m
Waaraan werkt U?
Het morgen toilet
Wat zullen we koken
Wenken en raadgevingen
Voor onze theetafel
CdvlonoQ rammen
Stookt met water
Doorzichtige geoliede lampekappen
n
VRIJDAG 10 JANUARI 1930
n
....en u hespaart 66 procent kolen
Qoedkoope Patronen
JXFh.ViCMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Jf
Niet zoc lans geleden zat ik in den trein tegen
over een _me, die in een Duitsche courant
verdiept was. En ik hield me onledig met het
moeizaam ondersteboven spellen van de vetge
drukte ooschriften. tocals je dat nu eenmaal
pleegt te deen, wanneer je zelf geen lectuur bij
Je hebt. Tot ik op 'n gegeven oogenblik, na lang
zaam ontcijferen, eerst wat bevreemd, toen met
een schok van volledig contact, de vraag in me
opnam: „Woran arbeiten Sie?" „Waaraan
werkt u?"
t Waren groote, dikke letters, die, ondanks
het schokken van den trein en 't gehaspel van
de lezeres met de ritselende bladen, neg juist
leesbaar bleven. Wat de tel^t daaronder betref'
die de oplossing kon geven van het raadsel van
die ongewone en verwonderlijke vraag ik
hoefde rne geen illusies te maken, dat ik daarvan
ook maar één letter zou kunnen onderscheiden.
Ik kon het niet uitstaan, dat ik er niet meer
van te weten kon komen. Hoe ter wereld kwam
iemand er toe, in 'n krant zoo'n vraag te stel
len, die met haar drie simpele woorden 'n kleine
retraite-meditatie op zichzelf was? In welk ver
band werd die vraag gesteld?
't Toeval had toch een klein beetje medelijden
met me. De dame draaide haar blad binnenste
buiten, hield het wat hooger en steller, en ver
diepte zich in het allerbinnenste 'er van. De
merkwaardige vraag kwam recht tegenover m?
zweven, op de hoogte van mijn oogen, en wat
volgde, werd duidelijk leesbaar.
Het bleek een aardige, origiaeele en inte
ressante rubriek een soort ragout van kort-
gehakte interviews. Allerlei beroemdheden
gevestigd of nog in den dop dichters, pro
zaïsten, tooaeelschrijvers, schilders, beeldhou
wers, componisten, architecten en auteurs van
wetenschappelijke werken werden blijkbaar om
beurten uitgenoodigd. om de vraag, die met
zulke dikke letters bovenaan prijkte, met enkele
zinnetjes te beantwoorden. De korte, fier-be-
scheiden antwoorden onder het stoere opschrift
droegen vaak beroemde namen.
„Ik werk aan twee nieuwe operettes, waarvan
de eene in Leipzig, de andere in Berlijn zal op
gevoerd worden."
„Ik werk aan een groot portret van Gravin
von W., en aan eenige kleinere doeken voor de
tentoonstelling van September."
Ik heb een nieuw boek onderhanden over de
vraag, of het steenen tijdperk der Eskimo's al
of niet tot vóór onze jaartelling teruggaat."
„Ik bereid een reeks lezingen voor over mijn
laatste reis in het Himalaya-gebied."
„Ik werk aan een roman, een bundel schetsen
en een klein tooneelstuk."
„Ik werk aan een.ontwerp voor de prijsvraag
voor een nieuw stadhuis te G."
En zoo ging de lange lijst voort. Ziezoo, dat
wist ik tenminste. De verklaring was er. Ze be
vredigde me in zooverre, dat de onbegrepen
vraag mé niet langer irriteerde, maar toch bleef
die vraag me, onafhankelijk van haar verband,
vervolgen. Ze werd niet aan banden gelegd door
nijn wetenschap, hoe ver haar bedoeling pre
cies ging. Ze bleef tot mij gericht inplaats van
tot de bonte verzameling van Duitsche beroemd
heden.
Waaraan werkt u? Er bestaat, goed be
schouwd, nauwelijks een ernstiger vraag. Ze be-
teekent hetzelfde als: waarvoor leeft u, wat is
uw einddoel, waar streeft ge naar met al uw
krachten? Zeg me, waaraan ge werkt en ik zeg
u, wie gc zijt! 't Is een vraag, die plotseling als
een bliksemstraal door de sleur van onze dage-
."jksche beslommeringen kan schieten, waarvan
de détails ons dikwijls zóó in beslag nemen, dat
we de groote lijn. die door ons streven 'iopt,
niet meer controleeren, dat we ongemerkt uit
den koers raken, omdat we het te druk hebber
voor een tijdigen blik op 't kompas. En zien we j
ons dan opeens voor die vraag gesteld: Waar
aan werken we eigenlijk?" dan moeten we
soms ontdekken, dat in werkelijkheid onze in
geslagen weg een heel anderen kant uitvoert
dan we zelf meenden, of ons hadden wijs ge
maakt een heel anderen kant, dan toen we
ons den laatsten keer rekenschap gaven van
onze levensrichting....
Waaraan werken we? Aan het geluk van de
menschen om ons heen, of aan de bevrediging
van onze eigenliefde? Aan den oogst op onzen
ziele-akker, aan het bebouwen van onzen wijn
gaard óf aan het verzamelen van onnutten
ballast, dien we onverbiddelijk zullen moeten
achterlaten bij 't aanvaarden der groote reis?
Och, we zijn misschien heel nederig, en vin
den zelf, dat we aan heel kleine, poovere dingen
werken. We hebben misschien nooit aan zulke
groote woorden gedacht in ons vredig, weinig
bewogen leventje. Bij de vraag: waaraan werkt
ge? denken we misschien naïef aan de nieuwe
vitrages voor de slaapkamers, om het kussen
voor moeder's verjaardag, aan de tea-cosy, die
een nieuwe voering gaat krijgen We werken
misschien aan een kinderschortje, aan een paar
nieuwe kousen voor onzen schooljongen, aan de
afgescheurde strook van een onderjurk,... Wat
doet 't er toe? Zulk werk is groot en goed, wan
neer we maar de bedoeling hebben, onzen plicht
te vervullen en de onsen zóó te verzorgen, als
onze ruimste voorstelling van moederzorg maar
kan uitdenken.
Misschien is het anders. Misschien doen we
werk, dat werkelijk de aandacht trekt, waarover
de menschen spreken als over heel bijzondere
prestaties de uitingen van een buitengewoon
talent of een zeldzame energie. Misschien den
ken we dadelijk met feilen trots aan dien veel
geprezen arbeid, wanneer de vraag: „waaraan
werkt u?" ons onder de oogen komt. Mis
schienwordt die arbeid uitsluitend gedragen
door dien trots, zonder eenig hooger of edeler
motief. Zulk werk is klein en onbeduidend,
méér dan het andere. Het is beter, nieuwe vi
trages te maken of afgescheurde strooken te
verstellen met een zuivere meening
Er ziju menschen, die geen oogenblik van hun
leven aan iets anders werken dan aan de ge
wichtigste taak, die een Christen kent: de uit
breiding van het Godsrijk, de redding van kost
bare zielen. Dat is ons niet allen gegeven niet
rechtstreeks en uitsluitend. En toch moeten wij
allen deze dingen kunnen opnoemen, wanneer ons
gevraagd wordt: „Waaraan werkt u?" en we
moeten dat antwoord kunnen herhalen, wan
neer bij den overgang van dit leven naar het
andere, die vraag in het oordeel zal klinken.
Het is niet moeilijk. Niet iedereen kan in de
eerste gelederen strijden. Een bewuste intentie,
een kleine gedachte is genoeg en het nede
rigste werk voor de instandhouding van het ge
zin, voor het winnen van ons eigen levenson
derhoud, wordt, inplaats van klein, armzalig
doel, middel tot het bereiken van iets veel hoo-
gers en wijders, wordt een welgeordend onder
deel in het groote, rijke werk Gods.
Waaraan werkt u? Mochten we het antwoord
altijd kunnen geven met opgeheven hoofd! Ik
werk niet aan twee nieuwe operettes of een
levensgroot portret, dat mij op slag beroemd
moet maken maar aan het eeuwig geluk van
mijzelf en anderen! Ik beitel Gods beeld in mij
zelf uit tot altijd zuiverder gelijkenis, ik compo
neer nieuwe lof- en dankgezangen in mijn eigen
hart, ik ontwerp plannen, om de vele woningen
in het huis des Vaders te bevolken met geredde
zielen, en ik bereid het verslag voor van mijn
lange levensreis niet om er een reeks lezin
gen over te houden, maar om er een genadig
oor voor te vinden, wanneer ik ermee verschij
nen moet voor den troon van Onzen Lieven
Heer! MACHTELD.
«minui
Ralkenbri]
Zoo nu en dan kook ik 'n flink stuk mager
spek voor bij de boterham. Dat is zuiver spul
en heel wat. lekkerder dan wat je zoo meesten
tijds per ons koopt Die van mij worden 't
nooit moe en gezond en voedzaam is 't zeker.
Affijn, daar zou ik het nou niet over heb
ben, maar als ik nou zoo'n stuk spek gekookt
heb, dan wil ik natuurlijk dat vette nat ervan
ook nog gebruiken, dat spreekt. Het is altijd
best voor erwtensoep, maar soms maak ik er
balkenbrij van en vast en zeker altijd als er
zoo'n paar feestdagen zijn, zooals met Kerst
mis bijvoorbeeld en ze vinden 't allemaal even
fijn.
Maak ik nou balkenbrij, dan kook ik met me
spek meteen een varkensoor mee dat ken ik
nog wellis vcordeelig krijgen bij me slager
en als dat goed gaar is, gaat 't door den
vleeschmolen en dan komt 't weer in 't nat en
daar doe ik dan flink wat kruiden bij, want
't kan heel wat verdragen. Voor de zoutigheid
moet je 't natuurlijk proeven, want 't spek is
den eenen keer zouter dan den anderen; dan
'n theelepel peper, 'n nootmuscaat fijn geraspt
en 'n paar theelepeltjes rommelkruid. Verder
heb ik dan nog 'n pond varkensreuzel uitge
smolten om later de balkenbrij mee te bakken
en de kaantjes daarvan gaan Ook in de pan.
Dan beginnen we het boekweitenmeel er door
te roeren. Ik heb er zcowat 'n pond boekwei
tenmeel voor noodig soms 'n beetje meer.
Het nat moet flink koken en dan wordt het
meel er langzaam in gestrooid, terwijl je als
maar roert met 'n stevigen houten lepel. Onze
Mien moet dan helpen, want 't zaakje moet
reuzen stijf worden en zij heeft op 't laatst
allebei der handen noodig om de pan op 't
vuur vast te houden, net zoo goed als ik bel me
handen noodig heb om te roeren. De boel moet
onderhand lekker blijven pruttelen en als 't
nou zoo stijf is, dat er geen meel meer bij kan,
dan is de balkenbrij klaar. Dan doen we alles
in omgespoelde kommen om koud te worden en
als de balkenbrij koud is, wordt-le omgestulpt,
in schijven gesneden en dan in de koekenpan
aan weerskanten mooi bruin gebakken.
Dat wordt dan 'n fijne smulpartij bij de
Zondagsche boterham. Als ik veel balkenbrij
heb, eten we hem ook wellis 's middags oij
stamppot. Dat smaakt ook best. 't Is 'n stevig
kostje en me man zegt: „Dat staat in Je maag".
Nou ken je natuurlijk ook wel balkenbrij
maken, al kook je niet zoo'n stuk spek, maar
dan zou ik toch aanraden om er wat spek in
stukkies gesneden bij te doen, ofwel u laat 't
varkensoor wat royaal afsnijden, dat er ook
nog wat van dep kop bijkomt, 't Wordt dan
vast en zeker 'n tekker happie eten.
ADKIANA KNUIST—POLLEPEL,
In deze koude wintermaanden is een warm
I morgentqilet bijna even onontbeerlijk en min
der kostbaar dan een bontmantel. Immers, wij
wonen niet allemaal in een huis met centrale
verwarming. Het kan op de slaapkamers en in
de gangen Siberisch koud zijn' en als we dan
zoo'n peignoir bij de hand hebben om ever.
aan te schieten, voelen we ons heel wat be-
hagelijker.
Pig. 6030 is van gebloemd mouseline met 'n
geschulpten rand, waaruit langs alle zijden één
smal plissée strookje komt kijken. Natuurlijk
kunnen we hier ook ratiné of fluweel voor ne
men, wat, wanneer we de japon enkel voor den
winter houden, warmer is.
Pig. 5413 kunnen we ons maken van ge-
bioemd velours-chiffon, als we er wat dieper
voor in onze portemonnaie willen tasten. Staat
ons kleedgeld ons zulke luxueuze neigingen niet
toe, dan koopen we een lapje van dat gebloemde
moltonné, waarin ook heel aardige kleuren en
dessins te verkrijgen zijn.
De revers, de ceintuur en de biezen op de
puntvormige zakken zijn van effen stof.
Pig. 5416 is een zeer eenvoudig model om rc
verschillend materiaal in te verwerken. Een
heel lange shawlkraag, de sluiting opzij met
twee knoopen, een groote zak voor sleutelbos en
zakdoekjeen we zijn in een ommezientje
met het naaien van zoo'n négligétje klaar.
POLA
Benoodigd: D. M. C.
torduurkatoen no. 25 of
no. 30.
3ovenstaande mono-
g! ammen, nJ. L. M. G. B.
en R. v. S., zijn op ware
g ootte geteeksnd, zoodat
zc geborduurd kunnen
v. orden op sloopen. Mono
grammen voor sloopen
zijn pl.m. 4 5 c.M. groot,
v or lakens 8 10 c.M.
Het spreekt vanzelf dat ge
bovenstaande ie iters met
een beetje handigheid
k: nt vergrooten voor la
kens, terwijl ge ook, in
dien ge niets aan deze
monogrammen hebt, ze met elkaar kunt com-
b'neeren, tot ge het gewenschte resultaat hebt
verkregen. Van groot belang is het, welke
p.oats ge voor een monogram kiest. Voor
lr :ens zet men het meestal in 't midden," raat
den voet van de letters naar den zoom toe,
zoodat het. wanneer het laken is omgeslagen,
goed te lezen is. Voer sloopen is een grootere
variatie mogelijk, ook al weer in overeenstem
ming met de op het sloop aangebrachte ver
siering. Men kan ze plaatsen in den linkerhoek
van het sloop, in den rechter- of in het mid
den, al naar gelang de versiering dit vereischt
of toelaat. Voor lits-ju-
meaux is het gewenscht,
vooraf met plaatsing re
kening te houden, b.v. niet
beide sloopen links in den
hoek borduren, doch de
eene in den linker-, de
tweede in den rechter
hoek, met den voet van
het monogram naar bin
nen toe. Is het monogram
op het sloop gezet, dan
rijgt ge de letters met een
klein steekje even om,
waarna ge de op de tes-
kening gearceerde gedeel
ten opvult met een rijg-
;teek, goed dicht op ei
kaar, juist in tegengestelde richting als geoor-
duurd moet worden. De enkele lijnen worden
gecordonneerd, terwijl voor het borduren ae rich
ting is aangegeven. Het verdient aanbeveling,
bij het borduren nog een paar draden mee te
werken, zoodat de letter mooi dik wordt. Het
spreekt vanzelf, dat ge de letters ook kunt ge
bruiken voor andere doeleinden, b v. voor een
monogram in een jas. Het is Jan aardiger de
letters verschillend te werken, b.v. de eerste
letter met den stee'steek, en dan op te vullen
met een zandsteek, en de tweede letter dicht
op te vullen en te borduren. D1NY
Is. er wel iets aantrekkelijkers dan een keu
rig gedekte theetafel? Met weinig moeite en
kosten (ideale combinatie), maar met veel fan
tasie is op dit gebied o zoo veel te bereiken.
De theemuts en het kleedje hetwelk ik voor
onze lezeressen ontwierp, zijn buitengewoon
elegant, en geven een apart cachet aan onze
theetafel. Het middenstuk van de theemuts
vertoent de zoo moderne, grillige punten, welke
met wol of etamine, in den kruissteek gewerkt
zijn. Er moeten minstens 4 verschillende tin
ten wol gebruikt worden. Hoe bonter hoe
mooier, mits de kleuren me< goeden smaak
gerangschikt zijn.
Zeer mooi zijn de volgende kleuren: zwart,
rood, geel en lila.
De omtrek van het lapje wordt met zwarte
wol gefestonneerd en op goudkleurig satinet
of zijde gehecht, dat den vorm van de gewone
theemuts heeft. Nu worden de bloemen ge
maakt. Deze bestaan uit 10 bloemblaadjes van
witte zijde. De blaadjes worden dubbel, ietwat
puntig geknipt, aan den linkerkant gestikt,
omgekeerd en gestreken. Dan worden de
bloemblaadjes in den vorm van een bloem op
het bovenste gedeelte van de theemuts gezet
en wordt er van kleine zwarte kraaltjes een
hart in geborduurd. Tusschen de afstanden
van de bloemen rijgt men ook kralen.
Het effect hetwelk hierdoor bereikt wordt is
buitengewoon. Nadat wij de muts gevuld heb
ben hechten wij er een „reuzenstrik" op. Het
kleedje wordt op dezelfde wijze vervaardigd,
alleen doet men beter hiervoor geen zijde, doch
gekleurd linnen te gebruiken daar dit beter
tegen de wasch kan. En in plaats van kralen
borduurt men met zwart perlgaren in den
knoopjessteek. Zeker zullen wij veel bewondering
oogsten, indien op ons eerstvolgend theeuurtje
dit snoezige stelletje onze theetafel versiert.
ETA.
vin il or.M modellen dir genummerd liin boven 4000,
zijn verkrijgbaar aan ..Hel Patronen kantoor". Post
bus no. t. Haarlem. Onberispelijke coupe. Dames-
kieedmz in de tnaten 88. «6. 104 bovenwijdte, i f 0.55.
Kinderkleeding, alleen voor den in de beschrijving
genoemden leefüid a ƒ0.35. Bij elk patroon handlei
ding voor bet knappen co naaien, benevens een ver-
Un™4e palioonschets. .jg--" 1
Franco toezending, direct na ontvangst van bes
ling, met hel verschuldigde bedrag aan postzeg
ingesloten, waarbij vermeld naam en adres, nuinn
van het model en het blad. waarin hzt voorkomt.
bovenwijdte. Men meet deze maal rondom het lichaa
recht onder de arir.cn door, gewoon glad zonder Cl
In den afgeloopen zomer heeft ür. Hohenaus
uit Berlijn, in een bijeenkomst te Londen de
mededeeling gedaan, dat het hem gelukt was
waterstof in onbeperkte hoeveelheden op zeer
goedkoope wijze uit water te verkrijgen en hij
deed de voorspelling, dat inplaats van het te
genwoordige steenkolengas spoedig het water
stofgas algemeen zou worden.
Deze mededeeling wekte groot opzien, want
zij beteekent niets minder dan dat de steenkool
als brandstof door het water verdrongen zal
worden.
We behoeven echter niet op den bouw van
de reusachtige daartoe benoodigde fabrieken te
wachten; er bestaat nu reeds een zeer eenvou
dig en niets kostend middel, om water als
stookmateriaal te gebruiken en daarmee min
stens 66 procent kolen uit te sparen.
Het is een aan iedereen uit de natuurkunde
les op school bekend feit, dat waterdamp, over
gloeiende kolen geleid, wordt gescheiden in
zuurstof en waterstof.
Een zuinige Duitsche huisvrouw heeft zich
die wetenschap ten nutte gemaakt om in Hhar
keuken een eigen waterstof gasfabriek ie in te
richten en vertelt daar nu het een en ander
van, dat wij haar hier, ten gerieve onzer le
zeressen, navertellen.
Als gasfabriek doet haar klein fornuis, met
een plaatgrootte van 75 x 50 c.M. d'enst. Daar
in verstookt zij alle degen 12 tot 15 liter water
NatuurWk kan het water maar niet zonder
meer op het kolenvuur gegoten worden, wan!
dan zou het vuur uitgaan: het wordt, bij kwari
liters tegelijk, vermengd met de asch uit den
aschbak, zcodat die er uitziet als nat zand.
Wordt nu dit mengsel op de gloeiende kolen
in het fornuis gelegd, dan verdampt het water
tusschen de poriën der asch en wordt de water
stof van de zuurstof gescheiden. (Water wordt
in de scheikunde aangeduid door de formule
H 2 O, dat wil zeggen, dat het twee deelen wa
terstof bevat op één deel zuurstof). De water
stof geeft bij de verbranding een mooie blauwe
vlam en de zuurstof verhoogt de hitte natuur
lijk nog aanmerkelijk. In deze groote hitte ver
branden de nog in asch overgebleven cokes
deeltjes, die bij de eerste kolenverbranding nog
door het rooster zijn gevallen, volkomen, ter
wijl de onverbrandbare deelen tot een slak aan
elkaar koeken. Elk kwartier worden twee schep
pen natte asch toegevoegd en elk uur, na ver
wijdering van de slak, een schep kolen ter
grootte van een noot.
Zoo wordt niet alleen de asch van het keu
kenfornuis verbrand, maar ook die uit de ka
chels fn de kamers en eveneens alle keuken
afval, het stof uit den stofzuiger, het roet, dat
bij het schoonmaken uit de kachelpijpen komt,
kortom, alles wat anders In den vuilnisbak
wordt geworpen. In plaats van driemaal per
week den vuilnisbak met al den onsmakelijken
en vaak kwalijk riekenden inhoud twee of drie
trappen af te moeten dragen als de vuilniswa
gen voorbij komt, heeft men hoogstens eens
per week den stof- en reukloczen slakken-
emmer naar beneden te brengen.
Als iedereen zóó stookte als deze Duitsche
huisvrouw, dan zou niet alleen ieder voor zich
daar persoonlijk het voordeel van hebben, maar
ook de gemeenschap. Immers, de reusacht'ge
mommen, die door de gemeenten voor de vuil
verbranding of -verwijdering worden uitgege
ven. zouden wat kleiner worden, wanneer iedere
inwoner er toe overging zijn deel van het vuil
zelf te verbranden.
Kostbare installaties zijn er voor deze wijze
van kolen-besparen niet noodig elk gewoon
keukenfornuis kan er voor dienen. Een proef
is dus door ledereen gemakkelijk te nemen.
Waarom, zouden wc het niet doen?
C. R.
GLIMMENDE PLEKKEN
uit gekleurde wollen stoffen kan men verwij
deren met water en ammonia. Men neemt een
teiltje lauw water, vermengd met één lepel
ammonia en zoo mogelijk daarbij een lapje
van de stof waarin de glimmende plekken
voorkomen. Dat lapje wordt in de vloeistof
gedoopt en hiermede worden de glanzende
plekken flink weggewreven. Aan den verkeer
den kant de stof opstrijken, als ze nog voch
tig is.
HET SCHOONHOUDEN VAN SPIEGELGLAS
Gewoon of geslepen spiegelglas moet nim
mer met water behandeld worden. Het water
komt zoo gemakkelijk tusschen het glas en het
hout der spiegels, wat op den duur een slech
ten invloed zou hebben. Daarom wrijve men
spiegels met warme zachte doeken glimmend.
Zijn er vlekken of vliegenvuil op, dan deze
verwijderen met wat brandewijn of brandspi
ritus op een doek.
Ook kan men nemen wat blauwsel, of men
maakt een papje van spiritus en heel fijn ge
malen krijt, doet dit in een dun katoenen of
neteldoeksch lapje en wrijft hiermede de spie
gels schoon. Met een zachten, warmen doek
dan nawrijven.
INKTVLEKKEN
veroorzaakt door zwarte of blauwe inkt, kun
nen uit waschbare wollen of katoenen
weefsels verwijderd worden met citroen
sap, daarna de stof wasschen in een lauw
sopje van ammoniakzeep. Heeft men een vlek
van paarse inkt, dan helpt citroen niet, doch
't is beter om de vlek te behandelen met ver
warmde absolute alcohol, of warme spiritus
of eau de cologne. Paarse inktvlekken laten
zich echter moeilijk verwijderen, wijl er door
gaans aniline in voorkomt.
We zien tegenwoordig veel de doorzichtige
geoliede lampekappen, soms met de schitte
rendste voorstellingen van oude koopvaardij
schepen en ook met moderne motieven. Som
mige van de lampekappen iijn bestikt, een
rand franje langs den onderkant, doch de
meeste zijn van onderen, boven en langs den
naad met raffia bewerkt.
De lampekappen geven een gezellig en warm
schijnsel en passen uitstekend bij een modern
ouderwetsche meubileering.
Er zijn verschillende vragen binnengekomen
hoe de lampekappen te oliën en aldus
doorzichtig te maken.
Allereerst willen we zeggen, verschillende
lezeressen weten dit misschien nog niet. dat
d-'t papier kant en klaar gekocht kan worden
c-i nog wel in verschillende kleuren, het zoo
genaamde chabloneerpapier. De prijs is niet
hoog en behalve in vellen, kunnen we het pa
pier per meter koopen. In 't wit (geel) kost dit
slechts 50 cent per meter.
Zijn er echter ondor onze lezeressen, die
toch nog liever het papier zelf transparant
maken ,öan volgen hier eenige wenken:
We nemen stevig geel-crême teekenpapier
met glad oppervlak en besmeren of tamponnee-
ren het met 1 deel terpentijn en drie deelen
olie.
Bij het smeren zullen groote plekken ont
staan ,doch bij het tamponneeren, met een
stevig chablonpeerkwastje, krijgen we kleine
gelijkmatiger plekjes.
Geheel egaal wordt het nooit, hetgeen ech
ter ook niet het geval is bij het gekochte pa
pier.
Ook kunnen we het papier transparant ma
ken met blanke lak, zeer verdund met ter
pentijn. Dit wordt gelijkmatiger en tevens is
het papier na droging veel gemakkelijker te
snijden dan het geoliede, want het is harder.
Het schilderen van de motieven
Voor het schilderen van motieven op de pa
pieren lampekappen bestaat speciale transpa-
rantverf, in groote verfzaken verkrijgbaar.
Noodig is dit echter niet. Heeft u bijvoorbeeld
nog eenige tubes olieverf, dan kan die verf
zelf transparant gemaakt worden door toevoe
ging van guttegom.
De guttegom moet eerst met wat olie ver
mengd worden, alvorens ze door de verf ge
daan wordt.
De verschillende motieven kunnen we eerst
met zwak potlood opzetten.
Het is aardig de kap dicht te maken en te
omranden met raffia-steken.
Dit is echter niet zoo gemakkelijk, daar er
eerst zuiver ronde gaatjes op gelijken afstand
gestanst moeten worden.
Gewoon met een priem kunnen ze niet ge
maakt worden, daar het papier dan tnj het
werken doorscheurt. We kunnen de kap echter
ook met de naden op elkaar plakken. De. naad
moet zoo smal mogelijk over elkaar gelakt
worden, daar dit anders bij het doorschijnen
leelijk staat. Op de machine kunnen we een
rand zijden franje aanstikken, doch ook kun
nen de kappen van onderen onafgewerkt blij
ven. Bij het omwerken met raffia kan aan den
binnenkant een ijzerdraad omgewerkt worden
voor bevestiging op de lamp en voor stevigte.
Ook staat het aardig, op de lichte kap zwarte
silhouets te schilderen.
Op onze teekening zien we, hoe da ver
schillende modellen geknipt of gesneden wor
den.
Het eene model wordt uit een halven cirkel
gesneden; de stippellijn geeft den halven cirkel
aan. Het tweede model is precies een halve
cirkel. Buigen we het rond en lasschen we hét
te zamen, dan ontstaat het puntige kapje.
Dit kapje kan over elk electrisch lampje
gezet worden, zonder ijzerdraad ANEMOON.