m Waaraan werkt U? Het morgen toilet Wat zullen we koken Wenken en raadgevingen Voor onze theetafel CdvlonoQ rammen Stookt met water Doorzichtige geoliede lampekappen n VRIJDAG 10 JANUARI 1930 n ....en u hespaart 66 procent kolen Qoedkoope Patronen JXFh.ViCMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN Jf Niet zoc lans geleden zat ik in den trein tegen over een _me, die in een Duitsche courant verdiept was. En ik hield me onledig met het moeizaam ondersteboven spellen van de vetge drukte ooschriften. tocals je dat nu eenmaal pleegt te deen, wanneer je zelf geen lectuur bij Je hebt. Tot ik op 'n gegeven oogenblik, na lang zaam ontcijferen, eerst wat bevreemd, toen met een schok van volledig contact, de vraag in me opnam: „Woran arbeiten Sie?" „Waaraan werkt u?" t Waren groote, dikke letters, die, ondanks het schokken van den trein en 't gehaspel van de lezeres met de ritselende bladen, neg juist leesbaar bleven. Wat de tel^t daaronder betref' die de oplossing kon geven van het raadsel van die ongewone en verwonderlijke vraag ik hoefde rne geen illusies te maken, dat ik daarvan ook maar één letter zou kunnen onderscheiden. Ik kon het niet uitstaan, dat ik er niet meer van te weten kon komen. Hoe ter wereld kwam iemand er toe, in 'n krant zoo'n vraag te stel len, die met haar drie simpele woorden 'n kleine retraite-meditatie op zichzelf was? In welk ver band werd die vraag gesteld? 't Toeval had toch een klein beetje medelijden met me. De dame draaide haar blad binnenste buiten, hield het wat hooger en steller, en ver diepte zich in het allerbinnenste 'er van. De merkwaardige vraag kwam recht tegenover m? zweven, op de hoogte van mijn oogen, en wat volgde, werd duidelijk leesbaar. Het bleek een aardige, origiaeele en inte ressante rubriek een soort ragout van kort- gehakte interviews. Allerlei beroemdheden gevestigd of nog in den dop dichters, pro zaïsten, tooaeelschrijvers, schilders, beeldhou wers, componisten, architecten en auteurs van wetenschappelijke werken werden blijkbaar om beurten uitgenoodigd. om de vraag, die met zulke dikke letters bovenaan prijkte, met enkele zinnetjes te beantwoorden. De korte, fier-be- scheiden antwoorden onder het stoere opschrift droegen vaak beroemde namen. „Ik werk aan twee nieuwe operettes, waarvan de eene in Leipzig, de andere in Berlijn zal op gevoerd worden." „Ik werk aan een groot portret van Gravin von W., en aan eenige kleinere doeken voor de tentoonstelling van September." Ik heb een nieuw boek onderhanden over de vraag, of het steenen tijdperk der Eskimo's al of niet tot vóór onze jaartelling teruggaat." „Ik bereid een reeks lezingen voor over mijn laatste reis in het Himalaya-gebied." „Ik werk aan een roman, een bundel schetsen en een klein tooneelstuk." „Ik werk aan een.ontwerp voor de prijsvraag voor een nieuw stadhuis te G." En zoo ging de lange lijst voort. Ziezoo, dat wist ik tenminste. De verklaring was er. Ze be vredigde me in zooverre, dat de onbegrepen vraag mé niet langer irriteerde, maar toch bleef die vraag me, onafhankelijk van haar verband, vervolgen. Ze werd niet aan banden gelegd door nijn wetenschap, hoe ver haar bedoeling pre cies ging. Ze bleef tot mij gericht inplaats van tot de bonte verzameling van Duitsche beroemd heden. Waaraan werkt u? Er bestaat, goed be schouwd, nauwelijks een ernstiger vraag. Ze be- teekent hetzelfde als: waarvoor leeft u, wat is uw einddoel, waar streeft ge naar met al uw krachten? Zeg me, waaraan ge werkt en ik zeg u, wie gc zijt! 't Is een vraag, die plotseling als een bliksemstraal door de sleur van onze dage- ."jksche beslommeringen kan schieten, waarvan de détails ons dikwijls zóó in beslag nemen, dat we de groote lijn. die door ons streven 'iopt, niet meer controleeren, dat we ongemerkt uit den koers raken, omdat we het te druk hebber voor een tijdigen blik op 't kompas. En zien we j ons dan opeens voor die vraag gesteld: Waar aan werken we eigenlijk?" dan moeten we soms ontdekken, dat in werkelijkheid onze in geslagen weg een heel anderen kant uitvoert dan we zelf meenden, of ons hadden wijs ge maakt een heel anderen kant, dan toen we ons den laatsten keer rekenschap gaven van onze levensrichting.... Waaraan werken we? Aan het geluk van de menschen om ons heen, of aan de bevrediging van onze eigenliefde? Aan den oogst op onzen ziele-akker, aan het bebouwen van onzen wijn gaard óf aan het verzamelen van onnutten ballast, dien we onverbiddelijk zullen moeten achterlaten bij 't aanvaarden der groote reis? Och, we zijn misschien heel nederig, en vin den zelf, dat we aan heel kleine, poovere dingen werken. We hebben misschien nooit aan zulke groote woorden gedacht in ons vredig, weinig bewogen leventje. Bij de vraag: waaraan werkt ge? denken we misschien naïef aan de nieuwe vitrages voor de slaapkamers, om het kussen voor moeder's verjaardag, aan de tea-cosy, die een nieuwe voering gaat krijgen We werken misschien aan een kinderschortje, aan een paar nieuwe kousen voor onzen schooljongen, aan de afgescheurde strook van een onderjurk,... Wat doet 't er toe? Zulk werk is groot en goed, wan neer we maar de bedoeling hebben, onzen plicht te vervullen en de onsen zóó te verzorgen, als onze ruimste voorstelling van moederzorg maar kan uitdenken. Misschien is het anders. Misschien doen we werk, dat werkelijk de aandacht trekt, waarover de menschen spreken als over heel bijzondere prestaties de uitingen van een buitengewoon talent of een zeldzame energie. Misschien den ken we dadelijk met feilen trots aan dien veel geprezen arbeid, wanneer de vraag: „waaraan werkt u?" ons onder de oogen komt. Mis schienwordt die arbeid uitsluitend gedragen door dien trots, zonder eenig hooger of edeler motief. Zulk werk is klein en onbeduidend, méér dan het andere. Het is beter, nieuwe vi trages te maken of afgescheurde strooken te verstellen met een zuivere meening Er ziju menschen, die geen oogenblik van hun leven aan iets anders werken dan aan de ge wichtigste taak, die een Christen kent: de uit breiding van het Godsrijk, de redding van kost bare zielen. Dat is ons niet allen gegeven niet rechtstreeks en uitsluitend. En toch moeten wij allen deze dingen kunnen opnoemen, wanneer ons gevraagd wordt: „Waaraan werkt u?" en we moeten dat antwoord kunnen herhalen, wan neer bij den overgang van dit leven naar het andere, die vraag in het oordeel zal klinken. Het is niet moeilijk. Niet iedereen kan in de eerste gelederen strijden. Een bewuste intentie, een kleine gedachte is genoeg en het nede rigste werk voor de instandhouding van het ge zin, voor het winnen van ons eigen levenson derhoud, wordt, inplaats van klein, armzalig doel, middel tot het bereiken van iets veel hoo- gers en wijders, wordt een welgeordend onder deel in het groote, rijke werk Gods. Waaraan werkt u? Mochten we het antwoord altijd kunnen geven met opgeheven hoofd! Ik werk niet aan twee nieuwe operettes of een levensgroot portret, dat mij op slag beroemd moet maken maar aan het eeuwig geluk van mijzelf en anderen! Ik beitel Gods beeld in mij zelf uit tot altijd zuiverder gelijkenis, ik compo neer nieuwe lof- en dankgezangen in mijn eigen hart, ik ontwerp plannen, om de vele woningen in het huis des Vaders te bevolken met geredde zielen, en ik bereid het verslag voor van mijn lange levensreis niet om er een reeks lezin gen over te houden, maar om er een genadig oor voor te vinden, wanneer ik ermee verschij nen moet voor den troon van Onzen Lieven Heer! MACHTELD. «minui Ralkenbri] Zoo nu en dan kook ik 'n flink stuk mager spek voor bij de boterham. Dat is zuiver spul en heel wat. lekkerder dan wat je zoo meesten tijds per ons koopt Die van mij worden 't nooit moe en gezond en voedzaam is 't zeker. Affijn, daar zou ik het nou niet over heb ben, maar als ik nou zoo'n stuk spek gekookt heb, dan wil ik natuurlijk dat vette nat ervan ook nog gebruiken, dat spreekt. Het is altijd best voor erwtensoep, maar soms maak ik er balkenbrij van en vast en zeker altijd als er zoo'n paar feestdagen zijn, zooals met Kerst mis bijvoorbeeld en ze vinden 't allemaal even fijn. Maak ik nou balkenbrij, dan kook ik met me spek meteen een varkensoor mee dat ken ik nog wellis vcordeelig krijgen bij me slager en als dat goed gaar is, gaat 't door den vleeschmolen en dan komt 't weer in 't nat en daar doe ik dan flink wat kruiden bij, want 't kan heel wat verdragen. Voor de zoutigheid moet je 't natuurlijk proeven, want 't spek is den eenen keer zouter dan den anderen; dan 'n theelepel peper, 'n nootmuscaat fijn geraspt en 'n paar theelepeltjes rommelkruid. Verder heb ik dan nog 'n pond varkensreuzel uitge smolten om later de balkenbrij mee te bakken en de kaantjes daarvan gaan Ook in de pan. Dan beginnen we het boekweitenmeel er door te roeren. Ik heb er zcowat 'n pond boekwei tenmeel voor noodig soms 'n beetje meer. Het nat moet flink koken en dan wordt het meel er langzaam in gestrooid, terwijl je als maar roert met 'n stevigen houten lepel. Onze Mien moet dan helpen, want 't zaakje moet reuzen stijf worden en zij heeft op 't laatst allebei der handen noodig om de pan op 't vuur vast te houden, net zoo goed als ik bel me handen noodig heb om te roeren. De boel moet onderhand lekker blijven pruttelen en als 't nou zoo stijf is, dat er geen meel meer bij kan, dan is de balkenbrij klaar. Dan doen we alles in omgespoelde kommen om koud te worden en als de balkenbrij koud is, wordt-le omgestulpt, in schijven gesneden en dan in de koekenpan aan weerskanten mooi bruin gebakken. Dat wordt dan 'n fijne smulpartij bij de Zondagsche boterham. Als ik veel balkenbrij heb, eten we hem ook wellis 's middags oij stamppot. Dat smaakt ook best. 't Is 'n stevig kostje en me man zegt: „Dat staat in Je maag". Nou ken je natuurlijk ook wel balkenbrij maken, al kook je niet zoo'n stuk spek, maar dan zou ik toch aanraden om er wat spek in stukkies gesneden bij te doen, ofwel u laat 't varkensoor wat royaal afsnijden, dat er ook nog wat van dep kop bijkomt, 't Wordt dan vast en zeker 'n tekker happie eten. ADKIANA KNUIST—POLLEPEL, In deze koude wintermaanden is een warm I morgentqilet bijna even onontbeerlijk en min der kostbaar dan een bontmantel. Immers, wij wonen niet allemaal in een huis met centrale verwarming. Het kan op de slaapkamers en in de gangen Siberisch koud zijn' en als we dan zoo'n peignoir bij de hand hebben om ever. aan te schieten, voelen we ons heel wat be- hagelijker. Pig. 6030 is van gebloemd mouseline met 'n geschulpten rand, waaruit langs alle zijden één smal plissée strookje komt kijken. Natuurlijk kunnen we hier ook ratiné of fluweel voor ne men, wat, wanneer we de japon enkel voor den winter houden, warmer is. Pig. 5413 kunnen we ons maken van ge- bioemd velours-chiffon, als we er wat dieper voor in onze portemonnaie willen tasten. Staat ons kleedgeld ons zulke luxueuze neigingen niet toe, dan koopen we een lapje van dat gebloemde moltonné, waarin ook heel aardige kleuren en dessins te verkrijgen zijn. De revers, de ceintuur en de biezen op de puntvormige zakken zijn van effen stof. Pig. 5416 is een zeer eenvoudig model om rc verschillend materiaal in te verwerken. Een heel lange shawlkraag, de sluiting opzij met twee knoopen, een groote zak voor sleutelbos en zakdoekjeen we zijn in een ommezientje met het naaien van zoo'n négligétje klaar. POLA Benoodigd: D. M. C. torduurkatoen no. 25 of no. 30. 3ovenstaande mono- g! ammen, nJ. L. M. G. B. en R. v. S., zijn op ware g ootte geteeksnd, zoodat zc geborduurd kunnen v. orden op sloopen. Mono grammen voor sloopen zijn pl.m. 4 5 c.M. groot, v or lakens 8 10 c.M. Het spreekt vanzelf dat ge bovenstaande ie iters met een beetje handigheid k: nt vergrooten voor la kens, terwijl ge ook, in dien ge niets aan deze monogrammen hebt, ze met elkaar kunt com- b'neeren, tot ge het gewenschte resultaat hebt verkregen. Van groot belang is het, welke p.oats ge voor een monogram kiest. Voor lr :ens zet men het meestal in 't midden," raat den voet van de letters naar den zoom toe, zoodat het. wanneer het laken is omgeslagen, goed te lezen is. Voer sloopen is een grootere variatie mogelijk, ook al weer in overeenstem ming met de op het sloop aangebrachte ver siering. Men kan ze plaatsen in den linkerhoek van het sloop, in den rechter- of in het mid den, al naar gelang de versiering dit vereischt of toelaat. Voor lits-ju- meaux is het gewenscht, vooraf met plaatsing re kening te houden, b.v. niet beide sloopen links in den hoek borduren, doch de eene in den linker-, de tweede in den rechter hoek, met den voet van het monogram naar bin nen toe. Is het monogram op het sloop gezet, dan rijgt ge de letters met een klein steekje even om, waarna ge de op de tes- kening gearceerde gedeel ten opvult met een rijg- ;teek, goed dicht op ei kaar, juist in tegengestelde richting als geoor- duurd moet worden. De enkele lijnen worden gecordonneerd, terwijl voor het borduren ae rich ting is aangegeven. Het verdient aanbeveling, bij het borduren nog een paar draden mee te werken, zoodat de letter mooi dik wordt. Het spreekt vanzelf, dat ge de letters ook kunt ge bruiken voor andere doeleinden, b v. voor een monogram in een jas. Het is Jan aardiger de letters verschillend te werken, b.v. de eerste letter met den stee'steek, en dan op te vullen met een zandsteek, en de tweede letter dicht op te vullen en te borduren. D1NY Is. er wel iets aantrekkelijkers dan een keu rig gedekte theetafel? Met weinig moeite en kosten (ideale combinatie), maar met veel fan tasie is op dit gebied o zoo veel te bereiken. De theemuts en het kleedje hetwelk ik voor onze lezeressen ontwierp, zijn buitengewoon elegant, en geven een apart cachet aan onze theetafel. Het middenstuk van de theemuts vertoent de zoo moderne, grillige punten, welke met wol of etamine, in den kruissteek gewerkt zijn. Er moeten minstens 4 verschillende tin ten wol gebruikt worden. Hoe bonter hoe mooier, mits de kleuren me< goeden smaak gerangschikt zijn. Zeer mooi zijn de volgende kleuren: zwart, rood, geel en lila. De omtrek van het lapje wordt met zwarte wol gefestonneerd en op goudkleurig satinet of zijde gehecht, dat den vorm van de gewone theemuts heeft. Nu worden de bloemen ge maakt. Deze bestaan uit 10 bloemblaadjes van witte zijde. De blaadjes worden dubbel, ietwat puntig geknipt, aan den linkerkant gestikt, omgekeerd en gestreken. Dan worden de bloemblaadjes in den vorm van een bloem op het bovenste gedeelte van de theemuts gezet en wordt er van kleine zwarte kraaltjes een hart in geborduurd. Tusschen de afstanden van de bloemen rijgt men ook kralen. Het effect hetwelk hierdoor bereikt wordt is buitengewoon. Nadat wij de muts gevuld heb ben hechten wij er een „reuzenstrik" op. Het kleedje wordt op dezelfde wijze vervaardigd, alleen doet men beter hiervoor geen zijde, doch gekleurd linnen te gebruiken daar dit beter tegen de wasch kan. En in plaats van kralen borduurt men met zwart perlgaren in den knoopjessteek. Zeker zullen wij veel bewondering oogsten, indien op ons eerstvolgend theeuurtje dit snoezige stelletje onze theetafel versiert. ETA. vin il or.M modellen dir genummerd liin boven 4000, zijn verkrijgbaar aan ..Hel Patronen kantoor". Post bus no. t. Haarlem. Onberispelijke coupe. Dames- kieedmz in de tnaten 88. «6. 104 bovenwijdte, i f 0.55. Kinderkleeding, alleen voor den in de beschrijving genoemden leefüid a ƒ0.35. Bij elk patroon handlei ding voor bet knappen co naaien, benevens een ver- Un™4e palioonschets. .jg--" 1 Franco toezending, direct na ontvangst van bes ling, met hel verschuldigde bedrag aan postzeg ingesloten, waarbij vermeld naam en adres, nuinn van het model en het blad. waarin hzt voorkomt. bovenwijdte. Men meet deze maal rondom het lichaa recht onder de arir.cn door, gewoon glad zonder Cl In den afgeloopen zomer heeft ür. Hohenaus uit Berlijn, in een bijeenkomst te Londen de mededeeling gedaan, dat het hem gelukt was waterstof in onbeperkte hoeveelheden op zeer goedkoope wijze uit water te verkrijgen en hij deed de voorspelling, dat inplaats van het te genwoordige steenkolengas spoedig het water stofgas algemeen zou worden. Deze mededeeling wekte groot opzien, want zij beteekent niets minder dan dat de steenkool als brandstof door het water verdrongen zal worden. We behoeven echter niet op den bouw van de reusachtige daartoe benoodigde fabrieken te wachten; er bestaat nu reeds een zeer eenvou dig en niets kostend middel, om water als stookmateriaal te gebruiken en daarmee min stens 66 procent kolen uit te sparen. Het is een aan iedereen uit de natuurkunde les op school bekend feit, dat waterdamp, over gloeiende kolen geleid, wordt gescheiden in zuurstof en waterstof. Een zuinige Duitsche huisvrouw heeft zich die wetenschap ten nutte gemaakt om in Hhar keuken een eigen waterstof gasfabriek ie in te richten en vertelt daar nu het een en ander van, dat wij haar hier, ten gerieve onzer le zeressen, navertellen. Als gasfabriek doet haar klein fornuis, met een plaatgrootte van 75 x 50 c.M. d'enst. Daar in verstookt zij alle degen 12 tot 15 liter water NatuurWk kan het water maar niet zonder meer op het kolenvuur gegoten worden, wan! dan zou het vuur uitgaan: het wordt, bij kwari liters tegelijk, vermengd met de asch uit den aschbak, zcodat die er uitziet als nat zand. Wordt nu dit mengsel op de gloeiende kolen in het fornuis gelegd, dan verdampt het water tusschen de poriën der asch en wordt de water stof van de zuurstof gescheiden. (Water wordt in de scheikunde aangeduid door de formule H 2 O, dat wil zeggen, dat het twee deelen wa terstof bevat op één deel zuurstof). De water stof geeft bij de verbranding een mooie blauwe vlam en de zuurstof verhoogt de hitte natuur lijk nog aanmerkelijk. In deze groote hitte ver branden de nog in asch overgebleven cokes deeltjes, die bij de eerste kolenverbranding nog door het rooster zijn gevallen, volkomen, ter wijl de onverbrandbare deelen tot een slak aan elkaar koeken. Elk kwartier worden twee schep pen natte asch toegevoegd en elk uur, na ver wijdering van de slak, een schep kolen ter grootte van een noot. Zoo wordt niet alleen de asch van het keu kenfornuis verbrand, maar ook die uit de ka chels fn de kamers en eveneens alle keuken afval, het stof uit den stofzuiger, het roet, dat bij het schoonmaken uit de kachelpijpen komt, kortom, alles wat anders In den vuilnisbak wordt geworpen. In plaats van driemaal per week den vuilnisbak met al den onsmakelijken en vaak kwalijk riekenden inhoud twee of drie trappen af te moeten dragen als de vuilniswa gen voorbij komt, heeft men hoogstens eens per week den stof- en reukloczen slakken- emmer naar beneden te brengen. Als iedereen zóó stookte als deze Duitsche huisvrouw, dan zou niet alleen ieder voor zich daar persoonlijk het voordeel van hebben, maar ook de gemeenschap. Immers, de reusacht'ge mommen, die door de gemeenten voor de vuil verbranding of -verwijdering worden uitgege ven. zouden wat kleiner worden, wanneer iedere inwoner er toe overging zijn deel van het vuil zelf te verbranden. Kostbare installaties zijn er voor deze wijze van kolen-besparen niet noodig elk gewoon keukenfornuis kan er voor dienen. Een proef is dus door ledereen gemakkelijk te nemen. Waarom, zouden wc het niet doen? C. R. GLIMMENDE PLEKKEN uit gekleurde wollen stoffen kan men verwij deren met water en ammonia. Men neemt een teiltje lauw water, vermengd met één lepel ammonia en zoo mogelijk daarbij een lapje van de stof waarin de glimmende plekken voorkomen. Dat lapje wordt in de vloeistof gedoopt en hiermede worden de glanzende plekken flink weggewreven. Aan den verkeer den kant de stof opstrijken, als ze nog voch tig is. HET SCHOONHOUDEN VAN SPIEGELGLAS Gewoon of geslepen spiegelglas moet nim mer met water behandeld worden. Het water komt zoo gemakkelijk tusschen het glas en het hout der spiegels, wat op den duur een slech ten invloed zou hebben. Daarom wrijve men spiegels met warme zachte doeken glimmend. Zijn er vlekken of vliegenvuil op, dan deze verwijderen met wat brandewijn of brandspi ritus op een doek. Ook kan men nemen wat blauwsel, of men maakt een papje van spiritus en heel fijn ge malen krijt, doet dit in een dun katoenen of neteldoeksch lapje en wrijft hiermede de spie gels schoon. Met een zachten, warmen doek dan nawrijven. INKTVLEKKEN veroorzaakt door zwarte of blauwe inkt, kun nen uit waschbare wollen of katoenen weefsels verwijderd worden met citroen sap, daarna de stof wasschen in een lauw sopje van ammoniakzeep. Heeft men een vlek van paarse inkt, dan helpt citroen niet, doch 't is beter om de vlek te behandelen met ver warmde absolute alcohol, of warme spiritus of eau de cologne. Paarse inktvlekken laten zich echter moeilijk verwijderen, wijl er door gaans aniline in voorkomt. We zien tegenwoordig veel de doorzichtige geoliede lampekappen, soms met de schitte rendste voorstellingen van oude koopvaardij schepen en ook met moderne motieven. Som mige van de lampekappen iijn bestikt, een rand franje langs den onderkant, doch de meeste zijn van onderen, boven en langs den naad met raffia bewerkt. De lampekappen geven een gezellig en warm schijnsel en passen uitstekend bij een modern ouderwetsche meubileering. Er zijn verschillende vragen binnengekomen hoe de lampekappen te oliën en aldus doorzichtig te maken. Allereerst willen we zeggen, verschillende lezeressen weten dit misschien nog niet. dat d-'t papier kant en klaar gekocht kan worden c-i nog wel in verschillende kleuren, het zoo genaamde chabloneerpapier. De prijs is niet hoog en behalve in vellen, kunnen we het pa pier per meter koopen. In 't wit (geel) kost dit slechts 50 cent per meter. Zijn er echter ondor onze lezeressen, die toch nog liever het papier zelf transparant maken ,öan volgen hier eenige wenken: We nemen stevig geel-crême teekenpapier met glad oppervlak en besmeren of tamponnee- ren het met 1 deel terpentijn en drie deelen olie. Bij het smeren zullen groote plekken ont staan ,doch bij het tamponneeren, met een stevig chablonpeerkwastje, krijgen we kleine gelijkmatiger plekjes. Geheel egaal wordt het nooit, hetgeen ech ter ook niet het geval is bij het gekochte pa pier. Ook kunnen we het papier transparant ma ken met blanke lak, zeer verdund met ter pentijn. Dit wordt gelijkmatiger en tevens is het papier na droging veel gemakkelijker te snijden dan het geoliede, want het is harder. Het schilderen van de motieven Voor het schilderen van motieven op de pa pieren lampekappen bestaat speciale transpa- rantverf, in groote verfzaken verkrijgbaar. Noodig is dit echter niet. Heeft u bijvoorbeeld nog eenige tubes olieverf, dan kan die verf zelf transparant gemaakt worden door toevoe ging van guttegom. De guttegom moet eerst met wat olie ver mengd worden, alvorens ze door de verf ge daan wordt. De verschillende motieven kunnen we eerst met zwak potlood opzetten. Het is aardig de kap dicht te maken en te omranden met raffia-steken. Dit is echter niet zoo gemakkelijk, daar er eerst zuiver ronde gaatjes op gelijken afstand gestanst moeten worden. Gewoon met een priem kunnen ze niet ge maakt worden, daar het papier dan tnj het werken doorscheurt. We kunnen de kap echter ook met de naden op elkaar plakken. De. naad moet zoo smal mogelijk over elkaar gelakt worden, daar dit anders bij het doorschijnen leelijk staat. Op de machine kunnen we een rand zijden franje aanstikken, doch ook kun nen de kappen van onderen onafgewerkt blij ven. Bij het omwerken met raffia kan aan den binnenkant een ijzerdraad omgewerkt worden voor bevestiging op de lamp en voor stevigte. Ook staat het aardig, op de lichte kap zwarte silhouets te schilderen. Op onze teekening zien we, hoe da ver schillende modellen geknipt of gesneden wor den. Het eene model wordt uit een halven cirkel gesneden; de stippellijn geeft den halven cirkel aan. Het tweede model is precies een halve cirkel. Buigen we het rond en lasschen we hét te zamen, dan ontstaat het puntige kapje. Dit kapje kan over elk electrisch lampje gezet worden, zonder ijzerdraad ANEMOON.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10