeft reeds den weg gewezen, heeft
examens ingesteld voor machinist en schipper
en de regeering heeft daaraan haar goedkeuring
gehecht door deze examens te doen afnemen
onder haar toezicht Laat de regeering thans
een stap verder gaan en de diploma's verplich
tend stellen
Althans voor alle schepen, die passagiers
vervoeren".
KAPITEIN D. G VAN NIEL t
Op 46-jariigen leeftijd is te Middelburg over
leden de heer D. G. van Niel, kapitein bij het
14e re®, infanterie.
Verdachte door den bewoner van
het huis verdedigd
NOG BETERSCHAP MOGELIJK?
Op 19 Juni j.l. kwam eeu bewoner van een
perceel aan de Vossiusstr. te A'dam dat tijdelijk
onbewoond was, thuis. Hij hoorde toen hij in de
gang kwam gerucht, oordeelde dat er iets niet
pluis was, wapende zich met een klewang en
stelde een onderzoek in. Al spoedig vond hij
een man die, naar later bleek, met een valschen
sleutel was binnengekomen.
De geliandschoende indringer had zijn bult
reeds in een tasch verzameld, gouden en zilve
ren voorwerpen stonden voor expeditie gereed.
De inbreker deed geen poging te ontvluchten,
integendeel, hij nam een zeer boetvaardige
houding aan, vertelde uitvoerig hoe de nood,
ontstaan uit werkloosheid hem tot zijn asociaal
beroep had gedwongen. Hij stelde zelfs den
heer des huizes voor, de aangerichte schade
te vergoeden. De huisheer was door dit ver
haal, voorgedragen met het noodige sentiment,
zóó geroerd, dat hij zich voor zijn „bezoeker"
ging interesseeren en alle moeite deed hem te
helpen. Ook het rechtsgevoel van den Vossius-
straatbewoner sprak echter een woordje mee,
en de politie werd in de affaire gemengd.
De man, die een bezoek gebracht had aan
het tijdelijk onbewoonde perceel stond Vrijdag
voor de Amsterdamsche Rechtbank te
recht. Verd. vond in den heer V., den bewoner
van het huis, die als getuige a charge was ge
dagvaard, een warm verdediger.
Get. hield een pleidooi voor zijn onverwack-
ten bezoeker en beloofde zelfs den man in de
toekomst voort te helpen.
De Officier van Justitie mr. Massink was
echter van een geheel andere meening. Verd.
is een recidivist, en er is weinig kans op dat
hij zich zal verbeteren.
De officier eischt dan ook een gevangenis
straf van twee en een half jaar.
De verdediger mr. Huyer brengt hulde aan
den heer V. die zijn cliënt zoo warm heeft
verdedigd. PI. wil hier geen voorwaardelijke
veroordeeling vragen, doch wijst er op dat
verd. zich ernstig heeft voorgenomen zich te
beteren. H?t komt immers voor dat zelfs reci
divisten zich weten te reclasseeren. PI. dringt
aan op een clemente straf.
De rechtbank zal 17 Januari uitspraak doen.
Hoe de zaak verliep
De verdachten veroordeeld tot
gevangenisstraf
Gisteren deed de Amsterdamsche Recht
bank uitspraak in de zaak tegen J. P. H„ koop
man te Hilversum, en M. v. S. eveneens koop
man te Hilversum.
J. P. H. stond terecht wegens het veroorza
ken van zwaar lichamelijk letsel door schuld.
In den nacht van 4 op 5 September, na de
Blaricumsclie kermis, heeft hij uit een auto
een schot gelost op de L., daardoor deze zwaar
werd gewond.
M. v. S. had tevoren de L. geslagen en ge.
trapt. Hij stond terecht wegens mishandeling.
J. P. H. werd veroordeeld tot zes maanden
gevangenisstraf, de eisch luidde anderhalf
jaar.
Van S. werd tot vier maanden gevangenis
straf veroordeeld, de ëisch luidde zes maan
den.
DE DIEFSTAL TE BRUSSEL GEPLEEGD
Onze Brusselsche correspondent meldt ons
nader:
Een schilderij van Van Dijck: „Engelencon
cert", van Brussel naar Londen geëxpedieerd,
is onderweg verdwenen, terwijl de lijst alléén
haar bestemming bereikte, De zaak heeft zich
als volgt toegedragen.
15 December j.l. zond de heer C. Beckbacbe
aan de Godefroy Philipps Gallery te Londen,
voor rekening van de Galerie de l'Assooiation
te Brussel, waarvan hij mede-directeur is, deze
schilderij, een doek van ongeveer 1 M. 90 bij 1
M. 75, voorstellende de Heilige Maagd om
geven door musiceerende Engelen.
De firma waaraan de opdracht gegeven was
de expeditie te verzorgen, en die reeds langen
tijd voor de Galerie in kwestie werkt, nam
zooals gewoonlijk de zending in ontvangst.
Toen de afzender na eenige dagen nog geen
bericht van den geadresseerde ontving, maak
te hij zich nog niet ongerust, en schreef deze
vertraging toe aan het slechte weer, dat den
Kanaalovertocht zou hebben bemoeilijkt.
Eenige dagen geleden echter stelde de eige
naar zich in verbinding met zijn expediteur en
met den geadresseerde, den heer Godefroy Phi
lipps te Londen, om nadere inlichtingen te heb
ben over zijn zending.
Deze inlichtingen kreeg hij Dinsdagavond, In
den vorm van een telegram, uit Londen, lui
dende: „Kist aangekomen, doch doek man
keert, is uit de lijst gesneden",
Volgens deze korte explicatie is de kist dus
in goeden staat, aangekomen, maar hoewel zij
stevig dichtgeschroefd was, zou zij onderweg
opengebroken en weer dichtgemaakt zijn.
Op het oogenblik is men nog niet in het
bezit van nadere aanduidingen, en men is
deze wachtende van de firma Godefroy Phi
lipps, die onmiddellijk de noodige stappen tot
een onderzoek heeft gedaan.
De schilderij wordt op een waarde geschat
van 5 millioen francs.
Nader wordt uit Londen gemeld, dat de
autoriteiten van Scotland Yard verklaard heb
ben, zekerheid te bezitten, omtrent het feit,
dat de schilderij niet is gestolen na haar aan
komst in de dokken van Londen. Zij houden
het voor waarschijnlijk, dat de diefstal te
Brussel, waar de schilderij is ingepakt gewor
den, heeft plaats gehad.
ONDERSCHEIDING
Bij Kon. besluit is de zilveren eere-medaille.
verhonden aan de Orde van Oranje-Nassau, toe
gekend aan L. Slinger, bode-concierge ten
gemeentehuize te Waddinxveen;
Mevrouw Elizabeth AndriesseSpanjaard,
echtgenoote van den te Brussel wonenden be
kenden Nederlandschen philantroop, den heer
Hugo Andriesse, is door Z. M. den Koning der
Belgen vereerd met het ridderkruis van de
Orde van Leopold II.
INTERN. TENTOONSTELLING BANKET
BAKKERIJ-KOKERIJ ENZ,
Van 30 April tot 8 Mei a.s. wordt in het
Jaarbeursgebouw te Utrecht de international
tentoonstelling van banketbakkerij, kokerij,
aanverwante vakken, de U. B. I. A., gehouden.
07 B!
2* A?» tt'vr*
1 JLW
HET NIEUWE JAARBEURSGEBOUW te Utrecht nadert zijn voltooiing.
VRIJ NAAR HET ENGELSCH
van
F. FARGUS.
21)
Mr. Vaughan! Hier! In Siberië.' zei hij,
als vertrouwde hij zijn eigen zinnen niet.
Ik ben uit Engeland gekomen om u te
•preken. Dit is de gevangene, dien Ik zoek,
aal ik dan tot den officier, die naast mij stond,
4a de schadelijke atmosfeer tot op zekere hoogte
dragelijk maakte door geweldig aan zijn sigaret
te trekken.
Ik ben blij, dat u hem gevonden hebt, zei
hij beleefd. Hoe eerder we nu hieruit komen,
des te beter. De lucht ls ongezond hier.
Ongezond! Ze was besmettelijk! Ik was ten
uiterste v r baasd, toen ik den mlnzamen kapi
tein naast mij zag, hoe Iemand daar kalm te
midden van zijn medeschepselen kon staan, en
zulke ellende onbewogen aanzien, Ja, nog den
ken kon, dat hij slechts zijn plicht deed. Mis
schien deed hij dat. En misschien konden
de gevangenen geen enkele aanspraak op sym
pathie laten gelden. Maar hoe verhard moest
men wel zijn, om dat tooneel bedaard te kunnen
aanzien!
Kan ik hem spreken hem alléén spre
ken? vroeg ik(|
Zeker. Daar hebt. u immers permissie voor.
Ik ben een soldaat. In.dit opzicht bent u mijn
Mag ik hem naar de herberg brengen?
Ik denk het niet. Maar ik zal hier een
kamer voor u zoeken. Wees zoo goed, mij te
volgen. Oef, dat is eern opluchting!
Wij waren nu uit het vertrek, en weer in de
frissche lucht. De kapitein bracht mij in een
soort kantoor, dat er vuil uitzag, en tamelijk
armoedig gemeubeld was, maar dat een paradijs
was, vergeleken bij de plaats, waar we zoo
juist geweest waren..
Wacht u hier, verzocht de kapitein. Ik
zal den gevangene bij u sturen.
Terwijl hij zich omwendde, om heen te gaan,
dacht ik aan het ellendig vervallen voorkomen
van Coneri, zooals lk hem daar juist gezien
had. Al was hij misschien de grootste schuTk
van de wereld, ik kon het toch niet over mij
verkrijgen, om niet wat voor hem te doen.
Mag ik hem eten en drinken geven? vroeg
ik.
De kapitein haalde zijn schouders op, en
lachte goedig.
Hij hoeft geen honger te hebben. Hij krijgt
de rantsoenen, die naar da regeering zegt, vol
doende zijn. Maar het is mogelijk, dat u zelf
honger en dorst hebt. Ik zie niet in, hoe ik u
kan beletten, om eten en drinken te laten ko
men voor u zelf natuurlijk.
Ik dankte hem. en liet terstond den besten
wijn en het beste vleeseh komen, dat er te
krijgen was. Weldra stond er hi flesch cham
pagne. en een goede hoeveelheid koud vleeseh
en wittebrood op de ruwe houten tafel. Nau
welijks was een en ander gereed, of een soldaat
bracht den gevangene binnen.
Ik zette een stoel voor Coneri heer, en hij
zonk er uitgeput in neer. Ik hoorde het ge
rinkel van de ketenen aan zijn voeten. De sol
daat, die zonder twijfel zijn bevelen had ge
kregen, salueerde, en Het ons alleen.
Coneri was «enigszins van zijn verbazing
bakomen, én toen hij mij aanzag, bemerkte ik
een uitdrukking van hoop op zijn gelaat. On
getwijfeld greep hij als het ware den stroo-
hdlm verhoopte hij iets van mijn onverwachte
verschijning, dat het hem mogelijk kon helpen,
om zijn vrijheid te herwinnen. Wellicht, dat dit
hem deed wachten, tot ik zou spreken.
Ik heb een verre reis gemaakt, om u te
spreken, Dr. Coneri, begon ik.
Als de reis voor u ver geweest is, wat
moet ze voor mij dan wel niet geweest zijn? U
kunit tenminste teruggaan, wanneer u wilt,
naar vrijheid en geluk.
Hij sprak op den kalmen toon der wanhoop.
Ik had niet kunnen beletten, dat mijn woor
den koud en streng klonken. Als mijn komst
eenige hoop hij hem had opgewekt, dan had
mijn wijze van optreden die nu teleurgesteld.
Hij begreep, dat ik de reis niet om zijnentwil
gemaakt had.
Of ik kan teruggaan naar geluk, dat
hangt af van wat u mij te zeggen hebt. U kunt
u wel voorstellen, dat het niet een zaak van
weinig belang is, die mij uit Engeland hier
brengt, om een paar minuten met u te spreken.
Hij zag mij nieuwsgierig aan, maar zonder een
zweem van achterdocht. Ik kon hem geen
kwaad meer doen. Voor hem bestond de wereld
om zoo te zeggen niét meer. Al beschuldigde ik
hem van vijftig moorden, en al leverde ik hem
alle bewijzen, dan zou zijn lot er niet erger om
worden. Hij was weggevaagd, van het tooneel.
Niets kon voor hem nu nog verschil maken,
behalve wat meer of minder lichamelijk gemak.
Ik huiverde bij de gedachte, was zijn vonnis
beteekende, en ondanks mijzelf kreeg ik mede
lijden met 'hem.
Ik heb veel belangrijke dingen met u te
bespreken, zeide ik; maar laat ik u eerst
wat te eten en te drinken geven.
Dank n, zei hij bijna onderdanig. U
zou nauwelijks kunnen gelooven, Mr. Vaughan,
dat «en menach In zulk een toestand kan komen
dat hij ziah ternauwernood kan bedwingen
bij het zien van behoorlijk eten en drinken.
Ik kon alles gelooven, na het inwendige van
da ostrog gezien te hebben. Ik schoof hem den
wijn toe, en terwijl hij zich bediende, had ik
den tijd, om hem oplettend gade te slaan. De
doorgestane ellende had een groote verandering
in hem teweeggebracht. Iedere trek van zijn
gelaat was scherper geworden, en zijn geheele
voorkomen vermagerd. Hij zag er minstens tien
jaar ouder uit. Zijn kleeren hingen in flarden
aan zijn lijf. Zijn vosten, in overblijfselen van
wollen stof gehuld, staken hier en daar door
zijn schoenen. Ik had nooit den indruk gekre
gen, dat hij sterk was, en zooais ik hem nu
zag, kwam ik onwillekeurig op de gedachte,
dat onverschillig aan wat voor werk men
hem zou zetten de Russische regeering er
nog niet eens de kosten van zijn armzalig on
derhoud uit kon halen. Doch naar alle waar
schijnlijkheid zou mem hem niet lang behoeven
te onderhonden.
Hij at niet gulzig, maar tamelijk gTetig. Van
den wijn maakte hij een spaarzaam gebruik.
Toen hij geëindigd had, 2ag hij rond, als zocht
hij iets. Ik raadde zijn bedoeling, en reikte
hém mijn sigarenkoker, en lucifers. Hij dankte
mij, en begon met eenige opgewektheid te
rooken.
Een poos lang had Ik niet den moed, den
armen drommel te storen. Als ons gesprek ge
ëindigd was, moest hij terug naar die hal vol
menschelijke wezens. Maw de tijd verstreek,
Buiten de deur kon lk den eentonigen stap van
den schildwacht hooren, en ik wist niet, hoe
veel tijd de beleefde kapitein zijn gevangene
zou toestaan.
Coneri leunde achterover in zijn stoel, met
een- soort van droomerfge uitdrukking op zijn
gelaat, en rookte langzaam en behagelijk, ais
wilde hij het volle genot smaken, dat er uit
eeu goede sigaar te halen la. Ik bood hem nog
wat wijn. Maar hij schudde het hoofd. Dan
wendde hij zich tot mij, en zag mij aan.
- Mr. Vaughan, zeide hü, Juist, het is
Mr. Vaughan. Maar wie en wat. ben ik? Waar
zijn we? In Londen, in Genua, of ergens anders?
Zal ik ontwaken, en tot de ontdekkig komen,
dat ik gedroomd heb van wat ik heb doorge
staan?
Ik vrees, dat het gieen droom is. We zijn
in Siberië.
En u bent niet gekomen, om mij goed
nieuws te brengen? U bent n^eteen der onzen?
een vriend, die met gevaar voor zijn eigen
leven mij in vrijheid tracht te stellen?
Ik schudde het hoofd.
Ik zou alles doen, wat ik kon, om uw lot
aangenamer te maken, maar ik ban gekomen
voor me zelf, om u enkele vragen te stellen,
die u alleen kunt beantwoorden.
Vraagt u dan maar. U hebt ml] voor een
uur verlost uit mijn ellende, en ik ben u dank
baar.
Zult mij naar waarheid antwoorden?
Waarom niet? Ik heb niets te vreezen,
niets te winnen, en niets te hopen. De omstan
digheden kunnen iemand er toe brengen, om
onwaarheden te zeggen. Maar iemand in mijn
toestand heeft dat niet te doen.
De eerste vraag, die ik u te stellen heb,
is: Wie is die man, die zich Macari noemt?
Coneri sprong op. De naam Macari Bcheen
hem weer geheel tot zichzelf te brengen. Hij
zag er niet langer vervallen uit. Zijn stem
klonk wild en scherp.
Een verrader ls hij, een verrader! riep
hij uit. Als (hij er niet geweest was, zou lk
er in geslaagd zijn, om te ontsnappen. O, als
hij maar in uw plaats hier stond! Zwak als
Ik ben, zou ik toch nog de kracht vinden,
om mijn vingers om zijn keel te klemmen, tot
lk zijn vnüen adem uit zijn vervloekte lichaam
had geperst!
Hij liep eenige malen de kamer op en neer,
en balde zijn vuisten.
Wees kalm, Dr. Coneri, zeide ik. Ik
heb niets te maken met zijn politieke plannen
en verraderijen. Ik vraag, wie hij is. Wat is
zijn familie? Heet hij Macari?
Dat is de eenige naam, waaronder ik hem
ooit gekend heb. Zijn vader was een afvallige
Italiaan, die zijn zoon al vroeg naar Engeland
stuurde, uit vrees, d^jl zijn kostbaar leven
eenmaal ten offer zou worden gebracht voor
de vrijheid van -zijn land. Ik leerde hem daar
kennen, toen hij nog jong was, en maakte
hem tot een der onzen. Zijn volmaakte kennis
van uw taal kon pns belangrijke dienstan be
wijzen, en eens vocht hij. werkelijk als een
man. Waarom is hij nii een verrader geworden?
Doch waarom vraagt u naar hem?
Hij is bij mij geweest, en verklaart, dat
hij Pauline's broer is.
De uitdrukking van Coneri's gelaat, toen hij
dat hoorde, was voldoende, om althans de eerste
leugen voorgoed van mij af te zetten. Mijn hart
klopt» onstuimig, toen ik bedacht, dat de
tweede leugen misschien even gemakkelijk
weerlegd kon worden.
Pauline's broer! stamelde hij. Haar
broer! Zij heeft er geen.
Er kwam een pijnlijke trek op zijn gelaat,
terwijl hij dat zei zonder dat ik de reden
daarvan begreep.
Hij zegt, dat hij Anthony March Is, haar
broer, herhaalde ik.
Anthony March! bracht Coneri uit. Die
bestaat niet Waarom zei hij dat? Met welk
doel? ging hij koortsachtig voort
Dat ik samen met hem -een aantal ver
zoekschriften zou indienen, om een gedeelte
van het vermogen terug te krijgen, dat u be
steedt hadt.
Coneri lachte bitter,
(Wordt vervolgd).