FEUILLETON
TWEE VROUWEN
De Liebermann-affaire voor het Hof
DINSDAG 4 FEBRUARI 1980
TWEEDE BLAD.
DE VERDEDIGERS AAN HET
WOORD
PAGINA 2.
BELANGSTELLING VOOR DE
REGEN-FABRICAGE
MACHINE OP HET LICHAAM
ZWARE BRAND
AANGEHOUDEN
VERDRONKEN.
x^vin.
Negende dag
EK WORDT OP VRIJSPRAAK GEREKEND
Gisteren hebben Liebermann's verdedigers mr,
Kokosky en Mr. Duys voor het Amsterdamsch
Gerechtshof gepleit voor hun cliënt.
Al vorens mr. Kokosky het woord krijgt,
stelt de president den verdachte enkele vra
gen, waarop geen volledig antwoord volgt.
De president concludeert dan ook, dat het
in het belang van den verdachte en van het
recht noodig zal zijn alsnog enkele getuigen,
als Stegemann, Bernstorff en Paardekooper, té
hooren.
Het pleidooi van Mr. Kokosky
Mr. Kokosky, zijn pleitrede beginnend, brengt
allereerst dank aan het Hof en vooral aan den
president Mr. Jolles, voor de nauwgezette wijze
waarop deze zaak is onderzocht en behandeld.
Toen in Januari 1927, aldus vervolgt pleiter,
de malversatie die bij de Veendammer Hypo.
theekbank plaats hadden gehad, bekend wer-
drn. was de publieke opinie dadelijk met haar
oordeel klaar. Zij vermoedde direct overal kwa
de intenties. En dit is toen een misvatting ge
bleken. Zonder te willen goedpraten wat ge
beurd is, kan op voldoende gronden de goede
tiouw van Liebermann worden aangenomen.
Zijn bedoelingen zijn goed geweest, maar hij
heeft die goede bedoelingen slechts niet kun
nen verwezenlijken. Men moet zich niet afvra
gen in deze zaak, of hetgeen Liebermann wilde,
mogelijk of onmogelijk was, maar alleen of
Liebermann geloofde dat zij mogelijk waren.
Eu dit is zonder twijfel het geval geweest. Er
is niemand geweest, die hem deze zaken ont.
raden heeft, niemand heeft hem geremd, maar
integendeel is hij voortdurend gesteund door
zijn raadslieden, die de zeaak beter konden en
moesten begrijpen, dan de verdachte zelf. Nu is
het wel waar dat men zich niet steeds kan
verschuilen achter de adviezen van zijn advoca
ten, maar in dit speciale geval, mag Lieber
mann zich wei op die adviezen beroepen. Hij
immers was vreemdeling en wilde eén finan-
cieele onderneming op touw zetten. Hij heeft
toen aan bekende advocaten gevraagd of deze
onderneming beantwoordde aan de eiscben der
Nederlandsche wetgeving, en toen de advocaten
hem hierop bevestigend beantwoordden, heeft
hij niet er meer aan getwijfeld.
Liebermann moet beschouwd worden als een
naooriogsverschijnsel, een van die figuren, die
na den wereldoorlog zijn opgestaan in de rand
staten, en die door den verwarden toestand
aldaar, in staat waren groote ondernemingen
op touw te zetten. Van moreel standpunt moe
ten zulke transacties misschien worden beoor
deeld, maar dit zegt nog niet, dat Liebermann
dit inzag. De getuigenverklaringen hebben niet
bewezen, dat' Liebermann wist, dat hij ver
keerd deed. Integendeel, of de getuigen zijn
weggebleven, óf zij wisten van niets, öf, wan
neer zij, iets wisten, beriepen zij zich op het
ambtsgeheim
Leest men de gevoerde correspondentie door,
dan dringt zich onweerstaanbaar de overtui
ging op, dat Liebermann volkomen en tot het
einde toe, te goeder trouw is geweest. Wel
wordt het uit deze correspondentie iemand dui
delijk, dat Liebermann geen ordenende geest
was en niet in staat was om alle gegevens naar
waarde te schatten. Toen Liebermann de Veen-
dammer wilde koopep, stond deze reeds zeer
zwak, door het vreemdsoortig beheer van Wolt-
man. Maar dit wist Liebermann niet. Integen
deel was hij door Sedeyn in de meening ge
bracht dat een overwaarde aanwezig was van
minstens een millioen. En toen later de eerste
onderhandelingen afsprongen, omdat Sedeyn
de zaak ongeoorloofd achtte, heeft Liebermann
nooit gehoord wat de ware reden was voor het
afspringen der onderhandelingen.
Bij de tweede onderhandelingen, meende de
verdachte, dat de toestand van de bank veel be
ter was dan uit de jaarverslagen bleek, omdat
Woltman hem vertelde dat er zeer belangrijke
stille reserves aanwezig waren, waarin de winst
juist school.
Uit de getuigenverklaringen is voldoende ko
men vast te staan, dat iedereen, die met ver
dachte in contact is gekomen, pogingen heeft
gedaan, om hem in de meening te laten, dat de
voorgenomen transacties volkomen toelaatbaar
waren.
Wat de rechten van de pandbriefhouders be
treft, waarover in deze zaak zooveel gesproken
wordt, in de Statuten van de Veendammer
staat geen enkele bepaling, waarin van deze
rechten wordt gesproken.
De pandbriefhouders hebben slechts een per
soonlijke vordering op de bank, anders niet.
Komend tot de kwestie van de borgtochten
merkt pleiter op, dat er een tweetal borgtoch
ten moet hebben bestaan. Vele getuigen hebben
dien tweeden borgtocht gezien, alleen ontkent
Van der Toorn, dat hij dien borgtocht heeft on
derteekend en dit heeft hij gedaan, omdat hij
blijkbaar bevreesd is voor d^ curatoren van de
Veendammer. Maar er zijn verschillende getui
gen, die de juistheid van de verklaring van
Van der Toorn doen betwijfelen.
In het requisitoir heeft de procureur-gene
raal gezegd, dat de verdachte twee millioen uit
de Veendammer heeft gehaald, twee millioen
heeft teruggegeven en daarna geen cent meer
bezat. Hieruit concludeerde de procureur-gene
raal dat Liebermann ook voor de transactie
zonder vermogen was. Maar hierbij is totaal
vergeten, dat Liebermann zeer groote bedragen
heeft moeten betalen aan verschillende men-
schen.
Den verdachte is uitlokken, medeplegen of
medeplichtigheid ten laste gelegd inzake bedrie-
gelijke verkorting van de rechten der schuld-
eischers door Möhring.
Möhring heeft voor het Hof onder eede ver
klaard op 25 Juni niet te hebben ingezien, dat
er een strafbaar feit werd gepleegd en dit is
ook aannemelijk, omdat Möhring geloofde in de
Atlas-plannen, waaraan het Hof thans ook ge
looft.
Wanneer men Liebermann wil veroordeelen,
wegens uitlokken dan is opzet noodig. Men zal
moeten bewijzen, dat hij den materieelen dader
bewogen heeft, d#ch ook dat hij geweten heeft,
dat Möhring te kwader trouw was en dat de ge
pleegde feiten strafbaar waren. Pleiter criti-
seert de dagvaarding, die eigenlijk een alle
gaartje is, waaruit het Hof moet zoeken, wat
het gebruiken kan.
De steller van de dagvaarding heeft een
groote fout begaan, hij heeft het verschil tus-
schen uitlokken en medeplichtige niet gevoeld.
Door den uitlokker moet de wil van den uitge
lokte worden opgewekt, de medeplichtige helpt
iemand bij wien de wil tot het plegen van een
strafbaar feit reeds bestond.
Möhring heeft niet kunnen zeggen, wanneer
liij tot het plegen van de strafbare daad is be
wogen, noch met welke middelen dit is ge
schied. Van uitlokken kan dus geen sprake zijn.
Voorts is het lang niet bewezen, dat mr. Van
Gich in alles met Liebermann beeft saamge-
werkt. Het blijft zeer goed mogelijk, dat mr
Van Gigch zonder met den verdachte overleg te
hebben gepleegd op eigen gelegenheid heeft ge
handeld. Noch het uitlokken, noch het mede-
plegen, noch de medeplichtigheid kunnen wor
den aanvaard.
Ook omtrent de andere punten in de dag
vaarding meent pleiter, dat geen veroordeeling
zal kunnen volgen.
Verduistering kan aan Möhring niet ten laste
worden gelegd, omdat hij de bezittingen van
de Veendammer niet wederrechtelijk overdroeg
Ook de dagvaarding sub C, waarin van M.
wordt aangenomen verduistering van geldlee-
ningen, waarbij L. medepleger was. M. moet
dan toch hebben geweten dat hierdoor credi
teuren onvermijdelijk worden verwaarloosd.
Doch M. kon dit niet als onvermijdelijk zien,
wanneer de gelden werden gedeponeerd bij den
kassier.
Ook wanneer M. verduistering zou hebben
gepleegd, is 't twijfelachtig of Liebermann
hier medeplichtige was. Het afdragen van geld
aan L. maakte deze niet tot mededader, men
zou hem wellicht kunnen beschuldigen van
heling.
Voorts betwist pi., dat gelden uit de Maraboe
enz. zouden zijn verstrekt aan de Dlscontobank,
toen de Veendammer reeds aan Paardekooper
zou zijn verkocht.
Verduistering door L. heeft niet plaats ge
had, want het geld was niet verdwenen. Heeft
L. dan heling gepleegd? Ook dit niet. De gelden
waren niet door misdrijf verkregen, en bij het
faillissement van de Veendammer waren de
gelden nog aanwezig.
Verdachte L. kan niet worden veroordeeld
voor feiten, waarvoor hij niet is uitgeleverd.
Dit is door het ministerie van buitenlandsche
zaken in Helsingfors uitdrukkelijk gestipuleerd.
De Rechtbank heeft zich hier al te gemakkelijk
van afgemaakt. Doch hiermede rekening hou
dende, kan het sub f. ten laste gelegde niet
worden gehandhaafd.
PI. hoopt aan het slot van zijn betoog, het
Hof te hebben overtuigd van de juridische
moeilijkbeden, die de dagvaarding doet rijzen.
Wanneer die juridische moeilijkheden zouden
leiden tot ontslag van rechtsvervolging, dan
zou pl. verheugd zijn, doch hij hoopt op vrij
spraak, gegrond op de goede trouw van Lie
bermann. Pl. hoopt, dat het Hof L. zal zien,
zooals pl. hem ziet. Hem zal zien als een man,
die zich een groot financier achtte, wat hij niet
is; een man, verward in groote plannen, waar
in zijne raadsleden hem steunden; een man,
die door gemis aan organiseerend talent in het
ongeluk is gestort. Pl. vraagt vrijspraak, geen
clementie voor dezen man, omdat hij moreel
wel berispelijk heeft gehandeld, doch faalde,
waar hij de kracht miste om zijne plannen tot
uitvoer te brengen.
HET PLEIDOOI VAN MR. DUYS,
Mr. Duys begint met een persoonlijk woord,
wanneer hij met hartstocht en vuur de onschuld
van dezen verdachte zal bepleiten, dan vergeet
hij niet de millioenen, die eiken dag hun brood
met harden arbeid moeten verdienen, en dan
ziet hij daarnaast naar hen, die onder de op
pervlakte dezer maatschappij parasiteeren op
den arbeid van anderen. Hem berouwt 't niet
nu reeds dertig jaar geleden den strijd tegen
die maatschappij te zijn begonnen. Doch dit
heeft niets te maken met de mate van straf
baarheid van dezen verdachte.
KONINGIN EN PRINSES NAAR BEIEREN
Oberstdorf doel der reis
Blijkens een bij het correspondentie-bureau
in Den Haag ontvangen telegram, zijn H.M. de
Koningin en H.K.H. Prinses Juliana met haar
reisgezelschap Maandagavond laat in goeden
welstand te Miinchen aangekomen waar over
nacht werd, ten einde heden door te reizen naar
Oberstdorf waar de Koningin en de Prinses
eenigen tijd zullen verblijven.
Oberstdorf is een plaatsje in de Beiersche
Alpen (de Allgüu), dat vooral bekendheid ge
niet bij de beoefenaren van de wintersport.
IN HET GRAND CENTRAL PALACE TE NEW YORK wordt een motorboottentoonstelling
gehouden; hierboven zien we de „Delphln", een raceboot, die 80 K.M. halen kan.
PI. staat voor een moeilijk geval. Moreel kan
hij den verdachte niet in alles verdedigen,
doch ook op hem moet de wet worden toegepast.
In 't begin stond pl. met groote antipathie te
genover deze zaak. Zeer lang heeft hij geaar-
zelf om de verdediging op zich te nemen. Doch
hij begon te twijfelen, hij vermoedde dat de
verdachte zeer eenzijdig werd beoordeeld. Voor
wat gebeurd is, heeft pl. niets dan afkeer,
schrik en huivering. Doch hij heeft zich van
alles willen losmaken, zich willen stellen op
een objectief standpunt, heeft zich laten leiden
door de feiten, en van dit oogenblik af nam
de zaak voor hem volkomen een wending. Tel
kens en telkens werd pl. opnieuw door ver
dachte overtuigd. Verdachte is ook nooit af
geweken van wat hij ln het begin aan pl. mede
deelde. Alles klopt in de papieren, voor ieder
gaatje is een spijker.
Niet alleen is pleiter niet overtuigd van
bekl.'s kwade trouw, doch zelfs overtuigd van
zijn goede trouw. Niet deelt pl. Liebermann's
moreele opvattingen, doch L. was wèl ook
moreel overtuigd van de genialiteit zijner plan
nen.
Wij hebben hier te doen met een man, die
Vijftien jaar werkzaam was in een groote
maatschappij. Getuigen verklaren, dat hij niet
tot iets gemeens in staat was. Zijn eerlijkheid
is bij allen, die hem kennen, onverdacht. Hij
heeft, vlak bij zich, tonnen en tonnen te stelen
te rooven. Zou deze man dan, om eindelijk
eens te gaan stelen, zfilk een apparaat op
touw zetten? Die vraag moet opkomen bij dit
Hof, dat zulke overwegingen deed gelden in het
proces Giessen-Nieuwkerk.
In gemoede moet pl. zeggen, dat hij over
tuigd is, dat een veroordeeling van dezen man
een onrecht zou zijn. Dit zegt pl., trotseerend
de opinie van velen, die hem verwijten deze
verdediging te voeren.
Wat heeft Liebermann eigenlijk gedaan?
Voor de publieke opinie hebben Woltman en
Liebermann het geld van een bank gedeeld, en
is Liebermann daarna gevlucht, terwijl cura
toren nog wat van het geld hebben achterhaald.
Doch de feiten zijn heel anders. Misschien is
de rechtbank ook eenigszins onder den invloed
dier publieke opinie geraakt, doch het Amster-
damsche Hof, onder leiding van dezen prest-3
dent, zal den moed hebben ook die opinie te
trotseeren.
Wat hier geschied is, is geen misdrijf, doch
een helaas geoorloofde handelstrans
actie. De handelstransactie is mislukt, doch dit
is ook te wijten aan de justitie, die te vlug
iugreep. Meer met de bedoeling om een straf
baar feit te vinden, dan om de pandbrief
houders te helpen, die zich bij bosjes hebben
verzet.
De plannen van Liebermann waren toekomst
muziek, hij had meer zekerheid moeten heb
ben, doch dit is geen kwade trouw. De handels
transactie is mislukt, doch dit is geen kwade
trouw. Wanneer toekomstmuziek kwade trouw
zou zijn, hoe dikwijls zijn handelstransacties
dan geen kwade trouw?
01 Liebermann moet worden vrijgesprokenof
al zijn helpers moeten ook achter de tralies
gesloten worden Het is juist die onverklaar
bare dubbele opvatting van deze zaak, die me
razend maakt.
De procureur-generaal heeft zich alleen be
roepen op de jaarverslagen van de Veendam-
mer-Hypotheekbank, die Woltman opzettelijk
gedrukt noemde. Maar geen woord heeft de
procureur-generaal gezegd van de vele brieven,
waardoor Liebermann in den waan gebracht
moest worden, dat de Veendammer een bloeien
de onderneming en een begeerenswaardig
object was.
Komende tot de betaling in activa merkt mr.
Duys op, dat, zooals mr. Reilingb destijds heeft
gezegd, Woltman tweemaal was gewaarschuwd,
dat de betaling in activa ongeoorloofd was. Van
Liebermann staat het vast, dat niemand hem
Vrij naar het Engelsch
van
R. HENRY.
16)
Ik weet het niett, o koning, antwoordde
ik zoo goed mogelijk, met de hulp van Gua-
temoc, - en ze zijn niet mijn landslieden.
Het rapport zegt, dat gij bekent, dat gij
het bloed dor Teules in u hebt en dat gij bij
deze kusten gekomen zijt in een van hun groote
kano's
Dat is zoo, o koning, maar ik behoor
niet tot hun volk, en ik kwam aan land al
drijvend in een kist.
Het komt bij voor dat dit een leugen is,
antwoordde Montezuma, zijn voorhoofd fron
send, want de haaien en krokodillen zouden
iemand, die dat wagen zou, verslinden.
Dan voegde hij er nadenkend aan toe:
Spreek, zijt gij een der afstammelingen
van Quetzal?
Ik weet het niet, o koning. Ik behoor
lot een blank ras, en onze voorvader heette
Adam.
Misschien i® dat een andere naam voor
Quetzal, zeide hij. Lang geleden is er voor
zegd, dat zijn kinderen zouden terugkomen, en
nu schijnt het uur van hun komst daar te zijn.
En hij zuchtte diep. Dan ging hij voort:
Ga nu. Morgen zult gij mij van deze
Teulee verhalen, en dan zal de raad der pries
ters over uw lot beslissen.
Ik beefde, toen Ik het woord „Priesters"
boorde, en ook Guatemoc zag er terneergeslagen
een dergelijke waarschuwing heeft gegeven.
Integendeel heeft iedereen hem er toe aange
spoord da transactie door. te zetten.
Pleiter legt dan enkele brieven over. De
eerste brief is van mr. van Gigch d.d. 6 Mei
1927, waarin geschreven wordt dat Liebermann
geen overeenkomst moet treffen voordat hij
er mr. van Gigch in heeft gekend.
De tweede brief is van mr. Schiirmann, die
mededeelt aan den verdachte, dat hij hem het
concept contract doet toekomen.
Liebermann is door zijn raadslieden niet
gesteund. Integendeel de advocaten hebben als
vampiers aan hem gehangen. Zij hebben hem
op alle mogelijke manieren geplukt en uitge
schud. Zij hebben niet van hem gegeten maar
gevreten.
Het is een groot schandaal, dat mr. van
Gigch juist op het moment, dat Liebermann
liquide middelen noodig had, alles heeft ge
daan om hem van zijn contanten af te helpen
Overziet men de feiten, dan is er geen scha
duw van een bewijs te vinden voor de straf
baarheid van Liebermann. Pleiter kan ln Lie
bermann wel den economischen misdadiger
zien, zooals er meer zijn, maar niet den straf
rechterlijken misdadiger.
Wanneer Liebermann werkelijk boos opzet
had gekoesterd, zou het een klein kunstje voor
hem zijn geweest om den koers der pandbrie
ven te drukken, maar Liebermann heeft precies
het tegenovergestelde gedaan.
Merkwaardig is ook dat iedereen, die Lie-
bermann kent, overtuigd is van zijn goede
trouw. Niemand zegt iets dat ten kwade kan
worden uitgelegd. Trouwens, was Liebermann
niet gekomen, dan zouden de pandbriefliouders
geen cent hebben gekregen. Dit is de humor
van het geval, dat Liebermann's komst oor
zaak is, dat de pandbriefhouders veel meer
zullen krijgen, dan zij gedaan zouden hebben,
wanneer Woltman zijn bedrijf zou hebben voort
gezet.
Waar voor pleiter Liebermann's goede trouw,
onomstootelijk vaststaat, vraagt hij dan ook
vrijspraak voor zijn cliënt.
Iedereen heeft van Liebermann tot op het
laatste moment van hem geplukt. Iedereen
heeft geprobeerd hem neer te drukken. Wat is
begrijpelijker, dan dat Liebermann naar een
uiterlijk middel zocht om er zich tegenover
de buitenwereld op te kunnen beroemen. En
dit uiterlijke middel dacht Liebermann te vin
den in een ridderorde. En wat gebeurt er nu?
Nauwelijks heeft zijn omgeving dit bespeurd,
of zij probeert ook daaruit weer munt te slaan,
Wat ten slotte Liebermann's z.g. „vlucht"
betreft, aldus pleiter, stel ik er prijs op te ver
klaren, dat Liebermann niet is gevlucht om zich
aan een strafvervolging te onttrekken, maar
dat hij naar het buitenland is gegaan op advies
van zijn advocaten, om daar zijn verdediging
voor te bereiden.
Pleiter besloot met den wensch nit te spre
ken, dat het Amsterdamsche Hof, dat nog on
langs de deuren opende voor twee onschuldigen,
thans weer niet een deur zal sluiten achter een
anderen onschuldige.
Nadat het Hof eenigen tijd in raadkamer was
geweest, deelde de president mede, dat het
wenschelijk zal zijn alsnog te hooren de ge
tuigen Dijker, Paardekooper en Melnema.
De zitting wordt dan om kwart voor zeven
verdaagd tot Vrijdag 7 Februari a.s.
Ongeval met doodeljjken afloop
In het Gemeenteziekenhuis te Arnhem is
Zondagmorgen overleden de gehuwde werkman
Z. die bij het veraleepen van een machine in
de stoomwassoherij „Steam Laundry" een on
derdeel daarvan op het onderlichaam had ge
kregen. De ongelukkige laat een vrouw en vijf
kinderen aohter.
IN DEN VREEMDE OMGEKOMEN
Een stuurman uitgegledenen verdronken
Onze Antwerpsche correspondent meldt dt.
3 Februari:
Bij het vervullen van werkzaamheden aan dek
van het Nederlandsche b.s. „Barendrecht" is de
tweede stuurman uitgegleden, in de Schelde
gevallen en verdronken.
ONDER DE TRAM GERAAKT
Bij het uitwijken voor een auto
Op den Stationsweg te Leeuwarden is giste
ren het 8-jarig dochtertje van J. Meinen hij het
uitwijken voor een auto onder een tram ge
raakt, waarbij haar een been werd verbrijzeld.
Het kind is in het ziekenhuis opgenomen.
DE NIEUWSGIERIGEN TELEURGESTELD
Op den Strandboulevard te Scheveningen en
met name aan het Noordelijk eind daarvan heb
ben Zaterdagmiddag omstreeks S uur vele hon
derden nieuwsgierigen gewacht op de aankomst
van de vliegmachine met den heer Veraart, den
„regenmaker", in de hoop daar een regenver-
wekdemonstratie te kunnen bijwonen. De vlie
gers, die tegen 4 uur wel te Schiphol waren
opgestegen, lieten te Scheveningen echter op
zich wachten en de samengestroomde menigte
kon teleurgesteld huiswaarts keeren.
BESTELLINGEN „WAAR GROOTE HAAST
BIJ WAS"
Misplaatste grap
VAN ALLE KANTEN KWAM MEN
AANDRAGEN
De Haagsche firma M. W. Doppenberg, bloe
menmagazijn, Lange Voorhout 9S, is de dupe
geworden van een zeer misplaatste grap, en
met hem tal van winkeliers en zaken in de
residentie. Zaterdagmiddag en gisteren werd
een 25-tal bestellingen uit alle deelen der stad
bij den heer Doppenberg bezorgd, die evenwel
van niet3 wist. De „leveranciers" waren opge-
beid door een jongmensch, die zeide, dat de
bestelling groote haast had. De heer Doppenberg
heeft de politie gewaarschuwd, maar tot dusver
is men er niet ln kunnen slagen, de identiteit
van het jongmensch vast te stellen.
DOOR DE TRAM OVERREDEN-
OVERTREDING LOTERIJWET
Een verboden premieleening
De Hooge Raad verwierp het beroep van A.
A. H. J. G., directeur van de Stedelijke Hypo
theekbank te Utrecht, die door den kanton,
rechter te Utrecht was veroordeeld tot 300 gld.
boete wegens het uitgeven van een verboden
premieleening, welk vonnis door de rechtbank
aldaar bevestigd was.
Een arm moest geamputeerd worden.
Te Nistelrode ls de 12-jarige L. Geurts uit
Heesch door de stoomtram overreden. Hij werd
naar het ziekenhuis te 's Hertogenbosch over
gebracht waar hem een arm werd geamputeerd.
De zeereerw. heer pastoor had hem het H. Olie
sel toegediend.
Aan de justitie te Middelburg is voorgeleid
de werkman de V., uit Souburg, die bekend
heeft op 24 December J.l. te Kleverskerke te
hebben ingebroken. Enkele der toen ontvreemde
gouden voorwerpen konden nog bij hem in be
slag worden genomen.
Bij de stuw te Borgharen is de 65-jarige v.
D., arbeider aan de Zinkwitfabriek, in de Maas
gevallen en verdronken.
VAN HET PAARÜ GEVALLEN.
y .y - h, - v
De maréchaussee W. v. d. B. te Sprundel
viel van zijn paard en kreeg daardoor een
wonde aan het sleutelbeen, 's Mans toestand,
die zich aanvankelijk gunstig liet aanzien, is
nu zoodanig verergerd, dat hij ter observatie
naar Utrecht vervoerd is.
VISSCHERIJ-EXAMENS
De Centrale Commissie voor de Visscherij-
examens (stuurlieden en schippers), bedoeld bij
Koninklijk besluit van 3 Mei 1910, zal, aanvan
gende 21 Februari, zitting houden te 's Graven-
hap, Carel van Bylandtlaan 5.
Aanvragen om tot dit examen te worden
toegelaten, moeten den voorzitter der com
missie bereikt hebben vöór 11 Februari e.k.
Belanghebbenden worden Jen aanzien van de
voorwaarden om tot dit examen te worden toe
gelaten, verwezen naar art 6 van vorengenoemd
Koninklijk besluit.
EXAMENS MACHINISTEN
De commissie voor de machinistenexamens,
bedoeld in art. 8 der Schipperswet zal, aan
vangend 3 Maart 1930, zitting houden te 's Gra-
venhage.
De aanvragen om tot die examens te wor
den toegelaten, moeten den voorzitter der com
missie, onder overlegging van de in art. 7 van
bet Reglement voor de machinistenexamens
bedoelde bescheiden, vóör 14 Februari a.s, be.
reikt hebben.
uit. Hij leidde mij naar leen vertrek in het
palels, waar zijn vrvouw, prinses Tecuichpo,
en andere edele vrouwen, onder wie prinses
Otomie, en enkele hooggeplaatste personen hem
wachtten.
Een rijk maal werd hier voor ons opgediend
en ik zat naast Otomie, die mij onderscheidene
dingen vroeg, betreffende mijn land en het
volk der Teules. Van haar vernam ik het
eerst, dat Montezuma zeer ongerust was over
de komst van de Spanjaarden, want hij hield
hen voor de kinderen van den god Quetzal,
die volgens de oude profetie zouden komen,
om het land in bezit te nemen. Eu zóó lie
felijk was Otomie, dat voor de eerste maal mijn
hart getroffen werd door een andere vrouw
dan mijn verloofde ver weg in Engeland, die
ik naar ik vast geloofde nooit meer zou
terugzien.
Dicht bij ons zat een andere prinses, Pa-
pantzin, de zuster van Montezuma, een bejaarde
vrouw, vriendelijk, maar niettemin treurig,
als onder een voorgevoel van haar naderenden
dood....
Na het maal werd ik naar mijn slaapvertrek
geleid een kleine kamer, met wanden van
cederhout. Een tijd lang kon ik niet slapen,
overstelpt als ik was door de herinnering aan
al het vreemde, dat ik gezien had in dit
wonderbare land. Ik dacht aan den koning,
met zijn zwaarmoedig gelaat, volstrekt keer-
scher over millioenen, omgeven door alles, wat
het hart van een mensch maar kan begeeren,
beschikkend over ontelbare legers, gebiedend
over het schoonste rijk der wereld, vereerd als
een goud en niettemin ten prooi aan vrees en
bij geloof.
Dan dwaalden mijn gedachten af naar de
liefelijke prinses Otomie, die zoo vriendelijk
voor mij was geweest. Was het wonder, dat zij
indruk maakte op mijn verbeelding, en reeds
Twee winkels en een woonhuis een
prooi der vlammen
Gisteren brak een felle brand uit in den
fruitwinkel van den heer Capellen aan den
Laaressingel te Enschede. De bewoners die
nog te bed lagen konden zich met moeite red
den. Weldra sloegen de vlammen over naar den
daarnaast gelegen winkel, van den heer Wea
sel. Ook dit perceel stond spoedig in licht©
laaie. Het woonhuis van dén heer Wessel was
eveneens spoedig aangetast. Beide winkels
brandden totaal uit, terwijl de woonhuis ge
deeltelijk een prooi der vlammen werd. Da
brandweer wist verdere uitbreiding te voor
komen. Alles was verzekerd.
JBOTSLNG TUSSCHEN BUS EN AUTO
Tengevolge van den mist
Toen gisteren een zware mist het uitzicht
op de ewgen belemmerde, reed in de nabijheid
van het Apeldoornsche Bosch een met een paard
bespannen boerenwagen in de richting Apel
doorn. Uit de richting Zutphen kwam een luxe
auto, bestuurd door den heer ten D„ die den
boerenwagen wilde passeeren. Toen de heer ten
D. naast den wagen was, bemerkte hij, dat zich
op kleinen afstand van hem bevond de A. Z. A'
bus, op weg naar Zutphen. Bij een poging om
nog achter den wagen te komen, raakte het
rechter voorspatbord van den auto het linker
achterwiel van den wagen, waardoor de auto
dwars over den weg kwam te staan. Een aan
rijding van de A. Z. A.-bus met den luxe-auto
werd daardoor onvermijdelijk. Dé bus reed niet
het linker voorwiel tegen den auto, welke
eenigszins beschadigd werd. He bus daarentegen
welke na de botsing tegen een boom aanreed,
liep belangrijke averij op. Tengevolge van deze
aanrijding werd de boerenwagen totaal vernield
terwijl het paard met een deel van den wagen
achter zich op hol sloeg doch enkele honderden
meters verder tot stilstaan kon worden ge
bracht. Persoonlijke ongelukken kwamen biet
voor.
HET GEVAARLIJKE WAPEN
Kind door revolverschot gewond
Te Dèurne hing een rijksveldwachter als naar
gewoonte, een geladen revolver aan den muur.
De revolver ging af en de kogel 'trof een kindje
in het been. Het kind werd gelukkig niet ern
stig gewond.
INBRAKEN
In den nacht van Zaterdag op Zondag is in
gebroken in de kantoren van het Gemeentelijk
Gas- en Electriciteitsbedrijf te Enkhuizen. Men
heeft getracht de kluis in het kantoor te for-
ceeren, doch zonder succes. De kantorèn wer
den geheel doorzocht, maar er wordt niets ver
mist. Enkele personen zijn reeds door de poli
tie gehoord.
In het stationsrestaurant te Eindhoven is in
gebroken. Een bedrag van 12 en eenige buffet-
artikelen als chocola, worden vermist. Waar
schijnlijk heeft een oude bekende zich ln laten
sluiten.
den weg naar mijn hart gevonden had?
Maar dan hoorde ik den pas van mijn be
wakers vóór de deur van mijn vertrek, en
dat herinnerde mij er aan, wie ik was, en dat
mijn leven om zoo te zeggen aan een haar
hing. Den volgenden morgen zouden de pries
ters oyer mijn lot beslissen, en dat beteekende
voor een gevangene zooveel als een vonnis,
vóór het nog was uitgesproken-
Weinig vermoedde ik, toen ik den volgenden
morgen opstand, dat ik vóór den avond een
god zou zijn, en na Montezuma de meest ge-
eerde man in het Rijk!
XXVII.
's Anderendaags, toen ik ontbeten had, werd
ik naar de rechtzaal geleid. Hier zat Monte
zuma op een gouden troon, eu rond hem ston
den zijn raadsheeren en de edelen. Alsnu trad
een aantal priesters binnen, boog voor den
Koning, en begon met hem te spreken. Ver
volgens kwamen twee van hen op mij toe,
leidden mij voor, en gelastten mij mijn armen
en schouders te ontblocten. Zij onderzochten
nauwkeurig de lidteekens op mijn arm, welke
het zwaard van De Garcia had achtergelaten;
an van de klauwen van den puma; etn vroegen,
hoe ik daaraan gekomen was. Ik vertelde het
hun, en daarop beraadslaagden zij op een af
stand. Zij bleken het niet eens te zijn, en
wendden zich tot den keizer, om te beslissen.
Hij dacht een oogenblik na, en zeide dam, zóó
dat ik het hoorde:
De teekens komen niet voort uit het li
chaam, en zij waren er ook niet op bij de
geboorte, maar zij zijn veroorzaakt door de
gewelddadigheid van mensch en diér.
Nu beraadslaagden de priesters opnieuw, en
daarop fluisterde de opperpriester Montezuma
iets in het oor. Deze knikte, stond op van zijn
troon, kwam op mij toe, maakte een keten
van goud en edelsteenen, die om zijn hals
liing, los, nam den koninklijken mantel van
zijn schouders, en deed mij den keten om mijn
hals en den mantel om mijn schouders. Ver
volgens sloeg bij zijn armen om mij heen, en
omhelsde mij.
Gegroet, zoon van Quetzal, zeide hij.
Zoolang gij onder ons verblijft, behoort dit
land aan u, en zijn wij uw dienaren. Gebied,
en wij gehoorzamen. O Tezcat, heerscher der
wereld wij aanbidden u.
Wij aanbidden u, o Tezcat, stemden de
priesters in.
En in koor werden deze woorden herhaald
door de aanwezige raadsheeren en edelen, en
allen bogen zij voor mij.
Ik zweeg, als verbijsterd. Montezuma gaf
een teeken, en vrouwen traden binnen, met
prachtige gewaden en een krans van bloemen.
Zij omhingen mij met de gewaden, en plaatsten
den krans op mijn hoofd.
Toen begreep ik. dat ik een god was. En
nu verschenen ernstige en eerbiedwaardige
mannen, en een geheele rij anderen, die i^ijn
gevolg uitmaakten, en mij onder muziek bui
ten geleidden. Voor mij uit ging een heraut, die
verkondigde, dat dit de god Tezcat was, die
weergekomen was, om zijn volk te zoeken, en
overal, waar ik ging, boog het volk voor mij
ter aarde.
Dan nam ik plaats ln een draagstoel, en
werd ik den heuvel afgedragen, en door de
straten der stad geleid, tot het groote plein,
waar de tempel stond. Vervolgens brachten
zij mij langs het kronkelpad om de pyramido
omhoog naar den top, waar zich de tempels en
de afgodsbeelden bevonden. Er werd op een
grooten trommel geslagen, en de priesters
brachten""6ffer na offer te mijner eere. Daarna
noodigden zij mij uit, den draagstoel te ver
laten, terwijl zij rijke kleeden uitlegden, en
bloemen aan mijn voeten strooiden. Het werd
mij angstig te moedó, wamt ik dacht, dat zij
mij thans aam mijzelf of aan een anderen god
gingen opofferen. Maar zij leidden mij naar
den rand van de pyramide d.w.z. zoover als
ik raadzaam vond, want ik vreesde, dat zij
mij plotseling zouden aangrijpen, en naar be
neden werpen em daar verkondigde de
hoogepriester mijn waardigheid aan de duizen
den, die beneden verzameld waren, en allen
bogen voor mij, de priesters bij den tempel, en
de menigte beneden.
Ik was ten laatste heel dankbaar, toen zij
mij weer terugbrachten naar het paleis. Hier
wachtte mij nieuw eerbetoon. Men wees mij
vervolgens een reeks van schitterende vertrek
ken, naast die van Montezuma zelf, en deelde
mij mede, dat ihij, die zou weigeren, mijn wensch
te vervullen, zou sterven. Ik zeide, dat het
mijn wensch was een poos te rusten, en dat
een feestmaal zou worden aangericht in de ver
trekken van Guatemoc, want daar hoopte ik
Otomie te ontmoeten. Dan wierp ik mij op de
kussens, en begon over een en ander te denken.
Stellig had ik reden, om te juichen, dat
begreep ik. Maar, zoo vroeg ik mij af, waarom
was ik een god? En hoe lang zou mijn macht
duren?
Prins Guatemoc wachtte mij In zijn vertrek
ken. Hij ontving mij, alsof ik de koning der
koningen was, maar ik meende vroolijkheid
in zijn oogen te zien, vermengd met een zekere
treurigheid. Ik hoog mij naar hem toe, en vroeg
fluisterend:
Wat beteekent dit alles, prins? Houdt
men mij voor den gek, of ben ik werkelijk
een god?
St! antwoordde hij, eveneens fluisterend.
Het heeft geen kwade beteekenls voor u,
vriend Teute Ben ander maal zal ik het u
vertellen.
Terwijl wij aan tafel gingen, bleef ik wat
achter, om te zien, waar prinses Otomie, die
ik ln de zaai had opgemerkt, zou plaats nemen,
en ging alsdan naast haar zitten. Dit veroor
zaakte eenige verwarring, want men had de
eereplaats voor mij ingeruimd aan het hoofd
einde van de tafel, tusschen Guatemoc en zijn
vrouw Tecuichpo.
Uw plaats is ginds, o Tezcat, zei Otomie,
terwijl zij bloosde.
Een god mag zitten, waar hij verkiest,
prinses Otomie, antwoordde ik. Bovendien,
voegde ik er zacht aan toe, wat beter plaats
kan ik vinden, dan naast de liefelijkste godin
der aarde?
Weer bloosde zij.
O neen, antwoordde zij, Ik ben geen
godin, maar slechts een sterfelijke vrotiw. Doch
luister: als gij verlangt, dat ik naast u zit,
moet gij dat bevelen. Niemand zal het wagen,
u niet te gehoorzamen, zelfs niet Montezuma,
mijn vader.
Ik stond op, en verklaarde In zeer slecht
Azteeksch
Het is mijn wensch dat ik altijd geplaatst
wordt naast prinses Otomie.
Bij die woorden bloosde Otomie nog meer.
Een gemompel ging op onder de gasten, terwijl
Guatemoc eerst toornig keek, maar dan .begon
te lachen.
Mijn wil geschiedde. Terwijl het feestmaal
zijn verloop had, vroeg ik Otomie, wat dit alles
beteekende.
Ach, fluisterde zij, wij weten 't niet.
en ik durf het u nu niet vertellen. Maar als
het maal ten einde is, zeg dan, dat het nw
wensch ls, in de tuinen van het paleis t®
wandelen, en dat ik u moet vergezellen. Dan
heb ik misschien gelegenheid om te spreken.
(Wordt vervolgd).