ENCYCLIEK VAN ONZEN H. VADER PIUS XI, Over de christelijke opvoeding van de jeugd WOENSDAG 15 JANUARI 1930 TWEEDE BLAD. PAGINA T. door de Goddelijke Voorzienigheid Paus -«Ml». -ntSSjH11» E» 'f - Van dezelfden worden ten voordeele (32). n Wlen zij zijn voortgekomen AAN WIEN BEHOORT DE OPVOEDING? HET MILIEU AAN DE EERBIEDWAARDIGE BROEDERS PATRIARCHEN, PRIMATEN, AARTSBISCHOPPEN, BISSCHOPPEN en ANDERE PLAATSELIJKE i ORDINARII, DIE IN VREDE EN GEMEENSCHAP LEVEN MET DEN APOSTOLISCHEN STOEL Eerbiedwaardige Broeders Heil en Apostolischen Zegen. (Vervolg.) DE STAAT7 Zooals Wij gezien hebben, spruiten uit dezen Toorrang in <je opvoedkundige zending van Kerk ea gezin allergrootste voordeelen voort voor geheel de maatschappij, zoodat er geen kwaad berokkend worden kan aan de ware en eigen lijke rechten van den staat ten opzichte van de opvoeding der burgers, volgens de orde, door G°d vastgesteld. Deze reohten zijn aan den staat medegedeeld door denzelfden Schepper van de natuur, niet °P grond van vaderschap, zooals aan de Kerk 6h aan het gezin, maar op grond van het ge- ïaS' dat den staat toekomt, om het algemeens tijdelijke welzijn te bevorderen, hetgeen juist zijn eigen doel is. Dientengevolge kan de op- voeding niet behooren tot den staat op dezelf de wijze als zij toekomt aan de Kerk en het Kezin, maar op een verschillende wijze, iu over oen stemming met zijn eigen doel. Welnu, dit doel. het gemeenschappelijk wel- ^ün in de tijdelijke orde. bestaat uit den vrede on de zekerheid, welke het gezin en de indivi dueels burgers genieten bij "de uitoefening van hun rechten, en tevens ook uit het grootere geestelijke en stoffelijke welzijn, dat tijdens het tegenwoordige leven mogelijk is, door middel an de eenheid en dë overeenstemming van aller werk. Tweevoudig is derhalve de uit- ®e ening van het burgerlijk gezag, dat bij den fetaat berust: beschermen en bevorderen; niet 'er het gezin en het individu opslorpen, of n e plaats van hen treden. ten opzichte van de opvoeding is het daar- pHrhf recht, of om het beter te zeggen, de van den staat, om door zijn wetten te Cn h6t voornamere recht, - zooals Wij on d» ro? ,Uiteen gezet hebben, van het geziu als hristeüjte opvoeding van het kind, en, recht te eerbiedigen lïfet boven natuurlij ff Van de kerk op deze Christelijke opvoe- waze behoort het lot den staat ™"do recht van het kind te beschermen, ttneer de physieke of moreele steun van de hUders begint te ontbreken, door ondeugd, on geschiktheid. of onwaardigheid. Het recht op opvoeding immers is. zooals Wij boveu ge- egd hebben, niet absoluut, of despotisch, maar afhankelijk van de natuurwet en de Godds- We* eu derhalve ondergeschikt aan het ge- g en de leiding van de Kerk en bovendien de waakzaamheid en de wettelijke "besclier- ug van den staat in de orde van het alge- kom" We'zÜn- Het gezin is voorts niet een vol vet eQ .Maatschappij, die alle middelen, noodig r z^a volmaking, in zich omvat. In zulk een g. a 1 een uitzondering, treedt de staat overi- vui+S n£et de Plaats van het gezin, maar «et ontbrekende aan en voorziet in geschikte middelen, altijd in .overeenstem- bo m6t bet natuurrecht van het kind en het vennatuurlijke reoht van de Kerk. Plicht 18 in 1181 a!gerneen 00k het recht en de Van van den staat om, volgens de nonnen «ed 1H Sezon^ verstand en van het geloof, de JeuA en de g°ds(iienstige opvoeding van de <Heg, beschermen door alle publieke zakeu, Op ^armet3e in strijd zijn, te verwijderen, 'u de eevste plaats behoort het tot den staat, Scheldt het algemeen welzijn, om op ver van de d0 opvoeding en het onderricht zelf d v?d te bevorderen. Vooreerst en van de Re v iuitiatief en de werkzaamheid van pen en het gezin te begunstigen en te steu- scbiedent«TrUe5ltl>aar deze ziJ'n bewijzen de ge arbeid a*»? de ondervinding. Voorts door dien gevoerd of t iTUen daar Waar deze niet door- scholen 'en 2 is' ook d°pr middel Vaf meer dan eeni* lnstellingen. daar.de staat, middelen, die J; ander' beschikken kan over steld uit de nooddruft ^SCllikki"g morden ge- zien, da^aiia^1 oort-s e'sclien en er in voor hebben van U1!fers de noodzakelijke kennis Plichtingen b 6 ursel"lijke en nationale ver- i-Ueele, moreel* 66 zekeren graad van intellec- gehouden m t-6U I)kj*sieke cultuur, die, rekening "tjld. inderdaa i ''9 oms';andigheden van onzen Welzijn. uoodig jzijn voor het algemeen Nochtans is - deze middelen duidelijk, dat de staat bij al en bijzonder de opvoediug in het openbaar ten. van de K !)evoi'cieren de ingeboren rech- °P voed ine- e" Uet gezin °P de Christelijke deelende m0et eerbiedigen, meer nog: de ver- Derhalve ecatvaard'gbeid moet onderhouden monopolie, uurechtmatig en ongeoorloofd elk waardoor opvo®dkua<3is-- school-gebled. Wordt om - physiek moreel gedwongen tegen'de v f-^° Va" deü staat te bezoeken geweteï o, n geD Van h6t Chr'*telijk Fvnt* u k tegep gewettigde voorkeur voor het u1 Dlet te beIetten- dat de staat en voor ^fStUUr Va" d8 opeabare zaken hen. v bandbaving van den vrede in biu- 2akeliikn7rUlten'and' dingen- die zo° n°od- jjajv zuu voor het algemeen welzijn en der- berVfr SI>ecta'e maatregelen en speciale voor de fafgeU vorderen zich de oprichting en do ro ^an voorbehouden van voorbereiden zonp9 °'e!1 voor z'Jn amhtenaren en in het bij na er voor de militie, mits dit toezicht niet zin h te" kwetst van de Kerk en van bet ge in h i',- 'S n'6t 011 noodig deze waarschuwing (in bijzonder te herhalen, daar in onze tijden tiomTi6lk e°n 8Ven overdreven als valsch na- als H 8 evenzeer vijandig jegens den vrede dig a voorspoed verspreid wordt) zoo spoe- 6 rechtvaiirdige grenzen te huiten worden Phv»?n Van de gobruikelijke militaire, of de tan zooals zit genoemd wordt, opvoeding L- de ieugd (en soms ook van de meisjes dv de natuur zel£ van den menschelijken b). Waarhij vaak bovenmatig beslag wordt gelegd op den dag des Heeren, den tijd, die toegewijd moest zijn aan de religieuse plich ten en het heiligdom van het gezinsleven. Wij willen overigens niet berispen wat in overeen stemming is met een goeden geest van disci pline en met een gerechtigden durf bij deze methode, maar alleen iedere overdrijving, zoo als bijvoorbeeld de geest van geweld, die niet verward mag worden met den geest van kracht en met dat edele gevoel van militairen moed bij de verdediging van het vaderland en de publieke orde; zooals ook de overdrijving van het atliletisme, dat tegenover de ware physieke opleiding, ook in den klassieken heidenschen tijd, de degeneratie heteekent en de decadentie. In het algemeen behoort, nipt alleen voor de jeugd, maar voor eiken leeftijd en elke omstan digheid, aan de burgerlijke maatschappij en aan den staat die opvoeding, die de burgerlijke genoemd kan worden en die bestaat in de kunst om openlijk aan de gemeenschappelijke indivi duen zulke onderwerpen van verstandelijke ken nis, van verbeelding en gewaarwording mede te deelen, die den wil brengen tot het eerzame en hem voeren tot een noodzakelijke zedelijk heid, hetzij in het positieve gedeelte, dat zulke onderwerpen medebrengen, of in het negatieve gedeelte, om het tegenovergestelde te verhinde ren (33). Deze burgerlijke opvoeding, even om vattend en veelzijdig op te vatten als geheel bet werk van den staat voor het algemeen wel zijn, moet in overeenstemming zijn met de nór- men van rechtvaardigheid en kan niet in tegen, strijd zijn met de leer van de Kerk, die over deze normen de door God vastgestelde meeste res is. VERHOUDING TUSSCHEN KERK EN STAAT Al hetgene, dat wij tot nü toe hebben gezegd omtrent het werk van den Staat ten opzichte der opvoeding berust op den zeer hechten en on verander! ijken grondslag der Katholieke leer ,,de Civitatum constitutione Christiana", zoo voortreffelijk uiteengezet door Onzen Voor ganger Leo XIII, in het hijzonder in de ency clieken „Immortale Dei" en Sapientiae cris- tianae", en wel als volgt: „God heeft het be stuur van het menschelijk geslacht tusscbep twee machteu verdeeld, namelijk de kerkelijke en de burgerlijke, waarbij de eerste gesteld werd voor de goddelijke zaken en de andere voor de mensckelijke.. Beide zijn verheven, ieder in eigen orde, de eene zoowel als de ander hebben bepaalde grenzen, die haar omvatten, aangegeven door de eigen natuur en door het bijzonder doel van elkf zoodat als een sfeer beschreven kan worden het uitsluitend reoht tot handelen van elk. Maar omdat aan de eene zoowel als aan de andere macht dezelfde on derdanen zijn onderworpen, wijl het kan voorkomen dat dezelfde materie, zij het dan onder verschillend opzicht, tot. de competentie en het oordeel van elk dier machten kan be hooren, moet de Goddelijke Voorzienigheid, van welke beide afkomstig zijn, in goede or dening aan iedere macht haar eigen weg heb ben afgebakend. De machten die bestaan zijn door God gewild" (34) Welnu, de opvoeding der jeugd is juist een dier zaken, welke behooren aan de Kerk en aan den Staat, „hoewel op veraohillende wijze", gelijk wij boven hebben uiteengezet. „Er moet dus gaat Leo XIII voort tusschen beide machten een geordende harmonie zijn: deze overeenstemming wordt niet ten onrechte ver geleken met die waardoor ziel en lichaam van den menseh aan elkaar zijn verbonden. Hoe danig en hoe groot deze overeenstemming moet zijn, kan men niet beter beoordeelen dan door te overdenken, zooals wij reeds zeiden, de na tuur van elk dier machten, daarbij in bet oog houdend de uitnemendheid en den adel van het doel; daar van de eene gevraagd wordt eigenlijk en onmiddellijk te zorgen voor het nuttige der vergankelijke zaken, aan de ander integendeel te zorgen voor de kemelsche en eeuwige goederen. Alles nu wat er in de men- schelijke zaken op een of andere manier hei ligs voorkomt, alles wat betrekking heeft op het heil der zielen en op den dienst van God, zij 't uit eigen natuur of omreden vau het doel, waarnaar het streeft, dit alles is onderworpen aan de macht en de voorschriften der Kerk, het overige, dat in de burgerlijke en politieke orde ning overblijft, is rechtmatig afhankelijk van het burgerlijk gezag, waar Jesus Ohristus zelf heeft bevolen aan den keizer te geven wat des keizers is en aan God wat Gode toekomt" (35). Hij, die "weigert deze beginselen te aanvaar den en ze op de opvoeding toe te passen, komt noodwendig tot de ontkenning dat Christus Zijn Kerk heeft gesticht tot ecuwig heil der menschep, en tot de bewering, dat de burger lijke maatschappij eii de Staat niet zijn onder worpen aan God en aan Zijn natuurlijke en goddelijke wet. Dit nu is klaarblijkelijk godde loos, strijdig met het gezond verstand en bij zonderlijk ten opzichte der opvoeding, uiterst gevaarlijk voor de juiste vorming der jeugd en voorzeker noodlottig voor de burgerlijke maatschappij zelf en het ware welzijn van de menschelijke samenleving. En daartegenover staat, dat juist de toepassing dezer beginselen ten zeerste helpt bij de vorming der burgers. Dit wordt overvloedig bewezen door de feiten in den loop der eeuwen. Zooals door Tertul- lianus voor de eerste tijden van het Christen dom iu zijn Apologie, zooals door Sint Augus- tinus voor zijn tijd, alle tegenstanders der Katholieke Kerk konden worden gelogenstraft, zoo kunnen ook wij, in onzen tijd, met hen hei halen: „Welnu, zij die beweren dat de leer van Christus vijandig is aan den Staat, mogen ons zulk een legbr geven, zooals de leer van Christus onderricht dat de soldaten moeten zijn, mogen ons geven zulke onderdanen, echt- genooten, ouders, zoons, patroons,1 dienaren, koningen, rechters, ten slotte ook betalers en nalevers van de belastingwetten, zooals de Ciiristeljjke leer 'voorschrijft te zijn, en dan mogen zij die leer schadelijk voor den Staat noemen. Of liever zij zullen geen oogenblik, aarzelen waar men haar waarneemt, 't groote heil voor den Staat te verkondigen" (36). Eu als wij het over de opvoeding hebben, is het pasdend op te merken, hoe deze Katholieke waarheid, door de feiten van meer nabije tijden, in het tijdvak van de Renaissance, goed heeft weergegeven een kerkelijk schrijver die zich grootelijks verdienstelijk heeft gemaakt voor de christelijke opvoeding, de zeer vrome en geleerde kardinaal Silvio Antiano, leerling van den bewonderenswaardigen opvoeder die St. Filippus Neri was, alsmede uitstekend op de hoogte met en schrijver van de Latijnsche brieven van den H. Carolus Borromeus, op wiens aandrang en onder wiens inspiratie hij het gulden tractaat „Over de christelijke op voeding der kinderen" schreef, waarover hij aldus redeneert: NOODZAKELIJKHEID EN VOORDEELEN VAN DE SAMENWERKING „Hoe meer de tijdelijke macht zich verstaat met de geestelijke, en hoe meer zij haar be gunstigt en bevordert, des te meer draagt zij bij tot het behoud van den staat. Eveneens, zoolang het kerkelijk bestuur zorg draagt voor de vormiug van een goed christen met het geestelijk gezag en de geestelijke middelen vol gens zijn doelstelling, zorgt het gelijktijdig als een noodzakelijk gevolg voor de vormiug van een goed burger, zooals die moet zijn onder het burgerlijk bestuur. Dit nu is het geval, omdat iu de Heilige Roonisch-Katholieke Kerk volstrekt hetzelfde is de goede burger en de rechtschapen menscli. Ernstig is dan ook de dwaling van degenen, die zoozeer verbonden zakeu van elkander afscheiden en die denken goede burgers te kunnen hebben met andere richtlijnen en langs andere wegen dan die, welke er toe bijdragen om een goed christen te vormen. En nu zegge en redAeere het mensche- lijke verstand zooveel het wil, het is onmogelijk dat al hetgeen strijdig is met en afvoert van den eeuwigen vrede en van het eeuwig geluk, den waren tijdelijken vrede en de tijdelijke rust te voorschijn zou roepen. 37). Zooals de staat hebben ook de wetenschap, de wetenschappelijke methode, het wetenschappe lijk onderzoek niets te vreezen van den vollen en volmaakten opvoedenden plicht van de Kerk. De Katholieke inrichtingen, tot welke klasse van onderwijs en wetenschap zij mogen be hooren, hebben geen verdediging noodig. De gunst waarin zij zich verheugen, de lof prijzingen welke zij inoogsten, den weten- schappelijken arbeid welken zij voortbrengen en uitgeven en boven dat alles de per sonen volledig en uitstekend voorbereid, welke zij geven aan de magistratuur, aan de vrije be roepen, aan het onderwijs, aan het leven in al wat het omvat, getuigen meer dan voldoende te haren gunste. 38) Overigens, deze feiten zijn slechts een schitte rende bevestiging van de Katholieke leer, om- I schreven in het Vaticaansch Concilie: „Het ge loof en de wetenschap kunnen niet alleen elkander niet tegenspreken, maar zij verleenen elkander wederkeerig hulp, omdat de juiste rede aantoont de grondslagen van het geloof en met haar helder schijnend^icht de kennis der goddelijke dingen bevordert, terwijl het geloof de rede bevrijdt van en beschermt tegen dwalin gen en haar verrijkt met veelzijdige kennis. Van daar dat het verre is van de Kej"k zich te ver zetten tegen de beoefening der kunsten en mensclielijke wetenschappen, welke zij juist op velerlei wijze helpt en bevordert. Vandaar ook' dat zij nóch ontkent nóch geringschat de voor deelen, welke zij voor het leven der menschheid opleveren; zij herhaalt integendeel, dat zij als komende van God, den Heer der wetenschap pen, indien zij juist worden beoefend, met Gods genade tot Hem leiden. En geenszins verbiedt zij, dat deze wetenschappen, elk volgens haar beteeke»is, gebruik maken van haar eigen wetten en haar eigen methode; maar met er kenning van deze rechtmatige vrijheid, waakt zij er ijverig voor, dat zij, zich misschien ver zettende tegen de goddelijke leer, niet in dwalingen vervallen, ofwel haar eigen grenzen verlatend, zich begeven op het terrein des ge- loofs en dit in verwarring brengen. 39). Deze norm voor de rechtmatige wetenschappe lijke vrijheid is tegelijk de onschendbare norm voor de rechtmatige, goed verstane leerstel lige vrijheid of vrijheid "van onderwijs: en zij moet in acht genomen worden bij elke toe passing van het onderwijs en zulks met te ernstiger plicht van rechtvaardigheid bij het onderricht der jeugd, zoowel omdat in deze zaak geen leermeester, hetzij openbaar of particulier, eenig absoluut recht tot opvoeden heeft, doch slechts een hem verleend recht, als omdat ieder christen kind of jongeling een strikt recht heeft op onderwijs gelijkvormig aan de leer der Kerk, steunpilaar en funda ment der waarheid, en hem zwaar onrecht zou aandoen alwie zijn geloof zou vertroebelen, door misbruik te maken van het vertrouwen der jongelingen in hun leeraren en van hun natuurlijk gemis aan ondervinding en hun onge ordende neiging naar een volstrekte, hersen schimmige, valsche vrijheid. HET SUBJECT VAN I)E OPVOEDING Voorwaar, nooit mag uit het oog worden verloren, dat subject Van de christelijke op voeding is de geheele mensck, de ziel ver- eenigd met het lichaam in een eenheid van natuur, met al zijn natuurlijke e*i bovennatuur lijke vermogens, zooals de juiste rede' en de Openbaring hem doen kennen; bijgevolg de menscli vervallen van zijn oorsproukelijken staat, maar door Christus verlost en hersteld in den bovennatuurlijken staat van aangenomen kind van God, hoewel niet in de buitennatuur lijke voorrechten van de onsterflijkheid des lichaams en in de ongeschondenheid ojjiet even wicht van zijn neigingen. Vandaar dat in de menschelijke natuur blijven de gevolgen van de erfzonde, bijzonderlijk de verzwakking van den wil en de ongeregelde neigingen. „De dwaasheid is vastgebonden aan liet hart van het kind en de tuchtroede zal ze ver drijven". 40) Derhalve moeten de ongeregelde neigingen verbeterd worden, en moeten de goede worden aangemoedigd en geregeld, vanaf de eerste jeugd en bovendien moet liet verstand worden verlicht en de wil versterkt met de bovennatuurlijke waarheid en de middelen der genade, zonder welke het de slechtejieigingen niet kan beheerschen, noch in de Kerk, vol komen en volledig toegerust door Christus èn met de Goddelijke leer èn met de Sacramenten, werkdadige middelen der genade, de nood zakelijke opvoedende volmaaktheid kan wor den bereikt. VALSCHHEID VAN HET OPVOEDKUNDIG NATURALISME Valsch is derhalve ieder opvoedkundig naturalisme, dat op welke wijze dan ook, de bovennatuurlijke Christelijke vorming van de jeugd in bet onderwijs uitsluit, of tot een minimum reduceert; en verkéerd is elke methode van opvoeding, welke gebaseerd is, geheel of ten deele, op de loochening of op de kleineering der erfzonde en van de genade, en vandaar alleen op de krachten der mensche lijke natuur. Aldus zijn over het algemeen dezulke hedendaagsche systemen van verschil lenden naam, die zich beroepen op een voor gewende zelfstandigheid en onbegrensde vrij heid van het kind en die het gezag en het werk van den opvoeder verkleinen, of zelfs uitslui ten, aan het kind eenzijdig den voorrang in initiatief en een activiteit onafhankelijk van eenige hoogere, natuurlijke en Goddelijke wet in het werk van zijn opvoeding toekennend. Als met enkele van die uitdrukkingen, zij het ook onrechtstreeks, de noodzakelijkheid werd aangetoond van de actieve, allengs steeds meer bewuste medewerking van den leerling aan zijn opvoeding; ^ndien men hieronder ver stond, dat het despotisme en het geweld uit de opvoeding moeten worden verwijderd (wat overi gens niet de juiste wijze vgji straffen is), zou men de waarheid zeggen, maar volstrekt niets nieuws, dat reeds niet» in de kerk is onder wezen en verwezenlijkt in de practische tradi- tioneele Christelijke opvoeding, overeenkomstig de wijze, door God zelf betracht ten opzichte van de schepselen, die Hij tot actieve samen werking roept, volgens ieders eigen natuur, daar Zijne wijsheid zich uitstrekt in macht van het eene uiteinde tot het andere en alles in goedheid bestuurt (41). Maar helaas wordt uit de voor de hand lig gende beteeken is van de waarden en uit het feit zelf door niet weinigen verstaan, dat de opvoe ding aan iedere afhankelijkheid van de godde lijke wet moet worden onttrokken. Vandaar dat we in onze dagen het, werkelijk tamelijk vreemd geval, beleven van opvoeders en wijsgeeren, die zich afmatten met het zoeken naar een alge- meene moreele opvoedingscodex, alsof noch de Tien Geboden bestonden, noch de Evangelische wet en zelfs niet de natuurwet, door God in het liart van den mensch gegrift, door het gezond verstand gepromulgeerd, en niet positieve open baring door God in de Tien Geboden gecodi ficeerd. En eveneens plegen dergelijke, vernieu wers als uit verachting de Christelijke opvoe ding „heteronoom", „passief", „den tijd te ho ven' 'te noemen, omdat zij bewust op het God delijk gezag en op Zijn heilige wet. Degenen bedriegen zich jammerlijk in hun pretentie het kind, zooals zij zeggen, te bevrij- deu, terwijl zij het veeleer slaaf maken van zijn blinden hoogmoed en van zijn ongeregelde hartstochten, daar deze, als logisch gevolg van die valsche systemen, gerechtvaardigd heeten als wettige eischen van de zoogenaamde auto nome natuur. Maar er is nog erger, in de even valsche, oneerbiedige en gevaarlijke als ijdele pretentie de zaken van bovennatuurlijke orde betreffende de opvoeding te willen onderwerpen aan onderzoek, proefneming en beoordeeling van natuurlijke orde, zooals bijvoorbeeld de roeping tot het priesterschap pf tot den kloosterlijken staat, en in het algemeen de verborgen werking der genade, welke, hoewel ze de natuurlijke krachten opvoert, ze niettemin oneindig over treft, en op geenerlei wijze ondergeschikt kan zijn aan de natuurwetten, omdat „De geest waait waar hij wil". 42). DE SEXUEELE OPVOEDING Hoogst gevaarlijk is voorts dat naturalisme, dat in onze dagen, het terrein der opvoeding binnendringt op het zoo delicate gebied als de reinheid der zeden is. Tamelijk verbreid is de dwaling dergenen die, met gevaarlijke pre tentie en met stellige woorden, een zoogenaam de sexueele opvoeding voorstaan, valschelijk voorgewend de jongelingen te kunnen beschut ten tegen de gevaren der zinnelijkheid met louter natuurlijke middelen, als een vermetele inwijding en een preventieve inlichting voor allen zonder onderscheid, en zulks in het open baar, eu erger nog, door ze somtijds aan de gelegenheden bloot te stellen, om er aan te ge wennen, zooals ze zeggen en om als het ware de ziel tegen die gevaren te harden. Ernstig dwalen dezulken door niet te willen erkennen de oorspronkelijke zwakheid der menschelijke natuur, noch de wet waarvan de \postel spreekt, welke strijdt tegen de wet van den geest 43) en door tevens te miskennen de ondervinding der feiten, waaruit blijkt, bij zonderlijk bij jongens, dat de fouten tegen de goede zedeu niet zoozeer het gevolg zijn vin intellectueele onkunde dan voornamelijk van zwakheid van wil, blootgesteld aan de gelegen heden en niet ondersteund door de middelen der genade. Indien op dit zeer delicate gebied, met Inacht-' neming van alle omstandigheden, eenige indivi- dueele inlichting noodzakelijk wordt, te rechter tijd, dan worde ze gegeven door hen die van God zending tot opvoeding en genade van staat hebben, eu zijn in acht te nemen alle voor zorgen, bekend in de traditie der christelijke opvoeding, voldoende weergegeven in den reeds genoemden Antoniano, waar hij zegt: Onze ellende en onze geneigdheid tot de zonde is van dien aard en zóó groot, dat dik werf juist in die dingen, welke als hulpmiddel tegen de zonden genoemd worden, een aanlei ding en aansporing tot de zonde zelf gezocht wordt. Daarom is het van het allerhoogste be lang, dat een goed vader, wanneer hij met zijn kind over zulk een precaire kwestie spreekt, wel gewaarschuwd zij en niet afdale in bijzon derheden en verschillende soorten van zonden, waarmee de lielsche adder zoo'n groot gedeelte der wereld vergiftigt, opdat het niet gebeure dat hij, in plaats van dit vuur te blusschen, het onbedariit in het onschuldige en teeder kin derhart aanwakkere of ontsteke. In het alge meen gesproken, zal het, zoolang de jeugdja ren nog niet geëindigd zijn, voldoende zijn die hulpmiddelen aan te wenden, die door hun reclitstreeksche uitwerking de deugd ven kuischheid bijbrengen en den toegang tot de ondeugd afsluiten." 44) CUEDUCATIE Even valsch en verderfelijk voor de Christe lijke opvoeding is de zoogenaamde „coëduca tie"-methode, daar ook deze in hoofdzaak op het naturalisme, dat de erfzonde loochent, is gegrond. Vaak ook leidt deze methode voor haar verdedigers tot een betreurenswaardige verwarring van ideeën, zoodat de wettige men schelijke samenleving met nivelleerende pro miscuïteit en gelijkheid verwisseld wordt. De Schepper heeft de volmaakte samenleving van heide geslachten bevolen en voorgeschreven, doch alleen in de- eenheid van het huwelijk, terwijl de beide partijen gradueel onderschei den blijven in het huisgezin en in den staat. Bovendien is er in de natuur zelfs, die man en vrouw verschillend maakte in organisme, in neigingen en aanleg, geen enkele bewijsgrond dat er promiscuïteit kan of moet zijn en nog veel minder gelijkheid van vorming van heide geslachten. Overeenkomstig het bewonderens waardig plan van den Schepper, zijn zij be stemd, om elkaar wederkeerig in huisgezin en staat aan te vullen, juist om hun verschil, dat ook in de opvoeding moet worden gehandhaafd en bevorderd, met het nbodlge onderscheid en een daaraan beantwoordende afscheiding, over eenkomstig de verschillende leeftijden en om standigheden. Deze verschillen moeten te gele gen er tijd en ter plaatse toegepast worden overeenkomstig de norman der Christelijke voorzichtigheid, op alle scholen, en hijzonder in de meest delicate' en bevissende periode der vorming als hoedanig die der jongelingsjaren beschouwd moet worden; en bij gymnastiek- en sportöefeningen, met bijzondere inachtneming van de Christelijke bescheidenheid hij de vrou welijke jeugd, voor welke iedere openbare ver tooning zeer ongepast is. Indachtig de ontzagwekkende woorden van den Goddelijken Meester: „Wee de wereld, we gens de ergernis" 45) sporen wij U, Eerbied waardige Broeders, met vuur aan, zorgzaam en waakzaam te zijn bij deze allerverderfelijkste dwalingen, die zich maar in al te breeden kring verbreiden onder het Christenvolk, tot ontzaglijk nadeel der jeugd. HET CHRISTELIJK HUISGEZIN Om een volmaakte opvoeding te verkrijgen is het van het allerhoogste belang er voor te waken, dat het complex van omstandigheden, dat het op te voeden kind gedurende zijn vor mingsperiode omringt, welk complex gewoon lijk „milieu" genoemd wordt, geheel aan het gestelde doel beantwoorde. Het allereerste natuurlijk en noodzakelijk milieu der opvoeding is het huisgezin, door den Schepper speciaal voor dit doel bestemd. Vandaar is als regel die opvoeding het kracht dadigst en het duurzaamst, die in het wel ge ordend en gedisciplineerd huisgezin wordt ge noten, des te werkdadiger, naarmate er klaar der en bestendiger het goede voorbeeld der ouders vooral en der audere huisgenooten schittert. Het ligt niet in onze bedoeling hier uitdruk kelijk over de opvoeding in het huisgezin te spreken; wij willen enkel de voornaamste pun ten aanraken; te meer, wijl deze materie zeer uitgebreid is eu daarover overigens ook geen gebrek is aan bijzondere oude, zoowel als moderne verhandelingen van schrijvers, die zich op de gezonde Katholieke leer baseeren. Onder deze werken schijnt een bijzondere ver melding waardig het reeds vermelde gulden tractaat van Antonianus „Over de Christelijke ppvoeding der kinderen", dat de H. Carolus Borromaeus in het openbaar voor de ouders, die tezamen in de kerken bijeen waren, liet voorlezen. Wij willen echter, Eerbiedwaardige Broeders efi Geliefde Zonen, in het bijzonder uw aan dacht vestigen op het betreurenswaardig verval der opvoeding in het huisgezin. Aan de ambten en beroepen van het tijdelijke an aardsche le ven, zeker van ondergeschikt belang, laat men lange studiën en nauwgezette voorbereiding voorafgaan, terwijl vele ouders, maar al te be kommerd om tijdelijke zorgen, op het oogen blik maar weinig of nauwelijks zijn voorbereid op het fundamenteele ambt en den fundamen- teelen plicht van de opvoeding der kinderen. Een ander feit, dat er nog toe bijdraagt den invloed van het gezinsmilieu te verzwakken is nog, dat men er bijna, overal naar streeft, de jeugd altijd meer van het gezin te verwijderen vanaf haar teederste jaren, dit onder verschil lende voorwendsels, hetzij economische, zoo industrie of handel, hetzij politieke; eu ^r is' een land,"waar de kinderen uit den boezëm van het huisgezin worden weggerukt, om ze te vormen, (of, om beter de waarheid te zeggen, om ze te misvormen en te bederven), in vereeni- gingen en scholen zonder God tot godsdienst loosheid en haat, overeenkomstig de extreme socialistische theorieën, waardoor zich een ware en nog afgrijselijker kindermoord her nieuwt. Wij bezweren daarom de Zieleherders hij de liefde van Jesus Christus, ieder middel hij in- structïes en catechismus aan te wenden om door hun woord en in wijden kring ver spreide geschriften, de Christelijke ouders om trent hun allerernstigste plichten te vermanen, en hen niet slechts theoretisch of In bet alge meen, maar vooral practisch en in het bizonder omtrent hunne bijzondere plichten ten opzichte van de godsdienstige, moreele en burgerlijke opvoeding der kinderSÜ voor te lichten, alsook over de geschikste methoden, om ze daadwerke lijk te verwezenlijken, en bovendien door het voorbeeld van hun eigen leven. De apostel ,der heidenen achtte het niet be neden zich, zich aan dergelijke practische in structies te wijden in zijn brieven, in het hij zonder in dien aan de Ephesiërs, waar hij onder anderen vermaant: „Vaders, tart uwe kinderen niet tot toorn" (46)hetgeen niet zoozeer een gevolg is van overmatige strengheid, doch veeleer voornamelijk van ongeduld, onwetend beid inzake de geschiktste middelen voor een vruchtdragende verbetering en ook van de thans maar al te vaak voorkomende laksheid van de gezinstücht, waardoor in de jongelieden de ongetemde hartstochten groeien. De ouders eu alle opvoeders met nen mogen er daarom op bedacht zijn, rechtmatig gebruik te maken van het gezag, hun geschonken door God, van Wien zij in den waren zin des woords de plaats vervangers zijn, niet'voor- hun eigen gemak maar tot een juiste opvoeding der kinderen in de heilige en kinderlijke, „vreeze Gods, begin sel der wijsheid", waarop alleen de eerbied voor het gezag een solieden grondslag vindt, zonder hetwelk er geen orde, geen rust, geen enkele welstand in het huisgezin en in de maatschap pij bestaan kunnen. DE KERK EN HAAR OPVOEDKUNDIG WERK In de zwakheid van de krachten der geval len menschelijke natuur heeft de Goddelijke Goedheid voorzieu door de overvloedige hulp van Haar genade en de overvloedige middelen, waaraan de Kerk rijk is, het groote huigezin van Christus, dat daarom het opvoedingsmilieu is, dat het nauwst en op de meest harmonische wijze met dat van het christelijk gezin is ver- bonden. Dit opvoedingsmilieu der Kerk omvat niet enkel Haar Sacramenten, middelen die op god delijke wijze de genade uitwerken, en Haar riten, alle van een wonderbaarlijke opvoed kundige kracht, noch alléén de materieele omgrenzing van den Christelijken tempel, eveneens van wonderbare opvoedkundige waarde in de taal der liturgie en der kunst, maar ook de groote hoeveelheid en variatie van scholen, vcreenigingen en ieder soort van instellingen, die de jeugd bedoelen te vormen tot godsdienstige vroomheid, met haar studie der letteren en der wetenschappen en ook met haar ontspanning en lichamelijke opvoeding. En zoo wonderbaar, en tegelijk onovertreffelijk, als de moederlijke Voorzienigheid der Kerk is in deze onuitputtelijke vruchtbaarheid aan opvoedkundig werk,, even wonderbaar is de bovenaan geduide harmonie, die Zij weet te handhavpn met het Christelijk gezin, zóózeer dat men in waarheid zeggen kan, dat de Kerk en het huisgezin een enkelen tempel van Chris telijke opvoeding vormen. DE SCHOOL Aangezien het noodzakelijk is, dut de ko mende generaties in kunsten en wetenschap pen onderricht worden, waaruit de burgerlijke samenleving groote voordeelen zal trekken en tot bloei komen, het huisgezin voor dit dod echter op zich zelf onvoldoende is, is het sociale instituut van de school geboren, op de eerste plaats men boude dit goed voor oogeu door het initiatief van het huisgezin en. van de Kerk, dat zeer vaak voor de instellingen van deu staat ten voorbeeld diende. Daarom is de school, ook beschouwd in haai liistorischen oorsprong, van nature een onder geschikte en aanvullende instelling van het huisgezin en van de Kerk. Daarom ook mag zij, door een logische moreele noodzakelijkheid niet met deze beide milieux in tegenspraak zijn, maar moet zij er positief mede overeen stemmen in de volmaaktst mogelijke moreeie eenheid, zoodat zij met het gezin en de Kerk te zamen kan vormen, één heiligdom, gewijd aan de Christelijke opvoeding, op straffe, dat zij haar doel verloren ziet gaan en veeleer iu een werk van vernietiging ontaardt. Dit wordt ook openlijk door een leek erkend, die door zijn paedagogische geschriften zeor bekend geworden is (ofschoon hij uigt geheel prijzenswaardig is, doordat hij door het libe ralisme is aangetast), en die zegt: „Als de litteraire, sociale, huiselijke en godsdienstige opvoeding niet innig samengaan, is de mensch ongelukkig, onmachtig". (47). Uit het voorafgaande volgt, dat in strijd zijn met de fundamenteele beginselen der opvoe ding de z.g. neutrale of laicistische scholen, waar de godsdienst buitengesloten is. Een dergelijke sAool is overigens practisch niet mogelijk, want in werkelijkheid is zij een on godsdienstige school geworden, Het is niet uoftdig hier te herhalen, wat over dit vraag stuk onze Voorgangers gezegd hebben, vooral Pius IX en Leo XIII in Wier tijden vooral het laicisme in de openbare school begon door te dringen. Wij hernieuwep en bevestigen Hun verklaringen (48) en wijzen met nadruk op de voorschriften van de heilige Canons, vol gens welke het volgen van niet-Katholieke of neutrale of gemengde scholen, welke zoowel voor Katholieken als niet-Katbolieken zonder onderscheid open staan, aan Katholieke kin deren verboden is, en alleen kan geduld wor den, uitsluitend volgens het oordeel van den Bisschop, onder bepaalde omstandigheden van plaats en tijd en onder bijzondere waarborgen. (49). Eu ook mag voor de Katholieke kinderen niet toegestaan worden de gemengde school (erger nog, de eenlieidsschool, welke voor allen, verplichtend is), waarin, zelfs als de ouders zelf voor het godsdienstonderwijs zorgen, zij het overige onderwijs van niet-katholieke on derwijzers tezamen met de niet-katholiéke leer lingen ontvangen. Echter, niet door het feit alleen, dat do school godsdienstonderwijs geeft (vaak met spaarzame droppelen) komt zij in overeenstem ming met de rechten van de Kerk en van Uet Christelijk huisgezin en wordt zij waardig om door de Katholieke leerlingen bezocht te wor den. Voor dit doel is het noodzakelijk, dat liet geheele onderwijs en de geheele uitrusting van de school: onderwijzers, programs en hoeken, voor elk onderdeel, geleid worden door den Christelijken geest onder de moederlijke lei ding en waakzaamheid der Kerk, zoodanig, dat de Godsdienst werkelijk is het fundament en de bekroning van het geheele onderwijs, in alle graden, niet alleen in het lager, maar ook in het middelbaar en hooger onderwijs. „Het is noodzakelijk om de woorden van Leo XIII te gebruiken dat niet alleen op bepaald^ uten godsdienstonderricht aan de jeugd wordt gegeven, maar dat ook de geheele overige vot- ming van de zalving der Christelijke gods vrucht doortrokken zij. Als deze ontbreekt, als dit heilige voedsel de zielen van ouderwijzers en leerlingen niet doordringt en verwarmt, uit een aldus verkregen wetenschap weinig nut kunnen voortvloeien; vaak zelfs zullen we er niet geringe nadèelen van zien. En men zegge niet, dat het den staat, waar geloofsverdeeldheid heerscht, onmogelijk is, in het openbaar onderwijs op een andere wijze te voorzien dan door de neutrale of de gemengde school, daar de staat hierin veel verstandiger en ook veel gemakkelijker kan voorzien, door het initiatief en het werk der Kerk en der ge zinnen vrij te laten en met redelijke subsidies te bevorderen. Eu dat dit te verwezenlijken is, tot voldoe ning der gezinnen en tot voordeel van het onderwijs en den openharen vrede en rust, blijkt uit het feit, dat in landen, waar ver schillende kerkgenootschappen bestaan, de schoolregeling overeenstemt niet het opvoedings- recht der gezinnen, niet enkel wat het geheele onderwijs betreft in het bijzonder bij de ge heel en al Katholieke school voor Katholieken maar ook wat betreft de verdeelende recht vaardigheid, met financieelen steun van do zijde van den staat voor de afzonderlijke dooi de gezinnen gewenschte scholen. In andere landen met geméngden godsdiens» geschiedt het anders; met niet geringb offers steunen de Katholieken, door het Episcopaat gesteund en voorgelicht en met de onvermoei de hulp van de seculiere en reguliere geeste lijkheid, koste wat het kosL de Katholieke school voor hun kinderen, die een eisch is van hun erustigsten gewetensplicht, en met edelmoedigheid en prijzenswaardige stand vastigheid volharden zij in het Voornemen, om •*eheel en al zooals zij dat als een parool ver kondigen „het Katholieke onderwijs voor geheel de Katholieke jeugd op de Katholieke scholen" te verzekeren. Al wordt deze school niet door de opensaie schatkist gesteund, zooals de verdeelende rechtvaardigheid per se zou eischeu, zoo n.a.n *z« toch ook niet door de burgerlijke macht, die zich bewust is van de rechten van het huisgezin en van de onontbeerlijke voorwaar den der wettige vrijheid, verboden worden. Waar echter zelfs deze elementaire vrijheid geschonden wordt of op verschillende wijzen wordt tegengewerkt, mogen de Ka-holieke daarin niet berusten, maar moeten zij, ook ten koste van groote offers, hun scholen steunen en verdedigen en zorgen, dat rechtvaaidi.,e schoolwetten worden doorgevoerd. KATHOLIEKE ACTIE VOOR DE SCHOOL Alles wat door de ongeloovigen voor hun kin- deren wordt gedaan om de katholieke school e bevorderen eu te verdedigen is een zuiver ïeli- gieus werk en behoort daarom tot de zeer voor name taak van de „Katholieke actie": daarom zijn aan Ons vaderlijk hart. bijzonder dierbaar en lioogen lof waardig al die bijzondere \eree- uigingeu, welke bij de verschillende naties met zooveel ijver een dergelijk noodzakelijk werk voorstaan. 1 );t a rum moet luide worden verkondigd en goed door allen worden begrepen en erkend, dat de katholieken van welke natie ook, door bet zenden van hun kinderen naar tie katho lieke school geen politiek werk verrichten, maar wel een godsdienstig werk, dat voor hun ge weten onmisbaar is; zij hebben niet de bedoe ling hun kinderen te scheiden van het lichaam der natie, maar veeleer willen zij dezen op voeden op de wijze die het meest volmaakt en het meest dienstig is voor de nationale wel vaart, omdat de goede katholiek, juist krachtens de katholieke leer de beste burger is, een bur ger die zijn vaderland lief beeft en die op loyale wijze onderworpen is aan de bestaande burgerlijke autoriteit, in welken vorm van re geering ook. In de school, die in harmonie is met de kerk en het christelijk gezin, zal het niet voor komen, dat in de verschillende takken van on derwijs, met zichtbaar nadeel voor de opvoe ding, tegenspraak ontstaat met het godsdienstig onderricht en wanneer het uit hoofde van bet gewetensvol vervullen van het leeraarsainbt, noodzakelijk zal zijn hun dwalingen te leeren kennen om deze te weerleggen zal dit ook slechts geschieden met een dergelijke voorberei ding en een dei'gelijk tegengif van gezonde leer, dat er voor de Christelijke vorming der je:/,d geen nadeel, maar voordeel uit zal ontstaan. In deze school zal op overeenkomstige wijze de studie der moedertaal en den klassieke let teren nooit ten nadeele der heiligheid der zeden .mogen zijn; aangezien de Christelijke onderwijzer het voorbeeld der bijen zal volgen, die zich van hel zuiverste deel der bloemen meester maken en zich niet met de rest be moeien gelijk ook de Basilius in zijn rede tot de jeugd over de lectuur der klassieken 4eert (51) Deze noodzakelijke dorg ook door den heideu Quintiiianus aangeraden verhindert

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 5