FEUILLETON TWEE VROUWEN De Liebermann-affaire voor het Hof DINSDAG 4 FEBRUARI 1980 TWEEDE BLAD. DE VERDEDIGERS AAN HET WOORD PAGINA 2. BELANGSTELLING VOOR DE REGEN-FABRICAGE MACHINE OP HET LICHAAM ZWARE BRAND AANGEHOUDEN VERDRONKEN. x^vin. Negende dag EK WORDT OP VRIJSPRAAK GEREKEND Gisteren hebben Liebermann's verdedigers mr, Kokosky en Mr. Duys voor het Amsterdamsch Gerechtshof gepleit voor hun cliënt. Al vorens mr. Kokosky het woord krijgt, stelt de president den verdachte enkele vra gen, waarop geen volledig antwoord volgt. De president concludeert dan ook, dat het in het belang van den verdachte en van het recht noodig zal zijn alsnog enkele getuigen, als Stegemann, Bernstorff en Paardekooper, té hooren. Het pleidooi van Mr. Kokosky Mr. Kokosky, zijn pleitrede beginnend, brengt allereerst dank aan het Hof en vooral aan den president Mr. Jolles, voor de nauwgezette wijze waarop deze zaak is onderzocht en behandeld. Toen in Januari 1927, aldus vervolgt pleiter, de malversatie die bij de Veendammer Hypo. theekbank plaats hadden gehad, bekend wer- drn. was de publieke opinie dadelijk met haar oordeel klaar. Zij vermoedde direct overal kwa de intenties. En dit is toen een misvatting ge bleken. Zonder te willen goedpraten wat ge beurd is, kan op voldoende gronden de goede tiouw van Liebermann worden aangenomen. Zijn bedoelingen zijn goed geweest, maar hij heeft die goede bedoelingen slechts niet kun nen verwezenlijken. Men moet zich niet afvra gen in deze zaak, of hetgeen Liebermann wilde, mogelijk of onmogelijk was, maar alleen of Liebermann geloofde dat zij mogelijk waren. Eu dit is zonder twijfel het geval geweest. Er is niemand geweest, die hem deze zaken ont. raden heeft, niemand heeft hem geremd, maar integendeel is hij voortdurend gesteund door zijn raadslieden, die de zeaak beter konden en moesten begrijpen, dan de verdachte zelf. Nu is het wel waar dat men zich niet steeds kan verschuilen achter de adviezen van zijn advoca ten, maar in dit speciale geval, mag Lieber mann zich wei op die adviezen beroepen. Hij immers was vreemdeling en wilde eén finan- cieele onderneming op touw zetten. Hij heeft toen aan bekende advocaten gevraagd of deze onderneming beantwoordde aan de eiscben der Nederlandsche wetgeving, en toen de advocaten hem hierop bevestigend beantwoordden, heeft hij niet er meer aan getwijfeld. Liebermann moet beschouwd worden als een naooriogsverschijnsel, een van die figuren, die na den wereldoorlog zijn opgestaan in de rand staten, en die door den verwarden toestand aldaar, in staat waren groote ondernemingen op touw te zetten. Van moreel standpunt moe ten zulke transacties misschien worden beoor deeld, maar dit zegt nog niet, dat Liebermann dit inzag. De getuigenverklaringen hebben niet bewezen, dat' Liebermann wist, dat hij ver keerd deed. Integendeel, of de getuigen zijn weggebleven, óf zij wisten van niets, öf, wan neer zij, iets wisten, beriepen zij zich op het ambtsgeheim Leest men de gevoerde correspondentie door, dan dringt zich onweerstaanbaar de overtui ging op, dat Liebermann volkomen en tot het einde toe, te goeder trouw is geweest. Wel wordt het uit deze correspondentie iemand dui delijk, dat Liebermann geen ordenende geest was en niet in staat was om alle gegevens naar waarde te schatten. Toen Liebermann de Veen- dammer wilde koopep, stond deze reeds zeer zwak, door het vreemdsoortig beheer van Wolt- man. Maar dit wist Liebermann niet. Integen deel was hij door Sedeyn in de meening ge bracht dat een overwaarde aanwezig was van minstens een millioen. En toen later de eerste onderhandelingen afsprongen, omdat Sedeyn de zaak ongeoorloofd achtte, heeft Liebermann nooit gehoord wat de ware reden was voor het afspringen der onderhandelingen. Bij de tweede onderhandelingen, meende de verdachte, dat de toestand van de bank veel be ter was dan uit de jaarverslagen bleek, omdat Woltman hem vertelde dat er zeer belangrijke stille reserves aanwezig waren, waarin de winst juist school. Uit de getuigenverklaringen is voldoende ko men vast te staan, dat iedereen, die met ver dachte in contact is gekomen, pogingen heeft gedaan, om hem in de meening te laten, dat de voorgenomen transacties volkomen toelaatbaar waren. Wat de rechten van de pandbriefhouders be treft, waarover in deze zaak zooveel gesproken wordt, in de Statuten van de Veendammer staat geen enkele bepaling, waarin van deze rechten wordt gesproken. De pandbriefhouders hebben slechts een per soonlijke vordering op de bank, anders niet. Komend tot de kwestie van de borgtochten merkt pleiter op, dat er een tweetal borgtoch ten moet hebben bestaan. Vele getuigen hebben dien tweeden borgtocht gezien, alleen ontkent Van der Toorn, dat hij dien borgtocht heeft on derteekend en dit heeft hij gedaan, omdat hij blijkbaar bevreesd is voor d^ curatoren van de Veendammer. Maar er zijn verschillende getui gen, die de juistheid van de verklaring van Van der Toorn doen betwijfelen. In het requisitoir heeft de procureur-gene raal gezegd, dat de verdachte twee millioen uit de Veendammer heeft gehaald, twee millioen heeft teruggegeven en daarna geen cent meer bezat. Hieruit concludeerde de procureur-gene raal dat Liebermann ook voor de transactie zonder vermogen was. Maar hierbij is totaal vergeten, dat Liebermann zeer groote bedragen heeft moeten betalen aan verschillende men- schen. Den verdachte is uitlokken, medeplegen of medeplichtigheid ten laste gelegd inzake bedrie- gelijke verkorting van de rechten der schuld- eischers door Möhring. Möhring heeft voor het Hof onder eede ver klaard op 25 Juni niet te hebben ingezien, dat er een strafbaar feit werd gepleegd en dit is ook aannemelijk, omdat Möhring geloofde in de Atlas-plannen, waaraan het Hof thans ook ge looft. Wanneer men Liebermann wil veroordeelen, wegens uitlokken dan is opzet noodig. Men zal moeten bewijzen, dat hij den materieelen dader bewogen heeft, d#ch ook dat hij geweten heeft, dat Möhring te kwader trouw was en dat de ge pleegde feiten strafbaar waren. Pleiter criti- seert de dagvaarding, die eigenlijk een alle gaartje is, waaruit het Hof moet zoeken, wat het gebruiken kan. De steller van de dagvaarding heeft een groote fout begaan, hij heeft het verschil tus- schen uitlokken en medeplichtige niet gevoeld. Door den uitlokker moet de wil van den uitge lokte worden opgewekt, de medeplichtige helpt iemand bij wien de wil tot het plegen van een strafbaar feit reeds bestond. Möhring heeft niet kunnen zeggen, wanneer liij tot het plegen van de strafbare daad is be wogen, noch met welke middelen dit is ge schied. Van uitlokken kan dus geen sprake zijn. Voorts is het lang niet bewezen, dat mr. Van Gich in alles met Liebermann beeft saamge- werkt. Het blijft zeer goed mogelijk, dat mr Van Gigch zonder met den verdachte overleg te hebben gepleegd op eigen gelegenheid heeft ge handeld. Noch het uitlokken, noch het mede- plegen, noch de medeplichtigheid kunnen wor den aanvaard. Ook omtrent de andere punten in de dag vaarding meent pleiter, dat geen veroordeeling zal kunnen volgen. Verduistering kan aan Möhring niet ten laste worden gelegd, omdat hij de bezittingen van de Veendammer niet wederrechtelijk overdroeg Ook de dagvaarding sub C, waarin van M. wordt aangenomen verduistering van geldlee- ningen, waarbij L. medepleger was. M. moet dan toch hebben geweten dat hierdoor credi teuren onvermijdelijk worden verwaarloosd. Doch M. kon dit niet als onvermijdelijk zien, wanneer de gelden werden gedeponeerd bij den kassier. Ook wanneer M. verduistering zou hebben gepleegd, is 't twijfelachtig of Liebermann hier medeplichtige was. Het afdragen van geld aan L. maakte deze niet tot mededader, men zou hem wellicht kunnen beschuldigen van heling. Voorts betwist pi., dat gelden uit de Maraboe enz. zouden zijn verstrekt aan de Dlscontobank, toen de Veendammer reeds aan Paardekooper zou zijn verkocht. Verduistering door L. heeft niet plaats ge had, want het geld was niet verdwenen. Heeft L. dan heling gepleegd? Ook dit niet. De gelden waren niet door misdrijf verkregen, en bij het faillissement van de Veendammer waren de gelden nog aanwezig. Verdachte L. kan niet worden veroordeeld voor feiten, waarvoor hij niet is uitgeleverd. Dit is door het ministerie van buitenlandsche zaken in Helsingfors uitdrukkelijk gestipuleerd. De Rechtbank heeft zich hier al te gemakkelijk van afgemaakt. Doch hiermede rekening hou dende, kan het sub f. ten laste gelegde niet worden gehandhaafd. PI. hoopt aan het slot van zijn betoog, het Hof te hebben overtuigd van de juridische moeilijkbeden, die de dagvaarding doet rijzen. Wanneer die juridische moeilijkheden zouden leiden tot ontslag van rechtsvervolging, dan zou pl. verheugd zijn, doch hij hoopt op vrij spraak, gegrond op de goede trouw van Lie bermann. Pl. hoopt, dat het Hof L. zal zien, zooals pl. hem ziet. Hem zal zien als een man, die zich een groot financier achtte, wat hij niet is; een man, verward in groote plannen, waar in zijne raadsleden hem steunden; een man, die door gemis aan organiseerend talent in het ongeluk is gestort. Pl. vraagt vrijspraak, geen clementie voor dezen man, omdat hij moreel wel berispelijk heeft gehandeld, doch faalde, waar hij de kracht miste om zijne plannen tot uitvoer te brengen. HET PLEIDOOI VAN MR. DUYS, Mr. Duys begint met een persoonlijk woord, wanneer hij met hartstocht en vuur de onschuld van dezen verdachte zal bepleiten, dan vergeet hij niet de millioenen, die eiken dag hun brood met harden arbeid moeten verdienen, en dan ziet hij daarnaast naar hen, die onder de op pervlakte dezer maatschappij parasiteeren op den arbeid van anderen. Hem berouwt 't niet nu reeds dertig jaar geleden den strijd tegen die maatschappij te zijn begonnen. Doch dit heeft niets te maken met de mate van straf baarheid van dezen verdachte. KONINGIN EN PRINSES NAAR BEIEREN Oberstdorf doel der reis Blijkens een bij het correspondentie-bureau in Den Haag ontvangen telegram, zijn H.M. de Koningin en H.K.H. Prinses Juliana met haar reisgezelschap Maandagavond laat in goeden welstand te Miinchen aangekomen waar over nacht werd, ten einde heden door te reizen naar Oberstdorf waar de Koningin en de Prinses eenigen tijd zullen verblijven. Oberstdorf is een plaatsje in de Beiersche Alpen (de Allgüu), dat vooral bekendheid ge niet bij de beoefenaren van de wintersport. IN HET GRAND CENTRAL PALACE TE NEW YORK wordt een motorboottentoonstelling gehouden; hierboven zien we de „Delphln", een raceboot, die 80 K.M. halen kan. PI. staat voor een moeilijk geval. Moreel kan hij den verdachte niet in alles verdedigen, doch ook op hem moet de wet worden toegepast. In 't begin stond pl. met groote antipathie te genover deze zaak. Zeer lang heeft hij geaar- zelf om de verdediging op zich te nemen. Doch hij begon te twijfelen, hij vermoedde dat de verdachte zeer eenzijdig werd beoordeeld. Voor wat gebeurd is, heeft pl. niets dan afkeer, schrik en huivering. Doch hij heeft zich van alles willen losmaken, zich willen stellen op een objectief standpunt, heeft zich laten leiden door de feiten, en van dit oogenblik af nam de zaak voor hem volkomen een wending. Tel kens en telkens werd pl. opnieuw door ver dachte overtuigd. Verdachte is ook nooit af geweken van wat hij ln het begin aan pl. mede deelde. Alles klopt in de papieren, voor ieder gaatje is een spijker. Niet alleen is pleiter niet overtuigd van bekl.'s kwade trouw, doch zelfs overtuigd van zijn goede trouw. Niet deelt pl. Liebermann's moreele opvattingen, doch L. was wèl ook moreel overtuigd van de genialiteit zijner plan nen. Wij hebben hier te doen met een man, die Vijftien jaar werkzaam was in een groote maatschappij. Getuigen verklaren, dat hij niet tot iets gemeens in staat was. Zijn eerlijkheid is bij allen, die hem kennen, onverdacht. Hij heeft, vlak bij zich, tonnen en tonnen te stelen te rooven. Zou deze man dan, om eindelijk eens te gaan stelen, zfilk een apparaat op touw zetten? Die vraag moet opkomen bij dit Hof, dat zulke overwegingen deed gelden in het proces Giessen-Nieuwkerk. In gemoede moet pl. zeggen, dat hij over tuigd is, dat een veroordeeling van dezen man een onrecht zou zijn. Dit zegt pl., trotseerend de opinie van velen, die hem verwijten deze verdediging te voeren. Wat heeft Liebermann eigenlijk gedaan? Voor de publieke opinie hebben Woltman en Liebermann het geld van een bank gedeeld, en is Liebermann daarna gevlucht, terwijl cura toren nog wat van het geld hebben achterhaald. Doch de feiten zijn heel anders. Misschien is de rechtbank ook eenigszins onder den invloed dier publieke opinie geraakt, doch het Amster- damsche Hof, onder leiding van dezen prest-3 dent, zal den moed hebben ook die opinie te trotseeren. Wat hier geschied is, is geen misdrijf, doch een helaas geoorloofde handelstrans actie. De handelstransactie is mislukt, doch dit is ook te wijten aan de justitie, die te vlug iugreep. Meer met de bedoeling om een straf baar feit te vinden, dan om de pandbrief houders te helpen, die zich bij bosjes hebben verzet. De plannen van Liebermann waren toekomst muziek, hij had meer zekerheid moeten heb ben, doch dit is geen kwade trouw. De handels transactie is mislukt, doch dit is geen kwade trouw. Wanneer toekomstmuziek kwade trouw zou zijn, hoe dikwijls zijn handelstransacties dan geen kwade trouw? 01 Liebermann moet worden vrijgesprokenof al zijn helpers moeten ook achter de tralies gesloten worden Het is juist die onverklaar bare dubbele opvatting van deze zaak, die me razend maakt. De procureur-generaal heeft zich alleen be roepen op de jaarverslagen van de Veendam- mer-Hypotheekbank, die Woltman opzettelijk gedrukt noemde. Maar geen woord heeft de procureur-generaal gezegd van de vele brieven, waardoor Liebermann in den waan gebracht moest worden, dat de Veendammer een bloeien de onderneming en een begeerenswaardig object was. Komende tot de betaling in activa merkt mr. Duys op, dat, zooals mr. Reilingb destijds heeft gezegd, Woltman tweemaal was gewaarschuwd, dat de betaling in activa ongeoorloofd was. Van Liebermann staat het vast, dat niemand hem Vrij naar het Engelsch van R. HENRY. 16) Ik weet het niett, o koning, antwoordde ik zoo goed mogelijk, met de hulp van Gua- temoc, - en ze zijn niet mijn landslieden. Het rapport zegt, dat gij bekent, dat gij het bloed dor Teules in u hebt en dat gij bij deze kusten gekomen zijt in een van hun groote kano's Dat is zoo, o koning, maar ik behoor niet tot hun volk, en ik kwam aan land al drijvend in een kist. Het komt bij voor dat dit een leugen is, antwoordde Montezuma, zijn voorhoofd fron send, want de haaien en krokodillen zouden iemand, die dat wagen zou, verslinden. Dan voegde hij er nadenkend aan toe: Spreek, zijt gij een der afstammelingen van Quetzal? Ik weet het niet, o koning. Ik behoor lot een blank ras, en onze voorvader heette Adam. Misschien i® dat een andere naam voor Quetzal, zeide hij. Lang geleden is er voor zegd, dat zijn kinderen zouden terugkomen, en nu schijnt het uur van hun komst daar te zijn. En hij zuchtte diep. Dan ging hij voort: Ga nu. Morgen zult gij mij van deze Teulee verhalen, en dan zal de raad der pries ters over uw lot beslissen. Ik beefde, toen Ik het woord „Priesters" boorde, en ook Guatemoc zag er terneergeslagen een dergelijke waarschuwing heeft gegeven. Integendeel heeft iedereen hem er toe aange spoord da transactie door. te zetten. Pleiter legt dan enkele brieven over. De eerste brief is van mr. van Gigch d.d. 6 Mei 1927, waarin geschreven wordt dat Liebermann geen overeenkomst moet treffen voordat hij er mr. van Gigch in heeft gekend. De tweede brief is van mr. Schiirmann, die mededeelt aan den verdachte, dat hij hem het concept contract doet toekomen. Liebermann is door zijn raadslieden niet gesteund. Integendeel de advocaten hebben als vampiers aan hem gehangen. Zij hebben hem op alle mogelijke manieren geplukt en uitge schud. Zij hebben niet van hem gegeten maar gevreten. Het is een groot schandaal, dat mr. van Gigch juist op het moment, dat Liebermann liquide middelen noodig had, alles heeft ge daan om hem van zijn contanten af te helpen Overziet men de feiten, dan is er geen scha duw van een bewijs te vinden voor de straf baarheid van Liebermann. Pleiter kan ln Lie bermann wel den economischen misdadiger zien, zooals er meer zijn, maar niet den straf rechterlijken misdadiger. Wanneer Liebermann werkelijk boos opzet had gekoesterd, zou het een klein kunstje voor hem zijn geweest om den koers der pandbrie ven te drukken, maar Liebermann heeft precies het tegenovergestelde gedaan. Merkwaardig is ook dat iedereen, die Lie- bermann kent, overtuigd is van zijn goede trouw. Niemand zegt iets dat ten kwade kan worden uitgelegd. Trouwens, was Liebermann niet gekomen, dan zouden de pandbriefliouders geen cent hebben gekregen. Dit is de humor van het geval, dat Liebermann's komst oor zaak is, dat de pandbriefhouders veel meer zullen krijgen, dan zij gedaan zouden hebben, wanneer Woltman zijn bedrijf zou hebben voort gezet. Waar voor pleiter Liebermann's goede trouw, onomstootelijk vaststaat, vraagt hij dan ook vrijspraak voor zijn cliënt. Iedereen heeft van Liebermann tot op het laatste moment van hem geplukt. Iedereen heeft geprobeerd hem neer te drukken. Wat is begrijpelijker, dan dat Liebermann naar een uiterlijk middel zocht om er zich tegenover de buitenwereld op te kunnen beroemen. En dit uiterlijke middel dacht Liebermann te vin den in een ridderorde. En wat gebeurt er nu? Nauwelijks heeft zijn omgeving dit bespeurd, of zij probeert ook daaruit weer munt te slaan, Wat ten slotte Liebermann's z.g. „vlucht" betreft, aldus pleiter, stel ik er prijs op te ver klaren, dat Liebermann niet is gevlucht om zich aan een strafvervolging te onttrekken, maar dat hij naar het buitenland is gegaan op advies van zijn advocaten, om daar zijn verdediging voor te bereiden. Pleiter besloot met den wensch nit te spre ken, dat het Amsterdamsche Hof, dat nog on langs de deuren opende voor twee onschuldigen, thans weer niet een deur zal sluiten achter een anderen onschuldige. Nadat het Hof eenigen tijd in raadkamer was geweest, deelde de president mede, dat het wenschelijk zal zijn alsnog te hooren de ge tuigen Dijker, Paardekooper en Melnema. De zitting wordt dan om kwart voor zeven verdaagd tot Vrijdag 7 Februari a.s. Ongeval met doodeljjken afloop In het Gemeenteziekenhuis te Arnhem is Zondagmorgen overleden de gehuwde werkman Z. die bij het veraleepen van een machine in de stoomwassoherij „Steam Laundry" een on derdeel daarvan op het onderlichaam had ge kregen. De ongelukkige laat een vrouw en vijf kinderen aohter. IN DEN VREEMDE OMGEKOMEN Een stuurman uitgegledenen verdronken Onze Antwerpsche correspondent meldt dt. 3 Februari: Bij het vervullen van werkzaamheden aan dek van het Nederlandsche b.s. „Barendrecht" is de tweede stuurman uitgegleden, in de Schelde gevallen en verdronken. ONDER DE TRAM GERAAKT Bij het uitwijken voor een auto Op den Stationsweg te Leeuwarden is giste ren het 8-jarig dochtertje van J. Meinen hij het uitwijken voor een auto onder een tram ge raakt, waarbij haar een been werd verbrijzeld. Het kind is in het ziekenhuis opgenomen. DE NIEUWSGIERIGEN TELEURGESTELD Op den Strandboulevard te Scheveningen en met name aan het Noordelijk eind daarvan heb ben Zaterdagmiddag omstreeks S uur vele hon derden nieuwsgierigen gewacht op de aankomst van de vliegmachine met den heer Veraart, den „regenmaker", in de hoop daar een regenver- wekdemonstratie te kunnen bijwonen. De vlie gers, die tegen 4 uur wel te Schiphol waren opgestegen, lieten te Scheveningen echter op zich wachten en de samengestroomde menigte kon teleurgesteld huiswaarts keeren. BESTELLINGEN „WAAR GROOTE HAAST BIJ WAS" Misplaatste grap VAN ALLE KANTEN KWAM MEN AANDRAGEN De Haagsche firma M. W. Doppenberg, bloe menmagazijn, Lange Voorhout 9S, is de dupe geworden van een zeer misplaatste grap, en met hem tal van winkeliers en zaken in de residentie. Zaterdagmiddag en gisteren werd een 25-tal bestellingen uit alle deelen der stad bij den heer Doppenberg bezorgd, die evenwel van niet3 wist. De „leveranciers" waren opge- beid door een jongmensch, die zeide, dat de bestelling groote haast had. De heer Doppenberg heeft de politie gewaarschuwd, maar tot dusver is men er niet ln kunnen slagen, de identiteit van het jongmensch vast te stellen. DOOR DE TRAM OVERREDEN- OVERTREDING LOTERIJWET Een verboden premieleening De Hooge Raad verwierp het beroep van A. A. H. J. G., directeur van de Stedelijke Hypo theekbank te Utrecht, die door den kanton, rechter te Utrecht was veroordeeld tot 300 gld. boete wegens het uitgeven van een verboden premieleening, welk vonnis door de rechtbank aldaar bevestigd was. Een arm moest geamputeerd worden. Te Nistelrode ls de 12-jarige L. Geurts uit Heesch door de stoomtram overreden. Hij werd naar het ziekenhuis te 's Hertogenbosch over gebracht waar hem een arm werd geamputeerd. De zeereerw. heer pastoor had hem het H. Olie sel toegediend. Aan de justitie te Middelburg is voorgeleid de werkman de V., uit Souburg, die bekend heeft op 24 December J.l. te Kleverskerke te hebben ingebroken. Enkele der toen ontvreemde gouden voorwerpen konden nog bij hem in be slag worden genomen. Bij de stuw te Borgharen is de 65-jarige v. D., arbeider aan de Zinkwitfabriek, in de Maas gevallen en verdronken. VAN HET PAARÜ GEVALLEN. y .y - h, - v De maréchaussee W. v. d. B. te Sprundel viel van zijn paard en kreeg daardoor een wonde aan het sleutelbeen, 's Mans toestand, die zich aanvankelijk gunstig liet aanzien, is nu zoodanig verergerd, dat hij ter observatie naar Utrecht vervoerd is. VISSCHERIJ-EXAMENS De Centrale Commissie voor de Visscherij- examens (stuurlieden en schippers), bedoeld bij Koninklijk besluit van 3 Mei 1910, zal, aanvan gende 21 Februari, zitting houden te 's Graven- hap, Carel van Bylandtlaan 5. Aanvragen om tot dit examen te worden toegelaten, moeten den voorzitter der com missie bereikt hebben vöór 11 Februari e.k. Belanghebbenden worden Jen aanzien van de voorwaarden om tot dit examen te worden toe gelaten, verwezen naar art 6 van vorengenoemd Koninklijk besluit. EXAMENS MACHINISTEN De commissie voor de machinistenexamens, bedoeld in art. 8 der Schipperswet zal, aan vangend 3 Maart 1930, zitting houden te 's Gra- venhage. De aanvragen om tot die examens te wor den toegelaten, moeten den voorzitter der com missie, onder overlegging van de in art. 7 van bet Reglement voor de machinistenexamens bedoelde bescheiden, vóör 14 Februari a.s, be. reikt hebben. uit. Hij leidde mij naar leen vertrek in het palels, waar zijn vrvouw, prinses Tecuichpo, en andere edele vrouwen, onder wie prinses Otomie, en enkele hooggeplaatste personen hem wachtten. Een rijk maal werd hier voor ons opgediend en ik zat naast Otomie, die mij onderscheidene dingen vroeg, betreffende mijn land en het volk der Teules. Van haar vernam ik het eerst, dat Montezuma zeer ongerust was over de komst van de Spanjaarden, want hij hield hen voor de kinderen van den god Quetzal, die volgens de oude profetie zouden komen, om het land in bezit te nemen. Eu zóó lie felijk was Otomie, dat voor de eerste maal mijn hart getroffen werd door een andere vrouw dan mijn verloofde ver weg in Engeland, die ik naar ik vast geloofde nooit meer zou terugzien. Dicht bij ons zat een andere prinses, Pa- pantzin, de zuster van Montezuma, een bejaarde vrouw, vriendelijk, maar niettemin treurig, als onder een voorgevoel van haar naderenden dood.... Na het maal werd ik naar mijn slaapvertrek geleid een kleine kamer, met wanden van cederhout. Een tijd lang kon ik niet slapen, overstelpt als ik was door de herinnering aan al het vreemde, dat ik gezien had in dit wonderbare land. Ik dacht aan den koning, met zijn zwaarmoedig gelaat, volstrekt keer- scher over millioenen, omgeven door alles, wat het hart van een mensch maar kan begeeren, beschikkend over ontelbare legers, gebiedend over het schoonste rijk der wereld, vereerd als een goud en niettemin ten prooi aan vrees en bij geloof. Dan dwaalden mijn gedachten af naar de liefelijke prinses Otomie, die zoo vriendelijk voor mij was geweest. Was het wonder, dat zij indruk maakte op mijn verbeelding, en reeds Twee winkels en een woonhuis een prooi der vlammen Gisteren brak een felle brand uit in den fruitwinkel van den heer Capellen aan den Laaressingel te Enschede. De bewoners die nog te bed lagen konden zich met moeite red den. Weldra sloegen de vlammen over naar den daarnaast gelegen winkel, van den heer Wea sel. Ook dit perceel stond spoedig in licht© laaie. Het woonhuis van dén heer Wessel was eveneens spoedig aangetast. Beide winkels brandden totaal uit, terwijl de woonhuis ge deeltelijk een prooi der vlammen werd. Da brandweer wist verdere uitbreiding te voor komen. Alles was verzekerd. JBOTSLNG TUSSCHEN BUS EN AUTO Tengevolge van den mist Toen gisteren een zware mist het uitzicht op de ewgen belemmerde, reed in de nabijheid van het Apeldoornsche Bosch een met een paard bespannen boerenwagen in de richting Apel doorn. Uit de richting Zutphen kwam een luxe auto, bestuurd door den heer ten D„ die den boerenwagen wilde passeeren. Toen de heer ten D. naast den wagen was, bemerkte hij, dat zich op kleinen afstand van hem bevond de A. Z. A' bus, op weg naar Zutphen. Bij een poging om nog achter den wagen te komen, raakte het rechter voorspatbord van den auto het linker achterwiel van den wagen, waardoor de auto dwars over den weg kwam te staan. Een aan rijding van de A. Z. A.-bus met den luxe-auto werd daardoor onvermijdelijk. Dé bus reed niet het linker voorwiel tegen den auto, welke eenigszins beschadigd werd. He bus daarentegen welke na de botsing tegen een boom aanreed, liep belangrijke averij op. Tengevolge van deze aanrijding werd de boerenwagen totaal vernield terwijl het paard met een deel van den wagen achter zich op hol sloeg doch enkele honderden meters verder tot stilstaan kon worden ge bracht. Persoonlijke ongelukken kwamen biet voor. HET GEVAARLIJKE WAPEN Kind door revolverschot gewond Te Dèurne hing een rijksveldwachter als naar gewoonte, een geladen revolver aan den muur. De revolver ging af en de kogel 'trof een kindje in het been. Het kind werd gelukkig niet ern stig gewond. INBRAKEN In den nacht van Zaterdag op Zondag is in gebroken in de kantoren van het Gemeentelijk Gas- en Electriciteitsbedrijf te Enkhuizen. Men heeft getracht de kluis in het kantoor te for- ceeren, doch zonder succes. De kantorèn wer den geheel doorzocht, maar er wordt niets ver mist. Enkele personen zijn reeds door de poli tie gehoord. In het stationsrestaurant te Eindhoven is in gebroken. Een bedrag van 12 en eenige buffet- artikelen als chocola, worden vermist. Waar schijnlijk heeft een oude bekende zich ln laten sluiten. den weg naar mijn hart gevonden had? Maar dan hoorde ik den pas van mijn be wakers vóór de deur van mijn vertrek, en dat herinnerde mij er aan, wie ik was, en dat mijn leven om zoo te zeggen aan een haar hing. Den volgenden morgen zouden de pries ters oyer mijn lot beslissen, en dat beteekende voor een gevangene zooveel als een vonnis, vóór het nog was uitgesproken- Weinig vermoedde ik, toen ik den volgenden morgen opstand, dat ik vóór den avond een god zou zijn, en na Montezuma de meest ge- eerde man in het Rijk! XXVII. 's Anderendaags, toen ik ontbeten had, werd ik naar de rechtzaal geleid. Hier zat Monte zuma op een gouden troon, eu rond hem ston den zijn raadsheeren en de edelen. Alsnu trad een aantal priesters binnen, boog voor den Koning, en begon met hem te spreken. Ver volgens kwamen twee van hen op mij toe, leidden mij voor, en gelastten mij mijn armen en schouders te ontblocten. Zij onderzochten nauwkeurig de lidteekens op mijn arm, welke het zwaard van De Garcia had achtergelaten; an van de klauwen van den puma; etn vroegen, hoe ik daaraan gekomen was. Ik vertelde het hun, en daarop beraadslaagden zij op een af stand. Zij bleken het niet eens te zijn, en wendden zich tot den keizer, om te beslissen. Hij dacht een oogenblik na, en zeide dam, zóó dat ik het hoorde: De teekens komen niet voort uit het li chaam, en zij waren er ook niet op bij de geboorte, maar zij zijn veroorzaakt door de gewelddadigheid van mensch en diér. Nu beraadslaagden de priesters opnieuw, en daarop fluisterde de opperpriester Montezuma iets in het oor. Deze knikte, stond op van zijn troon, kwam op mij toe, maakte een keten van goud en edelsteenen, die om zijn hals liing, los, nam den koninklijken mantel van zijn schouders, en deed mij den keten om mijn hals en den mantel om mijn schouders. Ver volgens sloeg bij zijn armen om mij heen, en omhelsde mij. Gegroet, zoon van Quetzal, zeide hij. Zoolang gij onder ons verblijft, behoort dit land aan u, en zijn wij uw dienaren. Gebied, en wij gehoorzamen. O Tezcat, heerscher der wereld wij aanbidden u. Wij aanbidden u, o Tezcat, stemden de priesters in. En in koor werden deze woorden herhaald door de aanwezige raadsheeren en edelen, en allen bogen zij voor mij. Ik zweeg, als verbijsterd. Montezuma gaf een teeken, en vrouwen traden binnen, met prachtige gewaden en een krans van bloemen. Zij omhingen mij met de gewaden, en plaatsten den krans op mijn hoofd. Toen begreep ik. dat ik een god was. En nu verschenen ernstige en eerbiedwaardige mannen, en een geheele rij anderen, die i^ijn gevolg uitmaakten, en mij onder muziek bui ten geleidden. Voor mij uit ging een heraut, die verkondigde, dat dit de god Tezcat was, die weergekomen was, om zijn volk te zoeken, en overal, waar ik ging, boog het volk voor mij ter aarde. Dan nam ik plaats ln een draagstoel, en werd ik den heuvel afgedragen, en door de straten der stad geleid, tot het groote plein, waar de tempel stond. Vervolgens brachten zij mij langs het kronkelpad om de pyramido omhoog naar den top, waar zich de tempels en de afgodsbeelden bevonden. Er werd op een grooten trommel geslagen, en de priesters brachten""6ffer na offer te mijner eere. Daarna noodigden zij mij uit, den draagstoel te ver laten, terwijl zij rijke kleeden uitlegden, en bloemen aan mijn voeten strooiden. Het werd mij angstig te moedó, wamt ik dacht, dat zij mij thans aam mijzelf of aan een anderen god gingen opofferen. Maar zij leidden mij naar den rand van de pyramide d.w.z. zoover als ik raadzaam vond, want ik vreesde, dat zij mij plotseling zouden aangrijpen, en naar be neden werpen em daar verkondigde de hoogepriester mijn waardigheid aan de duizen den, die beneden verzameld waren, en allen bogen voor mij, de priesters bij den tempel, en de menigte beneden. Ik was ten laatste heel dankbaar, toen zij mij weer terugbrachten naar het paleis. Hier wachtte mij nieuw eerbetoon. Men wees mij vervolgens een reeks van schitterende vertrek ken, naast die van Montezuma zelf, en deelde mij mede, dat ihij, die zou weigeren, mijn wensch te vervullen, zou sterven. Ik zeide, dat het mijn wensch was een poos te rusten, en dat een feestmaal zou worden aangericht in de ver trekken van Guatemoc, want daar hoopte ik Otomie te ontmoeten. Dan wierp ik mij op de kussens, en begon over een en ander te denken. Stellig had ik reden, om te juichen, dat begreep ik. Maar, zoo vroeg ik mij af, waarom was ik een god? En hoe lang zou mijn macht duren? Prins Guatemoc wachtte mij In zijn vertrek ken. Hij ontving mij, alsof ik de koning der koningen was, maar ik meende vroolijkheid in zijn oogen te zien, vermengd met een zekere treurigheid. Ik hoog mij naar hem toe, en vroeg fluisterend: Wat beteekent dit alles, prins? Houdt men mij voor den gek, of ben ik werkelijk een god? St! antwoordde hij, eveneens fluisterend. Het heeft geen kwade beteekenls voor u, vriend Teute Ben ander maal zal ik het u vertellen. Terwijl wij aan tafel gingen, bleef ik wat achter, om te zien, waar prinses Otomie, die ik ln de zaai had opgemerkt, zou plaats nemen, en ging alsdan naast haar zitten. Dit veroor zaakte eenige verwarring, want men had de eereplaats voor mij ingeruimd aan het hoofd einde van de tafel, tusschen Guatemoc en zijn vrouw Tecuichpo. Uw plaats is ginds, o Tezcat, zei Otomie, terwijl zij bloosde. Een god mag zitten, waar hij verkiest, prinses Otomie, antwoordde ik. Bovendien, voegde ik er zacht aan toe, wat beter plaats kan ik vinden, dan naast de liefelijkste godin der aarde? Weer bloosde zij. O neen, antwoordde zij, Ik ben geen godin, maar slechts een sterfelijke vrotiw. Doch luister: als gij verlangt, dat ik naast u zit, moet gij dat bevelen. Niemand zal het wagen, u niet te gehoorzamen, zelfs niet Montezuma, mijn vader. Ik stond op, en verklaarde In zeer slecht Azteeksch Het is mijn wensch dat ik altijd geplaatst wordt naast prinses Otomie. Bij die woorden bloosde Otomie nog meer. Een gemompel ging op onder de gasten, terwijl Guatemoc eerst toornig keek, maar dan .begon te lachen. Mijn wil geschiedde. Terwijl het feestmaal zijn verloop had, vroeg ik Otomie, wat dit alles beteekende. Ach, fluisterde zij, wij weten 't niet. en ik durf het u nu niet vertellen. Maar als het maal ten einde is, zeg dan, dat het nw wensch ls, in de tuinen van het paleis t® wandelen, en dat ik u moet vergezellen. Dan heb ik misschien gelegenheid om te spreken. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 6