ik Mi /fA DE REIS VEREENIG ING VAN JAN MUIL Hoe de vos het oude paard hielp Het verhaal van Kees De koekoeken onder de insecten 5 Van alles Wat Hick Leeuwaard Koe komen de schoentjes versleten? o VRIJDAG 31 JANUARI 1930 B. L. N. S. NAAR EEN DUITSCH VOLKSSPROOKJE I mMsi O* T<«-' A, L. 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 M MET PLAATJES VAN si Een boer had een lief. trouw paard, dat hem Jarenlang trouw gedierd had en de zwaarste lasten had voortgetrokken zonder ook maar één keer achteruit te schoppen of te steigeren. Maar Het oude paard was heel treurig en bedroefd nu was 't oud geworden en kon bijna geen werk meer doen en de boer had geen lust meer, het arme dier nog langer eten te geven, nu 't hem toch niet meer van nut kon zijn. Spottend zei hij tegen het paard: „Gebruiken kan ik je zóó niet meer, maar ik meen het toch goed met Je! Zou je nog zóó sterk zijn, dat Je me een leeuw hier kunt brengen, dan zal ik Je houden, maar maak nu maar, dat je weg komt uit mijn stal!" En daarmee Joeg hij het arme dier het veld in. Het oude paard was heel treurig en bedroefd en ging naar het bosch, om daar een beetje beschutting te zoeken voor den nacht. Daar ontmoette het den vos, die Immers altijd erg nieuwsgierig is, en nu ook dadelijk vroeg: „Wat loop je daar zoo triestig rond, en waarom laat Je Je kop zoo hangen?" „Och," antwoordde het paard, „mijn meester schijnt heeiemaal vergeten te zijn, hoe trouw en vlijtig ik hem vroeger altijd gediend heb, en omdat ik nu niet goed meer ploegen kan, wil hjj me geen eten meer geven en heeft me wegge jaagd." „Zonder Je eenige hoop of troost te geven? vroeg de vos. „Die troost was erg schraal," zei Bruintje. ,3ij heeft gezegd, wanneer ik nog zoo sterk was, dat ik hem een leeuw kon brengen, dan wilde hij me houden, maar hij weet zelf natuurlijk heel goed, dat ik dat niet kan!" „Wacht Jij maar eens," zei de slimme vos, die dadelijk een plannetje had, zooals vossen dat altijd hebben, „ik zal Je wel helpen! Ga hier maar languit op den grond liggen, alsof je mors dood was, en beweeg je vooral niet. Dan zul je wel eens wat zien!" De leeuw liet het zich geen twee keer zeggen, maar kwam dadelijk mee. En toen ze bij het paard stonden zei de vos: „Hier is 't toch geen erg gemakkelijk plekje voor je om te dineeren. wel? 't Zou veel prettiger zijn, als je er rustig in je eigen hol van kon smullen! Weet je wat? Ik zal het paard met zijn langen staart aan je vastbinden, dan kun je het zóó naar je hoi trek ken en daar op je gemak oppeuzelen. En dan krijg ik zeker ook wel een klein stukje voor de moeite, hè?" vroeg hij slim, omdat de leeuw zijn gedienstigheid niet verdacht zou gaan vinden. Bs leeuw ifond dien raad prachtig en beloofde gul, dat de vos een flink stuk krijgen zou. Hij stalde zich op, zoodat de vos het paard kon vastknoopen, en .ielzich netjes stil. Maar' de vos bond met den staart van het paard de achtrrpooten van den leeuw bij elkaar en snoer de en knoopte alles zóó vast, dat 't met geen mogelijkheid los te rukken was. En zoodra hij met zijn werk klaar was, klopte hij het paard op den schouder en riep: „Trekken, Bruintje, trekken!" Daar sprong het paard opeens op en sleepte den vastgebonden leeuw met zich mee. De leeuw begon te brullen, dat de vogels uit het heele bosch van schrik opvlogen, maar het paard liet hem rustig te keer gaan en trok en sleepte hem over het veld tot voor de deur van zijn meester. En toen die dat zag, was hij getroffen door OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN En toen die dat zag... de inspanning, die zijn trouw 'paard zich getroost had om maar weer bij hem terug te mogen houdt het zich dood, trekt voelhorens en pooten in en rolt zich in elkaar. Laat het beestje dan echter 'ns op tafel vallen. Eventjes wacht het nog, maar vindt het de kust veilig, dan één twee drie..., hot ding is foetsiegevlogen. Mijn goudwesp hier cirkelt heel nieuwsgierig om het holletje der nijvere muurwesp. En nau welijks is deze verdwenen, of van alle kanten wordt door de goudjuffer het bouwwerk beke ken. Daar komt de muurwesp terug.... met voed sel. Haar eitje heeft ze reeds in het holletje gelegd en voordat dit heeiemaal dichtgemetseld wordt, moet eerst de noodige voedselvooraad voor de jonge larve bij elkaar gezameld worden. Nog éénmaal moet ze uitvliegen. Maar van deze laatste afwezigheid maakt de goudwesp gebruik om ook haar ei in het vreem de nest te leggen. Daar is ze weer terug en zet zich heel vergenoegd op 'n zonnig blaadje van mijn klimop. Nu arriveert de muurwesp weer om heur holletje dicht te metselen, niets vermoedend van den strijd, die later daarbinnen door de beide larvenkinderén zal gevoerd worden met als re sultaat dat in het komende voorjaar in plaats van haar eigen kind uit het holletje een jonge goudwesp zal kruipen. Gelukkig gaat het niet altijd zoo. De muurwesp kent haar vijandin maar al te op 'n zonnig blaadje van mijn klimop goed en wanneer ze haar in het nest overvallen kan, bijt ze haar de vleugels af en gooit ze door het vlieggat naar buiten. X. Y. Z. OBOBCDBCDBOBOBOBOBOBOIBOBCDBOBOBOBOBCDBOBOmOJ en sleepte den vastgebonden leeuw met zich mee Het paard deed; wat de vos verlangde. Maar de vos liep op een drr f naar den leeuw, die niet ver daar vandaan zijn hol had en deed net, of hij hem groot nieuws kwam brengen: „Goeden avond, vriend Leeuw, nu weet ik toch zooiets moois voor je. Daarginder ligt een versch, dood paard: kom toch gauw mee, dan kun je een koningsmaal houdenl" komen en hij zei: „Nu zal je Je leven lang bi) mij blijven en het goed hebben, arm, trouw beest I" En hij heeft woord gehouden, en het paard volop te eten gegeven en goed verzorgd, tot het van ouderdom stiert PIERROT. Kees had aldoor dapper verklaard, dat hij niets zenuwachtig was, om zijn verhaal over „het spuugbeestje", zooals hij het bieef noemen, te houden, maar eerlijk gezegd, keek hij heel benauwd naar Henk's voorzittershamer, toen deze met een slag neerkwam en Henk zei: „Hst woord is aan Kees." Zeven paar oogen waren op hem gericht, toen hij een boek voor den dag haalde en daaruit een papiertje nam, dat hij begon voor te lezen. „Het spuugbeestje of de schuimcicade." „Jullie begrijpt wel, dat ik zoo niet voor het heele gezelschap voor den dag zou durven komen, als ik niet ergens anders mijn licht opgestoken had. Ik heb daarom mijn oom, die leeraar is in Tiel, er eens naar gevraagd. Zelf had ik den vorigen zomer enkele teekeningen gemaakt. Zie maar eens: hier is het spuugbeestje in zijn schuim (Pig. 1). En hier (Fig. 2) zonder. Zoo'n gek, groen beestje, dat zoo gauw moge lijk wegkuiert. Oom vertelde, dat het diertje ze'f dat schuim maakt, om zich te verbergen. Hij zit vast met zijn kaken in de plantenstengels geboord en zuigt er het sap uit. Dan vormt hij uit zijn uitwerpselen schuim, dat hem ten slotte heeiemaal verbergt. Later groeit dat beestje na eenige vervellingen uit tot een echte cicade, (Pig. 3) een diertje, dat in zijn gedrag veel op een sprinkhaan lijkt. Het is maar 5 tot 6 c.M. groot. Verwant met de schuimcicade zijn diertjes, die goede vrienden van de mieren zijn, en die door hen in het nest opgekweekt worden als hun eigen larven. Andere verwanten zijn de zingende cicaden. Vroeger bij de Grieken werden: zij wel als huisdieren gehouden, als een bizonder soort zangvogeltjes. ZU waren zelfs zoo in de mode, dat de dames gouden haarspelden drosgen in den vorm van een cicade. Een cicade op een harp gold als zinnebeeld der muziek. Een merkwaardig soort cicade is de Ameri- kaansche, de zeventienjarige genoemd. Dit dier is 4 c.M. lang en heeft een zwart met rood achterlijf. De oogen zijn oranje, de vleugels Ik herinner me nog best, hoe we met veront waardiging naar het verhaal van onzen ouden meester luisterden wat kon die toch fijn ver tellen. Moet je tegenwoordig om komen van den koekoek, die niets met nestbouw en kinder opvoeding te maken wou hebben; die z'n eieren maar doodbedaard in andermans huis legde en zelf als een echte boemelaar door het leven ging. En we werden zelfs giftig, als we dan hoor den, hoe dat koekoeksjong, eenmaal naarstig uitgebroed, zelfs nog de meeste praats had in 't huls van zijn pleegouders en de eigen kinde ren maar honger liet lijden. Jullie hebt zeker dien schreeuwlelijkerd ook een heel slechten kerel gevonden. Maar wat zeg Je me van de insecten, die bijna zonder uit zondering hun kinderen te vondeling leggen, waar 't hun maar gelegen komt? En het is eigenlijk bewonderenswaardig, als je ziet, hoe secuur en zorgvuldig ze huri eitjes onder dak brengen, zoodat het hun aan be schutting en voedsel zeker niet zal ontbreken. Van het wijfje van den „doodgraver" hebben jullie natuurlijk allemaal wel eens gehoord. Die legt haar eieren in een of ander gestorven vogellichaam en ik heb zelf een keer gezien, hoe een sluipwesp een rups van een koolwitje uit koos tot wieg voor d'r kinderen, die nu, tot hun uitvliegt n, zich met de levende rups konden voeden. Ja, nu moet Je meteen toch 'ns hooren, wat zich op 'n vroegep morgen qp m'n veranda afspeelde. Sinds een paar uur het was zomer- vacantie had ik met stil genoegen het werk van een gewone muurwesp bekeken, die druk in de weer was in den tamelijk zachten zijmuur een holletje te maken, waarin ze blijkbaar haar eitje wilde leggen. IJverig vloog ze telkens met bouwmateriaal af en aan, kroop in het kleine gar.tje, bleef eventjes weg en kwam er dan achterwaarts weer uit om meer te halen. Onderwijl zoemde een kleine goudwesp door m'n veranda heen. Jé kent dat kleine glinsteren de goud-glanzende schepseltje toch wel, dat 's morgens in de zon wel een levend-geworden edelsteen lijkt. Pak je het echter in de hand, onmiddellijk niet in het Hollandsch vertaald worden met: „De krekel en de mier," maar: „De cicade en de mier." En daarmee heb ik jullie alles verteld wat ik van net spuugbeestje weet." Een oogenblik zwegen allen. Toen riep Ada: „Ik vind het kranig van Kees om zoo'n inleiding te houden." La»»* va« Ue.* „Bravo, bravo," klonk het van alle kanten. Toen het weer stil was, vroeg Jan: „En is dal spuugbeestje nu schadelijk?" „Zeker," verklaarde Kees. „Het diertje zuigt aldoor sappen uit de plant en als er veel bijeen St.K «ei V n s<.Ui hebben roode aderen. De eieren worden gelegd in een spleet van een dun takje, die het wüfje met haar achterlijf gemaakt heeft. Geheel vol wassen leeft het dier 5 tot 6 weken In de boom kruinen. Veel voedsel hebben zij dan niet noodig: maar ze leiden een plezierig leven. Datzelfde geldt ook voor de cicaden, die in Zuid-Frankrijk leven. Daarom moest ook de titel van de bekende fabel van Lafontaine: „Le cigale et la Pourrai" VOl USUKtl •StJiu. Zitten aan hetzelfde takje, gaat dat ook dood." „En nu," zei Henk met een buk naar Tilly. „De notulen. Maar laat ik eerst verklaren, dat al de vorige notulen dcor de commissie zijn goedgekeurd. Er is maar een ding, dat ontbreekt, namelijk de illustratie van de verschillende voorvallen." „Waarvoor Henk en Toos voortaan zullen zor gen," viel Kees in. „Juist," antwoordde Henk, „daar is over ge sproken. Maargezien de keurige teekeningen van Kees en gezien het feit." hier zette Henk een allerijselükst deftig gezicht, „dat velen der hier aanwezigen achten en negens op het rap port hebben voor teekenen (we hebben nog ruim een week vacantie, hoor ik daar naast mij fluis teren) meen ik, dat haast iedereen wel in staat is zelf zijn werk te illustreeren. Gaat iedereen daarmee accoord? Dan beginnen wij met deze week. Tilly wil nog wel even de notulen van de vorige maal voorlezen." Ook deze notulen werden zonder bezwaar goed gekeurd, zoodat allen tevreden naar huis gingen. De volgende week zou volgens het lot Ada aan de beurt zijn. De bijeenkomst zou gehouden worden bij Jan en Gerrit aan huis. Maar ieder wenschte vurig, dat de bijeenkomst niet in huis zou gehouden worden, maarop de ijsbaan op schaatsen. lOROIOIOIOIOIOIOIOIOIIOIOBOIOIOIOIOBOBOIOa m m a Cl m a m El ns El H Schoenmaker Puntmuts is druk in de weer, wat zijn er veel laarsjes versleten; hoe komt dat, zeg, loopen kabouters zoo veel? dat wil Je misschien wel eens weten! Nu kinderen, luister, dan vertel ik het vlug wat kabouters zooal beleven des avonds, als de kind'ren van 1 spelen zoo moe, zich gapend ter ruste begeven. Ze sluipen héél zachtjes, zoo stil als een muls, in 't huis bij de kinderen binnen, ze kijken eens rond, of er iets is te doen, en gaan dan meteen maar beginnen! Vaak ruimen de kind'ren Bun speelgoed niet op, (wist je, dat zulke slordige kind'ren bestonden?) dan komen de kabouters, die werken zoo lang tot alles weer z'n plaats heeft gevonden. Ze loopen en draven maar steeds heen en weer, tot eindelijk het daglicht komt schijnen, dat is dan het teeken, dat allen weer vlug naar him schuilplaatsen moeten ver dwijnen! En komen ze thuis, dat begrijp Jullie wel, dan zijn heel wat schoentjes bezweken, van die is het leer stuk en daar slijt de hak, van een ander zijn de zolen versletent Dan gaan ze naar Puntmuts en die weet wel raad, hij zit zich niet lang te bezinnen, hij gaat vlug aan t werk en den volgenden nacht kunnen de kabouters weer lustig begin nen! EEN SPELLETJE MET Z'N TWEEEN Je teekent op een stuk papier of op een lei een vierkant met 9 hokjes. Elk begint nou om de beurt het eerst De een teekent kruisjes en de ander nulletjes. Het doel is nu er drie in de goede volgorde achter elkaar te krijgen, namelijk drie op 'n rij. Is dit aan een van beiden gelukt, dan kan het spelletje opnieuw beginnen, om den verliezer ook 'n kans te geven. Hieronder *n paar voorbeelden. B O O O In A heeft de nulletjes-zetter het gewonnen, in B die van de kruisjes. WAAR KOMEN ONZE GROENTEN VANDAN? De menschen schijnen wel altoos groenten gegeten le hebben. Bekend is tenminste, dat de Zwitsers, die omstreeks 4Q00 jaar voor Christus in paalwo ningen hulsden, al erwten en wortels kenden. Heel, heel lang zijn ook de linzen al bekend. Je weet uit de Bijbelsche geschiedenis nog wel die geschiedenis, dat Jacob voor een bord lin- zen-soe.) het eerst-geboorterecht van Zijn oude ren broer kocht? Iets later begon men met het verbouwen van boonen. De Romeinen kenden echter al fijnere ge rechten en zij brachten die op hun veroverings tochten naar Noord-Europa over. Ook hebben de Romeinen de groenten, die de Germanen hier teelden, verbeterd en veredeld. Van Keizer Tiberias bijvoorbeeld lezen we, dat ie worteltjes en ramenas uit Germanlë ontving. De Germanen dat weten jullie nog wel uit de Vaderlandsche Geschiedenis waren echta jagers en visschers en dus vooral vleescheters. Om g-oenten bekommerden ze zich niet veel, maar langzamerhand gingen ze wat meer den landbouw beoefenen en aten toen vanzelf ook meer groenten. Het was vooral Karei de Groote, die het eten van groenten aanmoedigde, terwijl de monniken overal aan de boeren de groententeelt leerden en ze zelf ook druk beoefenden. Sla, bijvoor beeld, klaar te maken met olie en azijn, deden het eerst de monniken in Italië. Hetzelfde was het geval in Duitschland. Daar, waar kloosters waren, teelde men de beste groente. Asperges kenden zelfs de oude Egyptenaren al en van hen leerden de Romeinen ze weer kennen. In andere landen van Europa vond deze groente echter niet algemeen ingang. Hoe dit kwam, is niet bekend, maar de asperges zul len iJtijd, net als tegenwoordig, voor menige beurs te duur geweest zijn. Eerst in de achttien de eeuw begon de asperge-teelt ook in Frank rijk, Duitschland, Nederland, enz, algemeener te worden. De Romeinen hielden ook veel van artisjok ken, die ze eveneens in Egypte hadden leeren kennen. De Mooren brachten dit gewas over naar Spanje en vandaar werd het op het einde der vijftiende eeuw naar Italië en naar verdere Noordelijke landen overgeplant. Ook de spinazie kwam door de Arabieren In Europa. Al voor de geboorte van Christus was deze groente in Perzië bekend. De Spanjaarden leerden ze van de Arabieren het eerst kennen en vandaar kwam ze naar overig Europa. Bloemkool kwam het eerst in de zeventiende eeuw uit Griekenland naar Italië! De oude Grieken bereidden van bloemkool met azijn en zout een soort van zuurkool. In den loop der tijden zijn daar nog heel wat nieuwere soorten van groenten bijgekomen. Maar de bovengenoemde, die al eeuwen bekend zijn, worden ook nu nog het meest gebruikt en prijken op de tafel van rijk en arm. 63. Den volgenden dag we.'d er fc'ser voelt»; g^uecT. Kruk Odil stenei m het duel Hij ivul tal met zijn bek tegen te houden. 54. In den middag ontmoette men een hondje en de struisvogel werd erheen gestuurd om den weg te vra gen naar het Blggonlund, waar ze heen wilaen. 59. Bet ljqnd.it wr»l, a«t nil tour ,.?n *ek werd gehouden, inu.tr web cic sorting der meten et zen aan te pas kv.un, geloofde hij het en zei, dat hij den weg zou wijzen. 56. „Kom Cs. .!,uc nam ons kamp,' rtep Ko Nyn uit cu wet hondje dat tóen werkeloos was. zag geen emtere reden waarom mj thuis zou blijven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 11